HELDERSCHE
E\ NIEUWEDIEPER COURANT.
tows- en AdvertentleMad yoorHoIlands Noorderkwartier.
1885. N°. 116.
Zondag 27 September.
Jaargang 48
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlan a.
Wij blijven er bij, zegt Het Huisgezin, dat het gezag
in eeii welgeordenden staat behoort geëerbiedigd te worden,
en dat lieden, die als Fortuvn en consorten openlijk de
revolutie prediken, onschadelijk moeten gemaakt worden.
Wij achten het eene niet te dulden revolutionnaire daad,
dat 11. Zondag in eene openbare vergadering eene motie
wordt aangenomen van den volgenden inhoud: (Volgt de
aangenomen bekende motie).
De socialisten hebben ronduit gezegd, dat zij thans voor
het laatst om het algemeen stemrecht vragenweigert men
het hun, wat zij wel verwachten, dan zullen zij het nemen.
Het komt ons voor dat tegenover dergelijke taal een
heel wat ernstiger houding geboden is, dan wij in de laatsten
tijd door de overheid en vooral door zekere pers zien
aangenomen. De socialisten spreken er van, zich te orga-
niseeren tegen de revolutie; ons dunkt dat het thans voor
de vertegenwoordigers van het gezag en de geroepen
handhavers der orde hoog tijd wordt zich te organiseeren
ter verdediging van de beleedigde maatschappij.
In een tweede artikel onder het opschrift //Een gevaar
en zijn bestrijding" schrijft De Tijd o. a.:
/Vergaderingen als onlangs èn in Amsterdam èn in
's Ilage èn elders zijn gehouden, en waarop redevoeringen
worden gedebiteerd, die openlijk aansporen tot gewelddadig
verzet, tot roof en moord, dergelijke .vergaderingen dienden
door de overheid niet te worden geduld. De vrijheid om
zijn meeningen te uiten, gaat te ver, wanneer zij een
beletsel stelt voor de vrijheid, het bezit, het bestaan van
anderen. Als onder zulke omstandigheden de overheid
zwijgt, dan komt zij ons voor haar plicht te verzuimen
jegens de rustige burgers van den Staat en de oproer
predikers in hun verzet tegen de gevestigde maatschappij
te steunen. Als de sociaal-democratische heer Nieuwenhuis
in zijn schandblad Ileeht voor allen aanspoort tot onwettige
daden en de hartstochten in beweging brengt door lasterlijke
aantijgingen, dan valt zijn doen minstens evengoed onder
34> DE TROUW MET DE KARBONKELSTEENEN.
Naar het Duitsch van E. MARLITT.
Den volgenden dag heersclite er veel drukte op de eerste ver
dieping. Behangers, ververs en schoorsteenvegers kwamen en
gingen en Margaretha had het van den vroegen morgen af zeer
druk gehad. En dat was goed ook; er bleef haar geen tijd
over om na te denken over hetgeen haar al van haar nachtrust
had beroofd zij had bijna den geheelen nacht slapeloos door
gebracht, en het had in hart en hoofd tamelijk gestormd.
In het roode salon moesten de schilderijen op hun oude plaats
gehangen worden.... Voor de eerste maal sedert de lijkkaarsen
in de zaal gebrand hadden, ontsloot tante Sophie den gang achter
de sterfkamer van mevrouw Dorothea, en Margaretha volgde
haar met stoffer en wryflapzij wilde de schilderijen zelf schoon
maken.
Er liep een huivering door haar leden, toen zij den donkeren
gang betrad hij was haar ongezellig, ja, somber geworden.
Het geheimzinnige gedrag van haar vader op dien namiddag,
toen hij zich in de kamer der schoone Dora had opgesloten, zijn
raadselachtige zinspelingen in den nacht van den storm
waarvan hij had gezegd, dat ook deze, en niet alleen de zon het
verborgene aan den dag bracht en de vreeselijke weg, die
haar zelf over deze oude, krakende planken en zolders van het
pakhuis naar het lijk van den zoo plotseling weggerukte vader
had gevoerd, dit alles beangstigde en trof haar opnieuw.
Zij trad zoo schuw en aarzelend binnen, alsof het gedruisch
harer schreden de langs de wanden geplaatste gestalte zou wekken
en levend maken en alle geheimen van het oude huis, die zij
mede in het graf genomen hadden, plotseling luide zou verkon
digen.
Nog altijd stond het portret der schoone Cora omgekeerd in
deu hoek bij de kast, zooals de overledene het daar had neer
gezet, de storm had er niet aan veranderd.... Toen zij het
omkeerde trof de schoone vrouw uit de lijst haar oog te meer,
nadat zij van zoovele niets beteekenende, alledaagsche vrouwen
gezichten het stof had verwijderd. Zij knielde nog eenige oogen-
blikken voor het portret en dacht er over, wat toch wel deze
scherpe oogen, die liefelyk lachende, roode mond misdreven hadden,
dat zij nog na honderd jaren zulk een verbittering verwekten,
zooals de overledene in dat onheilspellend oogenblik had getoond....
Beneden echter zeide Frederik, de huisknecht, die uit de roode
zaal was gekomen en een schuwen blik in den open gang had
geslagen«Onze jongejuffrouw knielt nu voor die met de
karbonkelsteenenAls zij maar eens wist, wat ik weet! Die
vrouw moet in haar leven een ware feeks geweest zijn, dat zij
nog geen rust kan vinden in haar lysL Het heillooze portret
behoort op den zolder achter den schoorsteen, zeg ik daar
kan zy van mijn part zonder lijst rondwandelen!"
Maar het portret kwam niet op den zolder. Margaretha zelf
hing het met hulp van den behanger op zijn oude plaats. Toen
ging zy naar beneden naar haar stille tuinkamer, om zich wat
te verwarmen.
Zy plaatste zich aan het venster en staarde in den met sneeuw
bedekten tuin. De temperatuur was iets zachter geworden, hier
en daar viel een losgeraakt balletje sneeuw van de lindetakken
vinken, meezen en musschen trippelden op de plaats, waar ze
gewoonlijk gevoederd worden, en ook de duiven vlogen naar
beneden en hielpen de overvloedig uitgestrooide korrels oppikken.
„Maar plotseling vlogen alle vogels schreeuwend op er
kwam iemand uit het pakhuis in den tuin. Margaretha boog uit
het raam voorover en nu zag zy den kleinen Max, met angstig
het bereik der strafwetten als de overtreding b. v. van
een of ander politie-reglement. Wanneer de voorstanders
van algemeen stemrecht (wier wettelijk bestaan in ons land
wij ten volle erkennen) zich, gelijk onlangs te 's Gravenhage,
encanailleeren met de sociaal-democraten en in hun gezel
schap dreigen, dat zij nu voor de laatste maal vragen wat
zij, wordt het hun geweigerd, straks met geweld zullen
vorderen, dan behoorde een minister zelfs hun niet te woord
te staan en althans hun niet te zeggen, dat zijn verzet
tegen „algemeen stemrecht" eenvoudig een kwestie is van
opportuniteit. Van het ontvangen van een Domela Nieuwen
huis spreken wij niet eensDit personage zouden wij zelfs
in geen enkel fatsoenlijk gezelschap toegelaten willen zien.
Gemoedelijkheid is een voortreffelijke eigenschap, maar
een gemoedelijkheid als van den heer Heemskerk verklaren
wij niet te begrijpen
Het Vaderland schrijft het volgende:
/Tegenover de roerende artikelen, die vele Duitsche
bladen met voorliefde geven over het verschrikkelijke lot
van de Duitschers, die in Nederlandsche krijgsdienst gaan,
verdient het waardeering, dat tegen dergelijke jammer
klachten eens krachtig opgekomen wordt in een Duitsche
courant, die ons wel is waar geheel onbekend was en
vermoedelijk zich in geen grooten lezerskring verheugen
zal. Nachrichten für Lausigh heet het blad, waardoor
iemand die blijkbaar uitstekend op de hoogte is, juistere
beschouwingen over deze aangelegenheid ingang tracht te
doen vinden. Wie in Ned.-Indischen krijgsdienst gaan,
weten (dus betoogt deze schrijver), dat zij naar een tro
pisch klimaat gaan en zwaren dienst moeten verrichten,
zoodat zij de noodzakelijke onaangenaamheden voor lief
moeten nemen. En slechter dan elders hebben zij het in
den Nederlandsch-Indischen dienst niet, zooals hij in bijzon
derheden aantoont. Het eenige, waarover geklaagd kan
worden, maar dit is een grief van de Nederlanders
zeiven evenzeer zijn de te geringe pensioenen en in
dat opzicht is verbetering zeer noodig. Overigens verdient
het volgens den schrijver weer waardeering, dat de Nederl.
starende oogen op de keukenvensters gericht, door den met sneeuw
bedekten tuin recht op het huis aanloopen.
De jonge dame verschrikte. Als Reinhold den knaap bemerkte,
dan zou er een storm losbarsten.... Zij opende het venster en
riep het kind met half ingehouden stem tot zich. Hij kwam ter
stond nader en nam zijn pet af, en nu zag zij tranen in de
vermetele oogen.
„Grootmama wil verbod worden en grootpapa kan haar niet
alleen opbeuren," zeide hij gejaagd. De oppasster is weggegaan;
ik heb haar overal gezocht, maar kan haar niet vinden. Nu hebben
wij niemand! Ach, dat is te erg! En nu wilde ik naar de
goede Barbel gaan
„Ga maar heen en zeg grootpapa, dat er dadelijk hulp zal
komen!" fluisterde Margaretha en sloot haastig het venster.
De kleine verwijderde zich spoedig en Margaretha greep naar
haar witten mantel en ging naar de woonkamer.
Tante Sophie was juist op het punt om uit te gaan.
Het jonge meisje deelde haar ijlings mede, dat er oogenblikke-
lijke hulp in het pakhuis noodig was en ten slotte zeide zij„Ik
weet nu, hoe ik er onopgemerkt kan komen door den gang
en over den zolder van het pakhuis! Hebt gij den sleutel van
het dakkamertje in bewaring?"
Haar tante gaf haar den nieuwen sleutel van den sleutelring.
„Daar Margaretha, ga in Godsnaam!"
Margaretha vloog de trappen op, niet zonder een angstigen,
zijdelingschen blik op de ramen van het kantoor te werpen;
maar de gordijnen bleven onbewegelijk voor de ruiten; het was
zeer stil en eenzaam in de vestibule, ook aan de vensters, die
op den tuin uitzagen, vertoonde zich niemand, en boven in de
roode zaal waren slechts de behangers bezig met het leggen van
het vloerkleed.
Zij sloop door de vestibule en de nog openstaande deur van
den gang; het nieuwe slot van de deur van het dakkamertje was
spoedig geopend, en op den zolder ontmoette zij geen hinderpalen,
alle deuren stonden open, ook die welke op de trap uitkwam was
niet gesloten.
Diep ademhalende kwam Margaretha de woonkamer der oude
lieden in het pakhuis binnen. Er was niemand; maar in de
aangrenzende keuken hoorde zij eenig gedruisch. De jonge dame
opende de keukendeur en staarde in het met damp gevulde vertrek.
De schilder stond bij het fornuis en was juist bezig bouillon
uit den dampenden vleeschpot in een kopje te gieten. Hij had
zijn bril naar het voorhoofd opgeschoven en zette een angstig
gezicht het gewone keukenwerk scheen hem veel moeite en
hoofdbreken te veroorzaken.
„Ik zal u helpen!" zeide Margaretha, terwijl zij de keukendeur
achter zich toetrok.
Hij zag op. „Mijn hemel, komt gij zelf, juffrouw?" riep hij
met blijie verbazing. „Max is, zonder mijn voorkennis naar uw
huis gegaan, om hulp te halen het is een vastberaden kleine
jongen, die nooit onverrichter zake terug wil komen.
„Hij heeft goed gedaan, die brave jongenzeide de jonge dame.
Dit zeggende nam zij den ouden man den vleeschpot uit de hand
en goot de bouillon door de zeef, waaraan de onhandige kok
niet had gedacht, in het kopje.
„Dat is het eerste krachtige voedsel, dat myn arme zieke mag
gebruiken," zeide hij met een dankbaren glimlach. „Het gaat nu,
Goddank, veel beter met haar! Zij kan weer spreken, en de
dokter hoopt het beste."
„Maar zal het haar geen kwaad doen, als een vreemd gezicht
zooals het mijne, plotseling voor haar verschynt!" vraagde Mar
garetha bezorgd.
„Ik zal er haar op voorbereiden." Hy ham het kopje ter hand
Regeering de gepensioneerden volkomen vrijlaat buiten
Nederland, zonder eenige aftrek, hun pensioen te genieten."
Van de opgeroepen jongelingen zijn bij het instructie-
bataillon te Kampen in dienst gesteld 37 volontair; 15
werden afgekeurd, 4 hebben bedankt, terwijl er 2 niet aan
de oproeping hebben voldaan.
Voor 1886 wordt op eene uitzending van 2000 man
troepen gerekend.
De vijf oud-gouverneurs-generaal van Nederl.-Indie
genieten te zamen f 26,000 pensioen.
Jeanne Lorette is jl. Donderdag door het Gerechtshof
te 's Hage schuldig verklaard aan moedwilligen doodslag
en onder aanneming van verzachtende omstandigheden ver
oordeeld tot eene correctioneele gevangenisstraf van 3 jaar.
Zij was geheel in 't zwart gekleed en droeg een zwarte
voile over het gelaat.
In de bank der beschuldigden zittende, ontdeed zij zich
van deze voile en bracht met de zwartgeganteerde handen
den zakdoek aan de oogen. Zij was zeer bleek en weende
voortdurend bij het hooren der motieven van 's Hofs arrest.
De veroordeelde zal geen cassatie aanteekenen.
(De uitspraak van het Hof hebben we Donderdag, nadat
het nummer onzer courant was afgedrukt, in de gemeente
per bulletin verspreid. Red.)
De beide personen, die zich te Groningen hebben
schuldig gemaakt aan het verbrijzelen van glasruiten,
stonden jl. Woensdag morgen te dier zake terecht. Tegen
over de zeer pertinente verklaringen van drie agenten
voerden zij aan een volledige ontkentenis, bewerende dat
anderen, door hen bij name genoemd, de feiten, hun ten
laste gelegd, hadden bedreven.
Het openbaar ministerie, van oordeel, dat niet alleen de
baldadigheid, maar ook de bedoeling om tot een opstootje
aanleiding te geven, streng moest worden gestraft, requi-
reerde tegen clen een, die reeds 183 dagen celstraf had
ondergaan, 9 maanden en tegen den ander 183 celstraf,
benevens tegen elk twee boeten van f 25 en f 50. Donder
dag a. s. uitspraak.
en bracht het door de woonkamer naar het verblijf der zieke.
Margaretha bleef alleen zij behoefde niet lang te wachten.
„Waar is zij, dat goede, hulpvaardige meisje?" hoorde zij de
zieke met levendigheid vragen. „Laat haar binnenkomen! Och,
wat verheugt en troost mij dat!"
De jonge dame kwam op den drempel en juffrouw Lenz stak
de gezonde arm naar haar uit. Haar gelaat was zoo wit als het
linnen, waarop zij lag, maar haar oogen getuigden van leven en
bewijstzijn.
„Wit en licht als een vredebode komt zijsprak zij geroerd.
„Och ja, wit droeg zij ook zoo gaarne, die van ons is heengegaan,
om nimmer terug te komen
„Spreek daar nu niet over, Hanna!" zeide haar man angstig.
„Gij verlangdet immers om gemakkelijker te liggen, en daarom
is juffrouw Lamprecht gekomen, zooals ik u reeds zeide; zij wil
mij helpen, om u te verbedden."
„O, ik dank u! Ik lig goed; en al had ik tot nu toe op
distelen gelegen, dan zou ik het, geloof ik, niet meer gevoelen....
Ik gevoel mij nu zoo wel! Het zien van het lieve, frissche
gelaat verkwikt mij.... Ja, ik had ook een dochter, jong en schoon
en een engel van goedheid. Maar ik was zeker te trotsch op
dit geschenk Gods, en daarom...."
„Maar Hanna," viel de oude man haar met zichtbaren angst
in de rede: „Gij moogt niet te veel spreken! En juffrouw
Lamprecht zal niet zoolang bij ons kunnen blijven
„Ik bid u, laat mij sprekenriep zij zeer opgewonden. „Er
ligt mij een steen op de borst, en dien moet ik er door spreken
afwentelen...." Zij haalde diep en zwaar adem. „Kunt gij dan
niet begrijpen, dat een ongelukkige moeder ook eens de treurige
weelde wil genieten, met anderen over haar gestorven lieveling
te spreken?... Wees onbezorgd, goede, trouwe Ernst!" voegde
zij er kalmer bij. „Heeft het bezoek van gister van mijnheer
den landraad mij al niet half gezond gemaakt?.... Ik kon hem
wel is waar nog niet zien en met hem spreken, maar ik heb
alles gehoord, wat hij u daar ginds zeide. Hij gelooft aan ons,
de edele man, en zoo had ieder goed woord een genezende kracht
voor mij."
Zij wees op een ovaalvormig portretje, dat boven haar bed
hing.
„Kent gij die?" vraagde zij, en haar blik richtte zich vol
spanning op het gelaat der jonge dame.
Margaretha kwam nader. Ja, dit hoofd met de bloedroode lippen,
de helderblauwe oogen en de weelderige goudblonde lokken, dit
betooverend schoone kopje kende zij
„De schoone Blanka!" zeide zij geroerd. „Ik heb haar nooit
vergeten! Op dien avond toen mijnheer Lenz mij op zijn arm
hierheen heeft gedragen, hing het haar, dat op het portret in
een vlecht over de borst hangt, los en schitterend als een sluier
over haar rug."
„Op dien avond," herhaalde de zieke zuchtende, „ja, op dien
avond, toen zij met haar onstuimig kloppend hart zich in het
duister had teruggetrokenOch, die niets vermoedende ouders!"
vloeide het over haar lippen. „Och, de blinde moeder, die haar
lam niet kou beschermen 1"
„Hanna!"
De oude vronw sloeg geen acht op het verwijt en het smee-
kende gelaat van haar man.
„Ga, lief kind," zeide zij tegen den kleinen Max, die aan het
voeteneinde van het bed zat. „Ga naar de keuken, bij Philine!
Hoor hem eens keffen! Hij wil naar binnen maar de dokter heeft
het verboden!"
De knaap gehoorzaamde dadelijk en ging naar buiten.
„Is hij niet een goed, schoon kind?" vraagde de zieke opge-