HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 120. Jaargang 43. Woensdag 7 October. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BlnnenlancL 38> DE YROÜW MET DE KARBONKELSTEENEN. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. In een artikel met het opschrift „Revolutie" schrijft de Amsterdammer, erkennende, dat de overheid in dagen waarin straatrumoer gedurig voorkomt, eene moeielijke taak heeft, o. a. het volgende: „Laat men eerst een oogenblik, betrekkelijk zelfs een geruimen tijd toe wat geheel in strijd met de wet is, men ondermijnt zijn eigen gezag. Was het niet, alsof men zeggen wilde: ga in 's hemels naam uw weg maar, wat gij doet is wel verboden, maar indien ge u nu maar niet te eig aanstelt, zullen wij ons omkeeren en ons houden 'als zagen we u niet. Dergelijke goedzakkigheid is tot niets nut. Integendeel: zij verlokt de onwilligen juist om te beproeven, hoever men wel kan gaan. Was de tocht naar het lokaal aan de Raambarrière niet verhinderd, waarom zou men niet nog eens terugwandelen door de stad? En is het wonder, dat de minder ontwikkelde, ietwat hartstochtelijke menigte meent louter willekeur te ontwaren, als haar eindelijk verboden wordt wat zij tot dusver ongehinderd deed? Eene vaste hand is noodig. Waar men die niet bespeurt, kan men er zeker van zijn, dat in dagen van beweging de losbandigheid, het rumoer en tumult voortdurend zullen toenemen. Als de wagen eenmaal begint te slingeren, weet men niet, waar het toomeloos ros hem voeren zal. Er bestaat naar onze over tuiging slechts één stelregel, die, juist toegepast, niet falen kan, wil men in een geordenden Staat, ook in dagen van beroering, het gezag hoog houden: even krachtig de wet te handhaven als de vrijheid te waarborgen, die zij verleent. Aan de ééne zijde: geen chicanes van welken aard ook. Bovenal geene vijandelijkheden tegen eenige richting, die zich in de maatschappij openbaart. Geen meten met twee erlei maat. Vrijheid in alle mogelijke opzichten, zonder eenige beperking mits binnen de grenzen der wet. Maar aan de andere zijde: niets geduld, waarvoor de grenzen, door de wet gesteld, geene ruimte overlaten. Zoodra iets werkelijk ongeoorloofds voorkomt, zij men vastbesloten, onbuigzaam, gestreng. Geen enkel oogen blik verlieze men uit het oog, dat het recht gehandhaafd moet worden, aangezien alleen door de heerschappij daarvan de orde verzekerd kan zijn." Onder de belastingplannen, die aan het Departement van Financiën in bewerking zijn, belmoren, naar het Va- Naar het Duitsch van E. MAKLITT. Mevrouw de ambtsraad had zich hoe langer bec meer van Herbcrt verwijderd, terwijl hij sprak het scheen, dat zij de klove, die zich plotseling door het verschil van meeningen tusschen moeder en zoon opende, ook voor,het oog nog wijder wilde maken. Met vast op elkander gedrukte lippen gingen zy naar de deur daar keerde zij zich nog eenmaal om. ;/Op alles, wat gy my zoo even hebt gezegd, heb ik natuurlijk niets te antwoorden," riep zij met van toorn bevende stem. „Ik zou meenen, dat ik met mijn beginselen tot nu toe goed door de wereld ben gekomen; zy zijn het beste deel van mijn ik, zy zijn mijn trots, met hen sta of val ik!.... Maar gij, neemt gij u in acht! Dit vleien van het beginsellooze moderne, liberalisme is nooit bestaanbaar met uwe positie!.... Doch wat zeg ik! Ik ben veel te verstandig, om u goeden raad te willen geven. Daar ginds op den Prinsenhof en in tegenwoordigheid van onze vor stelijke personen zult gij u ook wel wijselijk in acht nemen, zulke meeningen te openbaren." „Met de dames van den Prinsenhof spreek ik natuurlijk nooit over dergelijke dingen, maar de hertog kent mijn gevoelens door en door, ik heb hem daaromtrent nooit in het onzekere gelaten," antwoordde de landraad zeer bedaard. Zij zeide niets meer. Met een onbegrijpelijk lachje ging zy over den drempel en drukte de deur achter zich dicht. Margarctha had zich intusschen in de naaste vensternis be geven; zy had zich vol schrik van den haar ondersteunenden arm bevrijd. „Gij hebt om mijnentwil met haar gebroken," klaagde zij thans met van smartelijk trillende lippen. „Dat moet gy u niet zoo sterk aantrekken," antwoordde hij, nog kampende tegen de opgewondenheid, die zich van hem had meester gemaakt. „Wees maar gerust!" voegde hy er vertroostend by. „Die wond geneest weer. Mijn moeder zal zich bedenken; zij zal zich herinneren, dat ik altijd een goede zoon voor haar ben geweest, hoewel ik met myn levensbeschouwingen geheel zelfstandig ben." Hy onderzocht de documenten en stak ze bij zich. „Ik ga nu naar het pakhuis zeide hy." „Ieder uitstel is een zonde tegenover die oude menschen.... Dat is een gang, die alle goede menschen mij moeten benijden! Maar nog iets: Is het u ook volkomen duidelijk, hoe zal het zijn, als een derde naast u beiden in gelyken rechten treedt?.... Gij hebt met alle krachten naar opheldering gestreefd, om een onteerendc verdenking van de nagedachtenis uws vaders te verwijderen „Zeker! Maar ik heb ook tegelijkertijd voor het recht van mijn kleinen broeder gestreden. Hij zal my hartelyk welkom zyn ik zal hem met open armen ontvangen! Hy geeft ook aan myn leven een nieuwe waarde. Ik zal voor hem kunnen denken en zorgen; ik zal hem bewaken als een kleinood, dat myn vader mij heeft toevertrouwd. En zulk een taak is het leven wel waard! „Zyt gij zoo arm aan verwachtingen voor uw eigen, jong leven, Margaretha?" Een sombere blik trof hem. „Uw medelijden heb ik niet noodig men is alleen beklagens waardig, als men zich niet in zijn lot weet te schikken," ant woordde zij bits. (Ierland verneemt, een invoerrecht op het graan en een belasting op de pianos. De begrooting wegens den arbeid der gevangenen voor 1885 wordt voorgedragen op f 273,535, terwijl de middelen tot dekking geraamd worden op f 313,535. Op 1 Juli 1885 bedroeg de bevolking in de gevangenissen 3371, als crimineel veroordeelden 385, correctioneel ver oordeelden 1862, jeugdige vrouwelijke vrouwelijke veroor deelden 25, jeugdige mannelijke veroordeeldeiv 88, onge- vonnisden 700, krankzinnige gevangenen 15, verpleegden in de huizen van verbetering en opvoeding 396. Het aantal gevangenen bedroeg op 1 Juli van dit jaar 80 minder dan bet middencijfer van hetzelfde tijdstip over de vier voor jaren. De Amsterdamsche socialisten hebben zich tot den kerkeraad gewend met liet verzoek om een der kerkge bouwen, bij voorkeur de Amstelkerk, de Noorderkerk of de Kapel, voor eene vergadering te mogen gebruiken. Zij gronden dit verzoek op de scherpe afkeuring, door dr. A. Kuyper uitgesproken over de houding van den Haagschen kerkeraad, die weigerde een gebouw af te staan ten behoeve van den bidstond der Vrije Universiteit. Dit besluit de bestrijding eener meening door de weigering van een gebouw werd door dr. Kuvper „kleinzielig" genoemd. De verzoekers vertrouwen, dat dr. Kuyper, die deel uit maakt van den kerkeraad, dit college zal willen voorgaan door zijn raad, om het te bewaren voor de fout, door den Haagschen kerkeraad begaan. Thans meldt men dat het bestuur van het Bond van den kerkeraad der Nederduitsche gemeente te Amsterdam ten antwoord gekregen heeft, dat aan zijn verzoek om eenig kerkgebouw tot het houden van vergaderingen te mogen bezigen, niet kan worden voldaan. De rechtbank te Amsterdam heeft jl. Zaterdag het bevel tot gevangenhouding van Baars, den strijdlustigen barbier, die bij de wandeling van de socialisten op verleden Maandag door een pistoolschot iemand kwetste, ingetrokken en hem voorloopig op vrije voeten gesteld. Op de te Hoorn gehouden vergadering der Vereeniging „Rundveestamboek," afdeeling Noordholland, werd besloten een Engelsche vertaling met photografische afbeelding der beste koeien van de 2do aflevering van het Noord- hollandsche Veestamboek uit te geven. „Nu, dan behoede God u er voor, dat dit schoone brooze voet stuk niet eenmaal onder uw voeten ineenstort!" Er verscheen een lachje om zijn lippen zij bemerkte het niet, omdat zij zijwaarts in den tuin keek. Maar ik wil u immers niet krenken, vol strekt niet! Wij hebben heden te goed een lijn getrokken wie weet wat de dag van morgen ons brengt! Geef my daarom de hand, de vriendenhand Hij stak haar zijn rechterhand toe en zij legde de hare er in zonder druk, ja zelfs zonder de minste beweging der vingertoppen. O, hoe koud, hoe beleedigend koud!.... Nu, een oude oom moet ook een onvriendelijkheid kunnen vergevendaarvoor draagt hij immers den last der jaren en bezit wijsheid," voegde hij er vroolijk spottend by en liet haar hand los. Hij sloot de kast van de schrijftafel en stak den sleutel bij zich. „Den sleutel van de kamerdeur zal ik dezer dagen nog wel eens van u halen," zeide hij. „Ik ben overtuigd, dat de schrijf tafel nog veel bevat, wat ons het regelen der geheele zaak ge makkelijker zal maken.... En houd u hier niet langer op, Mar garetha! Ik heb daareven bemerkt, dat gij door en door koud zijt." Dadelijk daarop had hy de kamer verlaten. Maar Margaretha ging nog niet heen. Zij stond in de vensternis en staarde in den tuin. Zij was niet koud; de koude in de kamer koelde weldadig haar hevig kloppende slapen af. Beneden by de fontein stond Barbel en liet water in haar blank geschuurde emmers loopen. De bygeloovige oude vermoedde nog niet, dat de rol van haar „vrouw met de karbonkelsteenen" nu voor altijd was uitgespeeld.... Ja, nu was het raadsel opgelost, dat jaren lang het huis der Lamprechts met een donkere wolk had overdekt! Margaretha keek naar de met sneeuw beladen lindeboomen voor de weverij. Daar had eens „de woelwater" gezeten en het zoogenaamde „visioen" gehad van het sneeuwwitte voorhoofd tusschen de bonte zijden overgordijnen. En nu stond zijzelf hier boven en wist, dat het de schoone Blanka was geweest, die in een sluier gehuld als witte vrouw had gespookt.... Welk een betoovering was er van deze gestalte uitgegaan, van dat naar rozengeur riekende meisje, dat zelfs den rijpen bedaagden man, den trotschen chef, haar vader aan haar voeten had doen knielen Naast hem had toen ook de lang opgeschoten gymnasiast met het blozende jongelingsgelaat volstrekt niet in aanmerking kunnen komen. Nu was dit geheel anders, zoo geheel andersHij was nu de veel begeerde, aan wien zich zelfs de trotsche schoonheid, de nicht des hertogs, zich in de armen wilde werpen Margaretha ontstelde, want daar liep hij juist door den tuin en spoedde zich naar het pakhuis. Hij wenkte groetend naar boven. Barbel draaide het hoofd om de emmer gleed haar uit de handen en het water stroomde er uit. De oude keukenmeid stond als een zoutpilaar onder het spookven8ter, waaruit het jonge menschenkind van vleesch en been op haar nederzag. Margaretha ging achteruit en schoof de gordijnen dicht. Nu heerschte er weer dat schemerlicht, dat de wanden roodachtig kleurde en aan de spelende amors op het plafond een geheim zinnig leven schonk. Die bolwangige krullckopjes daarboven hadden in verschillende tijdperken op twee jonge schoone vrouwen der familie Lamprecht even schalks neergeziep, als zij ook nog heden van onder bloemkransen en wolken het diep geroerde meisje beneden toelonkten. De vrouw met de donkere haren had hier Voorts is mededeeling gedaan, dat het bestuur besloten lieeft, een zijtak van het Rundveestamboek Noordholland op te richten in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Uit de rekening en verantwoording bleek, dat de ont vangsten hebben bedragen f 4600.66^ en de uitgaven f 3540 97, sluitende met een batig saldo van f 1059.69^. De rekening is goedgekeurd. De Bataviasche muziekwereld heeft een bijna onher stelbaar verlies geleden door het overlijden van den kapelmeester der Stafmuziek J. Stiegler. Men schrijft aan het U. D. „Eerstdaags zal de ingenieur P. J. De Quartèl zich met één Hollandschen en twee Engelsche hoofd-ingenieurs naar Lissabon begeven, ten einde aldaar aan het Departement van Openbare Werken gereed te maken: de ontwerpen, teekeningen, begrootingen, memoriën van toelichting, enz. voor de verbetering van de zeehavens in Portugal, de rivierwerken langs den Taag en de kanaalwerken op het kanaal van Alacantara. „Door de Portugeesche Regeering is voor het maken dier plannen f 37,000 toegestaan. De in Portugal uit te voeren werken zijn globaal begroot op 180 millioen, in tien jaren te voltooien. Men zal zich herinneren, dat, eenige jaren geleden, door den ingenieur J. R. T. Ortt en den architect Verwaaijen Pietersze de sluizen zijn gebouwd voor de dokken in Lissabon." Naar de N. Rott. Crt. verneemt, zullen den 8 dezer, onder de leiding van een ingenieur bij den waterstaat, voor rekening der firma van Hattum te Sliedrecht, verscheidene werklieden naar Panama gaan. Ook heeft genoemde firma dezer dagen een chef van het kampement der werklieden in Panama benoemd. Daar het kampement en de voeding der arbeiders voor rekening der aannemer geschiedt, was de benoeming van een chef gewenscht. Deze zal dan ook op gemelden datum van hier gaan. De Landb. Crt, bevat de volgende mededeeling van den heer W. G. van der Wal, te Haarlem: „De remonte-commissie voor Noordbrabant, Zeeland en Limburg, bestaande uit de heeren Boogaard, Kromhout, Jong, Boreel en Van der Wal, kocht 11 paarden voor het leger. In aanmerking genomen, dat het de eerste maal is, dat deze commissie Zevenbergen en omstreken bezocht, mag dit aantal gunstig genoemd worden, daar velen van haar liefdesdroom geëindigd, die met de goudblonde lokken hem hier begonnen. Beiden hadden vroeg moeten sterven. Een jaar, een snelvervlogen jaar van geluk was haar vergund geweest; maar woog dit oogenblik niet op tegen een geheel leven vol ontbering? Het jonge meisje balde de vuisten en klemde de tanden op elkaar waren zij er weer die pynigende gedachten en gevoelens, waartegen zij op dood en leven worstelde? Zij had er zich op beroemd, dat haar beste helper haar hoofd was, en deze woorden mochten niet te schande gemaakt worden, zij moest er aan vasthouden, al zou zij er door te gronde gaan. Zij nam nu nieuwe ernstige plichten op zich was getrouwe plichtsver vulling ook niet voldoende, om het leven genotrijk te maken? Moest het volstrekt een bovenmenschelijk geluk zijn? Zij verliet de kamer en sloot de deur... En toen spoedig daarop de avond viel en het donker werd in alle gangen en hoeken van het huis hadden de huisgeestjes veel met elkaar te fluisteren. Het oude geslacht der „Thuringer Fuggers" steunde niet meer alleen op zwakken grondslag een flinke, krachtige, kleine nakomeling verscheen naast de erbarme lijke verwelkende spruit, die de oude stam ten laatste had doen ontspruiten, en de kooplieden en handelaars, die nog in beeltenis in rijen als in gelid tegen de wanden van den donkeren gang leunden, konden trotsch zyn; want de kleine knaap was werke lijk een der hunnen, zooals ook zij allen gedurende hun leven schoone, verstandige menschen vol geestkracht en lichaamssterkte geweest waren. En in het pakhuis zat deze hoopvolle erfgenaam op de knieën zijns grootvaders, naast het bed der herstellende vrouw, en uit de oogen der oude lieden straalde geluk. Nu waren kommer en zielsangst te boven gekomenen of nu ook buiten aan het nederige dak de ijskegels schitterden, en een dikke sneeuwlaag tegen de ruiten lag, hier binnen zweefde een leven wekkende lenteadem. In de kachel knapte het vuur en het zachte lamplicht verspreidde zich over elk meubelstuk van de gezellige kamers, en voor de eerste maal gevoelden de oude lieden weer het oude gevoel van tehuis te zijn, zij die reeds met één voet in de wijde wereld gestaan en niet geweten hadden, waarheen zij met den verstooten kleinzoon hun moede schreden zouden richten.... Maar in het voorhuis werden de golven, door de aan gebeur tenissen zoo rijke dag opgezweept, niet zoo spoedig weer kalm. Mevrouw de ambtsraad had zich in haar kamer opgesloten en liet niemand by zich. Haar dienstboden schudden verwonderd de hoofden over de handelswijze der oude dame, die zoo vol vergif en gal en door en door geërgerd weer boven was gekomen. Zij had bevolen, dat het avondeten voor mijnheer den landraad alleen moest opgediend worden, en nadat zij haar papegaai voor een leelijken schreeuwleelijk had uitgemaakt, was zij naar haar slaapkamer gegaan en had er van binnen de grendels opgeschoven.... En Barbel had ook nooit gedacht, dat zij zou beleven, wat de dag van heden haar had gebracht; de erkenning, dat zij een tot nietswaardig schepsel zelfs niet waard was, dat de zon haar bescheen... Zij was een uur geleden zeer ontsteld van de fontein gekomen en had tante Sophie toegefluisterd, dat zij juffrouw Margaretha in levenden lijve en moederziel alleen voor het venster der spookkamer had gezien. Maar nu was er eindelijk een streng gericht over haar en haar ongelukkig bijgeloof losge broken! Tante (Sophie had haar de ooren zoodanig gewasschen, dat zy er levenslang aan zou blijven denken.... Ach en wee! over dat domme, blinde, oude schepsel, die Barbel 1 Zij had

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1