HELDERSCUE NIEUWED1EPER COURANT. - «i Advertentiefclad voor Hollands Noordertwartler. 1885. N°. 121. Jaargang 43. Vrijdag 9 October. Uitgever A. A. BAKKER Cz. POSTKANTOOR HELDER. 39> DE VROUW MET DE KARBONKELSTEENEN. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tién: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 16 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand Juli. Namen der geadresseerden. Plaatsen ttan bestemming. Kroon Amsterdam. J. Stornebrink Wed. Roosen Wed. J. C. Visser J. Waterman Den Erastee's Gravenhagc. Van het Hulpkantoor Anna Paulowna-Polder Charles A. II. Croockewitt Leiden. Briefkaarten Wed. P. RyndersAmsterdam. Lnite H. RosHarlingen. Verzonden geweest naar Duitschland P. MullerDusseldorf. Marten HeereKolk. Verzonden geweest naar Nederl. Oost-Indië H. De LangenTer Nato. H. De Langen F. ConnemamSoerabaia. Blnnenlan d. //Koud en nat," zoo meldt men o. a. uit Den Haag aan de Zwolsclie Crt., onder dien indruk hebben wij Sep tember vaarwel gezegd en zijn Wij October ingetreden, liet weer is griezelig, vele menschen zijn griezelig, de toekomst is griezelig. Zoo is 't, althans als men de alar misten gelooven mag. Wat het weer betreft, hebben ze geen ongelijk. Volgens den almanak is de zomer pas een dag of tien uit en reeds ontmoet men overal wagens en karren, waarop de blinkend gepoetste haard of kachel, die trouwe metgezel van den winter, triomfantelijk rondrijdt, om op nieuw zijn intocht in onze huizen te houden en daar vele maanden lang heerschappij te voeren. In plaats van een stralenden najaarshemel, die nog een schoonen glans werpt over den bonten tooi van gaarde en boscli, zijn liet allerwegen glibberige bladeren, waarop men den voet zet, onder een dreigenden en grauwen hemel, die slechts nu en dan een helder blauw plekje toont, door den onstuimigen wind daar geteekend. Nat en kil als hun omgeving zijn de laatste badgasten haastig weggeslopen, en do volle trams, die nog zoo kort geleden met een onheil spellend kreunen en kraken den Scheveningschen weg bereden, rijden nu in veel verminderd getal met een zeer Na het einde van dit feuilleton zal worden opgenomen „GEZOCHT EN GEVONDEN," van Golo Raimund. Naar het Duitsch van E. MARLITT. Zij bleef roerloos aan het venster staan. Met de handen krampachtig op de borst saamgevouwen, staarde zij naar den hemel, die zich, door grauwe wolken somber gekleurd, over de groote markt uitspande.... Wel stroomde het bloed met gejaagd heid door haar aderen, maar toch gevoelde zij zich doodelijk vermoeid en zoo mat, alsof zy met een slag neergeveld was Ja, zoover was het met haar gekomen! Weinige maanden geleden nog was de wereld haar te klein geweest, overmoedig vol jeugdige kracht en naar vrijheid hakende had z\j om alle boeien gelachen, en heden heerschte in haar armzalig breintje slechts een enkele gedachte, en haar arme ziel verkeerde in een jammerlijk en hulpeloozen toestand. Maar wat had de wereld te maken met de wonden, die haar hoofd en hart verteerden? Gingen niet velen door het leven, die geheimen met zich in het graf nemen, welke niemand bekend zyn geweest? En daartoe moest ook zij de noodige kracht vinden. Zy moest leeren kalm den blik te doorstaan van een paar oogen, die de grootste macht voor haar bezatenzy moest zichzelf dwingen, hoffelijk met een achoonc vrouw om te gaan, die zij verafschuwde, te verkeeren in een huis, waarin deze vrouw als meesteres, als haar hoog geboren tante het bestuur in handen had. Later kwam zij beneden in de woonkamer en maakte zich gereed voor den tocht naar DambAch. Tante Sophie knorde, dat zij dc koffie liet staan en ook de taart niet aanroerde, die Barbel heden morgen opzettelijk voor haar had gebakken, maar het jonge meisje hoorde nauwelijks wat zij zeide. Zy strikte zwijgend de keelbanden van haar hoed onder de kin vast; vervolgens sloeg zy haar arm om den hals van tante Sophie en toen overviel haar plotseling een zwakheid, namelijk de vurige, hartstochtelijke wensch, hier, evenals vroeger in haar kindsheid in iederen nood en smart toevlucht te zoeken en voor haar tante het hart uit te storten, haar hart toe te vertrouwen wat haar het hart pijnigde door de toespraak der trouwe verzorgster was zij altijd kalmer geworden. Maar neen, dat mocht niet gebeuren! Tante mocht het niet weten, dat zij zoo ongelukkig wasl En dus klemde zij de lippen vast op elkander en steeg in het rytuïg. Buiten, aan gene zijde der stad, liet zij het portierraampje neer. Er blies een zacht windje uit het zuiden en bekoelde haar gloeiend hoofd.... De avondschemering lag over de omliggende vredige veldenhet licht der winterzon loste zich op in grauwen nevel, waaruit reeds hier en daar het lamplicht der eenzame dorpswoningen te voorschijn kwam. En daar aan den rechterkant flonkerde het, alsof er een snoer van parelen in mat goud gevat aan de voeten der oude noteboomen lag al de vensters van den Prinsenhof waren verlicht, 't verlovingsfeest was in vollen kleine lading op en neer, als een illustratie van bloei en verval, als een getuige der eeuwige wisseling van al 't aardsche. Bloei? Is dat woord wel juist, als men van de Badplaats spreekt? Helaas neen, M. d. R. Wel was het aantal van hen, die dagelijks, dank zij Manstadt's heerlijke muziek, derwaarts togen, legio, en wel was men tevreden over de opbrengst der entrée's maar dit alleen kan de hooge kosten van stichting en vooral van exploitatie niet dekken. Wel is de weerzin der burgerij tegen de nieuwe inrichting grootendeels overwonnen, wel wordt erkend, dat de Badplaats nu in staat is, om bij de toenemende con currentie haar aanzien te handhaven, mtar het aantal logés was dit jaar minder en het vertrouwen in de financicele deugdzaamheid der onderneming is geenszins gevestigd; en de zwaarhoofden in ons midden zeggen, dat het ver trouwen wel nooit komen zal. Hopen wij, dat een vol gende zomer, wat langer van duur, en de tijdige opening, die dan bij voltooiden bouw zal plaats hebben, die zwaar hoofden beschame! Intusschen zijn de alarmisten nog op menig ander punt aan 't woord. Het roode spook der revolutie kwelt en verontrust hen en toch, de conservatieve geest is bij de meerderheid onzer bevolking waarlijk niet uitgedoofd. Het is, voor wie de oogen niet moedwillig sluiten, onmiskenbaar, dat de rooden wel trachten, om door luidruchtig- en rumoerigheid geloof te wekken aan hun kracht en getal, maar in werkelijkheid niet veel weerklank vinden. En hier ter stede nog minder dan elders. Het is een feit, dat de Koning bij zijn statigen gang naar het Binnenhof ditmaal veel meer en veel warmer is toegejuicht, dan in vele jaren gebeurd was. Een spontane uiting der menigte tegen al den bombast, daags te voren door sommigen der "betoogers" uitgekraamd. En bij al het overbodig gepraat der Tweede Kamer bij bet adres-debat zijn eenige woorden gesproken van wezenlijke waarde, en die vooral op de publieke tribune der Kamer onder bet zeer gemengde gehoor, dat daar aanwezig was, duidelijke instemming vond, namelijk de wel niet zeer vriendelijke, maar flinke en ronde taal van den heer Goeman Borgesius, waar hij aan 't adres dei- opruiers er op wees, hoe vast hier te lande de troon des Konings staat, en hoe diezelfde opruiers 't met. hun eigen volgelingen te kwaad zouden krijgen, als zij het dorsten wagen een schennige hand aan dien troon te slaan. En niet minder de rede van den heer Schaepman, die met het groote talent, hem eigen, mede de nationale snaar deed trillen en een zeer scherp onderscheid maakte tusschen de raddraaiers, die hij „grenzeloos verachtte," en de verdoolden, Zij dook zoover mogelijk in den hoek van het rytuig, en eerst toen de koetsier van den straatweg af den zijweg naar de fabriek opreed en zij den Prinsenhof achter zich kreeg, zag zij op, even schuw als een vreesachtig kind, dat zich zoekt te vergewissen, of een onaangename verschijning inderdaad verdwenen is. Grootpapa ontving haar met een uitroep van vreugde, en by de klank zijner geliefde, ruwe stem kwam zij tot zichzelf en trachtte zyn groet zoo kalm mogelijk te beantwoorden. Maar de oude heer was heden ook ernstiger dan anders. Er lag een trek van ontevredenheid op zijn gelaat. Hij rookte niet; zijn lievelingspijp stond koud in den hoek, cn nadat zijn kleindochter hoed en mantel had afgedaan, begon hij zyn wandeling door de kamer weer, die Margaretha door haar komst had doen staken. „Ja zeker, wie zou dat gedacht hebben, mijn hartje?" riep hij uit, terwijl hij eensklaps voor haar bleef staan. „Uw oude grootvader is een dwaas, een lichtgeloovige dwaas geweest, dat hij zyn oogen niet beter den kost heeft gegevenNu overvalt het mij als een onweersbui bij een helderen hemel, en ik sta hier geheel en moet er „ja en amen" op zeggen, alsof ik niets anders had verwacht." Zij zweeg en keek voor zich. „Arme kleine, wat ziet gij er ontdaan en treurig uit!" zeide hij, terwijl hij de hand op haar hoofd legde en haar gelaat naar de lamp keerde. „Nu, het is ook geen wonder! Alle donders, het is meer dan genoeg, om een ouden kerel als ik ben van streek te brengen! En gy verdraagt het en lijdt stil en moedig!.... Herbcrt zegt, dat gij als een braaf, moedig strijdmakker hem ter zijde hebt gestaan." Zij werd vuurrood en zag hem aan, alsof zij uit een droom ontwaakte. Hij sprak over de ontdekkingen in haar familie, terwijl zij had gemeend, dat zijn toorn de verloving van Herbert goldHet was erg met haar gesteldZoo uitsluitend behccrschte de gedachte, aan hetgeen op dit oogenblik daar ginds op den Prinsenhof voorviel, haar wezen, dat al het andere daardoor in het niet verzonk. „Maar pas nu op, kind!" begon hij weer. Binnen kort zal men ons overal aardig over den hekel halen. De babbelkousen hebben volop werk, en het zou mij slechts verwonderen, als zij den omroeper niet naar de markt zonden, om de pikante geschie denis, die in de familie Lamprecht is voorgevallen, bekend te laten maken.... Nu, het doet er niet toe! Om de stadspraatjes heb ik mij nooit bekommerd, en de zaak zelf zal ook wel te ver duren zijn; slechts één ding vergeef en vergeet ik nimmer vloek over dc lafheid, de wreedheid, waarmede een vader zijn kind verloochent en „Grootpapa!" viel Margaretha hem smeekend in de rede cn legde haar hand op zyn mond. „Nu, nu," bromde hij en duwde de kleine koude vingers zachtjes terug, „ik zal om uwentwil zwijgen, Margaretha. Ik wil u het leven niet verbitteren door ongevraagde raadgevingen cn opgedrongen lessen en vermaningenwant gij zult zelf het best weten, dat gij veel hebt goed te maken tegenover den kleinen knaap, die met de deur in het huis is komen vallen en ook aan dien armen die hij beklaagde, maar die wel van hun dwaalweg zouden zijn af te brengen. Maar praat niet in dien geest tegen de alarmisten. „Zijn er niet overal teekenen van verval en beroering? „Heeft niet de burgemeester zijn ontslag gevraagd na een zeer onwelwillende bejegening van hoogerhand onder vonden Niets daarvan is waar; integendeel zijn de begroetingen bij 's Konings terugkeer van weerszijden hartelijk en vriendelijk geweest, en liet praatje dankt zijn ontstaan slechts aan een van de vele phantasten, die zelfs in ons leuke Nederland geenszins schaarsch zijn. Maar een alarmist laat zich dat zoo maar niet uit 't hoofd praten, en met het nationale „men noemt geen koe bont óf daar is een vlekje aan" ziet hij u somber zegevierend aan, en gaat verder om daar weer even stellig te verklaren, „dat liet ze mogen zeggen wat ze willen met dat zaakje lang niet pluis is." In de jl. Vrijdag gehouden vergadering der afdeeling Groningen van de Maatschappij van Bouwkunst is met algemeene stemmen de volgende motie aangenomen: „De Maatschappij ter bevordering der Bouwkunst, èteeds er naar strevende onze nationale nijverheid in verband met het bouwvak te ondersteunen en aan te moedigen, noodigt haar leden en alle betrokkenen dringend uit bij de tegen woordige werkschaarste meer dan ooit er op bedacht te zijn alle werkzaamheden, vatbaar voor geschikte uitvoering hier te lande te bevorderen en niet dan na gebleken drin» gende noodzakelijkheid door vreemden arbeid en machines te doen vervangen.". Bij de bespreking van het voorstel werd de opmerking gemaakt, dat in 't geheele land de crisis wegens gebrek aan werk mede moest worden geweten aan de zorgeloosheid van vele werklieden, die veelal te vroeg trouwden en geen bezwaar schenen te zien in het hebben van veel kinderen, iets wat in tijden van crisissen dubbele moeilijkheden veroorzaakte. Volgens de N. Rott. Crt. zouden de burgemeesters een aanschrijven hebben ontvangen van den minister van binnenlandsche zaken, dat in het vervolg bij het verleenen van vergunningen tot het houden van optochten, de voor waarde moet worden gesteld: geen roode vlag of ander symbool van staatkundige beteekenis mag in het openbaar worden rondgedragen. De aanschrijving zal, naar 'tVad. vertrouwt, als een welwillende wenk worden aangenomen, maar 't blad ziet niet in, dat een bux-gemeester verplicht zon wezen zich kerel, den ouden Lenz.... Ik zou wel eens willen weten, hoe het mogelijk is, dat hij niet dadelyk bij dien nu ja, bij uw vader er op heeft aangedrongen den jongen in al zijn rechten te erkennen! Maar ja, een kunstenaar, met een stil karakter! hoe zou daar toorn en gramschap in komen!" De vrouw van den opzichter had een (link avondmaal gereed gemaaktmaar Margaretha kon niet eten. Zij bediende haar grootpapa, sprak intusschen levendig, en na den maaltijd stopte zij zijn pijp. Toen pakte zij zijn boeken in een kist en zocht alles bij elkander, wat voor de reis van den volgenden morgen noodig wa9. Zy liep trapop, trapaf, en onderwijl bleef zij plotseling voor een der ramen van de niet verlichte bovenkamer staan en drukte beide handen tegen de borst, waarin haar hart dreigde te barsten. Vlak in de nabijheid schitterden do hooge van licht stralende vensters van den Prinsenhof in het nachtelijke duister. Die aanblik brak het laatste overblijfsel van zelfbeheersching, die zij met bijna bovenmenschelijke kracht tegenover haar grootvader had bewaard. Met een jammerkreet, die uit het diepst harer ziel kwam, wierp zij zich op de naastbijstaande sofa en verborg haar gelaat in de kussens. Daar trokken zij haar nu triomfeerend voorbij, de beelden, die zij had willen onvluchten. Zij zag vroolijke, gelukkige menschen in de van bloemengeur vervulde en verlichte vertrekken van het slot, zij zag vooral de broid, de blonde schoon heid, die het vorstelijk bloed in haar aderen verloochende, die haar trotschen naam opgaf voor dien van een burgerlijk ambtenaar, alleen terwille harer liefde. En hij daarnaast zij sprong op en ontvluchtte de kamer. Beneden zat de ambtsraad in zijn hoekje achter de tafel. Hij was schijnbaar bedaarder geworden, want hij las de courant cn rookte zijn verech gestopte pijp. Margaretha greep naar haar mantel. „Ik moet een oogenblik naar buiten in de frissche lucht, grootpapa!" riep zij bij de deur staande den lezende toe. „Ga, mijn kind," zeide hij. Wij hebben zuidenwind, die brengt kalmte in de natuur en in haar schepselen en maakt veel goed wat mijnheer Isegrim van den Noordpool misdaan heeft." Zij ging naar buiten, lang9 den dichtgevroren vijver, die met sneeuw bedekt, nauwelijks van den weg te onderscheiden was. In do fabriek brandde reed9 lang geen licht meer het was stil in den tuin, en slechts de kettinghond kwam uit zijn hok en sloeg aan, toen de jonge dame de poort doorging. Buiten over de velden suisde een vochtige wind, die langzamer hand tot een storm aangroeide; hij woelde door de loshangende haren van het meisje, maar omspeelde tevens weldadig haar gloeiend gelaat. Het was zeer donker, niet het minste sterrelicht bestraalde de aardede hemel hing vol dikke, laag hangende wolken, die zich zeker nog in dezen nacht in een milden regen zouden oplossen. Dan zouden de bo.-ien losgemaakt zijn en weldadige tranen van tak en twijg necrdroppclen en de witte doodssluier van het gelaat der aarde verdwijnen. Och ja, kon ook zij maar eens goed uit schreien! Maar met zulke droge, brandende oogen in een leven vol smart te moeten staren 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1