HELDEltSCHE
EN N1EUWED1EPER COURANT.
Nieuws- en Ailverteiitielilad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 130.
Jaargang 43.
Vrijdag 30 October.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
,-Wij huldinan
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag nnmiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Bln ti enlano.
Aan 't hoofd van eene biograplne, gewijd aan Richard
Hol, plaatst de Holl. Illustratie in No. 16 van den tegen-
woordigen jaargang deze beschouwingen, die zeer zeker
overweging verdienen.
„Ongeveer een twaalftal jaren geleden bracht de voor
treffelijke Deensche componist Niels W. Gade een bezoek
aan ons land.
Hij verklaarde zich hoogelijk ingenomen met de ontvangst
hem bereid, en met de uitvoering zijner werken.
Over één zaak echter gaf hij zijn bevreemding te kennen,
namelijk dat zijn koorwerken hier in het Duitsch werden
gezongen, evenals die van andere vreemde componisten.
Bij ons in Denemarken, zei hij, is men nationaal genoeg
om den tekst van Duitschers en Franschen in de landtaal
over te brengen en ze daarin ook te zingen.
Hij drnkte de hoop uit, dat hij, wanneer hij zijn bezoek
aan de Nederlanden mocht herhalen, zijn eigen composities
en die van andere buitenlandsche kunstenaars in het
Nederlandsch zou hooren.
Het is zeker beschamend voor ons land een dergelijk
oordeel door een vreemdeling te hooren uitspreken, maar
nog beschamender is de gedachte, dat, wanneer de Deensche
componist zijn belofte vervult, hij ons nog geheel op het
zelfde standpunt zal vinden.
Geheel op hetzelfde standpunt?
Toch niet.
Wij zijn een heel, heel klein beetje vooruitgegaan.
Wel worden wij op onze concerten nog steeds op gerad
braakt Duitsch en onverstaanbaar nasaal Fransch vergast,
naar het Dietsche lied heeft toch veld gewonnen.
Ons nationaal bewustzijn is in zooverre ontwaakt, dat
niet iedereen meer de dolzinnige bewering tracht vol te
houden als zou onze moedertaal ongeschikt zijn voor den
zang.
Het tegendeel is waar.
Jammer genoeg echter wordt de uitspraak van het
Nederlandsch verward met den afschuwelijken tongval van
de provinciën Noord- en Zuidholland, die, gelijk in zooveel
andere gevallen, ook in de uitspraak ons land overheerschen.
8)
GEZOCHT EN GEVONDEN.
Door GOLO RAIMUND.
Zij verzweeg zorgvuldig hare eigene denkwijze en ervaring
voor de heele wereld zou zij niet dadelijk in het eerste uur
een verschil van meening hebben geuit. Zij was reeds tevreden,
dat Erwin bij haar was.
Dit was de reden, dat hij haar alles moest uitvragen, zonder
dat zij uit zich zelf veel mededeelde, en de wijze, waarop hij dat
deed, ontnam haar elke gelegenheid, om met een klacht voor
den dag te komen. Inderdaad had zij ook oneindig meer reden
tot danken dan tot klagen, tenminste tegenover hem; het vrien
delijke vertrek met de gemakkelijke meubelen, haar rustige, aan
gename ouderdom had zjj toch aan Erwin te danken. Zoo vloog
het uur om, dat hij tot aan den tijd van dineeren bij zijn tante
vrij hadhij stond op en beloofde dikwijls te zullen komen,
zoolang hij in de stad was.
De oude vrouw, die van haar ziekte verhaald had, voegde er
bij, dat hare jonge vriendin, die met haar samenwoonde, haar
steeds zeer vriendelijk en opmerkzaam opgepast en verpleegd had,
maar zijne belangstelling voor deze onbekende was zoo gering,
dat hjj niet eens naar haar naam vroeg.
Toen hy de beide trappen afgegaan was, en in het diepe, wat
duistere voorhuis stond, zag hij haar door de deur met hoed en
mantel in den voortuin staan. Het kleine meisje, dat hem den
verkeerden weg gewezen had, hing liefkozend aan haar arm en
wilde haar niet laten gaan, en hij hoorde, hoe zij met een melo-
dieuse stem daarover lachte.
„Laat my nu los, Nelly; het is drie uur, en ik kom te laat,"
zeide zy.
„Maar eene onderwijzeres komt toch nooit te laat, die mag
doen en laten, wat zij wil," meende het kleine meisje.
„Wel zoo, dwaas kindje, die moet juist het goede voorbeeld
geven."
„Mag ik dan van avond bij u komen?" smeekte het kind.
„Wanneer je zoet bent, ja."
„Vertelt u mij ook eene geschiedenis, waarin de afschuwelijke
beer toch een goede, schoone prins was?"
„Ja, ja, lieveling, wanneer de gordijnen neergelaten zyn, zullen
wij de lamp met de mooie kap aansteken, ik zet je op mijn schoot,
en dan vertel ik je de geschiedenis van den beer en de prinses."
„Zingt ook de theeketel van plezier over de mooie koek, die
Sabine gebakken heeft?"
„O, gij kwelgeest ook dat! Maar laat mij nu los, kleine
Nelly, anders wordt tante Veronika boos."
„Veronika!" het was een klankvolle naam, onwillekeurig
fluisterden zijne lippen het na, toen zy, na het kind omhelsd te
hebben, zich snel losrukte en haastig wegging. Het donkere
voorhuis had hem aan hare blikken onttrokken, en ook nu be
merkte zy niet, dat hij haar volgde.
Zij had, zonder het te gissen, een zeer liefelijk beeld ontworpen
van het avonduurtje, dat zij zich of liever gezegd, het kind be
reiden wilde. Zij was dus eene onderwijzeres het kind had
het gezegd, en wel waarschynlyk een meisje, dat alleen op de
wereld stond, want het viel hem nu in, dat zy het woordje „wij,"
dit innige woord, dat de betrekking tot andere wezens uitdrukt,
niet in het gesprek met hem gebruikt had.
„Ik, mijne woning de meid," hieruit sprak de volle
zelfstandigheid van eene alleen levende vrouw.
Zij stapte snel en zeker, maar met in 't oog vallende bevallig
heid voort, en zij kwam hem een aanmerkelijk eind vooruit.
De g, die klinkt als werd zij door een rasp voortge
bracht, behoort volstrekt niet onafscheidelijk tot ons idioom,
en wanneer bij ons zangonderwijs, evenals dit in Duitschland
geschiedt, streng werd gelet op een juiste eenigszins kunst
matige uitspraak, dan zien wij niet in, waarom het Neder
landsch niet even geschikt zou zijn voor den zang als
welke taal ook.
Ja, wij gaan zelfs verder en durven stoutweg beweren,
dat ons, behalve het Italiaansch, geen enkele taal bekend
is, beter voor den zang geschikt dan het Nederlandsch,
mits ontdaan van enkele akelige hebbelijkheden, die lang
zamerhand onze uitspraak zijn binnengeslopen.
Immers alle andere Europeesche talen hebben voor
zoover wij het kunnen beoordeelen een of meer klinkers
of combinaties van klinkers met een keel- of een neusklank.
Slechts in het Italiaansch en het Nederlandsch zijn alle
klinkers volkomen helder, die talen kunnen het gemakke
lijkst vóór in den mond worden uitgesproken. Het Itali
aansch spant boven alle nog de kroon, dewijl het geen
tweeklanken kent.
Welken invloed de uitspraak eener taal op het klank
gehalte, de gemakkelijkheid van klankvoortbrenging en de
gelijkmatigheid uitoefent, is een elk, die zich met zang
heeft bezig gehouden, genoegzaam bekend.
Hoe groot een plaats de Nederlandsche zang in ons land
voorheen innam, blijkt meer dan genoeg uit het onuoeme-
lijk aantal Liedeboekjes, die wij van de middeleeuwen tot
diep in de achttiende eeuw vinden.
Stellig is er in geen enkele Noordsche litteratuur iets
te vermelden, wat in zoetvloeiendheid gelijk staat met
sommige teedere, middel-Nederlandsche liedekens. Welk
een betoovering zij ook nu nog uitoefenen bleek ten duide
lijkste bij verschillende voordrachten in den jongsten tijd.
En die betoovering is niet minder, wanneer op concerten
de liederen der moderne Vlaamsche en Hollandsche compo
nisten door bekwame zangei*s worden voorgedragen.
Men moge nog zooveel schermen met de idee van
absolute muziek, een geheel andere gewaarwording maakt
zich van een ieder meester zoodra zijn eigen moedertaal door
liefelijke tonen gedragen, zijn oor streelt en tot zijn hart spreekt.
Toen zij den naasten hoek der straat omsloeg, en hij dien ook
bereikte, was de jonge dame verdwenen.
En langer, dan hij haar zien kon, volgden zijne gedachten haar
ook niet; daar, op het groote plein, waar de fontein vroolijk haar
stralen omhoog wierp, lag het huis zijner tante, en op het balkon
tussehen de granaat en oleauderplanten, die bij de warme herfst
dagen nog buiten waren, stond een schoone, vriendelijke meisjes
gestalte te wachten en wenkte en groette hem reeds van verre.
Hij verhaastte zijne schreden zij zag er onbeschrijfelijk
bekoorlyk uit. Toen hij geheel dicht bij was en het huis binnen
wilde treden, boog zij zich ver over de sierlijke ijzeren leuning,
en, zij het met voorbedachtheid of door het snelle buigen van
haar hoofd, de roos uit haar lokken viel voor zijne voeten
neder.
Hy bukte zich en raapte de bloem op. „Hortense!" riep hij,
en zelfs binnen in de kamer hoorde haar moeder den vreemden
klank zijner stem.
„Was het Erwin?" vroeg mevrouw van Marzdorf,
Hare dochter knikte toestemmend en ging langzaam naar binnen.
Zijne stem klonk mij zoo vreemd, zoo geheel anders dan heden
morgen," zeide de oude dame.
Een zegepralend lachje vloog over het schoone gelaat van het
jonge meisje. „Het klonk ook anders, mama zooeven sprak zijn
hart!"
De myrten en granaatplanten op het balkon van mevrouw van
Marzdorf's huis, waren reeds lang verdwenen, en daarvoor had
de winter de arabesken van het ijzeren hek met zachte vlokkige,
sneeuw omzoomd, en aan de leuningen hingen schitterende ijskegels.
Al vielen ook in korte, grauwe winterdagen de zonnestralen
slechts vluchtig in het hooge vertrek, waarvan de zijden gordijnen
eerst zoo laat in den morgen opengetrokken werdeD, dan werd
het 's avonds toch des te meer door den glans van talrijke was
kaarsen verlicht, en deze omgeving stelde Hortcnse's verschijning
in een niet minder voordeelig licht, dan op dien morgen, toen
Erwin haar voor het eerst gezien had.
Nog steeds vertoefde deze in zijn vaderstad; de voorgenomen
reizen naar groote steden van Europa waren uitgecteld of opge
geven hij scheen zich werkelijk in de woning zijner tante thuis
te gevoelen. Hier en daar had hij nieuwe kennismakingen aange
knoopt en van alle kanten kwam men hem te gemoet.
Het was niet alleen, omdat hij de martelaar zijner jongelings-
droomen was geweest, of zijne trotsche, mannelijke schoonheid,
die hem voor de vrouwen tot eene belangwekkende persoonlijk
heid maakte, waar zijne veelvuldige ervaringen en volkomen
maatschappelijke zoowel als geldelijke onafhankelijkheid deden hem
ook in heerenkringen gewild zijn. Het gerucht van zijn rijkdom
was hem vooruit geloopen, en al had hij zelf altijd de eenvoudigste
gewoonten, was hij toch steeds gereed tot geven, waar het
nuttige of weldadige ondernemingen gold, en kunsten en weten
schappen vonden immer en ten allen tijde in hem een steun en
beschermer.
De harten der vrouwen kwamen tot hem, hoewel of misschien
juist, omdat hij ze niet zocht, zijne rustige, vriendelijke manieren
waren jegens alle dames tamelijk dezelfde: en hy had voor geen
enkele iets buitengewoon beminnelyk. Het was alsof al het vuur
zijner jongelingsjaren in het eene groote denkbeeld van vrijheid
vervlogen was, alsof hy voor geen diepe aandoeningen meer vat
baar was, of er zich geheel tegen geharnast had.
Ook mevrouw van Marzdorf had, na de eerste ontmoeting, op
een snelleren overgang van gewone vriendelijkheid tot beduidender
huldebetooningen voor hare dochter gerekend, en somtijds kwam
Het gaat hier als den vreemdeling, die een buitenlandsch
museum bezoekt. Als hij tussehen tal van schitterende
voortbrengselen der schilderkunst een doek ontwaart van
een van zijn meesters, dan gaat zijn hart open en hij
gevoelt, dat niemand die belangstelling, dat begrip heeft
dan voor iets, wat aan zijn eigen omgeving, zijn eigen
atmosfeer is ontleend.
Wie een der voorstellingen van de opera's vanMertens,
den Vlaamschen componist, bijwoonde, zal opgemerkt heb
ben, aan zichzelf zoowel als aan anderen, welk een geheel
anderen indruk Nederlandsche zang maakt. De opvoering
was middelmatig, de compositie verhief zich niet veel hooger
en toch was er een enthousiasme gelijk men nog nooit
had gezien.
Dat was geen ijdele ingenomenheid met eigen taal, met
eigen componisten, dat was de uiting van een gemoed, dat
geheel anders was getroffen, dan door de klanken eener
vreemde taal, die slechts oppervlakkig streelen.
Bij onderscheidene muziekfeesten, waarop compositiën
van Nederlandsche componisten op Nederlandschen tekst
werden uitgevoerd, kon men dezelfde opmerkingen doen.
Die verheffing van ons nationaliteits-bewustzijn hebben
wij te danken aan de phalanx Noord- en Zuid-Nederland-
sclie componisten, die een mogelijke populariteit in het
buitenland gaarne ruilden voor de liefde van hun vaderland."
Bij vonnis van jl. Dinsdag veroordeelde de Rechtbank
te Amsterdam A. J. Belderok, wegens gewelddadig verzet
tegen de politie tot 3 maanden celstraf. Van de aanklacht
dat het verzet zou hebben plaats gehad in vereeniging van
minstens drie personen, werd B. vrijgesproken. Het vonnis
overwoog overigens, dat de verklaringen der politie-agenten
niet waren ontzenuwd door de verklaringen der getuigen
a décharge.
Jl. Maandag avond is in het gebouw van den Werk
mansbond te Arasterdam eene vergadering gehouden van
bestuurders van verschillende Vakvereenigingen, ten einde
middelen te beramen om in de behoefte aan werk te voor
zien. Er werden allerlei middelen aan de hand gedaan en
het resultaat was, dat men besloot een adres aan den
burgemeester aan te bieden, waarin er o. a. op zal worden
de heimelijke vraag vol zorg in hrar op, of alle moeite, tijd en
geld wel door de uitkomst evenredig beloond zouden worden.
Zulk een rijke schoonzoon, die voor haar zelf de belangstelling
van een bloedverwant toonde en de oogen sloot voor hare zwak
heden, waarmede hij van de jeugd af aan vertrouwd was geweest,
zou zij met open armen ontvangen hebben, want mevrouw van
Marzdorf hield boven alles van pracht en rijkdom. De altijd
wisselvallige speculatie van haar gestorven echtgenoot, had haar
nooit kunnen leeren om minder uitgaven te doen, en het niet
navolgenswaardige voorbeeld, dat zij aan hare zonen gaf, werd
door hen in hunne lichtzinnige levenswijze gevolgd.
Op de schoonheid harer dochter waren hare voornaamste plannen
gebouwd, die op des te vaster grond stonden, daar Hortense, die,
evenals haar moeder, steeds naar genot dorstte, niettegenstaande
haar jeugd, nog in vele dingen koeler en meer berekenend was
dan deze.
Doch de natuur had met de wonderbare schoonheid en den
daarmede gepaarden zegepralenden overmoed, die er zoo bedriegelijk
als naïve kinderlijkheid en uitbundige levenslust uitzag, een
gouden sluier over die gebreken van het hart geworpen, een
sluier, die in zijn verblindenden glans het scherpste oog kon
bedriegen, en die slechts door hen was opgelicht, die, in harts
tochtelijk verlangen, eenmaal de hand naar dit koele hart hadden
uitgestrekt.
Slechts een zeer enkele waagde het aan de waarheid en op
rechtheid van haar gemoed te twijfelen, en hier en daar werd
ook een aanbidder, die niet minder koel en berekenend was dan
Hortense zelf, afgeschrikt, in een familie te komen, waarvan de
materiëelc welvaart reeds bedenkelijke schokken ondergaan had.
Van de vele aanbidders scheen Erwin de eenige uitverkorene
te zijnnooit had Hortense met meer bewustheid en ijver naar
een doel gestreefd, dan naar hare verbintenis met dezen man,
die alle eischen harer ijdelheid bevredigde. Daar zij ditmaal in
hare wenschen niet wankelmoedig was, en hij geen medeminnaars
vond, die met hem konden wedijveren, viel nu alle gelegenheid
tot luimen en onvoorzichtige grillen weg. Wanneer hij ook
kwam, zag hij haar altijd even kinderlijk en vroolijk, steeds vol
van dezelfde beminnelijkheid, die hare uiterlijke bekoorlijkheid
zoo krachtig ondersteunde, en dikwijls straalde onbewust, of tegen
wil en dank, een dieper gevoel door deze bedriegelijke natuur
lijkheid, die haar schijnbaar nog op de grens tussehen kind en
vrouw plaatste, en dat deed zijn hart sneller kloppen.
Als van zelf was hy haar geleider en cavalier geworden op de
bals en feesten, die hij met de dames bezocht, en deze nauwe
betrekking van verwantschap, die hem zoo vele kleine voorrechten
schonk en deelgenoot maakte van vertrouwelijke mededeelingeu,
welke de sluwe Hortense hem soms wist te doen, dwong hem er
byna toe, als een zoon des huizes de honneurs daarvan waar te
nemen. De aankomst der beide eigen zonen maakte wel is waar
de betrekking niet inniger, omdat zij niet zulk een fijn spel
speelden als moeder en dochter; maar de bereidwilligheid, waar
mede hij hen uit oogenblikkelyke verlegenheden hielp, liet ten
minste geen twijfel aan zijn grooten rijkdom en edelmoedigheid
over.
Langzaam, maar zeker, zoo geloofde Hortense, kwam dit hart
tot haar, al was het ook in den stroom van zoete gewoonte,
want dat geen hartstocht hem beheerschte kon zij zich niet ver
helen. Maar van hem woog elk woord, elke blik ook zwaarder
dan die van een ander, één oogenblik, dat hij haar dieper in
't schittereud oog staarde, of, dat hij geboeid door hare schoonheid,
hare hand een weinig langer dan noodig in de zijne hield, was
voor haar reeds eene liefdesuiting, waaraan nog slechts het be-