land, zoo niet in kwijnenden, dan toch vergelijkenderwijs in gebrekkigen toestand verkecren, begreep, dat een eerste stap tot verbetering der fabrieks- en ambachtsnijverheid moest gedaan worden door algemeene doelmatige opleiding, en wel bepaald in voorname plaatsen door grondig onder richt in het teekenen. Hij achtte het alleszins op den weg van de Maatschappij, die zaak ter harte te nemen en daarin te doen wat in haar vermogen was. Directeuren hebben deze taak met ingenomenheid aan vaard en zich in de eerste plaats gewend tot de besturen van die gemeenten in ons land, die boven de 10,000 zielen tellen, met het verzoek om de noodige inlichtingen be treffende het in huntfe gemeente gegeven teeken-onderwijs. De resultaten van dat onderzoek hebben zij geresumeerd in een dezer dagen aan den minister van Binnenlandsche Zaken gericht adres, waarin ten slotte, onder dankbare waardeering van het reeds gedane, aan den minister bet verzoek wordt gericht: 1. om het teeken-onderwijsmet die uitzonderingen, die Z. Exc. noodig mocht oordeelen zoo spoedig mogelijk te plaatsen onder de verplichte leer vakken der openbare lagere school, en 2. dit onderwijs, ook in verband met de herhalings- en burger-avondscholen, te stellen onder de leiding en handhaving van een daartoe bepaald te benoemen ambtenaar. De heer C. A. Bakker, commandant van de mailboot Prins Alexander, aanvaardde dezer dagen zijn 50ste reis in die betrekking naar Batavia. f Men schrijft ons van Texel, dd. 25 dezer: „Gisteren is aan onze kust een langwerpig fleschje van blank glas gevonden, waarin een briefje stak. Op dat briefje was met potlood het volgende geschreven: „a bord de la Marie Louise, 21 Nov. 1885. All right. A A. L." Door den heer W. H. France te Birminghara, die verleden jaar met gunstig gevolg zoogenaamde stuivers- en halfstuivers-maaltijden voor de schoolgaande kinderen van behoeftige ouders organiseerde, wordt daarmede dezen winter voortgegaan. Zijn denkbeeld is, dat men de waarde van het voedsel betalen moet, maar dat de zorg voor de bereiding de ouders aanmerkelijk verlichten kan. Het dagelijksch menu, zoo leest mer. in het Hld., waaraan deze bijzonderheden ontleend zijn, is als volgt: „Heete melk met brokken brood er in of een soep met brood. De soep wordt gemaakt van 20 Engelsche ponden versche beenderen, 12 pond aardappelen, 5 pond spliterwten, 3 pond havermeel, 4 pond wortelen, 2 pond uien en ongeveer 50 liters water. Gedurende twintig uur wordt dit gestoofd en de soep is voedzaam en smakelijk. De beenderen wegen 8 pond minder als ze uit den ketel genomen worden en worden verkocht, daar ze een vasten afnemer hebben, voor de helft der oorspronkelijke kosten. Wanneer de soep of de melk met brokken gegeten is, krijgt elk kind een stuk brood met vruchtengelei. Door de goedkoopheid tegenwoordig der voedingstoffen en door dien in Engeland de suiker onbelast is, zoodat „jam" voor weinig geld in het groot gemaakt wordt, kan dit middag maal verstrekt worden voor 2| cent. De schoolcommissie stelt de noodige lokalen beschikbaar en jonge vrouwen uit den gegoeden stand koken en bedienen. De ouders koopen de kaartjes voor 2£ cent. Aan het publiek worden ze verkocht voor f 3 de honderd, om uit gedeeld te worden onder kinderen, die door de onderwijzers worden aangewezen. Doch de helft der inkomsten wordt opgebracht door de 24 cents kaartjes, voor welke kinderen zelve hun 2£ centsstuk meebrengen. De heer France zegt: „Tegen 2£ cent per stuk berekend, doen de kaartjes meer dan het voedsel betalen. De tien stuivers per honderd kaartjes, welke de aan het publiek verkochte opbrengen, helpen de extra-kosten (vuur enz.) betalen. Gedurende de eerste 14 dagen van December hebben we 5443 kinderen gevoed. Tegen 2£ cent per kaartje ontvingen we f 136.08, doch daar 3500 van de kinderen kaartjes brachten, die voor f 3 de honderd aan het publiek verkocht waren, hadden we nog f 17.50 extra ontvangen, dus in het geheel f 153.58. De kosten van het voedsel voor, misschien heeft Wolf zich ook opgedrongen om kort te gaan, hij is zoo'n levend woordenboek en kent alle menschen wijd en zijd in den omtrek wie het een of ander weten wil, kan bij hem altijd op de hoogte komen. Nu heeft ook uw man ja, hoe zal ik het uitdrukken? naar uwe omstandigheden geïnformeerd, weet ge? eer hij aanzoek deed om uwe hand; voiló tout! Zoo iets gebeurt honderdmaal, kind. Gij zult dat ook verstandig opnemen, niet waar, Truida?" De jonge vrouw stond nog altijd roerloos. Slechts langzamerhand keerde de kleur op haar gelaat terug. „Dat is een leugen," zeide zij, diep ademhalend. Hebt ge mij daarom laten halen?" „Maar Wolf is zelf bij mij geweest," zuchtte mevrouw Baum- hagen. „Hij kwam mijn tusschenkomst inroepen." „Neen, hij kwam bij ons," beweerde Jenny; al vóór het ontbijt wilde hy Arthur spreken. Maar Arthur Zij wachtte even „Arthur is gisteren avond „Zeg liever van nacht onverwachts op reis gegaan," viel mevrouw Baumhagen hier op scherpen toon in. „Ja, ik beleef ontzaglijk veel genoegen aan mijn getrouwde kinderen!" ,,'t Ia mijn schuld niet, dat hij alles dadelijk kwalijk neemt," antwoordde de jonge vrouw met een onverschilligen lach „eigen lijk zijn wij toch wel gelukkig samen." „Dat weet wat van geluk!" mompelde de oude heer, maar zóó zacht dat alleen Truida het verstond, naast wie hij post had gevat. En daarop liet hij er met luider stem op volgen„Laten wij het maar een onverwachte reis voor de zaken noemen, waaraan een huiselijk bedsermoentje is voorafgegaan." „Natuurlijk een reis voor de zaken achtte mevrouw Baumhagen zich verplicht nogmaals op bitsen toon te herhalen. „Maar dit heeft nu immers niets met Truida's komst hier te maken!" merkte oom Henri aan. „Arthur was dus niet thuis, en daarom ging de bezoeker nog een trap hooger en kwam bij uwe moeder, kind't Was eigenlijk de moeite niet waard om er over te spreken was ik maar vroeger hier geweest! Het spijt mij alleen dat het u ter oore is gekomen, maar, geloof mij, kind, ieder stelt zich tegenwoordig vooraf eenigszins op de hoogte En de goedaardige man klopte haar welwillend op den schou der. „Praat toch niet zoo wonderlijk!" viel mevrouw Baumhagen hier als een getergde leeuwin tegen hem uit. „Hoe kunt ge zijn gedrag nog verontschuldigen 't Is niets dan een koppel partij geweest. Ik hoop dat Geertruida genoeg eergevoel zal hebben, om Linden te zeggen dat „Voorshands geen woordDe jonge vrouw ging als het ware met een dreigend gebaar midden in de kamer staan. „Maar goede hemel, het zal een proces gevensnikte hare moeder bedroegen nog geen f 120, zopdat wij f 34 over hadden voor een deel der andere uitgaven.* Jan was, blij dat de week om is, Zaterdagavond een borreltje gaan koopen; hij is wat lang weggebleven en vreest voor ongenoegen met zijne vrouw. Een reddende gedachte. Hij zal een zwaan koopen, die zijn ega aan bieden, en zoo zal zijn laat thuis komen en zijn „snor an" vergeven worden. De gekochte zwaan wordt over den schouder geworpen en Jan is zóó blij met zijn gedachte, dat hij er nog „eentje" koopt en nog „eentje," zoodat hij heel aardig aan 't zwaaien raakt. Een straatjongen zal daarvan profiteeren. Deze neemt een mes, snijdt den zwanenhals door, zoodat hem de zwaan en Jan den hals blijft. Met den enkelen nek over den schouder zwaait Jan nu naar huis en wordt, binnenkomende, met een allerliefst standje begroet. „Wees maar stil, vrouwlief!" zegt Jan, „'k heb wat lekkers voor je meêgebracht, een keurig, malsch, jong zwaantje, 't Zal je niet zwaar op de maag liggen." En daarbij slingert hij den nek op tafel. (Tableau.) Ingezonaen. EEN PRAATJE OVER LANDBOUWZAKEN. Mijnbeer de Redacteur! Wat is er geruimen tijd verloopen, sinds ge iets van ray hoordet. Er was geen nieuws onder de zon; ziedaar de reden. Weinig belangrijks is er bij ons, landbouwers, in dien tijd voor gevallen we hebben gezaaid, we hebben gemaaid, we hebben geoogst, we hebben hooren spreken over kaas van vyfticn gulden, over melk van drie centen, over tarwe van zeven gulden, we hebben slechts een enkelen Amerikaan gehad, we hebben gere clameerd tegen de veel te hooge schatting der ongebouwde eigen dommen, we hebben lieden zien wegvallen, zij, die we zoo gaarne bij ons gehouden hadden, we hebben menschen gesproken, die met huivering aan de naderende Kerstmis dachten, we hebben Doch waartoe verder, dit alles was zoo weinig bemoedigend, dat mij de lust ontbrak, om de pen op te nemen, en u een artikeltje te zenden. Is er iets, dat, volgens myne mecning, zijn goede zyde kan hebben, wanneer het onder het publiek komt, ik verzeker u dat ik met beide handen naar een gepast middel gryp, om het aan de groote klok te hangen. Aan het slot van myn vorig schrijven repte ik met een enkel woord over de paardenfokkerij in deze strekenik had toen niet gedacht dat ik zoo spoedig in de gelegenheid zou wezen, u hier omtrent iets mede te deelen. In den afgeloopen zomer kwam bij de heeren Burgemeesters in den omtrek van Schagcn het volgende schrijven in van den minister van Oorlog: „Het bezoek te Schagen heeft tot geene inkoopen geleid. De paarden aldaar vertoonden, volgens het rapport der Commissie met de keuring belast, in sterke mate de gebreken, welke in het algemeen aan Hollandsche paarden eigen zijn. Bovendien zou het schijnen, dat er te Schagen zeer weinig belang in de paarden fokkerij gesteld wordt. In den omtrek was geen goede dekhengst aanwezig, terwijl zelfs van de gelegenheid, die bestaat om de merriën voor f 4 te laten dekken, bijna geen gebruik wordt gemaakt, omdat die prijs te hoog wordt geacht." Het was den minister zeker niet bekend, dat de Vereeniging tot verbetering van het paardenras, te Anna Paulowna en omstreken, twee jaren achtereen een nog wel tweemaal bekroonden hengst heeft gestationeerd en dat daarvan steeds voldoende gebruik is gemaakt, niettegenstaande een dekgeld van f' 10; dat de om zijn afstammelingen zoozeer bekende hengst Nelson op de vroegere Modelhoeve geplaatst is, en aldaar tegen de bagatel van f 15 ruim negentig merriën hoeft gedekt. Wie de Commissie zoo heeft ingelicht, is niet .bekend, doch men heeft óf een plasdankje willen verdienen óf een loopje met ons, arme landbouwers, willen nemen. Neen, Mijnheer de Redacteur, ik verheug me, dat ik u een verblijdende tijding kan raededeclen, iets waaruit ten duide lijkste blijkt, dat de Jan-Salie-geest, waarvan we beschuldigd worden, niet in die mate heerscht, als verondersteld wordt. De zooeven genoemde Vereeniging tot verbetering van het paardenras te Anna-Paulowna en omstreken is niet meer. In eene Dinsdag 15 dezer gehouden vergadering werd met algemeene stemmen tot hare ontbinding besloten. Zooals bij velen bekend is, heeft de Vereeniging tot ontwik keling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier, die reeds zoo menigmaal voor goede zaken het initiatief nam, zich de ver in de grootste opgewondenheid. „Wij zullen allen op de spraak komen hij wil Linden aanklagen, gij en hij zult beiden voor het gerecht moeten komen Truida antwoordde niet. „Wees zoo goed, oom, mij een rijtuig te bezorgen," zeide zy eindelijk. „Neen, ge moogt niet heengaan zóó niet! Ge ziet er aller ellendigst uit," klonken de bezorgde stemmen van moeder en zuster haar in de ooren. „Luister toch naar goeden raad, Truida!" drong Jenny bij haar aan. „Wij kunnen Wolf tevreden stellen oom kan immers vragen, hoeveel hij voor zijn bemiddeling moet hebben, en „En gij komt dan bij ons terug!" snikte hare moeder. „Truida, Truida, mijn ongelukkig kind, heb ik 't u niet voor speld „Heb ik ooit van mijn leven!" mompelde de oude heer knorrig. „Dat onverstand van die vrouwen't is wat te zeggen Laat je niet bepraten, kind!" riep hij met krachtige stem„maak die zaak met je man alleen uit!" „Een rijtuig, oom!" herhaalde de jonge vrouw op smeekenden toon. „Wacht dan ten minste," hernam Jenny, „totdat mama's gevol machtigde „Dat mankeert er nog aan!" knorde oom Henri. „Was Arthur maar thuis geweest, dan zouden de vrouwen niet aanstonds haar neus in dat verbruide geval hebben gestoken! Ik zal u wel een rytuig halen, Truida. De paarden zijn zeker op de fabriek, Jenny Dan zal ik mij wel redden. Ik kom aanstonds terug." Truida stond als bedwelmd bij het venster; eigenlijk begreep zij de zaak nog maar half. „De gehcele stad praat er over!" hoorde ze hare moeder kermen. Waarover dan toch? Zy poogde hare gedachten te verzamelen, maar dat gelukte haar niet. Slechts dit eene: 't Is niet waar!" stond haar duidelijk voor den geest. Zy balde de kleine vuist. „Leugens! Leugens!" prevelden hare lippen. Maar als een zware nevel had die leugen zich over haar jeugdig geluk uitgebreid en belette haar vrij adem te halen. „Zal ik met u méégaan?" klonk Jennys's stem achter haar, toen het rijtuig over de markt kwam aanrijden. „Dank! Tusschen myn man en my is een derde overbodig!" antwoordde zij koel en stug. „Gij ziet er zoo wanhopig uit!" steunde hare moeder. „Dan is het des te beter dat ik gauw thuis ben." „Stuur ons dan ten minste schielijk een boodschap!" „Misschien denkt ge wel, dat hy mij slaat?" vroeg zy op bitteren toon, terwijl zij zich gereed maakte om het vertrek te verlaten. b,etering van de paardenfokkerij aangetrokken. Zy meende, dat het genoel op haren weg lag, dezen zoo belangryken noventak van het landbouwbedrijf te helpen bevorderen niot alleen, doch ook te ondersteunen. Zij geeft f 750 subsidie, over twee jaren te voldoen aan die Vereeniging, welke over een kapitaal van p. m. f 1900 kunnende beschikken, door aankoop eigenares wordt van eenen uitstekenden Duitschen dekhengst, en deze tegen een dekgeld van hoogstens f 10 ter beschikking stelt. Al dadelyk trok dit aanbod de aandacht van het bestuur der zooeven genoemde hengsten-vereenigingtot ontbinding werd besloten en eene nieuwe Vereeniging kwam tot stand, die, dank zij de medewerking, van verschillende kanten ondervonden, over ruim 80, zegge tachtig aandeelen, ad f 25 kan beschikken, wel een duidelyk bewijs dat, niettegenstaande de gedrukte tijdsom standigheden, er altijd nog lieden te vindei) zijn, die werkelijk goede zaken gaarne willen ondersteunen. Mochten er soms nog belangstellenden of belanghebbenden wezen, die genegen zijn een blijk van symphatie aau deze zaak te schenken door een aandeel te nemen, de secretaris-penning meester, de heer G. H. Geerligs te Anna Paulowna, zal zeker gaarne bereid zijn, alle mogelijke inlichtingen te verstrekken. Ofschoon reeds over een aanzienlijk bedrag kan worden beschikt, meent men toch, dat, wil men verkrygen wat men wenscht, namelijk eenen in alle opzichten uitmuntenden hengst, eene belangryke som disponibel moet zijn. En nu, waarde heer, eindig ik. Ik mag niet te veel van uw ruimte vergen. Met de hoop, dat deze nieuwe Vereeniging een steentje mag bijdragen aan het groote gebouw, waaraan wij arbeiden, namelijk den bloei en den vooruitgang van den landbouw, en na u, hoewel wat vroeg, een gelukkig Nieuwjaar toegewenscht te hebben, verblijf ik, t.t. W. Brieven uit de hoofdstad. 24 December. Met drie erkende Christelijke feestdagen in 't zicht, behoef ik zeker slechts weinig verontschuldiging te bezigen, dat ik voor ditmaal eens meen te mogen afwyken van mijne overigens onver anderlijke gewoonte om in mijne Amsterdamsche Brieven geen kerkelijke onderwerpen te behandelen. Die zaken zijn mij in den regel te netelig; en al bespreekt me ze ook nóg zoo objectief, men laadt gewoonlyk toch altijd eenigermate den schyn van partijdigheid op zich. Maar de toestand is hier thans van dien aard, dat ik mijn plicht als trouw kroniekschrijver schromelijk zou verwaarloozen, indien ik niet met een paar woorden de feiten aanstipte, die hier op 't oogenblik eene met den dag toe nemende spanning veroorzaken. Ik spreek alleen van defeiten; aan critische toelichting mag en wil ik mij niet wagen. De zaak is namelijk deze, dat er sedert eenige weken in onze goede stad niets meer of minder dan een revolutie broeiende is. En niet een revolutie, waar burger Fortuyn en consorten de hand in hebben, maar een revolutie op het van nature tot vrede en verdraagzaamheid bestemde terrein der kerk, een omwenteling in de Ned. Hervormde Gemeente van Amsterdam. Tusschen die Gemeente en het hoogste kerkbestuur (de Synode) kan binnen weinige dagen een formeele oorlog uitbreken, naar aanleiding van een gerezen geschil over het niet afgeven van zoogenaamde lidmaatattestatiën. Wat is er geschied? Om dit goed te doen begrijpen ga een kleine herinnering vooraf. Gelijk ook buiten de hoofdstad genoegzaam bekend is, werd de Gemeente te Amsterdam in vroeger jaren tot de bolwerken van de moderne levensbeschouwing gerekend. Die strooming won er allengs in kracht en de beroepen predikanten waren meest allen óf van beslist moderne óf van geavanceerd liberale richting. Door de invoering van het vrij beheer, waarbij het beroepen der predikanten niet langer aan den kerkeraad, maar aan een Gemeentelijk kiescollege werd opgedragen, kwam hierin echter verandering: de moderne richting delfde langzamerhand het onderspit en de orthodoxe richting werd gaandeweg meester van het terrein. Dientengevolge kwamen er dan ook hoe langer hoe meer orthodoxe predikanten in de Gemeente en in den kerkeraad, en begonnen deze op elk kerke lijk terrein (diaconie, armverzorging, schoolbestuur enz.) de plaatsen in te nemen, die vroeger door de modernen waren bezet, ïntusschen kon men die modernen niet als leden der kerk weren, en zelfs moest de orthodoxe kerkeraad zich getroosten de be wijzen van lidmaatschap uit te reiken aan de leerlingen der weinige moderne predikanten, die hier nog waren overgebleven. Doch allengskcns begon er zich ook tegen de aanneming dier modern onderwezen leerlingen een strijd te openbaren, daarmede beginnende, dat sommige ouderlingen weigerden bij die aanneming te adsisteeren. En daar dit lijdelijk protest niet genoegzaam scheen te baten, heeft de kerkeraad nu onlangs heilitt gesteigerd om aan eenige leerlingen van niet orthodoxe predikanten de ge- „Kind! Kind!" riep mevrouw Baumhagen, de armen naar haar uitstrekkende, „luister toch naar rede! Wees toch niet zoo ver blind, als de feiten spreken!" Zy wendde echter niet eens het hoofd om, maar nam bedaard haar mantel van den standaard in de vestibule. Angstig zag Sophie naar het bleeke gelaat van de jonge mevrouw, die geheel vergat do oude dienstbode een vriendelijk woord too te voegen. Oom Henri stond bij het portier. „Ik rijd met u mede, Truidal" zeide hy. Zij schudde afwijzend het hoofd. ,,'t Is weer puur egoïsme, kind," hernam hij. „Als ik niet weet hoe het daar ginds bij u gesteld is, word ik ziek." „Neen, oom, wij beiden hebben niemand noodig, wij praten het best onder vier oogen." „Breek maar niet aanstonds den staf over hem, kind!" zeide hij zachtmoedig. „Die waarschuwing is overbodig, oom Henri!" Hij ontblootte zijn kalen schedel, door een gevoel van eerbied als het ware gedreven. „Vaarwel. Truida. Vaarwel, Truitje! Als ik mijn zin had gehad, zoudtgij niets daarvan vernomen hebben." Zij knikte hem ernstig toe. „'t Is beter zóó, oom!" En daarop reed zij denzelfden weg terug, dien zij gekomen was. De regen kletterde tegen de ramen en op de kap van het rijtuig, en dit ging zoo langzaam langzaam voorwaarts. De jonge vrouw zag naar buiten in het benevelde landschap; de boomen waren van hun bloesems beroofd en de witte blaadjes zwommen in de plassen op den straatweg. „Kwam er maar ëón zonnestraal dacht zij; dat sombere weer maakte haar zoo zwaarmoedig. 't Was bespottelijk! Hoe konden zulke dwaze praatjes toch invloed hebben op haar stemming? Mama, die altijd alles zwart inzag, had zich die geschiedenis op de mouw laten spelden en geloofde er nu zelve in werkelijkheid aan! Die arme Frans! Nu zou ze hem de eerste ergernis, het eerste verdriet moeten bereiden maar zo zou het hem schertsend vertellen. Na tafel, als zij met hen beiden waren achtergebleven, zou ze zeggen: „Frans, ik moet je eens een verhaal doen maar 't is om zich dood te lachen, Frans! Verbeeld je, ge hebt u een bitteren vijand op den hals gehaald, en zijn wraak is allerzotst. Hij zegt, moet ge weten en nu lachte zij inderdaad. „Ja, zoo zal ik het aanleggen." Daar zag zy den wachttoren vóór zich. Waaraan had ze ook gedacht, toen zij, nu twee uur geleden, hier voorbijreed? O ja een gloeiende blos steeg haar naar het aangezicht, „aan de oude wieg op zolder." Ze zag dat meubelstuk in gedachten dui delijk vóór zich; twee roode rozen waren aan het hoofdeneind geschilderd met een gouden ster in het midden, en daaronder stond: „Zalig zy, die vreugde beleven aan hunne kinderen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2