De commissaris des Konings in Noordholland heeft
bepaald, dat de jacht, op eendon in deze provincie zal
worden gesloten met den 28 dezer en die op ander water-
wild met 15 April a. s.
Door den gemeenteraad van St. Maarten is op ver-
zoek eervol ontslag verleend aan den heer P. Frankenhout j
als hoofdadministrateur der algemeene armen dier gemeente j
en in diens plaats benoemd de heer A. Fraij aldaar.
Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 10 dezer:
„De heeren A. J. T. Conijn en J. C. Witte werden
heden tot leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Alkmaar verkozen, respectivelijk met 117 en 103 stemmen, i
De heer C. J. Canters verkreeg 83 stemmen. 178 geldige
stemmen werden uitgebracht. De candidaten der R. C. i
Kiesvereeniging zijn dus verkozen."
Door de heeren Van Dedem, Aghina en Kroon, te j
Hoorn, zijn belangstellenden uitgenoodigd tot eene gedachten-
wisseling over het denkbeeld, om ter gelegenheid van de
aanstaande 300ste verjaring van dén geboortedag van J.
Pz. Coen eene hulde aan zijne nagedachtenis te brengen.
Coen is aldaar geboren den 8 Januari 1587.
Tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
is te Maastricht gekozen de heer L. F. H. C. Ruland,
candidaat der Roomsch-Catholieken, met 742 stemmen. Op
den heer Kleuters zijn 344 stemmen uitgebracht.
Het bericht van De Portefeuille, dat de heer Tour-
niaire herstellende zou zijn, moet het Dagblad beslist
tegenspreken. Integendeel, de toestand is verergerd.
Eene Haagsche dame, die haar huis had verlaten,
medenemende vier kinderen en eene aanzienlijke som gelds, 1
haar echtgenoot toebehoorende, is te Madera aangehouden
en reeds op de terugreis naar Nederland.
Ziehier de gansche toedracht der zaak, gelijk aan het
Vaderland uit de best ingelichte bronnen is verhaald.
In het Huygenspark te 's Hage woonde voor een paar
jaren een gefortuneerde burgervrouw, de wed. R., boven
haar schoonzoon, den gewezen stalhouder v. d. H. Op den
1 April 1884 ging deze weduwe verhuizen en daarbij j
waren de 18jarige kleinzoon L. v. d. H. en zijn moeder,
de eenige dochter van de weduwe, behulpzaam.
Zeer spoedig na de overbrenging van 't huisraad werd
ontdekt dat uit een kist een pakket effecten, ter waarde
van p. m. f 100,000, benevens f 2800 aan bankpapier en
f 100 aan goud geld in een koralen beurs, waren gestolen.
Al dadelijk viel de verdenking op v. d. H., den schoon
zoon der weduwe, die zich nogal aan misbruik van sterken
drank schuldig maakte. Toch bleek deze weldra geheel
onschuldig te zijn en ofschoon men telkens meer gronden
meende te verkrijgen om de vrouw van v. d. H., dus de
dochter van de rijke weduwe en haar zoon die bij de ver
huizing hadden geholpen, te wantrouwen, alle indertijd
gedane nasporingen, de publiekmaking van de nummers
der grootendeels Hongaarsche en Russische effecten, de
pogingen van de politie om het geheim te ontdekken,
niets baatte. Wel is waar duurde het dagen lang, vóórdat
de toenmalige commissaris van politie W., wegens de
nauwe familiebetrekkingen tusschen bestolene en verdachten,
proces-verbaal meende te mogen opmaken, doch toen dit
eenmaal geschied was, werd blijkbaar alles gedaan wat
mogelijk scheen om, door den destijds nog in functie zijnden
rechercheur de Fioux, de noodige nasporingen te doen
verrichten.
Alles te vergeefs. Men hoorde van den diefstal niets
meer en vond geen aanwijzing hoegenaamd van den weg,
dien de effecten hadden genomen.
De wed. R. stierf niet lang daarna en liet nog een klein
burgerfortuin na, hetwelk ten deele aan de familie v. d. H.
kwam, ten deele aan drie andere groepen van kleinkinderen
der overledene; daar juffrouw v. d. H. met huwelijks
voorwaarden was gehuwd, bleef zij 't beheer voeren over 't
betrekkelijk geringe kapitaal der erfenis, het eenige waarvan
zij heette te leven, daar haar man, steeds aan den drank
offerende, wat hij als stationeerend koetsier verdiende, het
huishouden niet behoorlijk onderhield.
Zoo leefde de familie intusschen stil voort, steeds vol
wantrouwen in de verdachte juffrouw v. d. H., maar in
schijn toch in goede harmonie.
Op Zaterdag 30 Januari werden de zeer sterke vermoedens,
die men steeds ten opzichte van de dochter van de weduwe
R. had gekoesterd, opnieuw gewekt en aangewakkerd, door
de geheel onverwachte verdwijning van juffrouw v. d, H.
met haar vier kinderen, den meerbedoelden zoon, thans 20
jaren oud en nog drie kinderen, van 4 tot 6 jaren tellende.
Ook twee honden waren, als trouwe gezellen der familie,
meêgenomen.
De echtgenoot der gevluchte vrouw wist vaix niets. Op
een slinksche wijze was hij door een kennis zijner vrouw
aangezocht hem naar Leiden te rijden, om daar, voor een
liefdesavontuur in den trein te gaan, wat hij, gehuwd zijnde,
hier niet wilde wagen. En terwijl de man met zijn
galanten ridder naar Leiden trok, verkocht zijn vrouw het
niet. al te weelderig inboedeltje en zette koers naar Ant
werpen, waar zij zich daags daarna met de kinderen en
honden inscheepte naar Montivideo.
De vei'ontwaardigde, van alles beroofde en in zijn dier
baarste gevoelens gekrenkte echtgenoot, gesterkt door de
zich materieel zoozeer benadeeld achtende kleinkinderen
van de wed. R., deed terstond alles in 't werk stellen om
vrouw en kinderen, honden en kapitaal, weer binnen
de grenzen zijner macht te brengen. Justitie en diplomatie
togen aan 't. werk. Uit Nederland en België werd onop
houdelijk getelegrafeerd en het gevolg was dan ook dat
bij de aankomst van de stoomboot, die de vluchtelingen
herbergde, de bevoegde consulaire agenten te Madera vx-ouw
en kinderen met of zonder de honden en 't kapitaal,
dit weten we nog niet zeker aanhielden.
Met belangstelling zal men zeker den verderen loop
van deze treurige geschiedenis volgen, waarschijnlijk in de
rechtzaal.
De heer P. F. L. Waldeck, te Loosduinon, herdacht
jl. Dinsdag zijn 25jai"igen arbeid ten nutte der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw, van 1861 tot 28 September
1871 als adjunct-secretaris en sedert alssecretai'is-penning
meester.
Jl. Maandag werden door den rijks-veearts J. Poels,
te Rotterdam, bijgestaan door den districts-veearts-plaats-
vervanger P. Eland, te *s Hage, en in tegenwoordigheid
van den clistricts-veearts Lameris, te Schiedam, 41 runderen
van den heer F. v. d. Valk, te Oud-Delfshaven, volgens
de methode van Pasteur tegen het miltvuur ingeënt. Dit
is de eerste maal, dat deze maati'egel in Zui lholland wordt
toegepast.
Gisteren had te Groningen eene hardrijderij op
schaatsen plaats, waaraan 62 personen deelnamen. De
eerste prijs werd gewonnen door Wybe De Vries, van
Oenkerk; de tweede door Renke Van der Zee, te Workum
de derde door Pieter Bruinsma, van Sneek; de vierde
door Abraham Hesselink, te Groningen.
Het voederen van hoenders.Als men graan,
tarwe, rogge of mais (laatstgenoemd gewas verdient de
voorkeur) zoodanig roostert, dat de korrels wel verkoelen,
maar hun vorm behouden, vreten de hoenders het met
graagte. Zij zien er beter uit, de kleur der kammen
wordt levendiger, zij leggen vroeger en meer eieren. In
de Gefl. Zeit. heeft een fokker meegedeeld, dat hij zulks
op grond van ondervinding bevestigen kon. Ook het
voederen van gekookte in vet geroosterde haver moet,
naan- een Araerikaansche farmer heeft medegedeeld, er in
hooge mate toe bijdragen, dat hoenders een groot aantal
eieren leggen.
Inkuilen van groen voeder. Naar aanleiding
van het artikel van Jules Van Hasselt over het in kuilen
van groen voeder, schrijft de redacteur der Nieuwe Land
bouwcourant het volgende:
„Naar de heer Reinders meent, beschouwt de heer Jules
Van Hasselt de kwestie van het inkuilen wel wat veel
van de gunstigste zijde. Een belangrijk punt wordt door
hem te veel uit het oog verloren, nl. het verlies aan
voeder in den kuil. De proeven, zoowel in Engeland en
Frankrijk als in Duitschland genomen, hebben getoond, dat
dit verlies vrij aanzienlijk is. Bij het inkuilen verleden
herfst aan de Rijkslandbouwschool werd in den gemet-
selden kuil gedaan 14675 kg. maïs, terwijl er is uitge
komen 10353 kg., waarvan 0768 kg. voer en 585 kg. als
bedorven werd weggedaan. Totaal verlies dus 4907 kg.,
of ruim een-derde. Zulk een veidies mag gewis niet uit
het oog worden verloren.
De meening van den heer J. v. H. dat de voedende,
d. w. z. de vleeschvormende en melkgevende bestand-
deelen van goed ingemaakt gi-oenvoeder oneindig veel
meer bedragen dan van goed gewonnen hooi, welke laatste
tengevolge van de invloeden van het weder, b.v. wind en
zonnehitte, veel veidiest., wat in groenvoeder opgesloten en
bewaard blijft kan de heer Reinders evenmin als vol-
tusachen hen voorbij was?
Indien de aanblik van hetgeen hy voor zijne schande hield
hem niet zoo van alle kracht had beroofd, dan ware hij zeker,
zonder den gezworen eed te gedenken, op het tweetal losge
stormd, om hun zijnen degen in het eerlooze hart te stooten.
Nu echter ontbrak hem letterlijk de kracht om zich te bewegen
het was hem te moede als iemand, die in eenen benauwden droom
verkeert, die het luide wil uitschreeuwen, maar geen enkelen
toon over de lippen kan brengen.
Tien minuten lang moest hij die ontzettende foltering verdragen.
Daarna wendde de vreemdeling zich weder naar den uitgang
van het park.
Een oogenblik nog stond Pia onbeweeglijk, als luisterde zij
angstig naar de zich verwijderende voetstappen. Vervolgens
sloop zij met gebogen hoofd ijlings naar het paleis terug. Toen
zij langs de plek kwam, waar de beide mannen verborgen waren,
zag Leone dat haar gelaat vochtig was van tranen. Weer snoerde
de wanhoop hem de keel dicht. Tranen om den ellendeling, die
het recht en de eer van jharen echtgenoot onder zijne voeten
vertradZoo waanzinnig dus beminde zy den laaghartigen
verleider, dat de scheiding voor eenen enkelen dag haar de tranen
uit de oogen perste!
Hadde hij eens kunnen vermoeden wien deze tranen golden
O, waarom kwam zijn goede engel hem niet influisteren: „Pia
de' Toloraei schreit die tranen om u, om de nederlaag van uw
leger, om het lot der republiek!" Wel had Ersilio Cagnafldardo
in zijne rol als Piero weinig gesproken, maar zijn kort bericht
omtrent den tegenspoed der Sïenceschen had haar diep getroffen,
en zoo weende zij, slechts aan Leone denkende, terwijl haar
echtgenoot, door bedriegelyken waan bevangen, peinsde hoe hij
haar verderven zou.
Toen Pia verdwenen was, loste de verstijving van den Capi-
tano zich in eenen kermenden wanhoopskreet op.
Ugo de' Falconari, die zich nu volkomen meester gevoelde
van den toestand, bezwoer hem andermaal kalm en bedaard te
blyven.
„Heden nog zal ik u zeggen, welke straf ik voor dit ongehoorde
misdrijf heb bedacht," sprak hij op vasten toon. „Nu zullen wij
onze paarden gaan halen, deze poort uit en de Porta-Cammolia
binnenrijden, waar de landsknechten op ons wachten. Geen
sterveling mag vermoeden, dat wij Pia bespied hebben."
„Die laaghartige, eervergetenel" zuchtte Leone, terwijl hy den
slimmen verrader gedwee volgde.
De schildwacht, aan wien de beide edellieden hunne paarden
hadden toevertrouwd, was weldra weder gevonden. Zij stegen op
en vervolgden zwijgend hunnen rit in den helderen maneschijn,
over de heuvels, evenals een paar uren geleden. Met opzet koos
Ugo dezen omweg; hij wilde het gevaar vermijden, dat zij, te
vroeg de Porta-Cammolia bereikend, den naar de herberg terug
keerenden Ersilio zouden ontmoeten. Met zijnen door ijverzucht
gescherpten blik zou het mogelijk kunnen zijn dat de Capitano,
in weerwil van het onzekere maanlicht, den medespeler in het
tuin-drama herkende en dan ware misschien alles verloren.
Na verloop van een half uur kwamen zij bij het wachtende
gevolg aan. Leone zette zich weer op zijnen schimmel, gaf don
geleenden mantel terug, terwijl Ugo de' Falconari iets onver
staanbaars mompelde over het dorpje Tracasso, cn hield nu, ten
aanzien van de gelieele burgerij, aan het hoofd van zijne troepen,
den lang verbeiden intocht.
De wijze, waarop hij door het volk ontvangen werd, zou hem
onder andere omstandigheden aangenaam hebben verrast. Niet
als de aanvoerder van een overwonnen leger, maar als een met
lauweren omkranste triomphator werd hij begroet door de opge
wonden menigte, die gezworen had hare vrijheid en zelfstandig
heid tot liet uiterste te zullen verdedigen, en nu de lucht van
hare luide kreten deed weergalmen.
„Leve de Capitano!" klonk het uit duizend kelen. „Leve de
trots en de glorie van Siena!"
Hoewel het bijna middernacht was, werd hij door eene onaf
zienbare menschenmassa naar zijn paleis vergezeld. Op ernstige,
ridderlijke wijze dankte hij voor deze welgemeende en kiescbe
bewijzen van aanhankelijkheid en vereering, die hem moesten
toonen, dat men er in de verste verte niet aan dacht, hem, den
getrouwen beschermer der stad, aansprakelijk te stellen voor den
noodlottigen afloop van het eerste gevecht; maar zijn hart
bleef koud cn onverschillig.
Bij het paleis gekomen, vroeg Ugo de' Falconari verlof zich
te mogen verwijderen.
„Ik ga naar Gian Taddco," sprak hij ietwat aarzelend. „Over
twintig minuten ben ik terug. Ik was dezen geheclen dag zoo
ontroerd, dat ik mij buiten staat gevoelde voor alles te zorgen,
zooals mijn plicht het eischte. Gian Taddeo is hier en daar in
mijne plaats handelend opgetreden. Nu moet ik eens gaan zien
hoe hij zich van zijne zaak heeft gekweten."
„Goed, gij kunt gaan, maar blyf niet te lang weg."
(Wordt vervolgd.)
komen juist erkennen en hij toont dat aan met eenige
modedeelingen over analyse, voor dat doel genomen. Dat
groenvoeder de melkpi-oductie vergroot, wordt algemeen
aangenomen, maar omtrent de gewichts ver meerdering of
vermindering van liet vee is zeer weinig aan het licht
gekomen en zullen meer proeven gedaan moeten worden.
Ook zijn de kosten van het inkuilen veel grooter dan die
van het hooiwinnen.
Het artikel wordt als volgt besloten:
„Wil nu, waarde heer, uit liet bovenstaande niet de
conclusie trekken, dat ik een tegenstander van het inkuilen
ben. Integendeel, ik geloof dat vele landbouwers wèl
zouden doen een of meer silo's aan te leggen, vooral in
streken waar veel vee gehouden moet worden om op deze
wijze voeder, dat niet dadelijk verbruikt kan worden en
op een andere wijze niet te bewax-en is, te conserveeren.
Menigeen zal met uit doel ook een stukje maïs kunnen
verbouwen. Maar om best gras of beste klaver in een
kuil te stoppen, als bet weer niet al te ongunstig is om
er hooi van te winnen, zou ik niet durven aanbevelen.
„Bovendien is er ook overdrijving in om al het gi'oen,
dat men beeft, tot veevoeder te willen bestemmen. Gij
zult wel eens geboord hebben van groene bemesting.
Welnu, er is een tijd geweest, dat men aan die groene
bemesting veel waax-de hechtte, en in de laatste jaren beeft
menigeen er weder de aandacht op gevestigd. Zoo wordt
thans door een Franschman een stelsel aanbevolen, dat bij
Agriculture siderale noemt, hierin bestaande, dat men
zonder stalmest, enkel door kunstmest en gx-oene bemesting
planten, teelt. Een Italiaan beeft dit stelsel reeds 13 jaar
lang in toepassing gebracht en deze verkrijgt daarbij even
hooge opbrengsten als bij een bemesting met stalmest.
„Zoo past den een dit en een ander dat beter, en een
landbouwer doet wèl, vooralin dezen tijd, goed uit te
cijferen wat bet voordeeligst is. Daarom vex-eenig ik mij
geheel met den raad, onlangs door den beer S. gegeven:
toon met cijfers, liefst bier te lande verzameld^ aan,
waarin de voordeelen van bet inkuilen van maïs enz.
bestaan en gij zult vinden dat „de Nederlandsche boeren"
niet zoo „algemeen behebt" zijn „met voordeelen" als gij
schijnt te meenen en wel gelooven in „nieuwigheden" als
zij bet voordeel er van maar inzien."
Het Ivinder-Ziekenhuis te Wijk aan Zee.
„Gisteren hebben we van de Kommissie trommels
en vlaggen gestuurd gekregen en geweren, en van de
directrice kreeg ik een trompet en daarmee hebben we
met zijn allen gewandeld tot half Beverwijk. Ik bad een
steek en een veldflesch op den rug. o Pa, we hebben
wat een pret op bet dorp. We hebben een plezierkuil
gevonden; als u weer komt, geef u me dan een schop
asjeblieft.
„Pa, er zijn drie nieuwe bijgekomen, twee meisjes en
een jongen en we worden gewogen als we naar bet strand
gaan, ik weeg 47 pond en Lisebet 42, en 's avonds om
zeven uur hebben wc vergadering in bed en wie er bet
eerste in legt, zegt de juffrouw, mag de Voorzitter
wezen."
„Van morgen bleef mijn vlieger in den boom, maar de
meid zeilaat maar hangen, dan groeien er meer van.
Stuur u dan maar zoolang asjeblieft een tol en een hoepel
en voor Sophietje een sponzedoos, een nagelschuier en
drie strengen zwarte wol. Gisteren hebben we wel drie
uur gewandeld en gespeeld en toen heb ik bet met gym
nastiek nog het langste uitgehouden. Maar vannacht
werden we allemaal wakker gemankt, toen droomde er
een, dat bij een bad nam en de anderen hein met water
smeten en toen riep bij zoo bardniet spatten, niet spatten,
dat we allemaal wakker werden."
De in deze echt kinderlijke briefjes reeds genoemde
juffrouw, met name S. Lissauer en evenzeer de directrice
mevr. de wed. IsnacsonHeijmans, kunnen veilig aanspraak
maken op grooten lof door bet geen zij voor de inrichting
deden.
Om aan te toonen, dat deze bij uitstek philantropische
instelling alleszins waard is door meex-gegoeden gesteund
te worden, citeercn wij de laatste zinsnede van art. 2 der
statuten: „Voor kinderen, wier betrekkingen onvermogend
zijn tot betaling der verpleeg kosten, kan door bestuurderen
gehcele of gedeeltelijke vrijstelling daarvan worden ver
leend."
Bultenlana.
Omtrent de verwoestingen, door het sociaal-democratische
uitschot in Londen aangericht, schrijft de correspondent
der N. Rott. Crt.
„Laat mij aanstonds zeggen, dat de aangerichte schade
mij sterk meegevallen is. Toen ik de eerste maren om
trent bet oproer der arbeidsloozen ontving, waren de meest
alarmeerende geruchten in omloop. Het heette,- dat de
Oxford-street groote schade had bekomen in bare winkels;
dat o. a. bet janhagel storm had geloopen op de enorme
magazijnen der heeren Marshall Snellgrove eene
soort van Engelscben Bon Marché met bet gevolg,
dat ze uitgeplunderd waren geworden;'dat vele winkels
in de Regent-street, de Fleetstreet en het Strand den
vernielex-s en plunderaars ten offers gevallen waren, enz.
Ik heb mij persoonlijk kunnen overtuigen, dat deze ge
ruchten sterk gekleurd waren en den waren toestand niet
naar waax-heid schetsen. Niettemin is de aangerichte schade
over bet geheel groot te noemen, en wel het, grootste in
Picca-dilly en in den omtrek daarvan, waar sommige
sociëteiten terdege gehavend zijn geworden. In de Oxford-
street en Regentstreet is de schade betrekkelijk gering te
noemen. Marshall Snellgrove en andere groote maga
zijnen hebben, voor zoover ik nu kan nagaan, geen letsel
bekomen, en plunderingen zijn gelukkig niet veelvuldig
geweest. Het daglicht van lieden zal eerst bij machte
wezen den juisten omvang van bet gebeurde en zijne uit
vloeiselen te doen meten."
Jl. Dinsdag zijn pogingen aangewend om bet vuurtje
opnieuw aan te stoken, maar dat is niet gelukt. Gewa
pende agenten liepen des namiddags de hoofdstraten af,
waar zij elke samenscholing uiteendreven, terwijl do, nu
door de politie gewaarschuwde, winkeliers hunne winkel
luiken gesloten hielden. De geplunderden, onder welke
vele juweliers, wien voor honderden ponden sterling aan
sieraden waren ontroofd, hadden hunne magazijnen gebarri-
kadeerd, terwijl sommigen met de revolver in de hand op
wacht stonden. Behalve de actieve politiemacht werd nog
de reserve der politie en een deel der troepen in de
kazeimes geconsigneex-d gehouden.
Zeer velen der in hechtenis genomen belhamels stonden