2. dat men na prompt 36Xf6=f216 betaald to
hebben (gesteld altijd, dat het kantoor bestaat en aan zijne
verplichtingen voldoet) een totaal van waarden erlangt,
waarvan de koopwaarde op dit oogenblik bij lange 11a niet
het bedrag van f 216 vertegenwoordigt.
De heer D. H. N. Van Ollefen, oud-directeur van
den Amsterdamschen schouwburg, is ernstig ongesteld.
H. K. H. de Hertogin-weduwe van Albany, Prinses
van Waldeck-Pyrmont, die thans op liet vaste land ver
toeft, wordt op bare terugreis via Vlissingen naar Londen,
verwacht om de Koningin te 's Gravenhage, hare zuster,
te bezoeken.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 22 dezer
t Jl. Zaterdag avond hield de heer J. E. Kroes, district-
inspecteur der Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart
maatschappij, eene lezing over Amerika en Amerikaansche
toestanden in de Vlas- en Korenbeurs alhier, die door vele
belangstellenden werd bijgewoond. De heer K. die ver
scheidene reizen naar Amerika gedaan heeft en onlangs
van eene rondreis door Dacotah in het vaderland is terug
gekeerd, bracht zijne hoorders voldoende op de hoogte van
den toestand aldaar. Op eenvoudige, onopgesmukte en
heldere wijze werd de vestiging en het verblijf van den
emigrant aldaar uiteengezet en de voordeelen in het licht
gesteld. Ook op de nadeelen wees spreker voor sommigen,
en hij kan gewis niet iedereen aanraden, naar Amerika
te gaan. Alleen voor den flinken, ijverigen, energieken en
vooral bekwamen werkman, hetzij ambachtsman of land
bouwer, is er plaats. Een helder hoofd en ferme handen,
gepaard met een vasten wil, doen bijkans ieder er slagen.
Eigenaardig drukte spreker zulks uit met te zeggen: Amerika
is goed voor velen, maar velen zijn niet goed voor Amerika.
|De heer K. stelde tevens eene menigte zaden of vruchten
ten toon, door hem uit Dacotah medegenomen, eveneens
eene massa photographien uit verschillende deelen van
Noord-Amerkia.
Eindelijk dient nog vermeld, dat de heer K. volstrekt
geene reclame leverde voor een zekere maatschappij of
nederzetting, maar zich bereidwillig ten dienste stelde van
het publiek tot liet geven van nadere inlichtingen."
„Een ander feit trok gisteren de aandacht van het publiek.
De IJsclub „Eendracht maakt Macht" gaf een hardrijderij
op schaatsen op de Molen vaart door mannen, ten voordeel e
van behoeftige weduwen in deze gemeente. Vlaggentooi
en een lief zonnetje vervroolijkte het tafereel. Aan ieder
deelnemer werd een hoeveelheid levensbehoefte en turf
uitgereikt voor een weduwe, terwijl bovendien bepaald
was, dat de prijswinners persoonlijk eene geldelijke grati
ficatie zouden ontvangen. De uitslag was dat deze laatste
achtereenvolgens werden behaald door M. Heiligenberg,
J. Boon en L. Van Stipriaan. Toevallig liep alles zonder
ongelukken af."
De heer Brinkerink heeft als burgemeester der ge
meente Zwaag eervol ontslag aangevraagd.
Het roodvonk is op Terschelling door den adjunct-
inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in de prov.
Noordholland epidemisch verklaard. Vooral onder kinderen
komen vele sterfgevallen voor. De scholen zijn voorloopig
gesloten.
Naar men verneemt, bestaat er kans, dat het oude
kerkje, te Oosterland op Wielingen, hetwelk dagteekent
uit het begin der Xlde eeuw, en geheel uit tuifsteen is
gebouwd, niet gesloopt, maar in zijn oorspronkelijken
staat hersteld zal worden.
Jl. Zaterdag avond is zoo zegt de Amsterd. Crt.
de heer J. Barnasconie, lid der firma B Paleologo Co.,
commissionairs in effecten te Amsterdam, op last van den
officier van justitie, in hechtenis genomen.
handen afwerend.
„Ja, ik, Madonna. De algoede God, tot wien gij zoo geloovig
opziet, heeft u in mijne macht gegeven! Maar wees gerust, Pia!
Niet als vyand, maar als vriend ben ik hier gekomen. Ik heb
alles gehoord. Ik weet hoe diep rampzalig gij zyt, hoe geheel
verpletterd, en daarom kom ik met het doel uwe kluisters te
verbreken."
„Wat? Gij wilt..."
„Ja, Pia, ik wil u den weg wijzen die tot vrijheid voert!
Gij zult dit verschrikkelijke kasteel verlaten en, in plaats van
den pestwalm der Maremma, Siena's reine lucht weer mogen
inademen, geëerd en gerechtvaardigd als de vrouw van uwen
echtgenoot..."
„Gij hebt dus berouw over uwe daad? O, ik wist het wel..."
„Laat mij uitspreken, Pial Hoor, welke plannen ik voor mijn
verder leven gemaakt heb. Ik zie nu in, dat het een onzinnig
denkbeeld was, u van Leone della Pietra te willen losrukken.
Al kondt gij ook besluiten, mij in den vreemde te volgen en
de mijne te zijn, uw liefde zou toch altijd hem alleen behooren.
Ik zou dus niets gewonnen hebben dan eeuwigdurende kwel
ling, en mijne ellende wierd grooter in plaats van geringer.
Neen, PiaIk eisch niet langer dat gij mij volgen zultIndien
gij verstandig zijt en begrijpt dat mijn offer wel eene belooning
verdient, dan verlaat ik Siena voor altijd en wei alleenIk
ga naar den vreemde, naar Palestina misschien, waar onze
wapenen nog altijd genoeg te doen kunnen vinden, en waar dc
dood ons nader is dan in dc feestzalen van gelukkigen als de
Capitano. Vóórdat ik echter vertrek, zal ik Pia de' Tolomei
volkomen in haar recht herstellen. Ik beken aan Leone dat gij
onschuldig zijt. Ik deel hem mede hoe de gehcele zaak zich
heeft toegedragenik laat eencn brief voor hem achter, dezen
brief, Pia de' Tolomei, want hij is reeds geschreven, en indien
gij wilt, kunt gij hem zelve aan zijn adres bezorgen."
Tusschen vrees en hoop geslingerd, had zy naar hem geluisterd.
Nog begreep zij hem niet geheel.
Nu ontvouwde hij een blad geel perkament.
Hij las:
„Ik, Ugo de' Falconari, uw vroegere wapenbroeder, doe den
Capitano van Siena hierbij weten, dat ik hem gruwelijk bedrogen
heb. Sta mij toe, over myne beweegredenen to zwygen. Zy
zouden u toch onbegrijpelijk zijn, want de gelukkige voelt niets
voor de smart des misdeeldeu. Uwe gemalin is onschuldig. De
onbekende, dien zij voor haren broeder hield, was door mij, Ugo
de' Falconari, omgekocht om deze rol te vervullen. Pia's ont
roering, de nachtelijke duisternis en zijne treffende gelijkenis op
Piero maakten het bedrog gemakkelijk. Doe geene moeite om
het werktuig van mijn verraad op te sporen. Hij heeft Toskane
verlaten. Uw zoeken zou toch te vergeefs wezen. Met deze
berouwvolle bekentenis hoop ik mijne schuld gedeeltelijk goed
te maken. Wanneer mijn brief in uwe handen komt, ben ik
reeds lang aan boord van een vaartuig, dnt mij wegvoert naar
den vreemde. Ik ontvlucht het vaderland niet uit lafhartig
heid, zooals gij wel zult willen gelooven, maar ter wille van
Pia's eer en de uwe. Eene openlijke vredebreuk met mij zou tot
misverstand aanleiding kunnen geven. Nu echter zal het u
gemakkelijk vallen aan de buitenwereld eene voldoende verklaring
te geven van mijn onverwacht vertrek."
((Wordt vervolgd.)
Reeds vroeger verkeerde hij in staat van faillissement,
destijds op eigen naam handelend. Daarna heeft bij zich
geassocieerd mer. zijn vroegeren bediende, een jongmenscb,
van wien hij diens erfdeel, ongeveer twee ton gouds,
behalve aanmerkelijke bodragen van patroons, zou hebben
verspild
Na zich eenigen tijd in Parijs te hebben schuil gehouden
is hij, vermeenende dat alles in het reine zou zijn gebracht
door familieleden van zijn compagnon, uit Parijs terugge
keerd en liep hij in de val.
De arrestatie had plaats ten huize van den curator in
het failissement.
Te Haarlem is een brutale oplichting gepleegd.
Vrijdag avond is door den collecteur der Staats-Loterij
Frank in de Smedestraat aldaar f 4250 uitbetaald op 1/20
kooplot der 320ste Staats-Loterij No. 19944, waarop de
prijs van f 100,000 gevallen was.
Den volgenden dag echter is op het kantoor van den
heer Zubli te Amsterdam van waar het lot was uitgegeven,
gebleken, dat het briefje vervalscht was dat het primitieve
nummer was geweest 10941 en dat van de nul een 9 en
van de laatste 1 een 4 was gemaakt.
De oplichter heeft opgegeven genaamd te zijn J. Steen
man, schipper, in dienst van den heer Goedkoop, liggende
met een bootje te Spaarndam, alwaar hij echter nog ver
geefs wordt gezocht. Het signalement van den persoon,
die 30 jaar oud is, is middelmatig van lengte, bleek,
met blond haar en dito bakkebaard en gekleed met duffel -
sche jas en fantasiehoed.
Er is veel over den wedstrijd op schaatsen te Hamburg
geschreven. Verschillende meeningen over de wijze van
rijden zijn reeds medegedeeld, en tot dusver werd de houding
onzer Friesche rijders in alle opzichten zeer geprezen. Ter
wille der volledigheid deelt de N. Rott. Crt. nu ook eenige
aanmerkingen mede, welke in een Deensch blad op onze
rijders worden gemaakt. Een Deen, die den wedstrijd
bijwoonde, geeft daarvan in Nationaltidende van den 15 dezer
een verslag, waaraan het Hld. het volgende ontleent:
De Hollanders, die uitsluitend boeren en visschers waren,
bedienden zich, op uitdrukkelijk bevel van den Hollandschen
Schaatsenrijdersbond, van eene goed bedachte list. Zij laten
namelijk hunne tegenstanders vooruitrijden, maar blijven
hun dicht op de hielen, zoodat de voorrijder voor hen den
wind moet breken en zij door de zuiging der lucht tegelijk
vooruit geholpen worden; zij kunnen zoo met veel minder
inspanning rijden dan de voorrijder. Eindelijk op korten
afstand het doel genaderd zijnde, springen zij plotseling vooruit
en schieten zoo hun tegenstander voorbij. Deze list kan
bezwaarlijk fair genoemd worden, want er wordt geloot
om de plaats, die men op de baan moet rijden, en een
gentleman zou er zich niet van willen bedienen. Dezen en
genen, die aan den rit deelnamen, beproefden op verschil
lende wijze zich van dezen aanhang te bevrijden, door van
den eenen kant der baan naar den anderen te rijden, door
eensklaps in volle vaart te rijden, door langzaam te rijden,
door stil te staan, alles te vergeefs. De Hollander volgde
als eene schaduw en wilde niet vooruit, maar belemmerde
daardoor den voorlooper niet weinig. Men houdt het er
voor, dat, wanneer er weer met Hollanders gereden wordt,
deze list zal verboden worden.
Wat de landbouw-productie van de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika aangaat, zal men van 't navolgende
ten onzent niet dan met bijzondere belangstelling kennis
nemenIn den laatsten tijd bobben zich de openbare meening
en de pers in de Vereenigde Staten levendig bezig ge
houden met de steeds toenemende concurrentie «ran Britsch-
en Zuid-Amerika, Oost-Indië, en Australië. Inzonderheid
wekken Engelsch Oost-Indië en de Argentijnsche Re
publiek groote bekommering. Volgens de bladen zal Oost-
Indië na het voltooien van zijn spoorwegnet niet slechts
de Engelsche tarwe-markt bemachtigen, maar zelfs met de
Amerikaansche tarwe-producenten op de Amerikaansche
markten gaan concurreeren, gelijk zulks thans reeds met
lijnzaad het geval is. Deze bewering grondt zich op het
feit, dat in Engelsch Oost-Indië, waar eene kolossale opper
vlakte voor tarweteelt geschikt is, tarwe verbouwd worden
zal op zeer ruime schaal, tegen prijzen, waarvoor geen
Amerikaansche farmer aan eenige concurrentie denken kan,
als hij niet met verlies werken wil. Wat betreft de
Argentijnsche Republiek, wordt meegedeeld, dat daar de
tarwe-productie zich met snelheid ontwikkelt, en dat daar
reeds 9,000,000 bushel tot uitvoer beschikbaar zijn.
Middel tegen den hik. Men doet wat suiker
in eene kleine hoeveelheid azijn. Een of twee theelepeltjes
van dat zuurzoet mengsel neemt den hik totaal weg.
„Algemeen Stemrecht" was het onderwerp, 't welk Zaterdag avond door
den heer P. 0. F. Frowcin, in het lokaal van den heor Kos te Schagen, voor
een niet zeer talrijk publiek werd behandeld; laat ik er bfj voegen, dnt de heor
Frowein daartoe was nitgenoodigd, door de, 7,00 ik vernam uit Vrijmetselaars
bestaande Sociëteit „Recht door zee" alhier, en door deze laatste, in de ver
spreide annonces was aangeduid als te zijn een geestverwant van het Kamerlid
de heer Heldt, en te zijn geweest leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Goes.
Waartoe de vermelding dier bijzonderheden diende, is mij niet recht duidelijk;
ik waag de gissing, dat die geestverwantschap met den heer H. werd gepluci-
ceerd, om de goê gemeeute gerust te stelleu betrekkelijk het hier en daar
geuit vermoeden dat de beer F. zou zijn sociaal-democraat.
De kwestie „Algemeen Stemrecht" is gelijk men dat noemt zoo van alle
kanten bekeken, er is zoo veel in bladen cu brochures over gezegd, dat bet
niet te verwonderen wus, dat do spreker daaromtrent weinig nieuws wi9t te
vertellen. Het, ik zou haast zeggen, „bekende" lijstje van grieven tegen
Regeering en Kamers was compleet, zelfs de in Den Haag van dienst vrijge
stelde scbuttersplichtige was hier op het appèl. Het onthouden van het kies
recht aan hen, die het tot heden niet bezaten, was, beweerde de heer F., een
onrecht, dat de belangen van de werklieden, van het volk, achter de kiezers,
niet beter werden behartigd, vond, volgens hem, dirnr in zijn oorzaak, dat de
meergegoede in den lande alleen kiezers waren, deze kozen gegoede Kamerleden,
„het hemd utas nader dan den rok," en de conclusie lag voor de hand.
Een fraai compliment zoo aan 't adres der kiezers als aan dat der Kamerleden
zouden dan werkelijk kiezers en gekozenen hier niet uuders dan céa hoop ver
achtelijke, lage egoïsten zijn?
Alzoo er moest, zou die toestand boter worden, worden ingevoerd Algemeen
Stemrecht, opdat ook vooral de werklieden mede iets omtrent de bekrachtiging
hunner belangen zouden te zeggen hebben. En dan wenschte dc heer F. als
voorwaarden, tot het bekomen van dat recht alleen gesteld te zien: „inge
zetenschap en meerdeijarigheid." Een algemeen stemrecht, op die wijze toe
gekend, en gewaarborgd bij de Grondwet, dan zou al niet dadelijk, dan toch
in de toekomst al vrijwel het universeel geneesmiddel zijn, voor de kwaleu,
waaraan zoowel onze Staatsinstellingen als onze Staatshuishouding lijdende zijn.
Aan het op deze inleidiug volgend debat uamen deel de heer dr. Knsing en
de Voorzitter, die de bijeenkomst leidde; de naam van laatstgenoemde vernam
ik niet met zekerheid, wèl dat hij predikant is to Winkel. De heer E. ver
klaarde wel to zijn voor uitbreiding vnn het bestaaude kiesrecht, wijl dit, door
den census-maatstaf, zoovclcn, die vanwege hunne capaciteit tot de uitoefening
daarvan uitstekend bevoegd zijn, buitensluit, moar huiverde wel een weinig
voor algemeen stemrecht, met het oog op de daarmede verkregen resultaten op
kerkelijk gebied. Spreker zou b v. als derde voorwaarde willen stellen, dat de
kiezer moest kunnen schrijven, lezen en rekenen. Hij wenschte gaarne te
vernemen, hoe de inleider over dit punt dacht, alsmede over het tot de stem
bus toelaten van bedeelden. De Voorzitter verklaarde, zich in deze bfj den
heer E. aan te sluiten.
De heer F. repliceerende, merkte omtrent de resultaten der invoering van
algemeen stemrecht op kerkelijk gebied op, dat in elk geval daardoor de toe
stand veel zuiverder was geworden, wat betreft keunis van den stand der
veraqhillqado partijen. Wat vordor botrof do voorwaarde van to moeten kannen
lozen, schrijven en rekenen, Vermaart de spreker, dnt' hij die in zijne inleiding
had vergoten te noemen, doch z. i. rekenen onnoodig was/ daar dft bij het
invullen van con stembiljet niet te pas kwain. En om nu te weten of de
kiezers, die hunne stem uitbrachten, werkelijk de ovengenoemde capaciteiten
bezaten, bad men hen eenvoudig voor de verkiezing op te roepen, zonder toe
zending van een stembiljet; dit laatste kon hnn dan bij de bus tor invulling
worden verstrekt. Wat de bedeelden aangaat, wenschte hy alleen uit te sluiten
de doorloopcnd bedeeld wordenden; ook, dit had spreker reeds vroeger ver
klaard, moesten worden uitgesloten krankzinnigen, ouder curateele gesteldou
zjj die een onteereud vonnis ten hunnen laste hadden, enz.
Hiermede wns het debat geëindigd en de Voorzitter sloot dc vergadering,
met dankzogging voor do door de aanwezigen betoonde belangstelling en bet
uiteu van den wenscb, dat men meermalen hier aldus mocht bijeonkomeu tot
het op kalme wijze bespreken van algemeene belangen.
Zaterdag politiek Zondag komedie, en wel de opvoeriug van „Zwarte
Griet" dooi ^et gezelschap van den heer W. Hart. Het verschil is oogen-
sehijnlyk nog al groot, doch wanneer een oude kennis van mij gelijk heeft
met zijn beweren, dat ook in de politiek haast alles komedie is, zon men niet
moeten spreken van verschil, maar vjn verwantschap. De opvoering, opge
luisterd door onze Kapel, mag gerust uitstekend worden genoemd; ik onder
schrijf daaromtrent ten volle het oordeel vau uw verslaggever te Nieuwo-Niedorp.
En wanneer er tusschen politiek en komedie werkelijk verwantschap bestaat,
heeft de hoor Hart bepaald aanleg een tinnegieter van den eersten rang to
worden.
I11 de vergadering van „Algemeene Belangen" te Kampen hield
dezer dagen de heer dr. D. Lubach eene belangryke voordracht
over de cholera.
„De spreker ving aan met een korte schets van de vier grooto
cholera-epidemiën, die zich na 1817 uit Britsch-Indië naar Europa
hebben uitgebreid. Hij deed vervolgens de verschijnselen der
cholera-diarrhee, der cholerine en der ergste graden van cholera
kennen en bepaalde zich daarna tot een uiteenzetting van de
oorzaken dier ziekte. De naaste oorzaak der ziekte berust volgens
den een op bloedvergiftiging, waarvan de verschijnselen van die
ziekte de middellijke of onmiddellijke gevolgen zijn, volgens
andereu op een plaatselijke aandoening der ingewanden, welke
laatste opvatting het best strookt met de meening van Kocb,
volgens wien de door hem gevonden zoogenaamde komma-bacillen
de eigenlijke smetstof der cholera zijn. Die meening wordt echter
door anderen niet gedeeld, niet bestreden.
Wat dc verspreiding der cholera aanbelangt, deze geschiedt
door personen, zonder dat evenwel een transport door goederen
geheel kan uitgesloten worden. Zij volgt altijd de wegen van
verkeer te land en te water en gaat nooit van de eene plaats
tot de andere over, in korter tyd dan een mensch voor zulk een
reis noodig heeft.
Het staat vast, dat de cholera besmettelyk is. Doch zy is dat
niet op de wijze van b. v. pokken, roodvonk, mazelen, enz., d. i.
door onmiddellijkcn overgang der smetstof van den lijder op een
ander. De zicktekiemcu der cholera zetelen in de uitwerpselen
der lijders en komen niet in de lucht voor dan in verdroogden
toestand, in welken toestand zij echter nog kunnen leven.
Er zijn echter omstandigheden, die wel niet op zichzelf cholera
kunnen doen ontstaan, maar die de vatbaarheid voor die ziekte
kunnen verhoogen. Het leven op een malaria-bodem behoort
daartoe. Bij deze gelegenheid maakte de spreker gewag van de
monoblastische theorie van Pettenkofer en de diblastische van
Nageli en verklaarde zich voor de laatste. Hij wees er verder
op hoe een bodem, verontreinigd met rottende organische stoffen,
de vermenigvuldiging van daarin geraakte cholerakiemen bovordert,
hoe deze by uitdroging van de bovenste bodemlagen in de lucht
kunnen komen, cn hoe ook het drinkwater daarmede bedeeld kan
worden.
Ook een slechte leefregel kan voor de cholera disponeeren. Een
volkomen gezond meosch, die zich niet roekeloos in gevaar begeeft,
zal niet zoo licht door cholera worden aangetast.
Op de vraag: wat kan men tegen cholera doen? antwoordde
spreker, dat hij over de geneeskundige behandeling niet wenschte
te sprekeneen specifiek middel tegen cholera bestaat er nog
niet. Maar het was de voorbehoeding er tegen, waarvan de
bespreking op zijn weg lag. Ook een specifiek voorbehoedmiddel
bezitten wij nog niet. Dat men aan inënting van verzwakt
eholeragift dacht, was natuurlijk en rationeel. Maar dr. Ferran
is niet gebleken de man te zijn, die haar kon in 't werk stellen
en bevorderen.
Zorg voor de meest nauwgezette publieke reinheid, vooral ook
met het oog op de vervuiling van den bodem, en daarbij voorziening
der ingezetenen van zuiver drinkwater zijn, volgens spreker,
plichten, die op de gemeentebesturen rusten. Maar met liet eerste
moet men jaren vóór de cholera komt beginnen, auders helpt
het weinig; zoo ook moet er goed drinkwater wezen, voordat de
cholera zich vertoont. Hierbij werd het belang van vele gemeenten
bij het verzamelen van regenwater aangetoond. Nog wees spreker
kortelijks op andere maatregelen, die door gemeentebesturen moeten
genomen worden. Omtrent die, welke men nemen moet, wanneer
de ziekte reeds hecrscht, verwees hij naar dc epidemiewet. Waar
het cholera geldt, zal een consciëntieus gemeentebestuur de daarin
verleende bevoegdheden als verplichtingen opvatten. Met eenige
woorden over de bepalingen van het desinfectie-regulatief, besloot
spreker wat hy over de taak der gemeentebesturen te zeggen had.
De tijd liet hem niet toe uitvoerig te sprekeu over hetgeen het
individu kan doen om zich en de zijnen zooveel doenlijk te vry-
waren, en over hetgeen bij de verpleging van cholera-lijders te
dien einde in acht is te nemen.
Hij roerde slechts eenige hoofdbeginselen aan en verwees naar
de raadgevingen daaromtrent, die zeker zullen uitgegeven en
verspreid worden, wanneer de cholera ons meer nabij mocht komen.
Ten slotte paste spreker de bekende spreuk: „Gelukkig de
Staat, die in tyd van vrede aan oorlog denkt," op zijn onderwerp
toe. „Gelukkig de Staat, de gemeente, het individu, die in tijden
van gezondheid aan dc mogclykheid van 't ontstaan van ziekten
denken." Maar dan moet er ook gehandeld worden; men moet
zich wapenen tegen den aanval der ziekte. Wij kunnen er iets
tegen doen. Maar het moet dan ook intijds gedaan worden!
Van de gelegenheid tot discussie over het gesprokene maakte
de heer mr. Nanninga Uiterdijk gebruik door het doen van
eenige vragen om nadere inlichting betreffende do drie graden
van cholera, dc cholera nostras, het bijzonder gewicht, dat zou
zijn toe te kennen aan den aard van den bodem, het al of niet
waarschijnlijke van bloedvergiftiging bij cholera, enz.
Deze vragen werden door dr. L. met de meeste duidelijkheid
beantwoord, waarna hem door den Toorzitter, onder aller goed
keuring, een woord van warmen dank voor zyne lce/ryke voor
dracht werd toegesproken. (Zwol. Crt.)
Sultenland.
Officieel is thans besloten, dat de Parijsche Tentoon
stelling van 1889 een volkomen internationaal karakter
zal dragen.
Te Brussel wekt sedert eenige dagen de gevangen
neming van een advocaat bij het Hof aldaar, Degand
genaamd, groot opzien, die eene som van 170,000 francs
moet hebben verduisterd uit de nalatenschap van zekeren
heer Avrasse, vóór een anderhalf jaar te Brussel overleden.
De erfgenamen van dien heer hadden, evenals de executeur-
testamentair Van den Eynde, eene som van 100,000 francs
aan verschillende waarden en van 70,000 francs Fransche
schuld vermist. De heer Van den Eynde schreef naar
Parijs, om den directeur der openbare schuld omtrent het
laatste effect te waarschuwen. Het bleek verkocht te zijn
door tusschenkomst van een geacht makelaar aldaar, Gal-
lichon genaamd, en wel voor den beer Degand, evenals
andere verdwenen waarden. Weder andere effecten bleken
te Brussel zelf voor den genoemden advocaat verkocht te
zijn door den heer Oscar Grabbe. Dit alles kwam reeds