Nieuws- en AdverteutihMad voor Hollands Noorderkwartier. 1886. N°. 28. Vrijdag 5 Maart. Jaargang 44. Uitgever A. A. BAKKER Cz. PIA DE' TOLOMEI. heldersche „Wij huldigen het goede." en nieuwedieper courant. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers hij abonnement belangrijk lager. Binnenland. De N. Rott. Crt. merkt in een artikel met het opschrift jNeemt de krankzinnigheid toe in Nederland?" aan, dat vrij algemeen de meening verspreid is, dat de krankzinnig heid in ons land belangrijk toeneemt. Schijnbaar is die meening inderdaad gegrond. In de laatste 25 jaren zijn de krankzinnigengestichten zoodanig overvuld geraakt, dat het geene zeldzaamheid was, dat een gemeentebestuur, dat een behoeftigen krankzinnige in een gesticht wilde plaatsen, te vergeefs aan de deuren van alle gestichten in ons land aanklopte en overal het bescheid kreeg: „alle plaatsen zijn bezet." Men hoort verschillende oorzaken van die toeneming noemen. De een beschuldigt het onge loof onzer dagen en de, naar zijne meening, daarmede in verband staande toeneming van zedeloosheid en zucht naar genot; een ander overdreven godsdienstzin en het mijmeren over bovennatuurlijke onderwerpen; deze vermeerdering van het misbruik van sterke dranken; gene de slechte tijden en de daardoor veroorzaakte zorg en kommer. Hier hoort men klagen, dat het onderwijs hooger wordt opge dreven dan jeugdige hersenen verdragen kunnen; ginds, dat de spanning, waarin de jongelieden, die een examen moeten afleggen, verkeeren, aanleiding tot vermeerdering der gevallen van krankzinnigheid geeft. Al deze oorzaken kunnen voorzeker aanleiding geven tot het ontstaan van krankzinnigheid bij een voorbeschikt individu, maar de N. Rott. Crt acht het eenvoudig niet waar, dat de krankzinnigheid in Nederland toeneemt. Wanneer men alleen let op het aantal krankzinnigen, dat bij bet begin en het einde van dat tijdperk in de ge stichten hier te lande verpleegd werden, dan zou men ge neigd zijn zich te verontrusten over verbazende toeneming van het aantal krankzinnigen in Nederland In 25 jaren toch nam de bevolking der gestichten met 2717 toe, of gemiddeld met 108 per jaar. Al houdt men rekening met de vermeerdering der bevolking van het land, dan is toch het aantal verpleegden in de gestichten in reden tot de bevolking in 25 jaren bijna verdubbeld. Dringt men evenwel dieper in de zaak door, dan blijkt alras, dat het toenemen van het aantal verpleegden niet de maatstaf moet zijn. Krankzinnigengestichten hebben nevens eene vlottende bevolking, ook eene stationaire. Een deel der opgenomen krankzinnigen sterft, of wordt, hersteld of' niet hersteld, weder ontslagen, maar een ander, niet gering deel blijft 20) Door ERNST ECKSTEIN. Het duurde niet lang, of hij kon het in de stille kamer niet meer uithouden. Het was hem alsof de zoldering op hem neder- zinken, hem begraven zou, alsof de wanden al dichter en dichter op hem aandrongen. De lamp flikkerde en deed eenen zwarten walm opstijgen, die in zijn oog allerlei gedaanten aannam. Dan eens waren het donkere wolken, dan wapperende lijkkleederen, holoogige gestalten in monnikspijen gehuld.... Leone kreeg een gevoel alsof hij stikken zou. Hij sprong op en snelde het portaal over, dat even stil en verlaten was als die vreeselijke gang naar de torenkamer. Hij betrad de hooggewelfde hal, en ging de trap af naar het binnenplein. Daar brandden, in ijzeren ringen gestoken, de fakkelszij ver lichtten de zware zuilen met rossen gloed en wierpen zwarte, onzekere schaduwen op den met wapenschilden versierden muur. Grillig speelden de flikkerende vlammen op het koperbeslag van de deur, die naar de wachtkamer van de landsknechten voerde. Hij naderde de poort, opende haar, en nadat hij het voorver trek had doorschreden, vond hij in de gewelfde zaal een twaalftal forsche knapen, die zich, bij het flauwe licht eener hanglamp, met dobbelen en drinken den tijd verdreven. Met een afgunstig oog zag Leone die zorgeloos vroolijke ge zichten aan. Uit de gelaatstrekken van al deze menschen sprak grof zinnelijke levenslust. De ontevredenheid zelfs, die zich van tyd tot tyd op het gefronste voorhoofd van eenen verliezende ver toonde, deed geen afbreuk aan dit beeld van zelfgenoegzame levensvreugd. Toen hun gebieder binnentrad, sprongen de soldaten op, als hadde de Capitano hen bij het een of ander verboden vermaak betrapt, zoo verrast en verbaasd waren zij over dit onverwachte bezoek, en zoo onheilspellend was de uitdrukking van Leone's gelaat. Daarna gaven zy echter gehoor aan zijnen gebiedenden wenk en schaarden zich weder rondom het wijnvat, dat hun tot tafel diende, torwyl Leone zijnen weg vervolgde, langs de wachten heen, die met de speer in de vuist aan weerskanten van den ingang, naar het arsenaal op post stonden. Na drie of vier vertrekken doorgegaan te zijn, kwam hy bij een plek waar om dezen tijd anders alles stil en doodsch placht te wezen, het ruime gewelf namelijk, dat toegang gaf, tot de lager gelegen keukens en dienstboden-kamers. Nu vernam hy een verward gemompel van stemmen, een heldere lichtglans kwam hem uit de openstaande deur tegemoet, en de geur van krachtige soep en gebraad vervulde de lucht. In dit gewelf bad Settimio de arme vluchtelingen uit de Maremma ingekwartierd en zindelyke slaapplaatsen voor hen laten gereed maken, die, dicht naast elkander geschikt, de gehcele lengte langs den wand innamen. Aan de wel voorziene tafel in het midden van het vertrek zaten vijf of zes mannen zich te goed te doen aan de krachtige soep, die de keukenmeester in diepe aarden schotels had doen opdragen. De zwaksten hadden hunne rustplaatsen reeds opge zocht, en waren, in weerwil van de koorts en het gedruisch hen heen, gerust in slaap gevallen. in de gestichten, niet weken of maanden, maar jaren. Een gevolg hiervan is, dat in de krankzinnigengestichten telken jare meer krankzinnigen de poort binnenkomen dan er uitgaan, en dat daardoor het aantal verpleegden voort durend toeneemt. Zoo werden er in bet tiental jaren 1875 tot en met 1884 in de gezamenlijke gestichten 11.147 personen ter verpleging opgenomen, terwijl er slechts 10,129 door overlijden of ontslag werden verwijderd. Het verschil tusschen deze getallen, 1018, wijst de vermeerde ring van de bevolking der gestichten in tien jaren aan. Uit het toenemen der bevolking van de krankzinnigen gestichten volgt dus geenszins, dat krankzinnigheid onder onze landgenooten menigvuldiger voorkomt dan voorheen. Men zou eerst daartoe kunnen besluiten, wanneer het aantal krankzinnigen, die jaarlijks in de gestichten worden opge nomen, in reden tot het aantal inwoners toenam. Het blijkt, dat het toenemen van krankzinnigheid in Nederland gelijken tred houdt met het toenemen der bevolking, en dat men niet mag spreken van een schrikbarend toenemen van krankzinnigheid. Alleen in 1860 was het cijfer iets lager, maar toen werden nog meer dan later krankzinnigen buiten gestichten verpleegd. Maar moge deze uitkomst tot geruststelling strekken van hen, die zich angstig maken over eenen achteruitgang, die blijkt niet te bestaan, toch mogen wij de oogen niet sluiten voor de mogelijkheid, dat de door hen aangewezen oorzaken tot de gevreesde uitkomst, vermeerdering van krankzinnigheid, zouden kunnen leiden. De wuftheid en lichtzinnigheid, de zucht naar genot, het gebrek aan ernst, waardoor onze tijd gekenmerkt wordt, liet jagen naar rijk dom, ontevredenheid met het bestaande, overprikkelen van jeugdige hersenen door overmatige» arbeid, misbruik van geestrijke dranken, losbandigheid van allerlei aard, het zijn allen oorzaken, die een verderflijken invloed op het zenuw leven uitoefenen en niet zelden tot krankzinnigheden leiden. Het is dus de plicht van ieder om waar hij kan met woord en daad die oorzaken van achteruitgang bij ons volk te bestrijden en ook hierin te doen wat zijne hand te doen vindt. In de Gids van Maart heeft prof. J. L. Doedes het Amsterdamsch kerkelijk conflict behandeld. De Utrechtsche hoogleeraar geeft een overzicht van de reglementen, volgens welke de verschillende gemeenten op verschillende wijze beheerd worden en toont aan hoe het conflict ontstaan is door veranderingen die langzamerhand gebracht waren in Sor Menenio, de arts, was juist binnengekomen, en had zich spoedig met den stand van zaken op de hoogte gesteld. Toen Leone binnentrad, ging de geneesheer hem terstond te gemoet, want hij dacht dat de Capitano opzettelijk verschenen was om zijn oordeel te vernemen. „Het is de oude geschiedenis van het alles vernielende Ma- remma-spook, Uwe Hoogheid," begon hij, de schouders ophalend. „Er is weinig aan te doen. Wie er tegen kan, komt het van zelf te boven, maar is het vergif reeds te diep in het bloed ge drongen, dan zijn onze beste middelen krachteloos. Indien deze mannen niet te spoedig naar hunne moerassen terugkeeren in geen geval vóór October dan geloof ik dat het nog wel schikken zal. Maar die ééne daar ginds, met dat bleeke gezicht en het zwarte kroeshaar, is er slecht aan toe; die zal er wel aan heen gaan. Hij is uit Bologna afkomstig en woont eerst sedert het begin van dit jaar in Pulchio. Die is er niet van kind af aan gewend geweest, en het is zonderling, hoeveel de gewoonte juist bij de malaria somtijds doen kan? Wie in de lucht der Maremma geboren is, heeft drie maal meer weerstandsvermogen, en mis schien zal daar in den loop der eeuwen een geslacht ontstaan, dat zich betrekkelijk gezond gevoelt, evenals de egel bij het voortdurend gebruik van vergift. De arme kerel echter, die daar uit het schoone Bologna eensklaps in de koorts-atmosfeer der half verhongerde kolenbranders verplaatst werd, heeft geen weer stand kunnen bieden aan de pestilentie, en als de frisscbe lucht hier in Siena geen wonderen doet...." „Waar ligt hij, vroeg de Capitano, terwijl hem eene rilling door de leden voer. Sor Menenio nam de lamp op, en samen naderden zij den zieke, wiens uitgeteerd gelaat nu door het volle licht beschenen werd. De ongelukkige lag achterover; zijne ademhaling was beklemd, cn telkens snakte hij naar lucht; de half gesloten oogen waren diep in hunne kassen gezonken. Daarbij was zijn gezicht akelig bleek; niet perkamentkleurig zooals dat der meeste zieken, maar aschgrauw, bijna doorzichtig. De uitgeteerde handen lagen soms krampachtig ineengeklemd en plukten dan weer werktuigelijk aan de wollen deken. Door plotseling afgrijzen aangegrepen, trad Leone achteruit. i/Verzorg hem goed, Sor Menenio, tracht hem te redden," was alles wat hij in zijne ontroering over de lippen vermocht te brengen. Gejaagd verliet hij het gewelf. De brief van Sor Grimaldo lag hem zwaar als een grafsteen op de borst. Wat hij eerst met onverklaarbaren angst had willen ontwijken, begeerde hij nu met het hefstigste ongeduld. Hij wilde het schrijven van den slotvoogd zonder uitstel lezenhij wilde weten of Pia uit haar lijden verlost was, dan of zij nu ook nederlag, een beeld van jammer en ellende, aan den ongelukkige gelijk, wiens ontvleeschte handen zoo akelig over het dek hadden gedwaald. Onmiddellijk begaf hij zich naar zijn eigen vertrek, en ont vouwde bevend en klappertandend den brief. Sor Grimaldo schreef: „Uwe Hoogheid, het is mij onmogelyk langer te zwiigen, hoewel Uwe Hoogheid het tnij bevoleD beeft. De dag, waarop Uwe Hoogheid bericht van my verwachtte, de eerste Augustus, ligt nog ver in het verschiet. Ik kan niet anders, zoo waar het reglement op het beheer der kerkelijke goederen in Amsterdam. Hij veroordeelt het misbruik dat de geschor sten gemaakt hebben van hun ambt en betrekking om de hand te leggen ten bate eener partij op wat aan de geheelo gemeente als gemeente toebehoort. Uit het zevende jaarverslag van de Unie Een schooi met den Bijbel blijkt, dat het aantal Christelijke dag- week- en maandbladen, waarin de belangen van de school met den Bijbel worden besproken, tot over de veertig is geklommen. Voorts geeft het verslag de volgende opgave: Op 1 Januari 1886 waren er in ons land 425 scholen met den Bijbel met 70,880 (zeventig duizend acht honderd en tachtig) leerlingen, over de verschillende provinciën als volgt verdeeld: Groningen 87 scholen, 5678 leerlingen; Friesland 77 scholen, 9362 leerlingen; Drente 8 scholen, 1200 leerlingen; Overijsel 13 scholen, 2441 leerlingen; Gelderland 60 scholen, 9305 leerlingenUtrecht 32 scholen, 5687 leerlingen. Noordholland 59 scholen, 12256 leerlingen; Zuidholland 101 scholen, 20478 leerlingen; Zeeland 21 scholen, 2744 leerlingen; Noordbrabant 16 scholen, 1707 leerlingen; Limburg 1 school, 22 leerlingen; te zamen 425 scholen en 70880 leerlingen. Sinds 31 December 1878 was de toeneming van scholen met den Bijbel als volgt: op 31 December 1878 waren er 300 scholen, op 31 December 1879 waren er 340 scholen, op 31 December 1880 waren er 350 scholen, op 31 Decem ber 1881 waren er 365 scholen, op 31 December 1882 waren er 375 scholen, op 31 December 1883 waren er 395 scholen, op 31 December 1884 waren er 415 scholen en op 31 December 1885 waren er 425 scholen. Voor de betrekking van surnumerair der Posterijen hebben zich 67 candidaten aangemeld. Er zijn 15 plaatsen opengesteld. Het examen wordt in April gehouden. Voorloopig zullen bij het Departement van Marine niet meer dan 2 schrijvers aangesteld worden uit de opge roepen gepensioneerde onderofficieren der zeemacht. Uit Groningen wordt aan het Dagblad gemeld, dat aldaar in den nacht van jl. Zondag op Maandag twee kinderen doodgevroren zijn. Jl. Maandag had te Heer-Hugowaard eene vergade ring plaats van de Hengsten-Vereeniging voor Alkmaar en omstreken, voornamelijk belegd om den door de Ver eeniging aangekochten hengst in oogenschouw te doen God de Heer zich over mij erbarmen moge, en al moest ik mij door mijn schrijven ook den zeer gevreesden toorn van Uwe Hoogheid op den hals halen. „Wat de gemalin van Uwe Hoogheid misdreven heeft, kan ik met mijn klein verstand niet beoordeelen, vooral omdat de feiten mij slechts in groote trekken zijn medegedeeld; dat Signora Pia de' Tolomei hier in uw eenzaam kasteel echter niet geleefd heeft als eene zondares, die voor Gods rechterstoel moet beven, maar als eene heilige, zachtmoedig en geduldig, op uwe genade hopend en u steeds met eerbied en innige liefde gedenkend, dat heb ik met eigen oogen gezien en met eigen ooren gehoord, en daarom neem ik de vrijheid in alle onder danigheid mijn hartelecd voor u uit te storten. „Ja, Uwe Hoogheid, mijn hart breekt terwijl ik het moet aanzien hoe de vergiftige dampen van dit verpeste land hun sloopings werk nog veel spoediger volbrengen, dan gij -zelf verwacht hadt. „Dit snelle verloop van de ziekte ontneemt u, helaas, de mogelijkheid, waarop ik in stilte gehoopt had, dat gij namelijk langzamerhand tot andere gedachten komen en uwe doorluchtige gemalin terugroepen zoudt. „Neemt gij dit besluit niet zoo spoedig mogelijk, dan is het te laat. „Gij kunt u niet voorstellen, Heer, hoe de Signora in de laatste weken veranderd is! „Omstreeks het midden van de maand sloop zij als eene schaduw rondsedert den vorigen Dinsdag heeft zij hare kamer niet meer verlaten, terwyl zij anders gewoon was, op den arm van mijne vrouw geleund, eenige malen het binnenplein op en neder te wandelen. „Aan hulp en oppassing, voor zoover die hier mogelyk zyn, ontbreekt het haar overigens niet. Ik ben met de verschijnselen der malaria genoegzaam bekend, om haar te kunnen bijstaan wanneer een hernieuwde aanval haar benauwt; heden echter hebben mijne pogingen niets kunnen uitwerken, en aangezien ik bymij- zelven de eerste sporen der jaarlijksch terugkeerende ziekte meen op te merken, ontzinken mij allengs de moed en de kracht. „Het is daarom, dat ik Uwe Hoogheid ootmoedig kom vragen of het uw wil is dat alles, wat Uwe Hoogheid zich voorgenomen heeft, werkelijk geschiede, dan wel of gy uwen onderdanigen dienaar andere bevelen geven en u over de arme lijderes erbar men wilt. „In afwachting van uwe beveleD, ben ik uw gehoorzame en getrouwe dienaar, Grimaldo. „Naschrift. Op hetzelfde oogenblik, dat de bode komt om mijnen brief in ontvangst te nemen, meldt mijne vrouw mij dat de aanval voorbij is. Voor morgen bestaat er nu geen gevaar; ja, het zou zelfs bedenkelijk kunnen zijn, indien gij morgen kwaamt om de zieke te halen, want zij is geheel uitgeput, en de over spanning, de blijdschap zou haar de dood kunnen aandoen. Morgen heeft zij het meeste behoefte aan slaap. Uwe Hoogheid lieeft dus den tijd om in alle kalmte en bedaardheid te overwegen wat u te doen staat. Ik bid God dat Hij Uwe Hoogheid zacht stemmen, en zoo indien het niet reeds te laat is mijne doorluchtige meesteres van het verderf redden moge. Grimaldo." Leone las driemaal, viermaal. Hy was als verbysterd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1