Helpt dus wejni^en, zegt de schrijver, maar helpt vol doende, dan eerst kan de armenzorg rijpe vruchten dragen. Men schrijft aan de Leidsche Crt. „De naam ooievaar komt van het oudtijds odebaer, dat is geluk-aanbrenger. Dit zij zoo het wil. Het geluk ligt soms op een klein plaatsje, met den vierkanten palm uit te meten, zoo ook in een ooievaarsnest. Wij, Hollanders, hebben echter met de Denen altijd het oogenblik, dat de ooievaar terugkeerde, hoog gewaardeerd. De ooievaar toch is de lentebode; zijn komst verkondigt groei en bloei; de winter heeft afscheid genomen. Nu zijn er reeds drie ooievaars in Holland: te Bolsward, Ameide en Schipluide. Brengen nu deze de lente, of, oni niet veeleischcnd te zijn, het voorjaar? Daarvan is nog niets gebleken. Integendeel, het voorjaar brengt de vogels tot hun vorige broedplaats, ook omdat het tijd wordt en Maart reeds is aangebroken. Daarbij heeft een ooievaar veel te beschikken. Vooreerst de kennismaking, dan een paar te worden, hetgeen niet zelden veel meer omhaal veroorzaakt dan onder de menschen. Is de zaak beklonken, dan aan het werk om het verharende nest op te knappen. Zoo wordt het spoedig Mei, zal er nog iets van het kraambed komen. Een ooievaar vertrekt altijd in het midden van Augustus, dus doorgaans in de warmste dagen. Hij verkondigt bij zijn terugtocht echter evenmin vroegtijdige koude, als bij in het voorjaar, zonder zijn goeden naam te kort te doen, de lente bezorgt." De bezwaren, bij Gedeputeerde Staten van Noord- liolland ingebracht tegen de wijze, waarop de loting voor de nationale militie te Amsterdam is gehouden, hebben, naar de Haarl. Crt. meldt, aanleiding gegeven tot het instellen van een ernstig onderzoek. Gelijk men weet, werd er beweerd, dat het verschil tussclien hooge en lage nummers aan de bijzondere tint van het papier, waarop die nummers gedrukt waren, van buiten was te zien. Thans is gebleken, dat dit een los gerucht is geweest, dat van allen grond ontbloot was. Wel waren niet alle nummers op volkomen gelijk papier gedrukt, doch in elke van de verschillende tinten vond men hoogere zoowel als lagere nummers, zoodat er niet de minste zekerheid bestond van door het kiezen eener bepaalde tint van papier een hoog of een laag nummer te trekken. Bij uitvoerige beschikking is dit door Gedeputeerde Staten aan de reclamanten mede gedeeld; ofschoon hun verzoek om vernietiging der loting toch, wegens een gebrek in den vorm, niet ontvankelijk moest worden verklaard, De gemeente-ontvanger van Andel, bij wien dezer dagen werd ingebroken en die eenige dagen door den schrik sprakeloos is geweest, is weder hersteld. Hij heeft thans medegedeeld, dat hij, wakker geworden, dacht, dat de dieven nog buiten waren. Hij blies het nachtlicht uit en opende de deur, die toegang tot de gang verschaft, om zich naai de voorkamers te begeven, vanwaar bet gerucht kwam. In de gang gekomen, waar het donker was, kreeg hij dadelijk een slag op het hoofd, die hem bewusteloos deed neerzakken. De dieven hebben in de kamer, waarin zij bet eerst kwamen, een kastje opengebroken, en daaruit de spaar potten der kinderen en de sleutels der brandkast, waarvan de sluiting eenvoudig was en die in de andere voorkamer stond, genomen. Daarna is de brandkast geopend en de ganscne inhoud op tafel en vloer gelegd. Vele half' ver brande lucifers doen vermoeden, dat zij geen licht bij zich hadden. Men heeft nog tussclien de papieren uit de brand kast f 3100 gevonden, behalve het zakje met f 150 onder het raam. Ongeveer f 4000 wordt gemist. Volgens De Tijd, is het verhaal omtrent het kind, in de R. C. kerk te Breda achtergelaten, een sprookje. Wel is er een kind een half uurtje achtergelaten, daar de moeder den naam van peter en meter niet wist, maar in een half uur was zij terug. genieten, de bevreemding wekkende verschijning na, die woest door de straten stormde en schrik en ontsteltenis bracht onder de wandelaars op de Piazza. Een enkele dronk, een stuk brood, en onmiddellijk besteeg Leone een nieuw paard. Zwijgend wees hij de hem angstig aanstarende bedienden terug, en bedankte voor elk geleide. Opnieuw klonk de kletterende hoefslag van zijn snuivend ros door de straten, nu in de richting van de zuidoostelijke poort. Het was een stikdonkere nacht. Het licht der sterren was slechts even voldoende om hem het goede pad en de juiste richting aan te wijzen. In de verte, waar de goudgele planeet Jupiter aan den hemel stond, lag het gevloekte slot, dat het liefste wezen, zijne blonde, aangebedene Pia, binnen zijne muren hield opgesloten. Voor waarts dus over de eindelooze vlakte, langs de dampende moerassen, waarboven de nevelen de grilligste dansen uitvoerden voorwaarts door het mulle zand en het drassige veen. Deze rit was even moeilijk als de woeste afdaling van den boschachtigen bergrug, en vooral niet minder gevaarlijk. Toen echter was het klaarlichte dag, en de zon bescheen den geheelen omtrekterwijl nu de geheimzinnige schemering van het gefolterde gemoed van den ruiter langzamerhand de afschuwelijkste voorstellingen deed oprijzen. Telkens meende hij in het suizen van den wind door de onregelmatig opgeschoten pijnboomen stemmen te hoorenwoorden, die nu eens smartvol en klagend, dan weder spottend en dreigend klonken, als het gelach van helsche demonen. De zwevende dampen boven de uitgestrekte moerassen kwamen hem voor als belichaamde wezens. Daarginds die lange, zacht op en neder golvende nevelstreep, was Pia's lijkkleed.... Allengs ontwikkelde zich "uit de vlokkige dampen hare slanke gestalte, het omsluierde hoofd, het bleeke gelaat.... alles even wit. Zij lag daar boven het donkere moeras als op een reusachtig praalbed met gevouwen handen en nauw herkenbare trekken in den duisteren nacht. Leone huiverde; zijn ros steunde onder den krampachtigen knicdruk, en angstig snuivend draafde het met verdubbelde snelheid langs het smalle, gevaarlijke pad. Nu was de spookachtige lijkbaar met de doode Pia verdwenen, maar daarginds op eenigen afstand van den weg stond weder ecne spookgestalte, loerend als een roofdier met woest glinste rende oogen.... het gelaat van Ugo, aan wien al deze ellende te wijten was. Een weinig verder gleed andermaal eene schim over den weg, bleek en wezenlooseene ijskoude rilling voer den Capitano door de ledendat was hij zelf, dien hij daar op zijnen nachtelijken rit ontmoette; geheel in dezelfde kleeding, met de jachtmuts met wuivende reigervederen op het hoofd. Het spook achtige evenbeeld reed, evenals hij, alleen; en als kreeg hij plotseling eene openbaring, zoo werd hem opeens alles duidelijk dit afgrijselijke vizioen bereidde hem op het ergste voor! Ja, hy zou spoedig troosteloos naar huis terugkeeren, zonder Pia aan zijne zijde te hebben; eenzaam, zooals hij gekomen was! Dus had het noodlot besloten. Een diepe zucht ontsnapte aan zijne borst. „Dat nooit!" sprak hij. „Ditmaal, dat zweer ik, liegt de voorspelling! In deze armen breng ik haar naar Siena, en kan Zr. Ms. scliroefstoomsphip Marnix is gisteren van Hellevoetsluis naar Rcitterdanï Vertrokken, om het instructie- 'j vaartuig Anna Paulowna te vervangen, !t welk tijdelijk als hospitaal dienst zal doen voor de door roodvonk aan getaste jongens. De hoofdofficier der Marine, aan wien zullen worden opgedragen alle voorbereidings-maatregelen tot den oorlog en de samenwerking met de genei-alen staf der landmacht, zal werkzaam gesteld worden bij het departement van Marine, zullende hem enkele officieren worden toegevoegd. De Marine-staf, zooals deze afdeeling genoemd wordt, zal dus zijne vaste standplaats te 's Gravenhage krijgen. Iets wat men in goed Hollandsch „een gemeene streek" noemt, wordt in Eindhoven druk besproken. „Een timmerman, oppassend werkman en huisvader, had een werk aangenomen van zekeren fabrikant aldaar, dat door hem solide en volgens accoord werd afgemaakt. Na afloop kwam de timmerman natuurlijk om zijn verdiend loon. De rekening werd gehaald en het geld geteld, de fabrikant verzoekt den man, de rekening te quiteeren. De timmerman, niet denkende aan de zegelwet, gebruikte geen plakzegel bij het afschrijven der rekening. Wat doet nu onze fabrikant? Hij dwingt, met de ongezegelde quitantie in handen, den werkman om een aanzienlijke korting toe te staan op zijn zuur verdiende penningen, hem met ver volging dreigende, indien hij mocht weigeren. De timmer man, die geheel en al ter goeder trouw handelde, moest van den nood een deugd maken en gaf toe. De heer J. C. Steenbergen, commissaris van politie in de 5de sectie te Amsterdam, heeft om gezondheids redenen tegen 1 Mei a. s. zijn eervol ontslag uit die betrekking aan den Koning aangevraagd. Jl. Vrijdag nacht is onder Mijdrecht, bij Uithoorn, eene boerderij afgebrand. Behalve den inboedel zijn 42 koeien verbrand. Oorzaak onbekend. Omtrent den moord, in de kazerne der veld-artillerie te Utrecht (gepleegd, wordt nader 't volgende bericht: Den stukrijder Wenleler was door den milicien Bergman een beschuldiging ten laste gelegd, waarvoor eerstgenoemde voorloopig in arrest werd gesteld; na een daaromtrent ingesteld onderzoek bleek echter, dat er geen termen bestonden den beschuldigde te vervolgen, noch het hem opgelegde arrest te bestendigen. Nadat W. uit de arrest kamer was ontslagen, heeft hij denzelfden avond revolver patronen gekocht, des nachts een revolver van een korpo raal genomen, op dezelfde kamer, waar hij logeerde, met het blazen der reveille de kazerne verlaten en zich naar een der stallen begeven, waar B. op post stond en hem daar, met de woorden: „Zie zoo, nu ben je mijn man," door 3 revolverschoten gedood. Terstond daarna heeft W. zich bij den commandant der kazernewacht aangemeld, met verzoek hem in arrest te stellen, zeggende dat hij den milicien B. in den stal had doodgeschoten; hij stelde dien onderofficier tevens den revolver, waarmede hij de misdaad had gepleegd, ter hand. De heer F. W. Vau Et-den, te Haarlem, secretaris der Nederl. Maatschappij j tot bevorderiug van nijverheid, vestigt in eene nieuwe medcdeeliog de aandacht I op de volgende feiten: In den zomer van 1884 heeft hij op hot eiland Terschelling kennisgemaakt met een eigenaardig vak vnu inlandsclie volksvlijt: het snijden in hout vau kerkstoveu, bonkjes, mc9scnhechteu en andere dingeu vnn dagnlijksch gebruik. Hij enkele landbouwers, voorul in het dorp Midsland, zag hij frunio proeven vuu die kunst, waarvoor zij slechts een gewoon mus gebruiken, en die iu vrijen tijd in eigen gezin wordt uitgeoefend. Hij heeft toen een jongen landbouwer verzocht, eeu voorwerp voor het Museum van kunstuijverheid te inaken, en aldaar ontving men vau hem in het vorige jaar ecne kerkstoof met een voor vaderlijk snijwerk versierd. Een ander landbouwer bewaarde iu zijn huis inet open lofwerk uitgesneden paneclen, volgens zijn zeggeu. door een zijucr voorvaderen in de 17de eeuw, tijdens de walvischvncgst op ecne reis door Straat Davis, bewerkt. Deze paneelen zijn thaus ook op hel Museum aanwezig. Het snijwerk, dat tegenwoordig op Terschelling wordt gemaakt, staat achter bij de beste voortbrengselen van Nedorlandsche houtsnijkuust uit vroeger tijd, maav loont een zeer oud karakter vau versiering. zij mij niet meer volgen, dan volg ik haar in het graf, waar geen verraad en geen rouw meer i9." Zoo ging het voort over de eindelooze heide. Het paard raakte uitgeput. Tweemalen struikelde het, zoodat Leone zich niet dan met moeite in den zadel kon houden. Met krachtige hand rukte hij het edele dier omhoog, en weldra rees de zwarte massa met den half vervallen toren voor zyne oogen op, torwyl de zware muren scherp afstaken tegen den donkeren achtergrond. Nog eenige minuten, en het doel vnn den vreeselijken tocht was bereikt. Er brandde licht in den toren. Leone's hart kromp ineen. Het was niet ver meer van middernacht; het licht op dit late uur was geen gunstig teeken. Met donderende stem riep hij den wachter; doch er verliep een kwartier alvorens men de brug nederliet. „Zijt gy allen gek!" riep hij den bedienden toe: „mij hier te laten wachten als een bedelaar voor eene kloosterpoort? Is dat de achting, die gy uwen moester bewijst, wiens brood gij eet? Waar is de slotvoogd? Het schijnt wel dat hier met alle tucht gespot wordt!" „Wy hadden drukke bezigheden, Uwe Hoogheid," sprak een der bedienden, die het paard van zijnen meester bij den teugel had genomen„Sor Grimaldo is boven, bij onze meesteres." „Waarom?" vroeg Leone, bleek wordend. „Ik meende.... Is de toestand der Signora verergerd?" „Ik vrees het, Uwe Hoogheid. Wel is de koorts geweken, maar de zwakte neemt dagelijks toe. Is Uwe Hoogheid geen ruiter tegengekomen? Sor Grimaldo zond u eenen bode.... slechts weinige uren geleden...." Leone hoorde niets meer. Met wankelende schreden ging hij de binnenplaats over en de trap op. De knecht liet het paard aan zijn lot over en volgde zijn meester met eene lantaarn in de hand. De deur van de vochtige bovengang stond open. Met ingehouden adem schreed Leone verder. In de volgende seconde betrad hy het torenkamertje, op welks steenen vloer Pia toenmaals in zwijm was gevallen. Nu brandde er een armzalig lampje. De naastbijzijndc kamer was beter verlicht; juist verscheen de hooge gestalte van Sor Grimaldo op den drempel; hij was nog bleeker dan gewoonlijk en zag er vermoeid en geheel ontdaan uit. Toen hij Leone herkende, moest hij met groote moeite een kreet van schrik onderdrukken. „Uwe Hoogheid," sprak hij op fluisterenden toon, „het einde is naby." „Gij liegt!" viel Leone hem in de rede. „Zeg dat gij onwaar heid spreekt, en alles wat ik bezit zal uw eigendom zijn „Uwe Hoogheideen Christen moet blijven hopen tot het laatste oogenblikGod is almachtig. Hij kan een wonder gebie denHy kan „Zwijg!" gilde Leone. „Zij leeft zij moet leven, want zij is rein en vlekkeloos als een engel." „Dat wist ik reeds sedert langen tijd," zuchtte Grimaldo. „En al hadde de Heilige Vader in Rome de hostie genomen in de overtuiging, dat zij eene misdadigster was, ik zou gezegd hebben: „De Heilige Vader begaat eene zonde, die God hem vergeven moge!" (Slot volgt.) Iat#r ontving hot Musflum d$qr de welwillendheid vgn jhj. Sphoror, Comniissari* dus Kiyiings ih d,c prprinjcie NoordhJaUaad, eeu gróót maS, met gesneden houten hecht, gemaakt door eon kleedermnker te Domburg. Ook iu Zeeland wordt de houtsnijkunst nog nis vak van huisvlijt beoefond. De voort- breugsolcn zijn daar meost messeuhechten voor eigen gebruik. Ook do ver siering vau deze voorworpen heeft een overoud karakter, doch mot moderne byvoegselen. Eindelijk vond de schrijver to Alkmaar in den zomer des vorigen jaars de sporen van dergelijk huiselijk kunstwerk, messeDhechten, pijp-uithalers^en derge lijke, afkomstig van St. Pancras of andere omliggende dorpen. Ook deze voorwerpen dragen hetzelfde Oud-Nederlaudseh karakter als de Zeeuwsche en Terschelliugsche. Zij zijn uit vlierhout gesneden ou daarna geolied of gevernist, waardoor ze or uitzien als palmhout. Meestal hebben ze als knop een figuur, die een pelikaan of draak voorstelt. Zo worden bijna uitsluitend aan de boeren voor eigen gebruik verkocht, en zyu zeer weinig bij het publick bekend. Er is te Alkmaar, zoover schrijver weet, slechts één persoon, die deze voorwerpen verkoopt; hij krijgt de hechten uit St. Pancras en doet cr messen en pijpuit- halers ia, die hij op de kaasmarkt aan dc boeren verkoopt. In deze voorwerpen, zegt de schrijver iu hoofdzaak verder, zien wij onfeilbaar de laatste overblijfsels vnn een zeer oud tijdvak vau nationale kunst. In die oude tijden leefde de kunst in het gezin. Zjj was de moeder van de Oud- Nederlaudschc meubelmakerij, wier voortbrengselen thans als zeldzame schatten met hooge prijzen worden betaald. De oud-Nederlandsche meubelmakerij is sedert anderhalve eeuw te niet geguan, overweldigd door de macht van het buitenland, dat ons eerst met Louis XV en Louis XVI, later met Empire en eiudelijk met een rommel van wansmakelijk politoer- en fabriekwerk overstelpte. Het werktuig verdrong deu menschelijken arbeid; ia plaats van de geestige motieven onzer vaderen, kregen we den draaibankstijl en de opgelijmde ver sieringen, gedachteloos uit een of ander stalenboek gekopieerd. Het volk had zijne kunst verloren en daarmede eene voorname uitiug van zijn karakter. De echt Nederlnndsche meubelen staan thaus als zeldzaamheden in de magazijnen der ondhcidhandelaar en in dc salons der meergegoeden. Maar ziet eens rond bij de burgerij; ziet wat daar voor meubelen gebruikt worden. Goedkoop, ja, muar alles fabrieks- en politoerwerk zonder zin of smaak. De rijkeren volgen de mode vau het buitenland. Nationale kuust is er niet meer, en wat als zoodauig wordt uitgestald, kan alleen koopers vinden als het voor oud doorgaat. Maar van ontwikkeling van de oud-nationale richting geen sprake. De kunst is verhuisd naar museums, en in de meeste huizen heerscht oubegre|ieu wansmaak. Vandaar dat de huizen dikwijls zoo heel ODgezellig zijn. En toch is goede raad niet duur. Beproeven we het maar om ous woonvertrek tot een getrouw beeld te maken van oozen aard en onzen aanleg, het te ver sieren, al is het nog zoo goedkoop en bescheiden, met diDgen, die vriendelijk zijn voor het oog of waar geest en vernuft uit spreken, men kan verzekerd zijn, dat wij eene herboorte tegemoet gaan. Want het Nederlaudsch karakter sluimert, inoar is niet gestorven. „Men hcoft mij gezegd," zoo lezen wij verder „dat behalve do genoemde streken, ook iu hei noordelijk deel van Noordholland en op Ameland de hout snijkunst als volksvlijt nog leeft cu dat ook iu enkele onzer groote steden nog overblijfsels daarvan te viuden zijn. Ik bedoel natuurlijk niet de voorwerpeu uit deu ouden tijd, maar in den ouden stijl zoouls ze nu nog gemaakt worden. Aan die overblijfsels heebt ik eene groote waarde. Al mogen zij achterstaan bij het werk der vaderen, zij bewijzen dat in het nageslacht ten minste nog een vonkje smeult. En wat ik zoo gaarne zon weuschen is, dat vonkje aan te blazen, met voorzichtigheid en oordeel. Voorzichtigheid, want wil men den ouden geest doen herleven, dan wachte men zich voor moderne oneigenaardige inmengsels. „Ons Museum van kunstnijverheid is opgericht, vooral met het doel om kunstzin en smaak te ontwikkelen bij het publiek en bij onze werklieden. Iu do eerste plaats moot onze nationaliteit daarbij worden in 't oog gehoudeu. Het Museum van kunstnijverheid gaat eene nieuwe toekomst tegemoet. Hot zal op ruimer schaal dan vroeger eeu overzicht geven vau de stijlen in dc verschillende tijdvakken en bij verschillende volken. De invloed van zulk een overzicht zal merkwaardige en heilzame gevolgen hebben. Daar zal de Neder- lauder, die de gelegenheid mist om het buiteuland te bezoeken, eindelijk met eerbied en geestdrift vervuld worden voor zijn eigen lond. Het Museum ie dus bestemd voor dc opwekking van een nieuw nationaal leven, daar waar nog de slavernij onder vreemde macht heerscht, dus nagenoeg over het geheele laud. „Maar die afgelegeu plekjes, waar nog de oude kunst als een smeulend vonkje kwijnt, moeten zorgvuldig beschermd blijven als de kweekplautson vau een vernieuwd nationaal karakter. Daarom roep ik de medewerking in van allen, die in hun kring nog lcvcude overblijfsels der oude kunst weten op te sporen en daarop de naudackt kunnen vestigen. Doch ook dc schoonste gcdcnkteekcueu van de uitgestorven Ncdcrloudsche kunst mogeu in het Museum meer en moer eene plaats vinden. De autiqunnrwinkels en liefhebbersaloos moeten hunne bijdragen iu ruime mate leveren, want daar liggen schatten verborgen, die beter gerangschikt cn voor allen tentoongesteld, ons volk met wonderbare geestdrift zullen I ezielcu. Wgut wat winnen we er bij of we al meubels maken naar dc voorschriften van Parijs of Weeuen? Zware concnrrcntie zelfs voor deu begaafden werkman eu onzekere verdiensten. Muur gaan we voort in ons oud karakter, dan vormen wij ons een machtig monopolie, dat geen vreemde ons zal ontrooveu. „Reeds is iu andere landen, vooral iu Zwitserland, Tyrol, Noorwegen, de houtsnijkunst weder tot eeu nationaal vak van huisvlijt ontwikkeld, tot groot voordeel der bewoners, donk zij de talrijke vreemdelingen, die deze landen bezoeken. Maar bij oud Nederland vergeleken, zijn die landen arm nau kunst. „NVeinig Nederlanders begrijpen nog welk eene verbazende kracht zit in ons volkskarakter. Dat karakter gaf ons eenmaal onze vrijheid, onze koloniën, onze kunst cn nog veel meer. Miskenning van dat karakter maakt ons arm, gedwongen, sukkelig, achterlijk. Er wordt nog wel in dc nationale richting gewerkt, helaas! alleen in het verborgen, om onder den valschen naam van antiek de winsten van enkele winkeliers te vermeerderen. Moge die verborgen arbeid weldra zonneklaar voor den dag komen en do grondslag worden vau eene waarachtige Nederlnndsche Renaissance." Bultenlan - Alle mogendheden hebben thans genoegen genomen met het Turksch-Bulgaarsche verdrag over Oost-Rumelië, behalve Frankrijk, dat klaagt óver de invoerrechten, die thans op de grenzen van Oost-Rumelië worden geheven van producten, waarvoor op de Turksche grenzen reeds rechten betaald zijn. Volgens het Journal des Débats zou deze kwestie reeds in der minne zijn opgelost. Hoe schromelijk Engeland's handel in de laatste jaren achteruit is gegaan, toont The American Manufac- turer door de volgende cijfers: In 186768 was Engeland's aandeel in den wereldhandel 20 pCt. In 1882 was dit cijfer tot 19£ pCt gedaald, en in de laatste jaren is Enge land's uitvoerhandel 6 pCt. minder geweest dan in de laatste 18 jaren. In 1883 leverde Engeland nog slechts 40 pCt. van de kolen over de geheele wereld gebruikt; in 1868 was dat 53 pCt. geweest. Nog rekent men 6 pCt. achter uitgang binnen 15 jaren tijds alleen in den katoen- en ijzerhandel. De heer Pasteur heeft in de laatste zitting van de Fransche Academie van Wetenschappen de resultaten mede- gedeeld van de tot dusver door hem verrichte inëntingen tegen de hondsdolheid. Onder zijne behandeling kwamen 335 personen; slechts één daarvan is aan hondsdolheid overleden, en deze had zich eerst 47 dagen, nadat hij gebeten was, bij den Franschen geleerde aangemeld. Onder de patiënten zijn er 100, die sedert meer dan 75 dagen ontslagen zijn, en dus als volkomen genezen kuunen worden beschouwd. Men kan dus veilig zeggen, dat Pasteur het vraagstuk op schitterende wijze heeft opgelost. De particuliere correspondent der N. Rott. Crt., schrijft uit Weenen: „Bij gelegenheid van het huwelijk van den neef van den Keizer van Oostenrijk, Aartshertog Karl Stephan, met zijne nicht Maria Theresia van Toscane, had Franz Jozef den wensch te kennen gegeven, (lat de Aartshertoginnen en de hofdames in nieuwe, opzettelijk voor die gelegenheid ver- vaardigdigde toiletten zouden verschijnen, en in geen geval gebruikte of opnieuw gefatsoeneerde kleeren zouden aan trekken. De Keizer begeerde, dat de 200 robes de cour en manteaux de cour, die door even zoovele aanzienlijke dames bij die plechtigheid zouden gedragen worden, door de te Weenen gevestigde naaisters en modisten zouden worden gemaakt, opdat het confectievak bij de tegenwoordige, slechte tijden wat zou verdienen, 's Keizers wensch was natuurlijk zoo goed als een bevel, zoodat bij dat huwelijk eene buitengewone pracht is tentoongespreid. In het Panopticum van Castan te Berlijn is een der wassenbeelden, en wel maarschalk Mac Mahon, bestolen. Men ontfutselde van de uniform des dapperen krijgers het commandeurskruis van het legioen van eer en een kleine

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2