Helpt dus wejni^en, zegt de schrijver, maar helpt vol
doende, dan eerst kan de armenzorg rijpe vruchten dragen.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.
„De naam ooievaar komt van het oudtijds odebaer, dat
is geluk-aanbrenger. Dit zij zoo het wil. Het geluk ligt
soms op een klein plaatsje, met den vierkanten palm uit
te meten, zoo ook in een ooievaarsnest. Wij, Hollanders,
hebben echter met de Denen altijd het oogenblik, dat de
ooievaar terugkeerde, hoog gewaardeerd. De ooievaar toch
is de lentebode; zijn komst verkondigt groei en bloei; de
winter heeft afscheid genomen. Nu zijn er reeds drie
ooievaars in Holland: te Bolsward, Ameide en Schipluide.
Brengen nu deze de lente, of, oni niet veeleischcnd te zijn,
het voorjaar? Daarvan is nog niets gebleken. Integendeel,
het voorjaar brengt de vogels tot hun vorige broedplaats,
ook omdat het tijd wordt en Maart reeds is aangebroken.
Daarbij heeft een ooievaar veel te beschikken. Vooreerst
de kennismaking, dan een paar te worden, hetgeen niet
zelden veel meer omhaal veroorzaakt dan onder de menschen.
Is de zaak beklonken, dan aan het werk om het verharende
nest op te knappen. Zoo wordt het spoedig Mei, zal er
nog iets van het kraambed komen. Een ooievaar vertrekt
altijd in het midden van Augustus, dus doorgaans in de
warmste dagen. Hij verkondigt bij zijn terugtocht echter
evenmin vroegtijdige koude, als bij in het voorjaar, zonder
zijn goeden naam te kort te doen, de lente bezorgt."
De bezwaren, bij Gedeputeerde Staten van Noord-
liolland ingebracht tegen de wijze, waarop de loting voor
de nationale militie te Amsterdam is gehouden, hebben,
naar de Haarl. Crt. meldt, aanleiding gegeven tot het
instellen van een ernstig onderzoek. Gelijk men weet,
werd er beweerd, dat het verschil tussclien hooge en lage
nummers aan de bijzondere tint van het papier, waarop
die nummers gedrukt waren, van buiten was te zien. Thans
is gebleken, dat dit een los gerucht is geweest, dat van
allen grond ontbloot was. Wel waren niet alle nummers
op volkomen gelijk papier gedrukt, doch in elke van de
verschillende tinten vond men hoogere zoowel als lagere
nummers, zoodat er niet de minste zekerheid bestond van
door het kiezen eener bepaalde tint van papier een hoog
of een laag nummer te trekken. Bij uitvoerige beschikking
is dit door Gedeputeerde Staten aan de reclamanten mede
gedeeld; ofschoon hun verzoek om vernietiging der loting
toch, wegens een gebrek in den vorm, niet ontvankelijk
moest worden verklaard,
De gemeente-ontvanger van Andel, bij wien dezer
dagen werd ingebroken en die eenige dagen door den schrik
sprakeloos is geweest, is weder hersteld. Hij heeft thans
medegedeeld, dat hij, wakker geworden, dacht, dat de dieven
nog buiten waren. Hij blies het nachtlicht uit en opende
de deur, die toegang tot de gang verschaft, om zich naai
de voorkamers te begeven, vanwaar bet gerucht kwam.
In de gang gekomen, waar het donker was, kreeg hij
dadelijk een slag op het hoofd, die hem bewusteloos deed
neerzakken.
De dieven hebben in de kamer, waarin zij bet eerst
kwamen, een kastje opengebroken, en daaruit de spaar
potten der kinderen en de sleutels der brandkast, waarvan
de sluiting eenvoudig was en die in de andere voorkamer
stond, genomen. Daarna is de brandkast geopend en de
ganscne inhoud op tafel en vloer gelegd. Vele half' ver
brande lucifers doen vermoeden, dat zij geen licht bij zich
hadden. Men heeft nog tussclien de papieren uit de brand
kast f 3100 gevonden, behalve het zakje met f 150 onder
het raam. Ongeveer f 4000 wordt gemist.
Volgens De Tijd, is het verhaal omtrent het kind,
in de R. C. kerk te Breda achtergelaten, een sprookje.
Wel is er een kind een half uurtje achtergelaten, daar de
moeder den naam van peter en meter niet wist, maar in
een half uur was zij terug.
genieten, de bevreemding wekkende verschijning na, die woest
door de straten stormde en schrik en ontsteltenis bracht onder
de wandelaars op de Piazza.
Een enkele dronk, een stuk brood, en onmiddellijk besteeg
Leone een nieuw paard. Zwijgend wees hij de hem angstig
aanstarende bedienden terug, en bedankte voor elk geleide.
Opnieuw klonk de kletterende hoefslag van zijn snuivend
ros door de straten, nu in de richting van de zuidoostelijke
poort.
Het was een stikdonkere nacht. Het licht der sterren was
slechts even voldoende om hem het goede pad en de juiste
richting aan te wijzen.
In de verte, waar de goudgele planeet Jupiter aan den hemel
stond, lag het gevloekte slot, dat het liefste wezen, zijne blonde,
aangebedene Pia, binnen zijne muren hield opgesloten. Voor
waarts dus over de eindelooze vlakte, langs de dampende
moerassen, waarboven de nevelen de grilligste dansen uitvoerden
voorwaarts door het mulle zand en het drassige veen. Deze rit
was even moeilijk als de woeste afdaling van den boschachtigen
bergrug, en vooral niet minder gevaarlijk. Toen echter was het
klaarlichte dag, en de zon bescheen den geheelen omtrekterwijl
nu de geheimzinnige schemering van het gefolterde gemoed van
den ruiter langzamerhand de afschuwelijkste voorstellingen deed
oprijzen.
Telkens meende hij in het suizen van den wind door de
onregelmatig opgeschoten pijnboomen stemmen te hoorenwoorden,
die nu eens smartvol en klagend, dan weder spottend en dreigend
klonken, als het gelach van helsche demonen. De zwevende
dampen boven de uitgestrekte moerassen kwamen hem voor als
belichaamde wezens. Daarginds die lange, zacht op en neder
golvende nevelstreep, was Pia's lijkkleed.... Allengs ontwikkelde
zich "uit de vlokkige dampen hare slanke gestalte, het omsluierde
hoofd, het bleeke gelaat.... alles even wit. Zij lag daar boven
het donkere moeras als op een reusachtig praalbed met gevouwen
handen en nauw herkenbare trekken in den duisteren nacht.
Leone huiverde; zijn ros steunde onder den krampachtigen
knicdruk, en angstig snuivend draafde het met verdubbelde
snelheid langs het smalle, gevaarlijke pad.
Nu was de spookachtige lijkbaar met de doode Pia verdwenen,
maar daarginds op eenigen afstand van den weg stond weder
ecne spookgestalte, loerend als een roofdier met woest glinste
rende oogen.... het gelaat van Ugo, aan wien al deze ellende te
wijten was.
Een weinig verder gleed andermaal eene schim over den weg,
bleek en wezenlooseene ijskoude rilling voer den Capitano
door de ledendat was hij zelf, dien hij daar op zijnen
nachtelijken rit ontmoette; geheel in dezelfde kleeding, met de
jachtmuts met wuivende reigervederen op het hoofd. Het spook
achtige evenbeeld reed, evenals hij, alleen; en als kreeg hij
plotseling eene openbaring, zoo werd hem opeens alles duidelijk
dit afgrijselijke vizioen bereidde hem op het ergste voor! Ja, hy
zou spoedig troosteloos naar huis terugkeeren, zonder Pia aan
zijne zijde te hebben; eenzaam, zooals hij gekomen was! Dus
had het noodlot besloten.
Een diepe zucht ontsnapte aan zijne borst.
„Dat nooit!" sprak hij. „Ditmaal, dat zweer ik, liegt de
voorspelling! In deze armen breng ik haar naar Siena, en kan
Zr. Ms. scliroefstoomsphip Marnix is gisteren van
Hellevoetsluis naar Rcitterdanï Vertrokken, om het instructie- 'j
vaartuig Anna Paulowna te vervangen, !t welk tijdelijk
als hospitaal dienst zal doen voor de door roodvonk aan
getaste jongens.
De hoofdofficier der Marine, aan wien zullen worden
opgedragen alle voorbereidings-maatregelen tot den oorlog
en de samenwerking met de genei-alen staf der landmacht,
zal werkzaam gesteld worden bij het departement van
Marine, zullende hem enkele officieren worden toegevoegd.
De Marine-staf, zooals deze afdeeling genoemd wordt, zal
dus zijne vaste standplaats te 's Gravenhage krijgen.
Iets wat men in goed Hollandsch „een gemeene
streek" noemt, wordt in Eindhoven druk besproken.
„Een timmerman, oppassend werkman en huisvader, had
een werk aangenomen van zekeren fabrikant aldaar, dat
door hem solide en volgens accoord werd afgemaakt. Na
afloop kwam de timmerman natuurlijk om zijn verdiend
loon. De rekening werd gehaald en het geld geteld, de
fabrikant verzoekt den man, de rekening te quiteeren. De
timmerman, niet denkende aan de zegelwet, gebruikte geen
plakzegel bij het afschrijven der rekening. Wat doet nu
onze fabrikant? Hij dwingt, met de ongezegelde quitantie
in handen, den werkman om een aanzienlijke korting toe
te staan op zijn zuur verdiende penningen, hem met ver
volging dreigende, indien hij mocht weigeren. De timmer
man, die geheel en al ter goeder trouw handelde, moest
van den nood een deugd maken en gaf toe.
De heer J. C. Steenbergen, commissaris van politie
in de 5de sectie te Amsterdam, heeft om gezondheids
redenen tegen 1 Mei a. s. zijn eervol ontslag uit die
betrekking aan den Koning aangevraagd.
Jl. Vrijdag nacht is onder Mijdrecht, bij Uithoorn,
eene boerderij afgebrand. Behalve den inboedel zijn 42
koeien verbrand. Oorzaak onbekend.
Omtrent den moord, in de kazerne der veld-artillerie
te Utrecht (gepleegd, wordt nader 't volgende bericht:
Den stukrijder Wenleler was door den milicien Bergman
een beschuldiging ten laste gelegd, waarvoor eerstgenoemde
voorloopig in arrest werd gesteld; na een daaromtrent
ingesteld onderzoek bleek echter, dat er geen termen
bestonden den beschuldigde te vervolgen, noch het hem
opgelegde arrest te bestendigen. Nadat W. uit de arrest
kamer was ontslagen, heeft hij denzelfden avond revolver
patronen gekocht, des nachts een revolver van een korpo
raal genomen, op dezelfde kamer, waar hij logeerde, met
het blazen der reveille de kazerne verlaten en zich naar
een der stallen begeven, waar B. op post stond en hem
daar, met de woorden: „Zie zoo, nu ben je mijn man,"
door 3 revolverschoten gedood.
Terstond daarna heeft W. zich bij den commandant der
kazernewacht aangemeld, met verzoek hem in arrest te
stellen, zeggende dat hij den milicien B. in den stal had
doodgeschoten; hij stelde dien onderofficier tevens den
revolver, waarmede hij de misdaad had gepleegd, ter hand.
De heer F. W. Vau Et-den, te Haarlem, secretaris der Nederl. Maatschappij
j tot bevorderiug van nijverheid, vestigt in eene nieuwe medcdeeliog de aandacht
I op de volgende feiten:
In den zomer van 1884 heeft hij op hot eiland Terschelling kennisgemaakt
met een eigenaardig vak vnu inlandsclie volksvlijt: het snijden in hout vau
kerkstoveu, bonkjes, mc9scnhechteu en andere dingeu vnn dagnlijksch gebruik.
Hij enkele landbouwers, voorul in het dorp Midsland, zag hij frunio proeven
vuu die kunst, waarvoor zij slechts een gewoon mus gebruiken, en die iu vrijen
tijd in eigen gezin wordt uitgeoefend. Hij heeft toen een jongen landbouwer
verzocht, eeu voorwerp voor het Museum van kunstuijverheid te inaken, en
aldaar ontving men vau hem in het vorige jaar ecne kerkstoof met een voor
vaderlijk snijwerk versierd. Een ander landbouwer bewaarde iu zijn huis
inet open lofwerk uitgesneden paneclen, volgens zijn zeggeu. door een zijucr
voorvaderen in de 17de eeuw, tijdens de walvischvncgst op ecne reis door
Straat Davis, bewerkt. Deze paneelen zijn thaus ook op hel Museum aanwezig.
Het snijwerk, dat tegenwoordig op Terschelling wordt gemaakt, staat achter bij
de beste voortbrengselen van Nedorlandsche houtsnijkuust uit vroeger tijd,
maav loont een zeer oud karakter vau versiering.
zij mij niet meer volgen, dan volg ik haar in het graf, waar
geen verraad en geen rouw meer i9."
Zoo ging het voort over de eindelooze heide. Het paard raakte
uitgeput. Tweemalen struikelde het, zoodat Leone zich niet dan
met moeite in den zadel kon houden. Met krachtige hand rukte
hij het edele dier omhoog, en weldra rees de zwarte massa met
den half vervallen toren voor zyne oogen op, torwyl de zware
muren scherp afstaken tegen den donkeren achtergrond. Nog
eenige minuten, en het doel vnn den vreeselijken tocht was
bereikt.
Er brandde licht in den toren. Leone's hart kromp ineen.
Het was niet ver meer van middernacht; het licht op dit late
uur was geen gunstig teeken.
Met donderende stem riep hij den wachter; doch er verliep
een kwartier alvorens men de brug nederliet.
„Zijt gy allen gek!" riep hij den bedienden toe: „mij hier te
laten wachten als een bedelaar voor eene kloosterpoort? Is dat
de achting, die gy uwen moester bewijst, wiens brood gij eet?
Waar is de slotvoogd? Het schijnt wel dat hier met alle tucht
gespot wordt!"
„Wy hadden drukke bezigheden, Uwe Hoogheid," sprak een
der bedienden, die het paard van zijnen meester bij den teugel
had genomen„Sor Grimaldo is boven, bij onze meesteres."
„Waarom?" vroeg Leone, bleek wordend. „Ik meende.... Is de
toestand der Signora verergerd?"
„Ik vrees het, Uwe Hoogheid. Wel is de koorts geweken,
maar de zwakte neemt dagelijks toe. Is Uwe Hoogheid geen
ruiter tegengekomen? Sor Grimaldo zond u eenen bode.... slechts
weinige uren geleden...."
Leone hoorde niets meer. Met wankelende schreden ging hij
de binnenplaats over en de trap op. De knecht liet het paard
aan zijn lot over en volgde zijn meester met eene lantaarn in
de hand.
De deur van de vochtige bovengang stond open.
Met ingehouden adem schreed Leone verder. In de volgende
seconde betrad hy het torenkamertje, op welks steenen vloer
Pia toenmaals in zwijm was gevallen.
Nu brandde er een armzalig lampje. De naastbijzijndc kamer
was beter verlicht; juist verscheen de hooge gestalte van Sor
Grimaldo op den drempel; hij was nog bleeker dan gewoonlijk
en zag er vermoeid en geheel ontdaan uit.
Toen hij Leone herkende, moest hij met groote moeite een
kreet van schrik onderdrukken. „Uwe Hoogheid," sprak hij
op fluisterenden toon, „het einde is naby."
„Gij liegt!" viel Leone hem in de rede. „Zeg dat gij onwaar
heid spreekt, en alles wat ik bezit zal uw eigendom zijn
„Uwe Hoogheideen Christen moet blijven hopen tot het
laatste oogenblikGod is almachtig. Hij kan een wonder gebie
denHy kan
„Zwijg!" gilde Leone. „Zij leeft zij moet leven, want zij
is rein en vlekkeloos als een engel."
„Dat wist ik reeds sedert langen tijd," zuchtte Grimaldo.
„En al hadde de Heilige Vader in Rome de hostie genomen in
de overtuiging, dat zij eene misdadigster was, ik zou gezegd
hebben: „De Heilige Vader begaat eene zonde, die God hem
vergeven moge!"
(Slot volgt.)
Iat#r ontving hot Musflum d$qr de welwillendheid vgn jhj. Sphoror,
Comniissari* dus Kiyiings ih d,c prprinjcie NoordhJaUaad, eeu gróót maS, met
gesneden houten hecht, gemaakt door eon kleedermnker te Domburg. Ook iu
Zeeland wordt de houtsnijkunst nog nis vak van huisvlijt beoefond. De voort-
breugsolcn zijn daar meost messeuhechten voor eigen gebruik. Ook do ver
siering vau deze voorworpen heeft een overoud karakter, doch mot moderne
byvoegselen.
Eindelijk vond de schrijver to Alkmaar in den zomer des vorigen jaars de
sporen van dergelijk huiselijk kunstwerk, messeDhechten, pijp-uithalers^en derge
lijke, afkomstig van St. Pancras of andere omliggende dorpen. Ook deze
voorwerpen dragen hetzelfde Oud-Nederlaudseh karakter als de Zeeuwsche en
Terschelliugsche. Zij zijn uit vlierhout gesneden ou daarna geolied of gevernist,
waardoor ze or uitzien als palmhout. Meestal hebben ze als knop een figuur,
die een pelikaan of draak voorstelt. Zo worden bijna uitsluitend aan de boeren
voor eigen gebruik verkocht, en zyu zeer weinig bij het publick bekend. Er
is te Alkmaar, zoover schrijver weet, slechts één persoon, die deze voorwerpen
verkoopt; hij krijgt de hechten uit St. Pancras en doet cr messen en pijpuit-
halers ia, die hij op de kaasmarkt aan dc boeren verkoopt.
In deze voorwerpen, zegt de schrijver iu hoofdzaak verder, zien wij onfeilbaar
de laatste overblijfsels vnn een zeer oud tijdvak vau nationale kunst. In die
oude tijden leefde de kunst in het gezin. Zjj was de moeder van de Oud-
Nederlaudschc meubelmakerij, wier voortbrengselen thans als zeldzame schatten
met hooge prijzen worden betaald. De oud-Nederlandsche meubelmakerij is
sedert anderhalve eeuw te niet geguan, overweldigd door de macht van het
buitenland, dat ons eerst met Louis XV en Louis XVI, later met Empire en
eiudelijk met een rommel van wansmakelijk politoer- en fabriekwerk overstelpte.
Het werktuig verdrong deu menschelijken arbeid; ia plaats van de geestige
motieven onzer vaderen, kregen we den draaibankstijl en de opgelijmde ver
sieringen, gedachteloos uit een of ander stalenboek gekopieerd. Het volk had
zijne kunst verloren en daarmede eene voorname uitiug van zijn karakter. De
echt Nederlnndsche meubelen staan thaus als zeldzaamheden in de magazijnen
der ondhcidhandelaar en in dc salons der meergegoeden.
Maar ziet eens rond bij de burgerij; ziet wat daar voor meubelen gebruikt
worden. Goedkoop, ja, muar alles fabrieks- en politoerwerk zonder zin of smaak.
De rijkeren volgen de mode vau het buitenland. Nationale kuust is er niet
meer, en wat als zoodauig wordt uitgestald, kan alleen koopers vinden als het
voor oud doorgaat. Maar van ontwikkeling van de oud-nationale richting geen
sprake. De kunst is verhuisd naar museums, en in de meeste huizen heerscht
oubegre|ieu wansmaak. Vandaar dat de huizen dikwijls zoo heel ODgezellig zijn.
En toch is goede raad niet duur. Beproeven we het maar om ous woonvertrek
tot een getrouw beeld te maken van oozen aard en onzen aanleg, het te ver
sieren, al is het nog zoo goedkoop en bescheiden, met diDgen, die vriendelijk
zijn voor het oog of waar geest en vernuft uit spreken, men kan verzekerd
zijn, dat wij eene herboorte tegemoet gaan. Want het Nederlaudsch karakter
sluimert, inoar is niet gestorven.
„Men hcoft mij gezegd," zoo lezen wij verder „dat behalve do genoemde
streken, ook iu hei noordelijk deel van Noordholland en op Ameland de hout
snijkunst als volksvlijt nog leeft cu dat ook iu enkele onzer groote steden nog
overblijfsels daarvan te viuden zijn. Ik bedoel natuurlijk niet de voorwerpeu
uit deu ouden tijd, maar in den ouden stijl zoouls ze nu nog gemaakt worden.
Aan die overblijfsels heebt ik eene groote waarde. Al mogen zij achterstaan
bij het werk der vaderen, zij bewijzen dat in het nageslacht ten minste nog
een vonkje smeult. En wat ik zoo gaarne zon weuschen is, dat vonkje aan
te blazen, met voorzichtigheid en oordeel. Voorzichtigheid, want wil men den
ouden geest doen herleven, dan wachte men zich voor moderne oneigenaardige
inmengsels.
„Ons Museum van kunstnijverheid is opgericht, vooral met het doel om
kunstzin en smaak te ontwikkelen bij het publiek en bij onze werklieden. Iu
do eerste plaats moot onze nationaliteit daarbij worden in 't oog gehoudeu.
Het Museum van kunstnijverheid gaat eene nieuwe toekomst tegemoet. Hot
zal op ruimer schaal dan vroeger eeu overzicht geven vau de stijlen in dc
verschillende tijdvakken en bij verschillende volken. De invloed van zulk een
overzicht zal merkwaardige en heilzame gevolgen hebben. Daar zal de Neder-
lauder, die de gelegenheid mist om het buiteuland te bezoeken, eindelijk met
eerbied en geestdrift vervuld worden voor zijn eigen lond. Het Museum ie
dus bestemd voor dc opwekking van een nieuw nationaal leven, daar waar nog
de slavernij onder vreemde macht heerscht, dus nagenoeg over het geheele laud.
„Maar die afgelegeu plekjes, waar nog de oude kunst als een smeulend vonkje
kwijnt, moeten zorgvuldig beschermd blijven als de kweekplautson vau een
vernieuwd nationaal karakter. Daarom roep ik de medewerking in van allen, die
in hun kring nog lcvcude overblijfsels der oude kunst weten op te sporen en
daarop de naudackt kunnen vestigen. Doch ook dc schoonste gcdcnkteekcueu
van de uitgestorven Ncdcrloudsche kunst mogeu in het Museum meer en moer
eene plaats vinden. De autiqunnrwinkels en liefhebbersaloos moeten hunne
bijdragen iu ruime mate leveren, want daar liggen schatten verborgen, die
beter gerangschikt cn voor allen tentoongesteld, ons volk met wonderbare
geestdrift zullen I ezielcu. Wgut wat winnen we er bij of we al meubels maken
naar dc voorschriften van Parijs of Weeuen? Zware concnrrcntie zelfs voor
deu begaafden werkman eu onzekere verdiensten. Muur gaan we voort in ons
oud karakter, dan vormen wij ons een machtig monopolie, dat geen vreemde
ons zal ontrooveu.
„Reeds is iu andere landen, vooral iu Zwitserland, Tyrol, Noorwegen, de
houtsnijkunst weder tot eeu nationaal vak van huisvlijt ontwikkeld, tot groot
voordeel der bewoners, donk zij de talrijke vreemdelingen, die deze landen
bezoeken. Maar bij oud Nederland vergeleken, zijn die landen arm nau kunst.
„NVeinig Nederlanders begrijpen nog welk eene verbazende kracht zit in ons
volkskarakter. Dat karakter gaf ons eenmaal onze vrijheid, onze koloniën, onze
kunst cn nog veel meer. Miskenning van dat karakter maakt ons arm, gedwongen,
sukkelig, achterlijk. Er wordt nog wel in dc nationale richting gewerkt, helaas!
alleen in het verborgen, om onder den valschen naam van antiek de winsten
van enkele winkeliers te vermeerderen. Moge die verborgen arbeid weldra
zonneklaar voor den dag komen en do grondslag worden vau eene waarachtige
Nederlnndsche Renaissance."
Bultenlan -
Alle mogendheden hebben thans genoegen genomen met
het Turksch-Bulgaarsche verdrag over Oost-Rumelië,
behalve Frankrijk, dat klaagt óver de invoerrechten, die
thans op de grenzen van Oost-Rumelië worden geheven
van producten, waarvoor op de Turksche grenzen reeds
rechten betaald zijn. Volgens het Journal des Débats zou
deze kwestie reeds in der minne zijn opgelost.
Hoe schromelijk Engeland's handel in de laatste
jaren achteruit is gegaan, toont The American Manufac-
turer door de volgende cijfers: In 186768 was Engeland's
aandeel in den wereldhandel 20 pCt. In 1882 was dit
cijfer tot 19£ pCt gedaald, en in de laatste jaren is Enge
land's uitvoerhandel 6 pCt. minder geweest dan in de laatste
18 jaren. In 1883 leverde Engeland nog slechts 40 pCt.
van de kolen over de geheele wereld gebruikt; in 1868
was dat 53 pCt. geweest. Nog rekent men 6 pCt. achter
uitgang binnen 15 jaren tijds alleen in den katoen- en
ijzerhandel.
De heer Pasteur heeft in de laatste zitting van de
Fransche Academie van Wetenschappen de resultaten mede-
gedeeld van de tot dusver door hem verrichte inëntingen
tegen de hondsdolheid. Onder zijne behandeling kwamen
335 personen; slechts één daarvan is aan hondsdolheid
overleden, en deze had zich eerst 47 dagen, nadat hij
gebeten was, bij den Franschen geleerde aangemeld. Onder
de patiënten zijn er 100, die sedert meer dan 75 dagen
ontslagen zijn, en dus als volkomen genezen kuunen worden
beschouwd. Men kan dus veilig zeggen, dat Pasteur het
vraagstuk op schitterende wijze heeft opgelost.
De particuliere correspondent der N. Rott. Crt., schrijft
uit Weenen:
„Bij gelegenheid van het huwelijk van den neef van den
Keizer van Oostenrijk, Aartshertog Karl Stephan, met zijne
nicht Maria Theresia van Toscane, had Franz Jozef den
wensch te kennen gegeven, (lat de Aartshertoginnen en de
hofdames in nieuwe, opzettelijk voor die gelegenheid ver-
vaardigdigde toiletten zouden verschijnen, en in geen geval
gebruikte of opnieuw gefatsoeneerde kleeren zouden aan
trekken. De Keizer begeerde, dat de 200 robes de cour en
manteaux de cour, die door even zoovele aanzienlijke dames
bij die plechtigheid zouden gedragen worden, door de te
Weenen gevestigde naaisters en modisten zouden worden
gemaakt, opdat het confectievak bij de tegenwoordige,
slechte tijden wat zou verdienen, 's Keizers wensch was
natuurlijk zoo goed als een bevel, zoodat bij dat huwelijk
eene buitengewone pracht is tentoongespreid.
In het Panopticum van Castan te Berlijn is een der
wassenbeelden, en wel maarschalk Mac Mahon, bestolen.
Men ontfutselde van de uniform des dapperen krijgers het
commandeurskruis van het legioen van eer en een kleine