HELDERSCHE
M IVTIEUWERIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblafl voor Hollands Noorderkwartier,
1886. N°. 49.
Vrijdag 23 April.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKEE Cz.
BEKENDMAKING.
DE GELUKSBLOEM.
„Wij huldigen
het goede."
Venehijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
brengen ter openbare kennis, dat de voljaars kohieren van den
hoofdelijken omslag en der belasting op de honden over het
dienstjaar 1886 door heeren Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
en van heden af gedurende vijf' maanden op de Secretarie der
gemeente in afschrift voor een ieder ter lezing zijn nedergelegd.
Helder, 20 April 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
De Arnh. Crt. schrijft^). a. het volgende:
„Indien het waar is en in de gewone constitutioneele
beteekenis opgevat wordt wat uit 's Hage wordt vermeld,
dat de eerste en waarschijnlijk eenige tot nu toe door den
Koning geraadpleegde „staatsman" graaf Schimmelpenninck
is, dan belooft de minister-crisis een recht vermakelijk ver
loop te zullen hebben.
De keuze der partij, aan wie de oplossing der crisis
zal worden opgedragen, is zeker moeielijk, maar het zal
geen enkel aftredend minister, behalve den man, die den
tegenwoordigen genialen inval heeft gehad, in de gedachten
komen, haar te zoeken bij de partij van twee man. Dien
raad schijnt toch het demissionaire ministerie den Koning
gegeven te hebben, wellicht met eene even vredelievende
en verzoenende bedoeling, waarmede Pilatus zekere zaak
naar Herodus verwees.
„Wij zijn er volstrekt niet op gesteld, dat de oplossing
dezer crisis wordt opgedragen aan de liberale partij, die
de zuivere helft der Tweede Kamer vertegenwoordigt. Die
zuivere helft, bijna dubbel zoo sterk als de op haar vol
gende partij, is wezenlijk lang niet „zuiver;" zij mist
evenzeer kracht en samenhang als de gecoaliseerde weder
helft, die tegenover haar staat. Zonder gemeenschappelijke
overtuiging, duidelijk programma en vooral zonder de leiding
18)
Door E. Werner.
De lippen van het meisje trilden, alsof zy op het punt stond
in tranen los te barsten; maar toch behield de oude weerspannig
heid dc overhand.
„Hy is koppig en ik ben koppig dat zou een kwaden trouw
dag geven. Waarom heeft hij mij zoo geplaagd met zijn y verzucht
en gedaan alsof geen ander my mocht aankijken? Nu heeft
hij zijn verdiende loon."
„ZooDus uit trots en eigenzinnigheid zyt ge een ander in de
armen geloopen! Gy moest je schamen, Gondal"
Het meisje wendde zich met een driftig gebaar af.
„Laat mij maar begaan mijnheer Kroneck; met Vinzenz heb
ik al sedert lang niets meer uit te staan. Ik word de vrouw
van mynheer Helmar, ik word een deltige dame en krijg een
eigen huis en knechts en meiden en rijtuigen. Hij heeft het
mij stellig beloofd, maar ik moet nog een poosje wachten, omdat
hy zulke wreede en trotsche ouders heeft, die niet willen toe
stemmen dat hij een landmeisje tot vrouw neemt."
„En als ik u nu zeg, dat Helmar geen ouders meer heeft, dat.
hij ook niet van deftige familie en allesbehalve ryk is, zooals hij
u op de mouw heeft gespeldOverigens is hij volkomen vry en
meester van zyn doen en laten, zoodat hij u al verleden jaar
had kunnen trouwen, als het hem ernst daarmede was geweest.
Maar in dienzelfden tijd heeft hij een andere tot vrouw gevraagd,
een rijke aanzienlyke dame
„Neen neen!* bracht Gonda met moeite uit, terwijl hare
anders zoo frissche wangen vaalbleek werden. „Ik geloof u niet
u en niemand ik geloof hém alleen."
„Wel nu, dan zult ge het uit zijn eigen mond hooren. Ik had
gehoopt dat het niet daartoe zou zijn gekomen, maar het geldt
hier een ongeluk te verhoeden en gy zijt op geen andere
wys te overtuigen, naar het schijnt."
Hy wierp een blik door het venster en wendde zich vervolgens
weer tot het meisje.
„Daar komt je „aanstaande!" Ik zal hem aan het praten
brengen en ongezien zult gij daarvan getuige zijn. Ga hiernaast
in de kamer, ge kunt daar elk woord hooren, maar ge komt
niet voor den dag, eer ge volle helderheid omtrent die zaak hebt
verkregen."
Het was merkwaardig, zulk een macht als die anders zoo
luchthartige Hein over anderen uitoefende, als hy eens ernstig
was. Even goed als den norschen Vinzenz, dwong hij ook Gonda
thans tot gehoorzaamheidals werktuigelijk volgde zij zyne aan
wijzing en begaf zich naar het naaste vertrek, waarvan hij de
deur achter haar sloot. Na een paar minuten hoorde men ook
reeds Guido's voetstappen op de trap.
„Goedendag, Hein!" zeide hij, binnentredende. „De kastelein
heeft mij gezegd dat ge boven waart en wel met Gonda. Maar
waar is zy? Ik zie haar niet!"
„Ze is naar beneden geroepen en zal wel in de keuken zijn."
„Dan had ik voor het gemak wel beneden kunnen blijven
Maar gij schijnt een geregeld tête-a-tcte met het meisje te hebben
gehad. Hoe is 't wilt ge soms onder myn duiven schieten
„Neen, maar ik zou u wel eens iets willen vragen. Is het
waar dat gy Gonda beloofd hebt met haar te trouwen?"
„Heeft dat domme ding gebabbeld?" barstte Helmar uit. Ik
heb haar toch op haar woord laten beloven dat ze zou zwygen
en dacht dat zij 't zou hebben gehouden omdat
„Omdat gij zulke voorname en trotsche ouders hebt, die hunne
toestemming niet tot zulk een verbintenis willen geven ge
ziet, ik weet er alles vanl"
van een erkend hoofd maakt men geene krachtige Regeering,
brengt men de politiek van zijn land niet af van het doode
punt.
„Wij hebben onze meening reeds gezegd en herhalen
haar: in de gegeven omstandigheden is het verreweg liet
beste, dat wij met de tegenwoordige Regeering maar voort
blijven strompelen tot aan de aanstaande verkiezingen.
Wie dan leeft, wie dan zorgtHet is niet onwaarschijnlijk,
dat graaf Schimmelpenninck, in den geest van Lucas XXIII
vs. 12, Z. M. in dezen geest adviseert. Wie de door den
demissionairen premier in de Eerste Kamer gedane mede-
deeling en zijne woorden over het aanhouden van de be
handeling der conversiewet aandachtig leest, zal met ons
erkennen, dat in de Regeerings-kringen zoodanige afloop
van de crisis niet onmogelijk geacht wordt."
Naar aanleiding der ministeriëele crisis meldt men aan
de Zwolsche Crt. uit 's Hage nog het volgende:
„Hoe het loope, óf aanblijven der tegenwoordige minis
ters, óf een kabinet uit de rechterzijde de meerderheid
onzer Haagsche politici neigt tot het eerste ontbinding
der %weede Kamer acht men algemeen onvermijdelijk.
„Great expectations" moge men al van een ontbinding niet
koesteren, het is in de gegeven omstandigheden toch lo
gisch, om bij de spanning, die de laatste gebeurtenissen
wekten nu er toch een halve Kamer-aftreding moet
plaats hebben een heele vernieuwing van de kiezers te
vragen. En dan is er een schijnbare kleinigheid, die mis
schien nog wel in sommige districten invloed kan oefenen,
nl. de betrekkelijk aanzienlijke vermeerdering van kiezers,
die de 10 extra rijks-opcenten personeel in vele gemeenten
veroorzaken. Wij hebben menig district, waar die ver
meerdering voldoende kan zijn om de schaal van rechts
naar links of omgekeerd te doen afwijken."
De Meierijsche Crt. acht zich verplicht, sigaren
fabrikanten te waarschuwen voor de firma Reysen, Lefèbre
Cie, Courtage international te Amsterdam. Deze handels
firma is voornamelijk gevestigd in een klein kroegje, waar
mijnheer nooit thuis is.
„Nu ja, waarmee zal men zulk een domme boerenmeid den
mond stoppen?" zeide Helmar verstoord. „Ze zou er stellig
onder baars gelyken op beroemd hebben, als ik haar niet had
wijsgemaakt, dat er in dit geval van een huwelijk niets inkwam.
Men moet zulke onbeschaafde lui maar vertrouwen! Aan u
heeft ze het toch verteld, misschien om dat gij mijn vriend waart
en zij meende dat gij iets van de zaak wist. In dit geval komt
liet er nu minder op aan, maar ze had mij bij anderen in een
lastig parket kunnen brengen."
„Maar gij moet haar toch stellig verzekerd hebben dat ze uw
vrouw zou worden, want zij houdt dat bij hoog en laag staande,
zoodat ik het ook haast begon te gelooven. Wilt gij een van
de idyllen, die ge in uw gedichten beschrijft, in de werkelijkheid
overbrengen en een kind uit het volk trouwen?"
Helmar barstte in lachen uit, dat even aangenaam en welluidend
klonk als zijn stem, maar waarin niettemin iets hoonenda was te
onderkennen.
„Maar, Hein, zwijg toch! Hebt ge uw verstand verloren of
heeft Gonda je soms met haar dwaze verzinsels aangestoken?
Zou ik, Guido Helmar, met een boerenmeisje trouwen Het
dochtertje van den herbergier, dat eiken boer voor zyn centen
een kruik bier brengt, als mijne vrouw meenemen naar de resi
dentie en naar de salons van al mijne vereersters 't is waarlijk
al te gek om er over te spreken!"
Hij begon opnieuw te lachen, maar Hein stemde niet met deze
vroolijkhoid in. Hy zag naar de deur, die nog vast gesloten
bleef, en hernam:
„Maar als ge nooit iets ernstigs hebt bedoeld, waarom hebt ge
dan zoolang komedie gespeeld?"
„Waarom? Wel, goede hemel, omdat ik op een andere manier
niets verder met haar kwam. Gonda lacht en stoeit met iedereen,
maar als raen familjaarder met haar wordt, dat zijzelve goedvindt,
heeft ze veel van een wilde kat. Maar eigenlijk begint die zaak
mij al lang te vervelen. Ik zal er een eind aan maken."
„Die moeite kunt ge u besparen 1" klonk thaus plotseling Gonda,s
stem. De deur vloog open en het meisje stond op den drempel.
Al het bloed was uit haar gelaat geweken, zij balde de
handen en hare oogen schoten vonken, terwijl ze op Helmar toe-
stapte, die ijlings tot aan den muur achteruitdeinsde.
„Die moeite kunt ge u besparen!" herhaalde zij, terwyl gram
schap en schaamte haar de keel als het ware toenepen. „Het
domme boerenmeisje maakt er zelve een eind aan, en al is ze
niet goed genoeg om tot vrouw te nemen, is ze toch niet half
zoo slecht als mynheer Guido Helmar die ellendeling!"
„Gonda, zijt gij daar?" stamelde Helmar, niet wetende wat
hij doen of zeggen zou. „Hoe komt gy op eens het was
maar gekheid wat wij gesproken hebben."
„Ja, maar voor mij is het ernst en voor u zal het ook ernst
worden. Ge zult die wilde kat nog eens nader leeren kennen
barstte het vertoornde meisje uit, dat blijkbaar plan scheen te
hebben zich persoonlyk op haar trouweloozen minnaar te wreken.
Deze wist geen ander redmiddel, dan achtor Hendrik's rug te
vluchten, die hem dan ook beschermde.
„In 's hemels naam, laat ze my van het lijf bly ven, zorg toch
dat ze het huis niet by elkander schreeuwt!" beet hy zyn vriend
in het oor, en vlug het oogenblik te baat nemend, dat de jonge
man werkelijk tusschenbcide trad, gleed hij langs den muur
voort, bereikte de deur en maakte zich in allerijl uit de voeten.
Gonda wilde hem nasnellenterwyl een dame in zwijm zou zyn
gevallen, poogde hot dorpsmeisje zichzelve recht te verschaffen.
Hendrik greep haar echter bij den arm en hield haar terug.
„Gebruik je verstand!" zeide hij halfluid, maar met nadruk.
„Waarom zoudt gy het geheele huis in opschudding brengen?
Ge doet uzelve daarmee het meeste kwaad. Tot nu toe weet
HH. MM. de Koning en de Koningin zijn voornemens,
reeds medio Mei a. s. van het Loo de reis naar Wildungen
aan te nemen.
Door de gemeentelijke Gasfabriek te Leeuwarden
werd in het afgeloopen jaar een zuivere winst verkregen
van f 54,686.39. Sedert 1 October 1865, toen de gemeente
aanving de fabriek te exploiteeren, bedraagt de zuivere
winst dezer gemeente-inrichting f 508,696.32^.
De tegenwoordige leger-commandant in Nederlandsch-
Indië, generaal Pfeiffer, zal, naar bet Vaderland mededeelt,
pensioen nemen, tengevolge waarvan in Juni of Juli de
promotie kan worden tegemoet gezien van den onlangs
benoemden generaal-majoor Haga tot leger-commandant.
Eene practische wijze van werkverschaffing wordt te
Witmarsum gevolgd. Door samenwerking van ingezetenen
werden verleden jaar 8 hectaren land gepacht en met vlas
bezaaid. Tot half Maart kon men nu de werklieden met
vlasbraken bezighouden en de onderneming gaf nog ruim
f 800 winst.
Dat ook Drente nog uitstekend melkvee heeft, blijkt
hieruit, dat een landbouwer en veehouder bij Meppel, ge
durende de zes zomermaanden van verleden jaar, de melk
van vier koeien gemiddeld voor 17 cent de 3 kan verkocht,
welke verkoop hem in dat half jaar f 780 opbracht, eene
som die inderdaad voor Friesland eene zeldzaamheid
zou zijn.
De heer Caron, die met 1 Mei a. s. als stationschef
te Leiden aftreedt, heeft van het dienstpersoneel als sou
venir ontvangen een notenhouten schrijfbureau met een
album, bevattende de namen der gevers.
Na 12 dagen gehuwd te zijn geweest, zijn in het
laatst der vorige week twee personen te Rotterdam van
elkander gescheiden; de man is naar Lissabon vertrokken en
de vrouw naar haar ouders in Duitschlaud teruggekeerd. De
bij het huwelijk ontvangen geschenken zijn voor f 34
verkocht, en het geld is tusschenbeiden eerlijk gedeeld. De
overige inboedel, is eveneens gedeeld, en over stukken, waar
over men het niet eens kon worden, werd het lot geworpen.
niemand behalve Vinzenz en ik, hoe de zaken tusschen u beiden
stonden, en dat behoeft ook niemand te weten. Wij zullen
zwijgen doe gij dat ook!"
Deze woorden, zoowel als de armzalige aftocht van haar
onderstelden verloofde, brachten Gonda inderdaad tot bezinning.
Zij bleef staan, maar daarop sprongen de tranen haar eensklaps
uit dc oogen; ze sloeg de handen voor het gelaat en barstte in
een luid geween uit.
Vinzenz bevond zich ondertusschen nog altijd gehoorzaam op
zijn observatiepost, maar toch onder zwijgend voorbehoud, ge
bruik te maken van zijn vuisten als de zaak hem te lang
duurde. Zij duurde evenwel niet lang. Na een kleine tien
minuten verscheen „dat heerschap" wederom, blijkbaar geweldig
verstoord en beencn makende, en bijna tegelijkertijd kwam ook
mynheer Hein weer in den tuin en op hem toe.
„Is hy weg?" vroeg Vinzenz in ademlooze spanning.
„Ja, en hij zal niet weerkomen. Gonda heeft hem op zoo'n
manier weggestuurd, dat hem wel ééns voor altijd de lust zal
zijn vergaan weer de herberg in het dal te bezoeken."
„En Gonda?"
„Die zit boven te schreien .en moet voorloopig rust hebben.
Misschien zal ze later wel weer voor je te spreken zijn."
„Mijnheer Hein, ik geloof dat gij kunt tooveren!" riep Vinzenz
opgewonden. „Mijnheer Hein, ik heb u eens een pak slaag
willen geven dat's te zeggen, eigenlyk niet u, maar dien
ander maar nu loop ik voor u door het vuur."
De jonge man glimlachte en klopte hem op den schouder.
„Door het vuur is juist niet noodig, maar als ge met mij door
de sneeuw wilt gaan, houd ik u bij uw woord. Ik ga eerstdaags
naar den Sneeuwtop en heb daarover heden morgen al met
Sebastiaan gesproken, die mij den weg zal wijzen. Maar hy
zeide dat twee gidsen beter waren dan één, daar het bestijgen
van den top niet anders mogelijk is dan met touwen. Wilt gy
dus de tweede zijn?"
„Ja. Maar Ambroos? Nemen wy dien niet mede?"
„Neen," zeide Hein kortaf. „Wij gaan alleen. Van Sebas
tiaan zult ge dag en uur wel nader hooren. Goedendag, Vinzenz."
Hij nam den terugtocht aan, en de oude, overmoedige glimlach
speelde hem weer om den mond, terwijl hij mompelde:
„Nu heb ik bij twee verliefde paren voor beschermengel ge
speeld een zuur dagwerk! Maar nu zal ik ook aan mijzelf
denken
Hein had een beslisten afkeer van een breeden, gemakkelijken
straatweg en sloeg by voorkeur, als het eenigszins mogelijk was,
alle door bosschen eu weilanden voerende zijpaden in, waar de
hekken en greppels, die hij op zyn weg mocht ontmoeten, door
gaans geen bezwaar voor hem opleverden. Ook thans voldeed
hij aan die liefhebberij en zag dientengevolge de welbekende
gestalte niet, die over den straatweg wandelde. Het was niet
Guido Helmar, die reeds een schuilplaats in de villa Rehfeld
gezocht en gevonden had. maar dokter Gilbert, die hetzelfde
doel trachtte te bereiken.
De jonge arts had na rijpelyk overleg besloten, de gewichtige
vraag, waarvan zijn noodlot afhing, die in elk geval toch ééns
moest godaan worden, hoe eerder hoe liever te doen. Dokter
i Eberhard had op het oogenblik als Aesculaap veel macht en
invloed op mevrouw Rehfeld, en het was te vreezen, dat hij
deze allicht zou misbruiken, om het levensgeluk van zijn assistent
te vernietigen of althans te verstoren; en bovendien had Gilbert
een duister voorgevoel, dat de heldhaftigheid, waarmede hij de
vijandelijke machten dien dag zoo zegevierend had verslagen,
j niet van blijvenden duur zou zijn. Het was dus zaak den tjjd
niet ongebruikt voorbij te laten gaan.
Natuurlijk richtte hy zyn schreden naar de achterzjjde van