HELDERSCHE
ERf MËlWEIMEPËR COURANT.
Nieuws- en AdTertentieMad voor HoQands Noorderkwartier.
1886. N°. 53.
Zondag 2 Mei.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
Blnnenlano.
DE GELUKSBLOEM.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal
franco per post
O.0O.
1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Adrertentièn: Vnn 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Over den dwazen inval van den laatsten tijd om in
kiesvereenigingen moties aan te nemen over den Atjeh-
oorlog, schrijft de bekende oud-hoofdofficier Brntus in de
Arnh. Crt.
„God betere het, kiesvereenigingen, die Koning en minister
eens bij gemeenschappelijk adres zullen vertellen, wat er
gedaan moet wordenKiesvereenigingen, die grootendeels
bestaan uit mannen, bekwaam om te zorgen voor eigen
zaken, 't kan zijn, geschikt zelfs om de toestanden van
het land hunner inwoning te beoordeelen, 't zij zoo, maar
welke van zeer bijzondere militaire zaken van zulk een
buitengewoon gewicht als de hier bedoelde evenveel ver
stand hebben, als de kat van het snarenspel. Kiesvereenigin-
gen, volslagen onbevoegd, om door eigen oogen het nut
van agressie, al of niet, te zien en welke door een wel
sprekend adept der partij moeten geleid worden op de baan,
die men haar wil doen volgenHoe dwaas ook, toch is
die nieuwe taktiek met overleg gekozen. De kiesvereenigin
gen, wier medewerking men thans inroept, hebben terecht
of ten onrechte, in de hedendaagsche maatschappij een
belangrijke macht verkregen. De gewone burgerman, af-
keerig om zelf te leeren zien en te oordeelen, geeft zich
op politiek gebied geheel over aan de leiding dier vereeni-
gingen; door zijn onkunde ziet hij tegen haar op, als het
non plus ultra van kennis en doorzicht, zoodat wat een
kiesvereeniging doet, in de oogen der zoogenaamde geest
verwanten wèl gedaan is.
„Daarom zeiden wij dat de manoeuvre goed gevonden
is. Jammer maar dat degenen die bewerkt moeten worden
(de hooge Regeeringspersonen;, bij het lezen der eventu-
eele adressen zullen zeggen: Schoenmaker blijf bij uw
leest. En zulk een antwoord verdienen die onbevoegde
adressanten temeer, omdat zij (nog wel onder de leiding
van deskundigen) tot een eindbeslissing of motie zijn ge
raakt, welke zeer fraai klinkt, maar niets in zich sluit.
„De Regeering uitnoodigen tot het nemen der noodige
maatregelen om den Atjeh-oorlog inderdaad te doen eindi
gen en Atje'n voorgoed aan Nederland te onderwerpen
Hoe naïef! Alsof een Regeering, welke daartoe den weg
kende, dezen niet reeds voorlang zou hebben ingeslagen.
22)
Door E. Werner.
Het merkwaardigste is, dat de heeren der Kiesvereenigingen
dien weg ook niet weten aan te wijzen."
Brutus is, gelijk men weet, een tegenstander van de
aggressieve politiek, waarvoor in de Kiesvereenigingen
propaganda wordt gemaakt. Het komt ons intusschen voor,
dat ook de voorstanders eener aggressieve politiek moesten
uitroepen „non tali auxilio.' Wij willen het betrekkelijk
nut van Kiesvereenigingen niet gering schatten, maar ze
te laten beslissen over een hoogst ingewikkeld militair
vraagstuk, waarvoor bovendien groote ethnologische kennis
en administratieve ervaring noodig is, is toch waarlijk de
dwaasheid zelve. En hoe kan eenig verstandig mensch
eenige waarde ter wereld hechten aan een bij acclamatie,
door eenige totaal onbevoegden, aangenomen motie, waarin
plechtig geconstateerd wordt, dat er een eind moet komen
aan den Atjeh-oorlog.
Inderdaad, het ei van Columbus is gevonden. Hoe dom,
dat onze Regeering zelf die prachtige ontdekking niet heeft
kunnen maken. De eerzame Amsterdamsche en Rotter-
damsche Burgerplichters hebben het tooverwoord ontdekt:
„Er moet een einde komen aan den Atjeh-oorlog."
Nederland en Indië zijn gered.
Het gezamenlijk verzoek der ministers, hoofden van
de Departementen van algemeen bestuur, aan Z. M. den
Koning, om eervol ontslag uit hunne betrekkingen, is door
hen ingetrokken.
De minister van Marine heeft voldaan aan het verzoek
van de Tweede Kamer en inlichtingen gegeven betreffende
het adres van W. F. Post en andere visscherlieden te
Moddergat en te Wierum, welk stuk het verzoek inhoud
om van Maart tot Augustus twee kanoneerbooten te doen
post vatten voor het Friesche Gat, ter bescherming hunner
schepen, vooral tegen Engelsche visschers.
De minister herinnert, dat ingevolge de bepalingen der
internationale conventie tot regeling van het politietoezicht
op de visscherij in de Noordzee, waaraan strikt de hand
wordt gehouden, alle visschers van die zee verplicht zijn
merken te voeren. De visschers die molest ondergaan,
hebben de merken der wanbedrijvers dus eenvoudig op te
teekenen en van het gebeurde aangifte te doen bij de be
Eindclijk moest men aanstalten maken om terug te keeren
en althans de beide opgespoorde gidsen tc réUden, welke be
moeiingen slechts in de vluchthut met kracht konden worden
voortgezet. Juist werden de lichamen opgetild, toen Ambroos
terugkwam.
„Hebt ge ook niets gevonden? Dat dacht ik wel!" zeide de
herbergier. „Pakt aan, mannen, wy brengen zc naar de hut."
Ambroos zag op de slachtoffers neer, maar stak geen hand uit
om mede hulp aan te brengen.
„Dat's goed," zeide by bedaard. „Ge kunt mij daarby missen.
Ik blyf en zoek mynheer Hein."
De lieden schudden afkeurend het hoofd en van alle kanten werd
hem dit ontraden.
„Dien vindt ge toch niet; die ligt wie weet hoe diepWees
verstandig, Ambroos, en ga met ons medeWaar zoudt ge hem
nu nog willen zoeken?"
„In de sneeuwgrocven daar is hy!" klonk het antwoord op
doffen, maar verzekerden toon.
„Jezus Maria!" riepen do anderen ontzet. In de sneeuwgrocven
dat was byna hetzelfde als een val in de diepte! Alleen
dokter Eberhard, die het gevaar niet in al zijn omvang besefte,
vroeg haastig:
„Hoe weet ge dat?"
„Ik heb een teeken gevonden, een ontwijfelbaar tecken en
dat volg ik."
„Ambroos, zyt gc krankzinnig? barstte de herbergier uit. „Bij
dit weer in de sneeuwgroeven Daar komt niemand levend vandaan
dat weet ge immers wel!"
Berghofer stond onbeweeglyk op zyn Alpenstok geleundstrak
en onafgebroken staarde hij in den golvenden, deinenden novel,
die zich over de gletschers uitbreidde.
„Ja, dat weet ik," antwoordde bij kortaf.
„En wilt ge dan toch daarheen gaan Wilt ge dan volstrekt
omkomen? Luister toch naar goeden raad!"
De overigen kwamen evenzeer tegen dat besluit opzij omringden
Ambroos en trachtten hem zyn voornemen uit het hoofd te praten.
Zij hadden gezamenlijk hun leven op het spel gezet om hunno
makkers zoo mogelijk hulp en redding te brengen; maar om
zich op de ysvelden van de sneeuwgroeven te wagen, waar al
de spleten en kloven door de versch gevallen sneeuw ontzicht-
baar waren geworden, dit nam niemand in zyn gedachten en dit
zou niemand willen doen dat was God verzoeken!
„Berghofer," zeide dokter Eberhard, terwijl hij op den ouden
man toetrad, die nog altijd roerloos en in dezelfde houding was
blyven staan en niets van al die waarschuwingen scheen te
hooren, „Berghofer, is dat plan wezenlijk uitvoerbaar? Uw mak
kers vinden dat niet, naar het schynt."
„Of 't uitvoerbaar is, weet ik niet maar gebeuren zal het,"
verklaarde Ambroos even kortaf als straks.
De herbergier wilde nogmaals hiertegen opkomen; maar nu
hief de oude man het hoofd op en zeide op gebiedenden toon:
„Neemt die beide mannen mede en laat my verder met rust!
Ik ga, zeg ik u, en als ik niet weerkom dan sta God my by
„Wel nu, laat hem dan gaan!" zeide Eberhard. „Hy moet
zelf ..veeten wat hy doet. En brengt nu schielijk de veronge
lukten naar de hut! Hier in de sneeuw kan ik hen niet vol
voegde autoriteit 0111 recht te krijgen. In den tijd van
ongeveer twee jaren, sedert welke de conventie in werking
is getreden, zijn echter niet meer clan drie dergelijke perti
nente klachten bij de Regeering ingekomen. Oogenschijnlijk
valt daaruit te besluiten dat de in algemeene termen ver
vatte klachten zeer overdreven zijn.
Meerdere vaartuigen tot het uitoefenen van het politie
toezicht in de Noordzee dan de twee daartoe bestemde
oorlogsvaartuigen, zijn met het oog op de overige diensten
door de zeemacht te bewijzen, niet doenlijk.
Bovendien zou, ook al waren meer vaartuigen beschikbaar,
daarmede toch niet voorkomen kunnen worden, dat onge
regeldheden als waarvan in voormeld adres sprake is,
gesteld zij komen voor, zich van tijd tot tijd herhalen,
zoolang visschers van verschillende nationaliteit in dezelfde
wateren visschen.
- Ter tentoonstelling, door de Vereeniging tot ont
wikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier,
den 26 Mei a. s., des middags te 12 uur, te Schagen te
houden, zullen kunnen worden ingezonden:
Een- en tweejarige stieren, benevens vaarzen die gekalfd
hebben en pinken, allen afstammende van de in 1883 en
1884 vanwege de Vereeniging gestationeerd geweest zijnde
stieren.
Dezelfden, waaraan die voorwaarde niet gesteld wordt.
Collectiën vee, bestaande uit: twee tweejarige, twee
driejarige en twee vier- of meerjarige, bij den inzender
geboren, door hem gefokte, afgekalfd hebbende stamboek
koeien.
Inzenders voor dit nummer moeten bij aangifte een op
zegel geschreven verklaring overleggen, waaruit blijkt, dat
het vee bij hen geboren en door hen gefokt is. De hand-
teekening moet door den burgemeester hunner woonplaats
gelegaliseerd zijn.
Voor de beste vier ooien met hare lammeren, van zuiver
Texelsch kortstaart ras.
Voor de beste vier ooien met hare lammeren, van ge
kruist Texelsch ras.
Voor den besten ram, van zuiver Texelsch kortstaart ras.
Voor den besten ram, van gekruist Texelsch ras.
Aangiften kunnen tot en met Woensdag 19 Mei ge-
doende helpen. Voorwaarts! en God zij met u, Berghofer
Boven de sneeuwgroeven pakt zich het grauwe wolkgevaarte
al dichter en dichter te zamenals in het ravyn van den berg
gevangen, golft het heen en weder, nu zich vastklemmende aan
de rotswanden, dan diep neerdalende op de gletschers. Daarin
heerscht leven en beweging genoeg, maar geen geluid wordt ver
nomen, 't is alles zwijgend en stil een rusteloos woelen en
strijden, als van spookgestalten, die telkens verschijnen en ver
dwijnen, en hun lange armen uitstrekken om een offer te grijpen
en dat offer hebben zc reeds in hunne macht.
Door de ysvelden dwaalt een jong wandelaar, alléén zonder
gids, zonder weg of steg te weten. Reeds sedert een uur doolt
hij op die manier rond, sedert de lawine voor zijne oogen zijne
metgezellen heeft bedolven en hij, die een paar schreden achter-
aankwam, dat oogenblikkclijk gevaar is ontsnapt, om in nog veel
grooter te geraken. Tevergeefs heeft hij al zij krachten inge
spannen om de ongelukkigen uit de sneeuw te bevrijden, en
eindelijk een poging aangewend om Berghofer's woning op te
zoeken en van daar hulp te halen. Hierbij heeft hij echter de
richting verloren en is in de sneeuwgroeven verdwaald.
t Is vreeselijk, allengs tot besef van de waarheid te komen,
van het oogenblik af dat het eerste vermoeden bij hem is opge-
gerezen, tot het helder bewustzyu dat hij zich in de ongebaande
ijswoestijn bevindt, dat hij reddeloos verloren is. Tot nu toe
hebben zijn levenslust en levensmoed hem nog staande gehouden
hij heeft kloven overgesprongen, ijsrotsen beklommen, zich nu
her- dan derwaarts gowend', en het is een wonder dat de sneeuw
nergens onder zijn voeten is ingezonken en hem mede in de
diepte heeft gesleurdmaar redding brengt dat wonder hem toch
niet aan, want nergens doet zich een uitweg op, nergens opent
zich een verschiet in den ijzigen nevel, die al dichter en dichter
rondom hem samentrekt en waaruit stil en zonder ophouden de
sneeuw nedervalt.
Nu eindelyk begint de vermoeidheid zich te doen gelden, hoe
lang ook met de uiterste wilskracht bestreden. Hein kan niet
verder, zyn krachten begeven hem, en al voelt hij, dat daarmede
tevens zijn noodlot beslist is, ontzinkt hem met de kracht ook
de moed tot het leven. En toch is dat leven hem zoo dierbaar
geweest, dat hem juist thans zooveel geluk in de toekomst be
loofde, dat hem met roem, geluk, liefde overstelpte en nu in
die doodsche natuur moet verstijven. Dien morgen nog, toen
hij op den hoogsten top van den berg had gestaan, lag die uit
gestrekte wereld zoo vcrrukkelyk schoon aan zijne voeten, scheen
de zon dichterby en helderder dan hij haar ooit had aanschouwd,
•en zwol zijn hart van trots in het bewustzijn, dat hij het doel
bereikt, de kruin bestegen had En nu?
Verdwaald in die ijswoestijn! Waarheen hij ook tuurt, niets
dan die schittterend witte lijkwade, waaraan de vallende sneeuw
steeds verder weeft en werkt. Geen lichtstraal, die door den
grauwen mist, door die dichte sneeuwgordijn dringt, geen enkel
geluid in die spookachtigo eenzaamheid, niets dan doodsche stilte
rondom. Een wereld van sneeuw en ijs heeft zich tusschen den
verdoolden man en de schoone, bloeiende aarde ingedrongen,
geen geluid van daar dringt meer tot hem door, geen groet van
allen die hij bemind heeft.
Nog eens verzamelt Hein zijn laatste krachten, om zich te
verzetten tegen die doodelyke afmatting, tegen die verstijving,
die hem als lood aan de leden hangt en met geweld ter aarde
drukt. Neervallen is de dood, dat weet hy en toch kan hij
niet verder. Nog een paar stappen, en dan zinkt hy ineen op
den hard bcvrozen grond, terwijl de gansche omgeving in allerloi
wonderlijke visioenen vervloeit. Op het blinkend witte kleed,
dat hem aan alle zijden omringt, schittert eensklaps het donker
blauw van zijne „Alpenfee 't Is, alsof hij evenals toen boven
den afgrond zweefde en haar van de rotsklip afrukte. Het witte
schuim van den bergstroom bevochtigt hem weer het voorhoofd
zijn ruischcn klinkt hem als orgelmuziek in de ooren en boven
hem breidt de zonnige blauwe hemel zich uit. Maar daar ver
dwijnt en vervloeit dat alles en buigt zich een zacht, bleek gelaat
met groote, donkere oogen over hem heen. Twee warme lippen
drukken een kus op zijn voorhoofd en toch voelt hij in dat
zelfde moment, hoe een ijskoude rilling hem door de leden sluipt,
al hooger en hooger zelfs tot bij zijn hart.
Stil en dicht valt de sneeuw neder, al lager en lager zinken
de wolken, en de spookgestalten daarin wuiven en wenken en
strekken de armen nitGij behoort ons 1 Hoe durft ge u in
ons ryk te wagen? Wij laten onze prooi niet los!
Op eens klinkt daar van verre door sneeuw en nevel een
geluid, dat zich met korte tusschenpoozen herhaalt. Het is een
raenschelijke stem, die eerst op verren afstand, maar allengs
naderbij weergalmt. Nu wordt het oor van den reeds half
bewustelooze door zijn eigen naam getroffen en dit schudt hem
met geweld uit den reeds beginnenden doodsslaap wakker. Ily
wil opstaan, wil antwoorden, maar de verstijfde ledematen weige
ren hem den dienst en slechts een matte, half gesmoorde kreet
komt hem over de lippen.
„HeinMijnheer Heinklinkt het opnieuw en op lang
aangehouden toon, maar alweer op verderen afstand. De zoekende
schijnt het spoor op te geven en weer op zijn schreden terug te
gaan. Slaat hij een andere richting in, dan moet de verdwaalde,
terwyl de hulp zó» nabij is, toch jammerlijk omkomen. Deze
gedachte vervult hem met doodelijken angst, en met een laatste,
uiterste inspanning van al zijn geestelijke en lichamelijke ver
mogens, gelukt het hem dat gevoel van verlamming en verstijving
van zich af te werpen, en luid en wanhopig klinkt het: „Help!
Help!" van zijn lippen, dat eindelijk tot het oor van zijn redder
doordringt.
„Ik kom! Waar zijt ge? De richting aangevenl" hoort
Hein zich nu toeroepen, en met nieuwen moed bezield bij de
gedachte, dat er raenschen en hulp in aantocht zijn, verzamelt
hij zijne krachten en wankelt in die richting, van waar hy
het geluid heeft vernomen. Al roepende en antwoordende, naderen
beiden elkander en eindelyk duikt Ambroos nit den nevel op,
bereikt den wankelende, en slaat de armen om hem heen.
„Ambroos Goddank!" stamelt Hein, terwyl hij zwaar tegen
den schouder van zijn redder aanleunt. Deze spreekt geen woord
een enkele blik is voldoende om hem te doen zien, hoe het met
den jongen man is gesteld. Hij haalt een flesch te voorschijn,
brengt dezen zijn uitgeputten last aan den mond en bevochtigd
hem vervolgens voorhoofd en slapen met de daarin aanwezige
vloeistof. Als vuur stroomt de drank hem door dc verstijfde
aderen, de dofheid en gedruktheid, die zich meester van hem
hebben gemaakt, wijken, en diep ademhalende, komt de jonge
man tot volkomen bewustheid terug. Maar Ambroo3 laat hem
geen tijd om zich te herstellen.
„Voort! Voort!" dringt hij aan. „De mist wordt dikker, over
een uur is het nacht en dan kan ook ik den koers niet meer
vinden Voorwaarts!"
Hy grijpt zyn beschermeling bij den arm en trekt hem mede,
en weer gaat het door de ijswoestijn, maar thans met hen beiden