HELOERSCHE EN iMIËUWEÜlEPER COURANT. Nieuws- Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier Vrijdag 14 Mei. Jaargang 44. 1886. N°. 58. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post f 0.90. 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnenland. In het verslag der Vereeniging tot verbetering van Armenzorg te Rotterdam wordt de indruk weergegeven, wolken de toestand in den afgeloopen winter, wat betreft de verhouding van werk en werkzoekenden, op het bestuur heeft gemaakt. Die indruk is gunstig. ^In 't algemeen waren de klachten niet evenredig aan den werkelijken toestand, die, in bijna alle bedrijven, overdreven ongunstig wordt voorgesteld. Het totaal aanbod van werklieden was grooter dan in vorige jaren, maar bekwame werklieden zonder werk zijn zeldzaam. De loonen bleven in alle be drijven vrij wel onveranderd," schreef de werkcommissie der vereeniging in October 1885. ^Op dit oogenblik even voor de Paaschdagen hebben de woorden nog niets van hun kracht verloren," zegt het bestuur. Bijzondere nood heerschte in dezen winter niet en er was allerminst aanleiding tot werkverschaffing, tot buiten gewone bedeeling, tot loonsverhooging en tot vermindering van werkuren. Met voldoening constateert het bestuur dan ook, dat Rotterdam verschoond is gebleven van maatregelen, die de volksovertuiging op een dwaalspoor brengen en dus bij het volk den waan doen geboren worden, dat in tijden van mindere bedrijvigheid ondersteuning zijn rechtmatig deel is. Een uitvoerig verslag van de werkzaamheden der ver schillende coramissiën is in het jaarverslag opgenomen. Belangstellenden worden attent gemaakt, dat tot en met Woensdag 19 dezer bij den secretaris W. Teengs, te Wieringerwaard, aangifte kan worden gedaan van vee, dat men wenscht in te zenden op de Tentoonstelling, welke 26 dezer vanwege de Vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Hollandsch Noorderkwartier te Schagen wordt gehouden. Bij voldoende deelname zal des middags circa half vijf ure een extra-trein van Schagen naar Hoorn rijden. In Noordholland werden 112 onderwijzers geëxamineerd, waarvan 30 slaagden; 7 2 onderwijzeressen, waarvan 29 slaagden. De Naamlooze Vennootschap 's Gravenhaagsche Volksgaarkeuken heeft in 1885 eene winst behaald van f 29l8.71jt, zoodat van de resteerende f 3000 hypotheek schuld f 1500 is kunnen worden afgelost en deze alzoo tot f 1500 teruggebracht. Er kan een dividend over 1885 van 5 pCt. aan de aandeelhouders worden uitgekeerd. De directie der Nieuwe Afrikaansche Handelsvennoot schap deelt mede, dat over het afgeloopen jaar geen dividend Een leellJKe vrouw. Door Markies G. De Cherville. Bijna eiken middag tegen drie uur hield een ry tuig, waarvan de paneelen met een familiewapen prijkten, voor het hek van den tuin der Tuileriën, tegenover de straat der Pyramiden, stil. Nadat de palfrenier het portier geopend had, steeg een dame het eerst uit, waarna zij met de grootste voorzichtigheid een jongen man van de trede hielp en vervolgens zijn arm in de hare leggend, gevolgd door een min met een heel klein kind op den arm met hem in den tuin ging wandelen. De jonge man was ternauwernood dertig jaar oud. Hy had een fiere houding en zeer regelmatige trekken, maar de uitdruk king ontbrak aan dit anders zoo volmaakt geheel. De fakkels, die het moesten bezielen, waren uitgedoofd. De ongelukkige was blind. Het uiterlijk van zijn gezellin vormde een bijna hinderlyke tegenstelling met het zijne. De natuur, tot verkwistens toe vrij gevig voor hem, had haar zeer karig bedeeld. De arme vrouw was klein, nietig, leelijk en haar onregelmatig gelaat had nog die lijdende uitdrukking, die de jeugd zelfs niet vermag weg te nemen en waarvoor alle kunst en inspanning van ervaren mode maaksters te kort schieten. Wat zou wel aanleiding gegeven hebben tot zulk een oogenschijnlijk weinig passende verbintenis en door welke omstandigheden was mejuffrouw Cécile Berthaut, een arm onderwijzeresje, evenzeer verstoken van aardsche goederen als van uiterlijke schoonheden, de wettige echtgonoote geworden van graaf' Robert de Ch&tillon? Cécile Berthaut had de opvoeding voltooid van een jonge dame uit een Moldavische familie te Jassy. Zy wilde over Weencn naar Frankrijk terugkeeren, maar een zeer bedenkelijk ongeval aan de machine van de stoomboot, waarop zij plaats genomen had, noodzaakte den kapitein zijn passagiers bij het dorp Ribitzno, ongeveer dertig mijlen van Belgrado, aan wal te zetten. Toen het jonge meisje in de ecnige, zeer middelmatige herberg een kamer had gevraagd, bemerkte zij, dat haar accent een zeker opzien veroorzaakte. Nadat de herbergier zekerheid had, dat zij uit Frankrijk was, deelde hij haar mede, dat hy reeds eenige dagen een jongmenach van haar natie in zijn huis had, die bedenkelijk ziek lag en wiens toestand nog te treuriger was, omdat hij zich niet verstaan baar kon maken, daar hy noch Duitsch noch Wallachijsch sprak. Geheel in tegenspraak met haar uiterlijke, waren Cécile Berthaut's inwendige eigenschappen. Haar hart was vervuld van verheven en edele gevoelens en zy had dus geen oogenblik geaarzeld om zich naar haar landgenoot te begeven. De toestand van deze was nog ernstiger dan de herbergier gezegd had. Hy had van een onderzoekingsreis naar de monden van den Donau de kiem van een rotkoorts medegebracht, die, spoedig tot een uitbarsting gekomen, hem genoodzaakt had te Ribitzno te blyven. De ziekte was met de ontzettende snelheid, die haar kenmerkt, toegenomen. Er waren nauwelyks twee dagen verloopen, sedert de reiziger bedlegerig was geworden, of hy verviel in een staat van verdooving, die een zeer slecht voor teeken was. Toen Cécile Berthaut hem voor het eerst zag, was hij geheel kan worden uitgekeerd. Niettegenstaande op den handel reeds verlies te constateeren was, meent de directie, in overleg met de commissie van toezicht, niet te moeten afwijken van het systeem betreffende afschrijvingen op de bezittingen der kust. Dit is te meer noodig omdat tengevolge van steeds grooter geworden concurrentie grooter uitgaven voor installatie en factorijen vereischt worden. Door een en ander bedraagt het verlies f 400,000, waarmede werd voor gesteld de reserve-rekening te verminderen. Behalve het volle kapitaal der vennootschap, groot twee millioen gulden, bedraagt de reserve nu nog f 100,000 en is de assurantie-reserve tot ruim f 120,000 geklommen. Jl. Maandag morgen brak in de Hoogwouder Weere onder Hoogwoud een geweldige brand in de werkplaats van den timmerman Beemster uit. Binnen een paar uren waren huis en werkplaats door den brand vernield. De schade aan meubelen en gereedschappen is aanzienlijk. Van de oplichterij, waaraan zich de firma Schumacher Co., of hoe zij zich ook gelieve te noemen, te Rotterdam schuldig maakt, worden nog steeds staaltjes meegedeeld. K. v. Haart, 6, Lange Frankenstraat, schijnt thans het adres te zijn. Men zij gewaarschuwd. In de jl. Dinsdag in het lokaal Eensgezindheid te Amsterdam gehouden vergadering van aandeelhouders van de Stoomvaart-Maatschappij Java werd besloten, in over eenstemming met het voorstel van de directie, na aftrek van alle kosten en eenige afschrijving op meubilair en liquidatie-aandeelen E. Moorman Co., het bedrag van f 63,614.72 te besteden aan afschrijving op de stoomschepen, waardoor de proferente schuld aan de Stoomvaart-Maat schappij Nederland in dezelfde verhouding afneemt. Het dan nog overblijvende strekt tot eene uitkeering van 1^ pCt in geld op de hypotheek-obligatiën. De aftredende commissaris, de heer O. P. N. Blom, werd herkozen. Na afloop van deze vergadering werd eene vergadering van houders van hypotheek-obligatiën derzelfde Maat schappij gehouden. Het jaarverslag en de balans en winst en verliesrekening gaven tot geene opmerkingen aanleiding. Dezer dagen reisde eene dame met haar jeugdig kind van Amsterdam tot het station Noord-Scharwoude. Om haar zuigeling beter te kunnen helpen, legde zij haar gouden horloge met ketting achter zich op de bank neder, doch bij het uitstappen te Noord-Scharwoude vergat zij het mede te nemen. Eerst 's avonds laat werd dit bemerkt. Den volgenden morgen werd aan den chef te Noord buiten kennis en kon hij haar vragen slechts in onsamenhangende uitdrukkingen beantwoorden. Diep getroffen door dat vreeselijk lijden, ver van zijn vaderland, misschien ook aangetrokken door de aantrekkelijke uitdrukking van zijn gelaat, die, ondanks de verwoestingen, door de ziekte aangericht, duidelijk zichtbaar was, besloot het meisje terstond de roeping te vervullen die de Voorzienigheid haar oplegde, door haar tot dien ongelukkige te voeren. Zij wilde hem verplegen en zyn laatste oogenblikken verzachten, als zijn doodsvonnis geteckend was. Natuurlijk was het haar eerste werk geweest de familie van den patiënt, wiens naam zij op het valies gelezen had, omtrent zijn toestand in kennis te stellen. De herbergier, die de portefeuille van den jongen man in bewaring had gekregen, gat haar het paspoort, dat er in was en zij had terstond dit stuk naar den Franschen gezant te Weenen gezonden en hem op de hoogte gebracht van den wanhopigen toestand waarin mijnheer De Chatillon zich bevond, hem verzoekende, zijn bloedverwanten hiervan kennis te geven. Nadat zij dezen plicht vervuld had, wijdde zij zich dag en nacht aan het werk der liefdadigheid. Haar taak was zwaar, te meer daar het jonge meisje geen groot vertrouwen had in de kunde van den Hongaarschen genees heer van Ribitzno. Intusschcn werd de koort door de herbaalde latingen bedwongen, maar tegelijkertijd werden de verschijnselen in het hoofd bedenkelijker; niet alleen bleef het yleu aanhouden, maar de oogen werden door een zeer verontrustende ontsteking aangetast. Reeds tien dagen had Cécile Berthaut aan de sponde van den zieke gewaakt en zy had zich zoozeer aan haar taak gehecht, dat zij met een beklemd gevoel op zekeren dag een rijtuig voor de herberg hoorde stilstaan en een oude dame met wit haar zag uitstijgen, die, na eenige woorden met den herbergier gewisseld te hebben, haastig de trappen was opgeloopen. Zy had een voorgevoel gehad, dat deze dame do moeder moest zyn vau mynhecr De Chatillon en zy had begrepen, dat haar taak nu geëindigd was. Geheel buiten adem, was de nieuw aangekomene regelrecht naar het bed geyld en voor het bleek, vermagerd gelaat van haar kind op dc knieën gevallen en in snikken uitgebarsten. De patiënt, die in den toestand van verdooving, het sein tot de crisis, was vervallen, had ternauwernood het hoofd omgewend. Cécile ging naar haar toe, verklaarde haar de reden, waarom zij zich hier bevond en trachtte haar te troosten. Diep getroffen door de toewijding, die deze vreemdelinge haar zoon had betoond, bedankte de goede vrouw haar met de welsprekende ontboezeming van de moeder, die het leven van haar kind bedreigd ziet. Cécile oordeelde nu echter het oogenblik gekomen, dat haar tegenwoordigheid aan het ziekbed van den jongen man overbodig was en zij gaf mevrouw de Chatillon te kennen, dat, aangezien haar zoon voortaan toevertrouwd was aan de goede zorgen van zyn. moeder, zy van plan was den volgenden dug te vertrekken. De oude dame smeekte haar beu niet te verlaten; zy sprak met een overredingskracht, die den zieke uit zyn verdooving deed ontwaken. Hy bewoog herhaaldelijk zyn hand heen en weder. Scharwoude daarvan kennis gegeven en deze telegrapheerde onmiddelijk aan zijne ambtgenooten te Schagen, Anna Paulowna en Helder, die evenwel omtrent de vermiste voorwerpen niets vernomen hadden. Daarna werd de inspecteur te Haarlem van het gebeurde onderricht, die den goeden raad gaf de afdeeling van den waggon, waarin de dame had gereisd en welk rijtuig op dien dag wederom op de lijn Amstex-damHelder in gebruik was gesteld, bij aankomst te Noord-Scharwoude te laten onderzoeken. Dit geschiedde, en tot niet geringe verwondering der reizigers, die toen in deze afdeeling zaten, vond de chef de vermiste voorwerpen in ongeschonden staat onder liet kussen, ofschoon een corpulent heer daarop had gezeten. 't Is in Limburg, gelijk men weet, gewoonte, dat zij, die zich beschikbaar stellen voor de Kauxer, voor de Provinciale Staten enz., zelf hun candidatuur proclameeren. De heer mr. L. Hattinans, ook lid der Tweede Kamei-, heeft zich op de volgende eigenaardige wijze tot de kie zers gericht: ^Zoolang de kiezers het goedvinden en mij de noodige kracht niet ontbreekt, blijf ik op mijn post. Verzoeke mij dus aanstaanden Dinsdag niet te vergeten en te bedenken dat, ofschoon er zich drie nieuwe candi- daten opdoen, er toch maar één plaats vacant is. Anders zou het best kunnen gebeuren, dat de ondergeteekende er bij ongeluk uitviel. Dit zou nu wel op zich zelf zoo heel erg niet zijn, maar de liberale pers zou het verkeerd uit leggen. //Kijkhij bezit het vertrouwen der kiezers niet meer. Hij kan zich niet eens meer in de Staten doen kiezen," zou het heeten. Daarom, als het u belieft, bewaart een plaatsje voor L. Haf mans, aftredend lid." Wordt de heer H. herkozen, dan zal hij dat dus aan de „liberale pers" te danken hebben, voegt het Vad. hierbij. De heer J. Zielke, uit Berlijn, schreef in zijne laatste vee-circulaire (Maart-April) o. a., dat onze slechte spooi'weg- waggons voor vee blijven voortbestaan, terwijl in Amerika eene Vei'eeniging tot stand gekomen is (overeenkomende met de Slaapwaggons-Vereeniging), die speciaal tot dat doel en zeer practisch ingerichte waggons voor vee-vervoer verhuurt met inbegrip van geleiders. Door middel van die waggons zou ongeveer 60 pCt. minder gewichtsverlies dan tot lieden geleden worden. De heer Z. vraagt, of de Duitsche spoorwegen niet iets dergelijks zouden kunnen doen? Cécile, die zich het dichtst bij het bed bevond, nam die hand in de hare en deed haar best den ongelukkige tot kalmte te brengenbij deze aanraking klemden de vermagerde vingers van mijnheer de Chatillon zich vast om haar pols", als wilde hij te kennen geven dat zij hem niet mocht verlaten. //U ziet het nu zelf, juffrouw," hei'nam de arme moeder, „hij wil niet dat zijn beschermengel haar taak onafgedaan laat; ver laat hem om Godswil niet! Heeft u mij niet zoocven gezegd, dat u naar Parijs terugkeert om een betrekking te zoeken. Waarom zou u deze betrekking niet aannemen? U zoudt u zelf als mijn gezelschapsdame kunnen beschouwen, maar ik, dat verzeker ik u, ik zou u altijd als myn tweede kind behandelen." Cécile had eiudelijk toegegeven; zij had er geen berouw over, want zij moest weldra erkennen, dat haar tegenwoordigheid even noodzakelijk was voor de moeder als voor haar zoon. De overhaaste reis, de hevige aandoeningen, die zij had door staan, hadden de reeds ondermijnde gezondheid van mevrouw De Chatillon geschokt, en het jonge meisje moest, behalve haar patiënt, ook nog een sukkelende vrouw verzorgen. Het aandoenlijk tooneel, dat wij zooeven geschetst hebben, scheen gunstig te werken op den toestand van den patiënt. De koorts was gewekenzijn verstand keerde langzamerhand terug hij nam zelfs eenigszins in krachten toe- Toen Cécile er in geslaagd was de beide ongelukkigeu naar Weenen te vervoeren, was het vonnis der geraadpleegde proiessoren onherroepelijk. De iris had haar samentrekkingskraeht verloren, de zwarte staar was ingetreden en mijnheer de Chatillon zou zyn levenlang blind moeten blijven. Eenige maanden later werd dit vonnis door de beroemdste oogartsen van Parijs bevestigd. Zij hadden zich vervolgens op een landgoed, dichtbij Mantes, dat mevrouw de Chatillon toehoorde, teruggetrokken. Na een slepende ziekte van eenige maanden was de oude dame gestorven, nadat zij haar innig gelielden zoon aan de zorg van haar, die zij nog altyd hun bescherm-engel noemde, had toevertrouwd. De blinde, die tot nu ziju ongeluk met een byna stoïcijnsche zielskracht gedragen had, werd door deze nieuwe beproeving diep getroffen. Hij werd verdrietig, afgetrokken, bijna somber. Als Cécile bij hem kwam om hem wat voor te lezen, of hem op een wandeling te vergezellen, beloonde hy haar met den glimlach van weleer en bedankte haar op deuzelt'den aandoenlijken toon, maar verviel daarna weder in eindclooze droomerijen. Hij kon geen oogenblik buiten haar gezelschap en toen zij op zekeren dag zich wat langer dan gewoonlijk in de stad had opgehouden, vond zij den armen blinde ten prooi aan een gejaagdheid, die hy niet had kunnen verbergen. Die onrust vermeerderde met den dag. Zij schreef deze droef geestigheid deels toe aan de smart over het verlies van zijn moeder en deels aan een gevoel van neerslachtigheid, dat zich misschien van hem had meester gemaakt. Eindelijk was zij be sloten dat teergevoelige punt aan te roeren, zijn uiterste best te doen om de gelatenheid, welke zij steeds bij hem bewonderd had, terug te vinden. Robert de Ch&tillon bad haar niet laten uitspreken „Ik zal mijn moeder nimmer vergeten," had hij geantwoord, ,/maar door de overtuiging dat elk uur dat voorbij gaat mij dichter naar het oogenblik voert wanneer ik haar terug zal zien,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1