bepalingen verkregen van de directiün der Staats-, Hol landsche- en Rijnspoorwegmaatschappijen. Op de Staats spoorwegen wordt aan leden der Landbouwvereenigingen, indien zij in gezelschappen van ten minste 10 personen te zamen reizen, een vermindering van 50 ten honderd op den vrachtprijs enkele reis toegestaan. Door de Hollandsche Spoorwegmaatschappij wordt een vermindering van 50 ten honderd op den vrachtprijs enkele reis aan landbouwers toegestaan, zoowel op de heen- als op de terugreis, aan gezelschappen van ten minste 8 reizigers 1ste klasse, 10 reizigers 2de of 3de kl., tusschen alle stations op afstanden van ten minste 20 kilometer. Door de Rijnspoorwegmaat schappij worden gezelschapsbiljetten voor enkele reizen afgegeven, met 50 pCt. reductie. Voor landbouwers zijn die verkrijgbaar voor 8 personen 1ste klasse, of 10 reizigers 2de of 3de klasse. De Tijd spreekt van de viering van het gouden priester-jubilé van den Paus. Naar 't blad verneemt zal te gelegener tijd het initiatief tot een waardige feestviering worden genomen. Niet minder dan vroeger, zelfs bij zeer j luidruchtige oproepingen uit het buiten- of binnenland, meent het blad dus bij een gereserveerde houding te moeten j volharden. Het Gerechtshof te Amsterdam veroordeelde gisteren Lavertu en Bot, wegens den bekenden horloges-diefstal, i respectievelijk tot 12 en 8 jaar tuchthuisstraf. HH. MM. de Koning en de Koningin zijn jl. Zaterdag middag te Arolsen aangekomen. De straten van het stadje waren met Waldecksche, Hollandsche en Duitsche vlaggen versierd. Tal van bouquetten werden gedurende den tocht naar het kasteel in het rijtuig geworpen en door de Konin gin in ontvangst genomen. Dinsdag vertrok de Koninklijke Familie uit Arolsen naar Wildungen. f Men schrijft ons van Texel, dd. 20 dezer: „Heden had van hier de eerste verzending van lammeren plaats naar de Leidsche markt. Behalve twee veebooten, vertrokken zes tjalschepen, gesleept door twee sleepbootjes, via het Nieuwediep naar Leiden. Er werden ongeveer 3500 lammeren verscheept." Het lijk van den korporaal Boshoven, die in den nacht van 15 op 16 dezer, door het vallen in een ketel met kokende soep, op zoo noodlottige wijze het leven ver loor, is Vrijdag namiddag per spoor van Breda naar Bergen- op-Zoom overgebracht. Aan het station Breda bevonden zich de kapitein, benevens zooveel onderofficieren, korporaals en manschappen zijner compagnie, als de dienst maar eenigszins toeliet; er was door zijne gewezen krijgsmakkers een krans op de lijkkist nedergelegd. Dat dit verlies zijne moeder, die weduwe is en wier eenige zoon hij was, in dubbele mate moet treffen, zal men gevoelen, als men weet, dat haar man, nu juist een jaar geleden, door een tram wagen werd overreden, waardoor ook diens leven een ongelukkig einde nam. Tot lid van den Gemeenteraad te Vlissingen (vacature W. C. Van Duuren Dutilh) is gekozen de heer J. W. Wilkens, inspecteur der Maatschappij Zeeland. Op het 23ste Christelijk Nationaal Zendingsfeest, dat 7 Juli op het landgoed Berkenstein te Velsen bij Haarlem zal worden gevierd, zal ds. Knotnerus van 's Gravenhage de openingsrede houden. Eene vreeselijke misdaad is te Hoogersmilde gepleegd, in de nabijheid der Venesluis, op de grens der gemeente Diever. Daar woont Teunis Doorn, wiens gezin, behalve de vader zelf, uit zijne beide dochters bestond. De beide meisjes, klein van gestalte, waren gebrekkig. De vader en de oudste dochter gingen naar de jaarmarkt te Dwingeloo; Aaltje, oud 35 jaar, paste op 't huis. Om streeks één uur of half twee schijnt ze nog bezoek van een buurvrouw te hebben gehad, met wie ze waarschijnlijk nog koffie heeft gedronken. Omstreeks half vijf kwam een klein buurmeisje, om Aaltje een stukje koek te brengen, en zij vond haar badende in 't bloed in het wagenschuurtje liggen. Zij was vermoord.... Het kabinet was ontsloten, een kastje eveneens, en de waarde aan goud en zilver verdwenen. Het schijnt, dat de moordenaar haar in 't achterhuis heeft weten te praten en haar daar met een snijdend werktuig heeft ter dood gebracht. Het lijk ver toonde vele en groote wonden; in eene diepe wonde in den hals bleek de slagader doorgesneden. De vermoorde was een vlijtig en oppassend meisje. Met innig medelijden beschouwden al de aanwezigen den grijzen vader, die, overstelpt van smart, bij zijne tehuis komst het bloedig lijk aanschouwde, en eveneens de oudste dochter, die hare liefhebbende zuster vermoord vond, en in hare radelooze droefheid niet wist wat zij deed. Niemand der aanwezigen kon zich herinneren, dat in deze gemeente ooit zulk eene brutale misdaad op klaar lichten dag .gepleegd is. Opmerkelijk is het, dat de kettinghond, die aan den voet van het kabinet vast lag en nog al kwaadaardig is, de misdaad niet heeft verhinderd. Men moet zich daarover te meer verwonderen, omdat de misdadiger toch waar schijnlijk na het plegen van den moord den diefstal heeft begaan. De huizen staan in die buurt niet dicht bij elkander, en de bewoners zijn gewoon de jaarmarkt te Dwingeloo te bezoeken. Uit de secretaire zijn gestolen de volgende voorwerpen 1 zilveren oorijzer met gouden stiften, gemerkt A D in geklopte letters, 1 paar gouden platen, 1 paar gouden kroontjes, 1 gouden halsslot en een zakboekje met lederen omslag, donker bruin van kleur, waarin eenige quitantiën en aanteekeningen. De justitie uit Assen is naar het Veneschut vertrokken, om een onderzoek in loco in te stellen. De onder-chef van het spoorweg-station te Leeuwarden, de heer E. J. De Vries, wiens beide beenen en rechterarm, tengevolge van het hem op den avond van 26 November overkomen ongeluk, werden afgezet, en die sedert in het stads-ziekenhnis aldaar werd verpleegd, heeft dat gesticht jl. Zondag, geheel hersteld en volkomen geoefend in het gebruik van twee kunstbeenen en een kunstarm, verlaten en zich naar zijn nieuwen post als chef van het station IdaardRoordahuizum begeven. Een eigenaardige hulde voor dr. Kuyper: Het gebruik van de groote zaal van Plancius in de Plantage te Am sterdam, in den laatsten tijd door dr. Kuyper gehuurd, en waar des Zondags morgens bijbellezingen werden gehouden, is hem dezer dagen opgezegd, wijl de vloer, naar het bestuur van Plancius vreest, de talrijke volksmenigte niet bij voortduring zal kunnen dragen. Te Kalenberg (bij Oldemarkt) is een witte paling gevangen en naar het aquarium te Amsterdam gezonden. Voor de toezending, welke zeer op prijs werd gesteld, is eene dankbetuiging ontvangen. Als een bijzonderheid deelt men aan het Leidsche Dagblad mede, dat een familie te Leiden, aan wie eenige weken geleden het zeldzame voorrecht te beurt viel de de vijftigjarige echtvereeniging te vieren zonder dat zij het verlies van een der kinderen had te betreuren, dezer dagen een achterkleindochter werd geboren, waarvan de overgrootouders van beide kanten nog in leven zijn. Het volgende geval deed zich dezer dagen op het bureau van den burgerlijken stand van een der gemeenten in Zuidholland voor: Zekere V. kwam aldaar binnenstappen en begon„Ik moet jullie de complimenten doen, dat ik hier ben kommen wonen en dat me vrouw bevallen is van een meid." De noodige inlichtingen werden hem gegeven en hem mede gedeeld, dat hij met twee getuigen dat kind aldaar moest komen aangeven. ,/Dat zal me zeker centen kosten, want die lui zullen dat zeker niet voor niks doen, zouwen jullie me niet eens kennen helpen?" was de lakonische vraag van den man. Toen dit natuurlijk geweigerd werd, deed hij ten slotte de vraag, „of het dan niet voldoende was, as hij dan de kleine meid eens even kwam laoten zien." Daar hem ook dit geweigerd werd, kwam hij ten slotte eenigen tijd daarna met twee getuigen, zoodat de behoorlijke aan gifte kon geschieden. Buitenkansjes zijn de wereld niet uit. Voor een paar jaren logeerde in het Victoria-hótel te Rotterdam een reiziger van een Amsterdamsch handelshuis; ook had daar een jeugdig Engelsch toerist zijn intrek genomen, die reeds de eerste dagen op zeer goeden voet geraakte met onzen reiziger. Deze dan ook verschafte zijn nieuwen kennis nogal genoegengoed bekend zijnde in de Rottestad, vergezelde hij den Engelschman naar alle bezienswaardig heden, waarvoor deze zeer dankbaar was. Bij het afscheid wisselde men van kaartjes. Sedert hoorde de Arasterdammer niets meer van zijn Engelschen vriend. Hoe verbaasd stond hij de vorige week te kijken, toen hij in een der Amsterdamsche bladen een oproeping las aan zijn adres, i uitgaande van een Londensch notaris. Hij maakte de reis I naar Londen en vernam daar, dat de oude kennis over- j leden was en hem eene som van 1200 p. st., alsmede een gouden horloge en ketting had gelegateerd. Eenige Haagsche burgers, die blijk gaven van in het Hótel „Haagsche Bosch' gelogeerd te hebben, togen Zon dag morgen jl., vergezeld van een paar militairen, huiswaarts. Op het Smidswater gekomen, ontmoetten zij aldaar eene jonge dochter, die in een emmer melk had gehaald. Het laat zich begrijpen, dat deze het hard te verant woorden had, doch toen een der zonen van Mars het zoover dreef, dat hij haar een kus wilde ontstelen, was goede raad duur, maar in een oogwenk plaatste de deern den emmer als een tweede schacot boven op 't hoofd van den militairen Don Juan. Men kan zich zelf nu wel voorstellen, hoe hij er na deze onverwachte melkkuur uitzag. Verschillende omstandigheden schijnen er toe mede te werken om signalementen van verdachte of vermiste personen somtijds een allerzonderlingst effect te doen maken. Zoo herinnert men zich indertijd als bijzonder kenteeken van iemand gelezen te hebben, dat hij „een onbekende taal, vermoedelijk Fransch" sprak. Een ander maal maar hier had de zetter wellicht schuld werd een man ge signaleerd van 18 meter, een lengte, die allicht tot ont dekking van den verdachte moest leiden. Thans zoekt, blijkens een der Haagsche bladen, de Goudsche politie commissaris naar een vijftigjarigen touwslager met.... „lichtblauw haar!" Als die niet spoedig wordt gevonden en teruggebracht, dan is de politie geen knip voor haar neus waard, voegt de correspondent van 't U. D. er terecht aan toe. De eigenaar van een poppenkast vertoonde jl. Maan dag op het Binnenplein te 's Hage zijne kunsten. Twee hem onbekende heeren hadden hem aangezocht en betaald om gedurende het bijeenzijn van de Tweede Kamer op 't plein van het Binnenhof de poppenkast te laten spelen. De politie beduidde den kermisman, dat hij eene andere plaats moest opzoeken. De man aarzelde niet aan dien raad gevolg te geven. ,Hij had de centen toch al beet," zeide hij. Een pas bekend geworden uitvinding is voor snel- wielers van zeer veel gewicht, daar zij het mogelijk maakt om het voertuig, terwijl het stilstaat, zonder eenige moeite te bestijgen. Een vernuftige Amerikaan is namelijk op het denkbeeld gekomen om de bicycle van beenen te voorzien, waaronder men te verstaan heeft stutten, die het omvallen geheel beletten. De snel wieier kan daardoor zijn tweewiel even gemakkelijk bestijgen alsof het een driewiel was, drukt op oen veer, waardoor de stutten in links en rechts van de wielbus aangebrachte bussen van zelf terugschieten, en gaat er van door. Wil de rijder vervolgens weer stoppen, dan drukt hij op een andere veer, waardoor de beenen zich weêr uit strekken. Het stalen ros staat dan in een oogwenk zoo vast als een doodmak paard en de snelwieler stapt op zijn gemak af. Ook geven de beenen dit voordeel, dat het snelwiel, wanneer het voor een oogenblik ongebruikt blijft staan, niet altijd tegen een of ander voorwerp behoeft aangeplaatst te worden. Wat doet men met oude schoenen? Men werpt ze weg...., maar in Amerika verzamelt men ze, om ze in stukken te snijden die in chloorzwavel gelegd, steenhard worden. Daarna afgewasschen, worden de harde stukken tot poeder gemalen; dit poeder wordt met een lijmsoort om mij tot vrouw te begeeren, was ik den volgenden dag weer verrukt als ik hem zag en stelde mij tevreden met zijn vriendschap. „Het was toch altijd iets, dat hy van mij het meest hield van de zusters. Het was een schrale troost, maar kruimpjes zijn ook brood voor hongerlijdende menschen. En mijn arm hart hunkerde naar een beetje liefde. „Wij gingen dien winter veel uit. Ik zorgde wel zooveel mogelijk invitaties aan te nemen van families, waar ik zeker was hem te vinden, en zooveel mogelijk de overigen te bedanken, daar ik bij ondervinding wist hoe ik my verveelde als hij er niej was. „De winter vloog om. Mijn oudste zuster verloofde zich en ging bij de ouders van haren aanstaanden echtgenoot logeeren. Henri had juist in dien tijd weinig te doen en ging veel uit rijden met Barbara en my, kortom, sleet geheele dagen bij ons. Barbara plaagde mij nu en dan door eens flink met Henri te coquetteeren, en hoewel hy geen man was om zich hierdoor te laten beetnemen, maakte zij mij toch doodelijk jaloersch en be zorgde mij dikwijls vele slapelooze nachten. Hij vermaakte zich ongetwijfeld met myne bedrukte gezichten, weinig vermoedende, hoe diep ik het gevoelde; andere was hij te goedhartig om mij zooveel pijn te doen. Barbara was slechts een paar jaar ouder dan ik en bijzonder geestig, hetgeen hem altijd erg beviel, en zoo zat ik dikwijls er bij, slechts half genietend, daar ik mijzelve wijs maakte, dat hy meer van Barbara hield. Zoo maakte ik mijzelve onaangenaam en was weinig opgewekt in gezelschap. „Tot overmaat van ramp, ging Barbara uit logeeren. Ik vond dit eerst verrukkelijkmaar toen ik de eerste veertien dagen niets van Henri zty», begon ik naar haar terugkomst te verlangen, en was zelfs zoover gekomen, dat ik bad, dat zy elkander maar mochten liefhebben, als ik hem slechts mocht zien. „Eindelijk kwam hij weer. Ik zag hem het hek inryden, en dadelijk, toen ik zeker was hem te zien, fluisterde mijn vrouwelijke ijdelheid mij in, om my boos te toonen en hem eens goed te laten merken, dat ik het erg onbeleefd van hem vond, nu ik alleen thuis was, niet te komen. „Ongelukkigerwijze waren oom en mijne moeder bezoeken gaan maken, en daar de bedienden niet van mij gewoon waren, dat ik kalm op mijn kamer zat, daar ik meestal in de omliggende bosschen rondzwierf, zag niemand naar mij en werd Henri afge scheept met het gewone: „niet thuis mijnheer," van Jakob. ,,'k Vergat nu al mijn booze plannen om een humeur te toonen, vloog de trappen af, op gevaar af van mijn hals te breken en stond niet lang daarna hygend aan het hek tegen mijn lieveling op te zien. „Hij wendde dadelijk zijn paard en steeg af. Ik riep een stal jongen voor het dier, gaf myn neef een arm en zeide hem, dat ik heel boos was, dat ik hem erg onbeleefd vond, en dat ik wel merken kon, dat ik uit de gratie was. Hy glimlachte over mijn sermoen en zeide mij, dat hij het erg druk had gehad, want dat hij binnen twee maanden overgeplaatst werd. beweging. Oom Frederik had ter eere van Henri's vertrek een „Ik had een gevoel of mijn bloed stil stond. Ik voelde, dat jongelui's-partijtje aangericht en het ging er recht vroolijk toe. ik doodsbleek werd. Het was mij onmogelijk iets te zeggen. Hy Toen dus het uur van scheiden sloeg, drukte ik mijn lieveling was zoo vriendelyk om niet op mij te letten en sprak door over de hand, zeide niet meer dan: vaarwel of: goede reis, en zag zijn plannen en vertrek. hem niet meer. Ik stoorde mij aan niemand, rende het openstaande „Het was een bepaalde uitkomst voor mij toen ik het rijtuig venster uit en verscheen dien avond niet meer, maar lag zoo zag aankomen met oom en moeder. Ik liet Henri aan hen lang als ik was in inijn dunne zomerkleedje in het natte gras over en snelde naar een stil plekje, om over mijn leed na te en weende bitter. Ik zag slechts de vriendelijke bruine oogen, denken. Overplaatsing beteekende voor mij: hem niet meer te en was meer dan ooit overtuigd, dat hij mij niet liefhad, zien. Ik was wanhopend en zoo in mijn treurige gedachten „De jaren gingen vreedzaam voorby op Eikenhof; moeder verdiept, dat ik schrikte toen de etensbel mij naar huis riep. stierf, de jongens kregen een bestemming, de meisjes trouwden ,,Ik at geen stuk, zat Henri letterlyk aan te staren en hoorde en ik bleef bij oom en bestuurde de huishouding. Ik dacht in niets anders dan het woord overgeplaatst, dat mij in de ooren 't eerst dikwijls met bitterheid aan mijn verwoeste jeugd, maar bonsde. Nu den maaltijd moest ik mij geweld aandoen om kalm ben er later mee verzoend geraakt. Ik heb, ondanks mijn ver te schijnen. Moeder en oom maakten hun gewone middagslaapje, keerd geplaatste liefde, de heerlijke troost, dat mijn leven niet Ik slaagde er in 'vroolijk te zijn. Ik praatte druk, ik speelde geheel en al zonder toewijding en vriendschap was, noch dat ik piano en plaagde hem, maar het wilde niet vlotten. Ik eindigde nutteloos heb geleefd. Immers, ik had myn goeden ouden oom dan ook met in tranen uit te barsten en hem te vragen, hoe van harte lief en ben hem tot troost en steun geweest tot zijn lang hij nog blijven zou. dood. Daarna zond mijn broeder mijn lief petekind naar mij „Hij sloeg weêr zijn arm om mij heen, streek mij met de toe en verzocht my zijn schat voor hem op te voeden en zooveel andere hand over mijn haar en zeide zacht: „Mijn lief' nichtje, mogelijk aan het kind haar moeder te vergoeden, die zij, helaas! spijt het je zoo erg dat ik heenga." Ik kwam dadelijk weer bij hare geboorte moest missen. Elk jaar maak ik een bedevaart tot mij zelve, herinnerde mij, dat mijn lieveling mijn neef was, naar het kleine stadje B. in Duitscbland, waar mijn lieveling en zeide hem dat ik zenuwachtig was, dat hij maar niet op my begraven ligt, of ten minste waar zijne overblijfselen vermoed moest letten, maar dat het mij wel erg speet dat hij heenging. worden te liggen. Hij kwam om bij een spoorweg-ongeluk, bij een „Als hij mij een paar uur later op mijn kamer gezien had, proefrit door den tunnel. Ik zag hem nooit meer na ons afscheid zou hij mij niet zoo kalm gevonden hebben. Ik was letterlijk op Eikenhof. Ik heb nooit iets geweten van zijn intiem leven; wanhopend. Ik vond mijzelve diep te beklagen en had geen maar ik ben hem cn zijn nagedachtenis getrouw gebleven met enkele troost. Ik bad God om Henri's liefde. Ik kon niet gelóoven, i onveranderlijke liefde, en als ik bij het marmeren kruis op het dat ik hem geheel zou verliezen en bouwde allerlei luchtkasteelen, eenvoudige kerkhof neerkniel, is het my dikwyls of ik zyn om ze even gauw weer af te breken en weer te schreien en te vriendelijke oogen op my gevestigd zie en blijft do hoop in my woelen tot mijn arm hoofd pijn deed en ik eindelijk ging slapen. levendig, eens in betere gewesten met hem vereenigd te „De twee maanden gingen maar al te gauw voorbij. Henri worden, kwam zelden, omdat hy het veel te druk had met afscheids- i „Zoo eindigt mijn eenvoudige geschiedenis. O, mijn Emmy, bezoeken en zaken die vóór zyn vertrek moesten afloopen. Ik waardeer de liefde van een edel mensch, verwerp die niet licht- weet niet, hoe ik my goed heb gehouden, en was ik niet zoo i vaardig en verwoest niet uw eigen geluk. Bedenk, dat er schepselen gezond en sterk geweest, dan was ik zeker gebroken onder al j zijn, die niet zoo bevoorrecht zijn zoo'n liefde te bezitten, en het leed. Ik had niet eens de troost hem gauw weer te zien. j denk er eens aan boe gij u zoudt gevoelen, wanneer gy uw Hij zou naar Duitschland gaan om bij het maken van een tunnel ongeluk aan uzelve te wijten hadt en met eigen hand uw leven werkzaam te zyn, en op zijn minst vier maanden wegblijven, verwoest had. Bid God, dat gij uw driften moogt kunnen Vier maanden is een lange tijd, wanneer men liefheeft! behcerschen en dat gy in alle opzichten eene lieve, brave en „Eindelijk kwam de dag, dat hij zou heengaan. Ik had mij gehoorzame vrouw voor Eduard moogt zyn." voorgesteld hem iets liefs te zeggen voor hy heenging, om een Hier zag ik een schaduw langs mij gaan en een oogenblik hartelijk afscheid van hem te nemen of ten minste even alleen later lagen de beide gelieven naast mij geknield. Eduard had met hem te zijn. Maar ook dit was mij ontzegd. J berouw gehad over zijn haastig vertrek en myn verhaal door „Den avond dat hij afscheid nam zal ik nooit vergeten. Het het open venster voor het grootste gedeelte meê aangehoord, was in het begin van Mei, een prachtige avond. Het was kalm en Zij beloofden beiden aan tante Emmy nooit meer te kibbelen, stil in de natuur en hier en daar hoorde men nachtegalen hun en daar het beiden ernst scheen te zyn, liet de oude vrouw haar liefelyk gezang aanheffen. By ons in huis was alles leven cn kinderen alleen, niet langer bevreesd voor beider geluk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2