HtiUERSCHË KV MKl WKtlKPKR COURANT. Nieuws- en AdvertentieWail Toor Hollands Noorderkwartier. 1886. N". 62. Jaargang 44. Zondag 23 Mei. Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. -Prijs der Advcrtentiën: Vnn 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat de Raad zal vergaderen op MAANDAG den 24 MEI 1886, des avonds te 7 uren. Helder, den 22 Mei 1886. De Voorzitter voornoemd, STAKMAN BOSSE. PUNTEN TER BEHANDELING: 1. Benoeming hoofd der school Koegras. 2. Ontslag onderwijzeres. 3. Suppletoire begrooting 1886. 4. Ingekomen stukken. Blnnenlan d. Z. M. de Koning zal, volgens het Vaderland, op den 14 Juli a. s. de zitting der Kamers persoonlijk, op plecli tige wijze openen. Wij vernemen, dat het aantal aangiften voor de Tentoonstelling, welke den 26 dezer vanwege de Vereeni- ging tot ontwikkeling van den landbouw in Holland's Noorderkwartier te Schagen zal gehouden worden, juist even groot is als verleden jaar voor Hoorn, namelijk 143. Bovendien hebben de verschillende in het Noorderkwar tier bestaande kaasfabrieken elk eene inzending van hun product toegezegd. In het bekende blad Argus kwam dezer dagen een lasterlijk bericht voor ten opzichte van den heer Hotse, sergeant te Delft. Een aanklacht geschiedde. De schrijver werd niet genoemd, zoodat de drukker terechtstond. Don derdag jl. is tegen hem door de Rechtbank te Amsterdam een maand gevangenisstraf en f 100 boete geëischt. De predikant te Aalten, ds. Gangel, die, volgens de N. Rott. Crt., nadat de stembus ten nadeele zijner partij had uitspraak gedaan, den burgemeester vroeg, of er ook een dubbele bodem in de bus was, en ten antwoord ont ving: ,/Zooals de waard is, dominee, vertrouwt hij zijne gasten,komt in de Standaard tegen dit verhaal op. Uit hetgeen hij mededeelt blijkt evenwel, dat, moge het verhaal, wat de woorden betreft, niet geheel juist zijn, het toch. wat de feiten aangaat, met de waarheid overeenstemt. De pijp van luitenant Roque. Hij heette Roque. Hij behoorde tot die menschen, van wie men niet weet, waar zij vandaan gekomen zijn en die blijven waar het toeval hen gebracht heeft, louter omdat zij door niet3 aan de eenc of andere plaats verbonden zijn. Zy die nog het meest van hem wisten, veronderstelden dat hij een Elzasscr van geboorte was. Op een goeden morgen was hij in Blidah (Algerië) gekomen, waar hy zich het huis van den kolonel had laten wijzen, die hem, omdat hij onder de maat was, naar den tamboer-majoor gezonden had. Een jaar later was Roque de beste van de vier en veertig tamboers. Een tyd lang ging alles goed. Roque, die zelden sprak, nooit brieven kreeg of' verzond, en nooit, zooals zij, die in Afrika aan het vaderland denken, naar den horizon keek, Roque had één liefde, een waren hartstocht. Hij beminde zijn trom. Het was de liefde eens kunstenaars; want op een feilloozen roffel, met zijn forto's en piano's, was hij trotscher dan Litz cn Thalbcrg op hunne schitterendste uitvoeringen. Roque beminde zijn trom en kon er meê doen wat hij wilde. Hij was dus gelukkig. Eens, na een ganschen nacht in een hinderlaag tc hebben gelegen, kreeg hij een kwade, hardnekkige koorts, die hem zes maanden achtereen in bed hield. Toen hij opstond hoorde men een algemeenen kreet van verbazing: hij was zes duim gegroeid. Klein was hij naar bed gegaan, groot was hy weêr verrezen, grooter dan de tamboer-majoor, die van spijt zijn geknopten stok liet vallen, het embleem zijner waardigheid. Het eerste gevolg van die inbreuk op het reglement, dat de maat der heeren tamboers regelt, was dat men hem zyn trom ontnam. Roque werd ingedeeld bij de soldaten, wat voor hem, als tamboer, een groote vernedering was. Hij liep rond als een kip, die haar ei zoekt, en wist niet wat hy met zijn armen beginnen moest. Tot. het uiterste gebracht, trok hij eindelijk (hij, die nog nooit een a van een b had kunnen onderscheiden) op de vesting van het alphabct I09. Een maand daarna las hij als een hadji; nog een paar maanden later schreef hij als een maarschalk. Toen maakte men hem korporaal en het volgend jaar was hij sergeant. Bij al die eerbewyzen had hy een groot verdriet. Hij betreurde zijn trom en was er zoo mede vervuld, dat hij soms in het gelid onwillekeurig de wet des zwijgens schond en een tamboer, die een rrain plaats van een Jla liet hooren, een geweldigen vloek naar het hoofd slingerde. Eén hoop toch hield hem staande in het leven. De tamboer majoor, zijn gelijke in rang, zou over tien jaar pensioen krijgen dan zcu Roque solliciteeren. Dit vooruitzicht bracht hem aan het mijmeren maar eene groote, onverwachte gebeurtenis voorkwam zijne schoonste droomen. Hij was, als dertigste, met een officier en een tamboer uitge rukt, om een Arabische bende, die het kamp onveilig maakte, te verdrijven. Stil trokken zij voort, toen plotseling een geweerschot, cn daarop honderd anderen, door noodkreten gevolgd, van alle zyden wcérgalmden. Zij waren in eene hinderlaag gevallende officier en de tamboer hadden een kogel in het hart gekregen. De soldaten verloren den moed. Onmiddclijk doorzag Roque, die nu chef was, den toestand. Hij wierp zijn geweer weg, greep dc trom, die niet langer klonk om den weg aan te duiden, en stortte zich in de voorhoede, met alle kracht storm trommelend. Met honderd gevangenen en een aanzienlijken buit kwam hy in de legerplaats terug. Maar dit was niet alles. Daar hoorde hij, dat met de beerenmuts van den tamboer-majoor, ook diens hoofd door een kogel van Niet na, maar vóór liet openen van du bus heeft de predikant verzocht de bussen nauwkeurig te onderzoeken, daarbij mededeelende, dat bij vorige verkiezingen een bus uit de naburige gemeente, //die te voren gaaf scheen geweest te zijn, na de stemmiqg langs de halve cirkel van den bodem bleek te zijn gesoldeerd en wel op eene wijze, die van groote overhaasting getuigde. Hij, dominé Gangel, kon natuurlijk niet voor de juistheid dier mededeeling instaan, maar, indien het alzoo mocht geweest zijn, lag het vermoeden voor de hand, dat zulk-s kon geschied zijn in den nacht tusschen de stemming en de opening van de bus; daarom wenschte bij de ongeschondenheid der stem bussen geconstateerd te zien/' Daarop antwoordde de voorzitter van het stembureau //Gelooft u dan, dominee, dat er zulke slechte menschen zijn Uit Batavia wordt dd. 21 dezer gemeld: //Wederom, schrijft de Atjeh-correspondent van het Alg. Dbl. zijn twee onzer afgedwaalde „schapentot hunne kudde, en hun herder wedergekeerd: de deserteurs Ransonnet en De Mey, de eerste gewezen sergeant der artillerie, een zeer goed aangeschreven militair, de laatste gewezen korporaal bij de infanterie, kort voor de opdoeking van Toengkoep naar den vijand overgeloopen. Het toeval, liet noodlot zoo ge wilt, heeft hen van Scylla in Charibdis geworpen. De heeren waren namelijk van plan dit oord van jammer en ellende te verlaten. Hun vroegeren lotgenoot, deserteur Lips, gelukte het eenige weken geleden via Teloq Semawe, door tusschenkomst van een Klingalees, met een particu lieren stoomer Penang behouden te bereiken. Ransonnet en zijn makker waagden thans eene poging. Als Arabische vrouwen getooid, met den kap over het aangezicht, zoodat slechts de oogen onbedekt bleven, had dezelfde Kling hen aan boord van de Raja gebracht en de passage-gelden voldaan. Ongelukkig voor zijne cliënten, laat de Kling zich schertsende ontvallen, dat zijne lading zich door een blanke huidkleur en groote handen onderscheidde. De den romp was geschoten. Terstond ging hij naar den kolonel, die zeer verwonderd was over het verzoek van een sergeant, die tot hiertoe zich vergenoegd had met goed te vechten, zonder ooit om iets te vragen. De chef antwoordde dat Roque, na het rapport over de nachtelijke heldenfeiten aan den generaal, zonder twijfel tevreden zoude zijn. 's Nachts daarop deed hij geen oog toe, en de volgende nachten óók niet. Hij wachtte met een ongeduld zonder wederga. lederen nacht voelde hij zich wiegen in een met goud gestikten bandelier van fabelachtige breedte en zag hij zijn chef' naderen met den reusachtigen tamboermajoors-stok en de berenmuts, wier lange haren hij zijne oogleden voelde streelen. O, zalige droom! Eindelyk sloeg het langgewenschte uur. De troep moest in het geweer komen, en de generaal zelf kwam vóór het front van het regiment de belooningen uitdeelen. Roque werd geroepen. Hij trad naar voren, de pink op den naad van de broek, groot als een reus, en grooter nog door de aandoening, die zijne leden gespannen hield. Toen hij voor het eerst, sedert hij het verlaten had, hot peloton der tamboers, dat nu hoofdeloos was, voorbijkwam, wierp hij het een blik toe, en wélk een blik... Eindelijk hield hij halt, presenteerde het geweer en wachtte. Toen reikte de generaal hem de hand en kondigde ten overstaan van het gansche korps hem aan, dat hij tot... tweeden luitenant benoemd was! Met zijne illusies was het gedaan. Dat een sergeant in verloren oogenblikken de trom roert, zooals een ander piano of klarinet speelt, dit kon er meê door; maar voor een oificier was het ondoenlijk! Reque begreep dit; hij begreep ook dat hij eene bezigheid van gewicht moest zoeken, die hem zou kunnen afleiden van het instrument waaraan hij zijne carrière te danken had, en Roque schafte zich een pijp aan. Het was een gemeen pijpje, van een stuiver. Van toen af zag men hem, die vroeger nooit gerookt had, in het koffiehuis, in de kantine, overal waar men slechts rooken kon, met de pijp in den mond. Eerst werkte dit op de lachspieren in het regiment lacht men om alles tot men zich niet meer bekommerde over een pijp, die, zooals alle mogelijke aarden pijpen, bestemd was te breken en plaats te maken voor een nieuwe. Een stuiverspijp is bijna zoo kortstondig als de rook die van haar uitgaat. De winter kwam en de pijp was gebleven, toen de zomer en zij leefde nog. Zij was zwart, als de ziel van een geweer na een veldslag van tien uren. Nu zeide men in de brigade, dat luitenant Roque een wonder- pyp bezat, welk gerucht door de divisie verspreid werd, zoodat het als een loopend vuurtje over de Middellandsche zee vloog, en het gansche leger, dat Roque wegens zijne dapperheid kende, wist dat hij onafscheidelijk was van zijne pyp. Als men sedert van hem sprak, zeide men niet meer kortweg Roque, maar „Roque met de pijp." Inmiddels vertrok het regiment naar de Krim, waar Roque nog een tijdverdrijf vond, Tusschen zijn pijp en zijn pennemes zoo noemde hij zijn sabel verdeelde hij zijne liefde. Hij liet geene slechts liggen om deze te trekkendan bergde hij het kostbare lijf'stuk in zijn uniform, onder zijn kruis van het Legioen van Eer. In het regiment was niemand, die den grooten luitenant, den luitenant met de pijp, niet kende. Wat Roque betrof, hy kende alle soldaten en dezen stelden in hem het volste vertrouwen. Men wist dit, en als cr een waag stuk zich voordeed, ontbood de kolonel Roque, die slechts zijne stem behoefde te verheffen, om zich door het gansche regiment te doen volgen. Nu kwam de winter met zyn ontberingeneens zelfs was er geen tabak meer. Noodlottig oogenblik voor den soldaat, wiens uitwerking van deze ongevraagde mededeeling was geheel anders dan de zoo bezorgde cargadoor er mede beoogde; de kapitein hield zich leuk, stoomde door en zond te Seoji, waar hij zijne papieren aan den commandant van den oorlogs-stoomer moest vertoonen, tevens bericht van zijn vermoeden dat er twee deserteurs aan boord waren. De commandant zond eene gewapende sloep, en.... een nader onderzoek wettigde het vermoeden. Zonder eenigen tegen stand werden de vermomden gevangen genomen en zwaar geboeid herwaarts gebracht. Hoe snel en betrekkelijk geheimzinnig het vervoer der gevangenen van de reede naar de gevangenis te Gedah plaats greep, toch was het ruchtbaar geworden, en wachtte eene schaar van vroegere wapenbroeders de verraders op om hen met smaad en schimp te overladen. Ransonnet vooral had het zwaar te verant woorden. Een zijner landgenooten ontzag zich niet den machtelooze een slag in het aangezicht te geven, die sporen naliet, onder de toevoeging: „ik zal je moeder schrijven, hoe hoog je het hier gebracht heb; tot aan de galg toe!" Anderen wierpen hem met vuilnis en modder; aan kern achtige uitdrukkingen geen gebrek. Hoe strafbaar de lui gehandeld hebben, toch wekte het walging het grauw in ongebondenheid den vrijen teugel te zien vieren. Eene sterke macht beveiligde de deserteurs tegen erger. Ransonnet ziet er goed uit, doch zijn makker kan haast niet loopen, zóó is de man aangetast door beri-beri. Bij liet voorloopig onderzoek, opgedragen aan den kapitein der artillerie Bruinis en den 1ste luitenant bij het wapen Smits, verklaarde Ransonnet, dat hij, getrouw aan zijn woord, daags na zijne ontvluchting schriftelijk aan zijne makkers te Roempit gezonden, niets tegen de compagnie had onder nomen, waarvoor hij zich tegenover zijne vroegere krijgs- kameraden zou moeten schamen, dat slechts de laster hem als den leidsman der Atjehers bij het aanleggen van ver sterkingen en het schieten met lilla's had gebrandmerkt; bij had reeds 4 maanden aan de Oostkust doorgebracht, loerende op eeixe geschikte gelegenheid om te ontkomen, en met de meeste nauwgezetheid een dagboekje aangehouden, pijp zijn troost is! Haar rookend, denkt hij aan het vaderland, en aan de afwezigen; want ook daarginder in zijn dorp droomde hij voorheen, na den arbeid, met de pijp in den mond zijne zaligste droomen. Zijn dorp! dit ia het ideaal van den soldaat, als hij in de eenzaamheid zijne pijp rookt; en cr was geen tabak meer! Toen begon het heldendicht van de pijp van luitenant Roque. Roque bleef rooken. Als man van voorzorgen had hij bij het begin van den veldtocht een goede dosis tabak opgedaan, en, naijverig op het geluk om alles te doen voor don soldaat, door wien hij zich bemind voelde, begreep hij spoedig wat zijn volkje bezwaarde. Wat niet minder gewichtig was: het werk vorderde niet meer, zooals voorheen. Toen moest hij zijne pijp te baat nemen. Op zekeren morgen, toen men naar de loopgraven vertrekken zou, riep hij zijne soldaten bijeen, toonde hun zijne pijp en zeide „Wie het best werkt, zal uit mijne pijp rooken!" Dit was genoeg. Men werkte driemaal zoo hard, tot Roque zijne pijp stopte en haar den soldaat, over wien hij het meest tevreden was, overhandigde. De overwinnaar rookte, en ieder was getuige van zijn voorrecht, zijn geluk. Sedert werkten zij als razenden, want ieder wilde rooken uit die heerlijke pijp. Zoo kwam het dat de compagnie van Roque, ijveriger dan alle andere naburige compagniën, Sebastopol het dichtst genaderd was. Het werk werd hoe langer hoe gevaarlijker, cn eensklaps maakte een sterke Russische batterij allen verderen voortgang onmoge lijk. Men hield krijgsraad en besloot de batterij den volgenden nacht aan te vallen. De kolonel ontbood Roque weêr, die zonder aarzelen op zich nam, de Russen te verdrijven. Het regiment werd verzameld, Roque trad vooruit en vroeg of hij op twintig mannen van goeden wil zou mogen rekenen. Geen soldaat ant woordde. Hij dacht dat hij zich niet verstaanbaar had uitgedrukt en herhaalde zijn appèl. Niemand verroerde zich; zeker omdat zij den vorigen avond eenigen der onzen hadden zien vallen. Roque begreep het nu, hij stond dicht bij mijhet was hartverscheurend om te zien. Zijne wanhoop was onbeschrijfelijk, en een traan blonk in het oog van dien onverschrokken, onverzettelijken man, die voor het eerst zag dat zijn appèl vergeefs was. Wat te doen? Aan den éónen kant had hij zich verbonden, en kon toch aan den anderen, hoe sterk en dapper hy zich ook gevoelde, niet geheel alléén eene batterij aanvallenHij wist niet hoe hij zich redden zou; werktuigelijk haalde hij zijne pijp voor den dag en begon haar met woede te stoppen. Dio pijp had voor ons altijd iets indrukwekkends. Nauwelijks hadden wij haar gezien, of wij vergaten het pijnlijk tooneel, waarvan wij getuigen waren, en aller oogen waren op haar gevestigd. Dit zag Roque en een straal van hoop blonk in de zijne. Om zich heen ziende, koos hij een soldaat, naderde dezen en fluisterde hem iets in het oor, waarop de man buiten het gelid trad. Toen ging Roque naar een tweeden, die zich zonder aarzelen bij den eerste voegde, en zoo ging het voort., tot hij er negentien bij elkaar had. Wat kon hij hun gezegd hebben? Hij telde; nog één ontbrak er. Toen liet de luitenant zijn oog op mij vallen, monsterde mij even, en fluisterde ook mij iets in bet oor: „Hoor eens; ik zal sneuvelen, ik gevoel het, en als ik dood ben. is mijne pijp voor u!" Dit zeggende, blies hij mij eene duchtige tabakswolk in den neus, en zonder aarzelen ging ik bij de negentien anderen. Nu bergde de luitenant zijn pijp weêr plechtig in zijn uniform, onder zijn kruis op zijn hart, trok zijn „pennemes" en verliet, daar de avond gevallen was, met ons de loopgraven. Het was zoo donker als in een graf, een weêr, waarin de onverschilligsten nog zeggen dat er dood aan de lucht is. Maar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1