HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdTertentteWaJ voor Hollands Noordertwartier.
1886. N°. 66.
Woensdag 2 Juni.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
DE ANDERE.
„Wij huldigen
het goede."
Venchijnt Dinidtg, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementaprij» per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prija der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
Ri.tks-Postspaarbank. Gedurende de maand April
1886 is ingelegd f 447,794.28$ en terugbetaald f 398,857.66$.
Dus meer ingelegd dan terugbetaald f 48,936.62. Aan
het einde der maand Maart was ten name der verschil
lende inleggers ingeschreven f 7,090,585.62, zoodat het
gezamenlijk tegoed der inleggers aan het einde der maand
April bedroeg f 7,139,522.24. In den loop der maand
April zijn 2381 nieuwe boekjes uitgegeven; 865 zijn er
geheel afbetaald, zoodat er aan het einde dier maand
122,665 in omloop waren.
Uit Wildungen wordt aan het Dagblad gemeld:
„De gezondheidstoestand van de Koninklijke Familie
laat niets te wenschen over, waartoe het aangename weêr,
dat hier heerscht, zeker veel bijdraagt. Dagelijks gaat
Z. M. op bepaalde uren naar de Victor-Georgebron, om
het bronwater te nuttigen, en doet daarna, in gezelschap
van de Koningin en het Prinsesje of van de heeren van
het gevolg, flinke wandelingen. Rijden doet Z. M. niet,
doch de Koningin doet met Prinses Wilhelmina bijna eiken
voormiddag een rijtoer in de prachtige omstreken. De
koninklijke equipage (Z. M. heeft paarden en rijtuigen
herwaarts doen komen) baart in en om Wildungen veel
opzien. Dikwerf ook doet Prinses Wilhelmina in haar
ezelwagen rijtoertjes.
De villa, die door het koninklijk gezin bewoond wordt,
is de villa Göcke, genaamd naar den eigenaar; zij bevat
40 kamers, is vorstelijk gemeubileerd en bevat alle moge
lijke comfort; de bediening, enz. is uitmuntend, zoodat met
grond mag gezegd worden, dat niets onbeproefd is gelaten
om de Koninklijke Familie harer waardig te huisvesten."
Naar het Vaderland verneemt, zouden er in de
laatste dagen meer dan eens dringende depêches uit Indië
zijn aangekomen om versterking van de legermacht aldaar,
en worat dientengevolge hier bij het leger zeer gewerkt
op indiensttreding bij bet Indische leger.
De minister van Marine brengt, tengevolge op de in
Maart jl. gedane aankondiging, ter kennis van belangheb
benden, dat in stede van twintig, vijf-en-twintig jongelieden
als machinist-leerling 2de klasse zullen kunnen worden
aangesteld.
In deze maand zullen 22 pupillen de school te
Nieuwersluis verlaten; 9 gaan den 9 dezer over bij de
artillerie-instructie-compagnie te Schoonhoven, terwijl den
30sten 11 pupillen worden overgeplaatst bij het instructie-
bataillon te Kampen; 2 worden ingedeeld als tamboer bij
het 3de regiment infanterie.
2)
Door W. HEIMBURG.
Eindelyk hadden wy het frissche en groene kerkhof bereikt
cn een gevoel van vrede en rust maakte zich van my meester.
Al die drukte en dat gewoel hadden we nu achter ons gelaten,
slechts een paar treurende gedaanten dwaalden tusschcn de graven
rond, en in de breede middellaan liepen langzaam twee oude
dames heen en weder, die, zooals de doodgraver ons vroeger
eens verteld had, dagelijks hierheen kwamen wandelen. Een
wonderlijke liefhebberij had ik dat altyd gevonden; maar nu,
sedert de laatste treurige weken, begreep ik het best: bier was
vrede en rust en hoop op het eind van het aardsche leed.
Wy zaten zwijgend naast elkander op de kleine bank voor de
drie grafheuvels: ginds myne moeder, daarnaast Charlotte's
moeder en dit nieuwe graf van onzen vader. Wij weenden geen
van beiden we dachten aan Johan en dit verhardde waar
schijnlijk ons gemoed. Nu wist hij nog niet, dat hier een nieuw
graf of had die droeve mare hem al bereikt, nadat hij nau
welijks voet aan wal had gezet? Een vreeselijke tijding voor hem
Ik kon my voorstellen hoe ontzet hij zou wezen, hoe hy zichzelve
zou beschuldigen de oorzaak van zjjn vaders schielijken dood te
zyn; ik wist dat hij schreien, aangaan, zich de haren uittrekken
zou maar dat hy een half uur later, een vroolijk liedje fluitende,
hier of daar afleiding zou gaan zoeken. Die onbegrijpelijke, be
minnelijke, goedaardige Johan!
Charlotte was plotseling opgestaan en op het graf toegetreden.
Nu knielde zy op eens néder, breidde de armen over den heuvel
uit en begon stil, maar hevig te schreien, terwijl haar gansche
lichaam van hartstochtelijke ontroering beefde. Wel een kwartier
lang bleef zy in die houding liggen en ik liet haar begaan;
eindelyk stond zy op cn droogde hare tranen, zeggende:
,,'t Helpt toch niets! Yan zoo'n erbarmelijk leven moet men
maar zien te maken wat er van te maken is."
„Hoe meent ge dat?" vroeg ik.
Zy staarde onverschillig naar het struikgewas.
„Johan zeide altyd," hernam zy, „dat wy menschen eigenlijk
net zyn als de poppen in mijn kinderkomedie, die wij aan draadjes
naar verkiezing op en neer schoven en lieten komen en gaan.
Hy had evenveel geloof als een Turk."
Ik zag haar nog altyd vragend aan.
„Maar ik," liet ze er schielijk op volgen, terwyl ze haar betraande
oogen afwischte, „ik wil mij niet laten schuiven, daar bedank ik
voor! Ik wil niet op die manier blijven leven."
Hiermede keerde zy zich om en verwyderde zich zoo schielyk,
dat ik haar nauwelyks kon byhouden.
Zwijgend keerden wij huiswaarts. Aanstonds wierp Lotje zich
op de sofa en riep Puck, Johan's achtergelaten hond tot zich,
om hem te strcelen, te kussen en te plagen en onder alles door
van zyn baas te vertellen. En het dier spitste de ooren bij de
woorden„jonge baas," sprong van de sofa en liep naar de deur,
alsof hy op den van ouds bekenden stap wachtte, en liep naar
Tot directeur der gemeentewerken te Arnhem is
benoemd de heer Lindo, te Enkhuizen.
Op de algemeene vergadering der R. K. Centrale
Kiesvereeniging te Alkmaar, jl. Zaterdag gehouden, werd
de heer jhr. C. Hartsen, oud-lid der Eerste Kamer, tot
candidaat gesteld voor de aanstaande verkiezing van leden
voor de Tweede Kamer. De verkiezing van een tweeden
candidaat werd aangehouden tot de vergadering van V rijdag a. s.
Naar aanleiding van de dikwijls voorkomende op
lichterijen door zoogenaamde firma's in groote steden, die
bestellingen doen, welke niet worden betaald, meldt men
o. a. uit Utrecht aan de N. Rott. Crt.:
„Men late zich toch niet verschalken door brieven met
grootsprakige hoofden bedrukt, als: Groothandel in boter,
spek, enz. Er is hier zoo'n „heer," die in een der achter
buurten op een kamertje van acht-en-twintig stuivers in
de week woonde (een klokkenmaker) en die het is
al eenigen tijd geleden op een goeden dag aan acht
vischhandelaars te Nieuwediep, wier adressen hij door de
advertentiën kende, een geheel gelijkluidenden brief, op
fraai gestempeld papier en in schoonschrift, schreef. Meneer
gaf ter gelegenheid van het huwelijk zijner dochter een
groot gastmaal, zoo schreef hij, en verzocht daarom al de
handelaars hem den volgenden morgen vroegtijdig twee
versche kabeljauwen van de grootste soort te zenden; het
geld zou na ontvangst onmiddellijk per postwissel worden
toegezonden. Zeven der bevoorrechten waren zoo wijs
zich aan hun gewonen regel te houden en zonden de visch
per rembours, die toen natuurlijk geweigerd werd. Maar
één liep er vierkant in! Hij vertrouwde in het gastmaal
en den postwissel en des klokkenmakers dag was alweer
goed. Een half uur daarna brachten de twee versche
kabeljauwen op den afslag een aardig sommetje op, en een
paar uur later was de klokkenmaker dronken."
Men schrijft uit Varsseveld:
„Waren de prijzen van nagenoeg alle landbouwproducten
niet zoo buitengewoon laag, dan zou men kunnen zeggen
voor den landbouwer is het een jaar bij uitnemendheid.
De regen, die in het midden dezer maand viel, en de daarop
gevolgde warmte, hebben eene verbazende groeikracht ont
wikkeld. De zomergewassen tieren welig, gras is er in
overvloed en er is een goede hooioogst verzekerd. Men
hoopt nu op meer leven in den veehandelpuike grasboter
doet tegenwoordig p. m. 75 k 80 cents per kilogramvette
varkens zijn in prijs dalende en doen per kilogram, levend
gewogen, 36 38 cents."
Lotje terug en zag haar vragend aan met zyn heldere, verstan
dige oogen. Toen nam ze het dierlje op en drukte haar gelaat
tegen zyn geel veL „Neen, dat wil ik niet!" hoorde ik haar nog
eens zeggen.
De volgende weken gingen om onder allerlei voorbereidingen
tot onze verhuizing. Grootmama bestudeerde ijverig den platten
grond van onze aanstaande woning, berekende de maat van
verschillende voorwerpen en maakte een groote lyst van de
meubels, die verkocht moesten worden. Menige traan werd door
Charlotte vergoten, als zij hoorde dat het een of ander lievelings
stuk in vreemde handen zou overgaande eetkamer met de gebeeld
houwde eikenhouten meubels werd, hoewel tevergeefs, Btuksgewijs
door haar verdedigd; 't was niet mogelijk daarvan afstand te
doen, meende zij.
„Toch nog het gemakkelijkst daarvan," beslistte grootmama.
„Wat wij behouden, zijn herinneringen aan uwe moeder. Al die
prullen daar heeft uw vader pas aangeschaft, toen hy regiments
commandant werd en als zoodanig partijen moest geven. Ik neem
mijn oude meubilair mede en gij alles wat in het boudoir
staat. Wij hebben daar maar drie kamers, en gij zult er u dus
in moeten schikken, Lotje!"
Maar Lotje schikte zich niet. Op den dag, dat de meubels
werden afgehaald door den koopman, die ze had overgenomen,
viel zy van de eene flauwte in de andere; zy lag op de canapé
en snikte dag en nacht, en eindelyk moesten wij naar den dokter
sturen.
„Zenuwen!" zeide de goede man. „Verandering van lucht zal
haar goed doen. Het treft uitstekend, dat go toch de stad verlaat.
De buitenlucht zal haar wel genezen."
Maar ik maakte my toch bezorgd. Toen het kind den laatsten
avond voor ons vertrek nog altijd schreide, ging ik naast haar
bed zitten en nam haar kleine, gloeiende hand in de myne.
„Lotje, liefste, beste Lotje," smeekte ik, „vertrouw my toch en
zeg mij eens wat u hindert. Ge laat hier iets achter niet
waar? dat
„Ja, ja," snikte zy. „Al myn geluk
„En ook het hart, prinsesje?"
„Och, dwaasheid!" antwoordde zy op geheel veranderden toon,
terwijl ze ophield met weenen.
„Ik onderstelde dit omdat ge zoo diep ongelukkig zijt en ik
dacht zoo of die vriend van Johan, die Eberbard van Stolten soms
Ge hebt zooveel met hem gedanst, weet ge
Zij zweeg, maar lachte stil voor zich heen.
„Wat zou ik met hém aanvangen?" zeide zy eindelijk. „Hij
heeft immers bijna evenveel schulden als Johan."
„Ja, dat's waar. Maar als ge hem liefhadt, zou dat juist een
reden te meer zyn om te schreien."
„Zou ik met een arm man willen trouwen?" vroeg zy min of
meer verontwaardigd. „Wel Tonia, zytge mal? 't Is zoo vreeselijk
naar om arm te zijn,- 't is een ware rampNooit al was hij
een halfgod! Neen, dan zou ik mij ook „laten schuiven" en
dat wil ik niet!"
„01" zeide ik op verbaasden en verwytenden toon. Ze had
Bé ik Sam, mandarijn der 4de klasse, oud-kapitein der
Chineezen in de residentie Bagelen, oud-opiumpachter in
verschillende residentiën, grondeigenaar en koopman te
Samarang, heeft aan Z. M. onzen Koning, met diepen eer
bied, een open brief aangeboden, waarin hij het middeltje
aan de hand doet, om vijftien millioen vermeerdering der
staatsinkomsten te verkrijgen, zonder.... belastingverhooging,
maar en alleen door verbetering van het bestaande opium
pachtstelsel.
Tot een zekere hoogte acht Bé ik Sam het opiumgebruik
volkomen onschadelijk.
„Het zou eene dwaasheid zijn," zegt hij in zijn open
brief, „om, in strijd met de besliste uitspraak der gansche
geneeskundige faculteit, te willen beweren, dat een over
matig gebruik van opium niet schadelijk is voor de
gezondheid en doodend voor de energie, doch volgens
adressants zeer rijke ervaring, in een tiental residentiën op
gedaan, is het aanlal onmatige schuivers op Java zóó uiterst
gering, dat het niet der moeite waardig te achten is voor
den wetgever, om aan hen eenige aandacht te schenken.
Het matig gebruik van opium, d. w. z. (al naarmate
van de meer of minder sterke constitutie van den consu
ment) tot eene hoeveelheid van 2 tot 5 mata 2 gram)
per dag, oefent daarentegen noch op de gezondheid, noch
op de geestkracht van den mensch eenigen nadeeligen
invloed uit. Een ieder die eenige jaren achtereen in Indië
heeft doorgebracht, zal als hij eerlijk wil zijn
moeten erkennen, dat er op Java duizenden bij duizenden
matige opiumschuivers worden aangetroffen, die volmaakt
gezond zijn, met ijver hun werk verrichten en zich zelfs
meermalen krachtiger toonen dan de niet-schuivers. Als
eene niet-aanprijzenswaardigegewoonte iszulk matig schuiven,
als de Javaan pleegt te doen, uit een hygiënisch oogpunt
volstrekt niet méér te laken, dan het drinken van een paar
borrels daags door den Europeeschen werkman; zoowel
dezen, als den minvermogenden inlander, behoort men dit
genot te ontraden, omdat door het gebruik van jenever of
opium een te groot deel van het kleine inkomen verslonden
wordt en er gevaar bestaat, dat de consument van matig
tot onmatig gebruik overslaat; maar voor het overige zijn
beide genietingen volmaakt onschuldig te noemen."
(Dus naast een „Schaepmannetje, een Bé ik Sammetje*")
De Zaanlandsche Crt. bevat een brief van de echt-
genoote van haar Haagschen correspondent. Zij schrijft
daarin over „Onze Dienstboden," en zegt o. a.
„Evenals in sommige steden onze meiden geen glazen
meer behoeven te wasschen, maar zulks door mannen wordt
immers al zijne in het oog vallende beleefdheden altijd met haar
bekoorlijksten glimlach in ontvangst genomen!
„Heb ik wat misdreven?" vroeg zy.
„Gij hebt bem niet juist afgeschrikt!"
„Ja, dat was, toen zyn oom nog leefde," merkte zy droogjes aan.
Ik begreep wat zy hiermede bedoelde. De neef was de vermoedelijke
erfgenaam van den ouden rijken man geweest; nu was deze ge-
gestorven en had zijn neef niets van belang nagelaten.
„Zóó is er niet het minste vooruitzicht," liet Charlotte er geeu
wende op volgen. Ik ijsde van zooveel verstand.
„Ik dacht, dat gij hem liefhadt en dat uw tranen hém golden
„Dat's maar verbeelding," antwoordde zy kortaf. „Ik ben niet
zoo sentimenteel."
„Nu, dan kan ik gerust zyn vroeg ik koel.
„Volkomen!" antwoordde zy, terwyl zy haar mooi kopje om
draaide.
Min of meer onthutst ging ik heen en begaf mij nog eens naar
de kamer van onzen overleden vader. De volle maan wierp
haar blauwachtig schijnsel in het venster, door geen gordijn meer
geweerd, en de kale muren grijnsden mij aan. Ik was onbeschrij
felijk treurig gestemd. Hoe was Charlotte in de laatste weken
veranderd Had het ongeluk zulk een sombere schaduw over haar
jong gemoed geworpen, of openbaarden zich thans de kenteekens
van een slecht karakter, nu de zon van den voorspoed ons niet
meer bescheen? Daar zijn menschen, die door het ongeluk 'zacht
en goed worden, maar ook zielen, die in leed en droefheid verloren
gaan.
Ik trad aan het venster en zocht naar de oorzaken, die als
verontschuldiging voor Charlotte's woorden konden gelden, en ik
vond er maar één. Ze was al te zeer verwend, al te zeer bedorven
geworden door my, door haar vader, door hare grootmoeder, door
de menschen, met wie wij omgingen. Ja, 't was onze eigen
schuld! De hand op het hart, Tonia! Als de geheele wereld
u zóó had gevierd als uw schoone zuster, als elk uwer wenschen
eens was vervuld, nog eer ge hem hadt uitgesproken, wat zou
er van u terecht zyn gekomen? Hadt gy de vleugels wel zoo
stil saamgeplooid als nu? En zoudt ge u dan al zoo oud voelen,
en zoo beredeneerd afstand kunnen doen van de wereld en hare
vermaken
Het was mij, wel is waar, ook niet gemakkelyk gevallen, zoo
verstandig en beredeneerd te worden. Ik had niet minder levens
lust dan zij en zou er niets tegen hebben gehad, in de helder
verlichte balzaal de algemeene bewondering te wekken: maar
daar klonk my dat gezegde: „de andere" in de ooren.
Ja, de mooie freule van Werthern en „de andere" heetten wij.
Ik hoorde mij eens zoo noemen door een mond, dien ik o, zoo
gaarne, byna al te gaarne, had hooren lachen en praten. „De
andere" en dat op welk een toon En een jonge vrouw hoorde
ik ook eens achter mij zeggen„Hoe dwaas, dat die „andere"
zich juist zoo kleedt als haar mooie zuster 1 Hebt ge ooitgrooter
verschil gezien dan die beide meisjes?"
Dien avond heb ik in myn stille kamer lang voor den spiegel
gestaan en de gelofte afgelegd, my nooit weer ergens in bal-