t Men schrijft ons van Texel. dd. 29 dezer:
„Jl. Zondair werd in het Eierland een visch gevonden,
van het geslacht der dolfijnen, ruim 3 meter lang. De visch
was verre van versch meer, doch werd toch naar de rogge-
sloot gebracht, om misschien nog ten dienste der weten
schap te kunnen strekken. Bereids is hier een professor i
uit Amsterdam gearriveerd, ten einde den visch te ontleden
en naar het Zoölogisch Genootschap „Natura Artis Magistra"
te vervoeren.*
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 27 dezer
Was er verleden jaar ernstig sprake van de vestiging j
eener dynamiet-fabriek in het westdeel van den polder,
waarvan helaasniets gekomen is, onlangs kon ik u melden,
dat aldaar een stichting van meer vreedzamen aard zou
tot stand komen, nl. de kaasfaoriek. Hieruit blijkt, dat
pogingen in het werk worden gesteld, om de verminderde i
welvaart, ook in dat deel, ten goede te komen, en ten
bewijze, dat men ook daar veel van eigen hulp verwacht,
kan dienen, dat eenigen tijd geleden eene Vereeniging is
opgericht, welke ten doel heeft, door overleg en spaarzaam
heid zooveel mogelijk in eigen behoeften te kunnen voorzien,
vooral in den winter. Het initiatief in deze is genomen
door den heer Akkerhuis, voorganger bij de godsdienst
oefeningen in het kerkgebouw op het Breezand, en deze
heeft hierbij een krachtigen steun gevonden in den heer
Kuiper, Hoofd van School No. 2. Beide heeren fungeeren
respectievelijk als voorzitter en secretaris-penningmeester,
terwijl zij door nog eenige anderen in het bestuur worden
bijgestaan. Voorshands is het plan, om in den aanstaanden
winter de leden der Vereeniging (elk kan lid worden tegen
een minimum-contributie van 10 cents per week) op de
meest voordeelige wijze van steenkolen te voorzien, maar
vermoedelijk zal, als de zaak goed marcheert, het veld
van werkzaamheden wel wat uitgebreid worden. Wij
wenschen der Vereeniging een gunstigen uitslag in haar
streven
Minder eenstemmig zal die wensch zijn voor pogingen,
in gansch andere richting in het werk gesteld door den
heer Akkerhuis, nl. om, eveneens in het westdeel dezer
gemeente, eene School met den Bijbel te krijgen. Bevordert
toch het streven in eerstgenoemde richting de eendracht,
wij vreezen, dat het laatste aanleiding tot tweedracht
zal geven.'
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 28 dezer:
„Onze kermis, gisteren zeer druk bezocht, behoort weêr
tot de geschiedenis; de ruïnes er van zijn nog te aan
schouwen, in half afgebroken tenten en kramen, en, als
souvenir er aan, is allerwaarschijnlijkst menigeen dezen
morgen geplaagd met een zwaar hoofd, welke zwaarte
echter, even waarschijnlijk, allergelukkigst wordt gecom
penseerd, door eene daaraan geëvenredigde ligtheid der
beurs. Enfinmen moet voor de pret iets over hebben,
en met een weinig vlijt, zuinigheid en matigheid, wordt
de verhouding tusschen beurs en hoofd spoedig weêr precies
andersom, en behoort ook dit „incident" tot de geschiedenis.
Ik ontdek daar zoo waar, dat ik vrij wel op weg ben
eene „kermis-nabetrachting" te schrijven, iets waarmede,
naar ik mij voorstel, uwe lezers volstrekt niet gediend
zouden zijn. Ik wil dan ook het moraliseeren terstond
weder overlaten aan de moralisten, en alleen, ouder ge
woonte, met een enkel woord de tooneelvoorstellingen
bespreken, hier gedurende de fèestweek door het gezelschap
Hart gegeven.
Zal ik nu onvoorwaardelijk luide de trompet steken en
daardoor mede doen aan de verkeerdheid om, door al te
veel lot, personen met onbetwistbaar gunstigen, doch nog
op verre na niet ten volle ontwikkelden aanleg, in den
waan te brengen, dat zij der volmaaktheid reeds nabij zijn
Of zal ik alleen de tekortkomingen, welke mij opvielen,
constateeren en daardoor den schijn op mij laden, een nijdig
recensent te zijn, die wel wil critiseeren, doch niet waardeeren?
flambouwen de glazen uit een grooten bowl vulde.
„Komt aan, menschen, nu moet ge eens zingen!" hoorden wij
hem zeggen. „Maar waar zitten de jongelui? Ja, die hebben
zich natuurlijk in den tnin verspreid! Nu, wij hebben het in
onze jeugd ook niet beter gemaakt."
Ik duldde niet, dat Frits zich zonder Charlotte in dien kring
zou vertoonen, en voerde hem ongemerkt naar het pad, dat op
het voorplein uitliep. Het beste was, dat ik hem het een of ander
vroeg; maar op dat oogenblik wilde mij niets anders te binnen
schieten dan Johan. „Gij hebt toen immers aan een vriend te
New-York geschreven?"
„Ja zeker."
„En hebt ge nooit antwoord.gekregen?"
„O ja wel. Maar laten we van avond liever niet daarover
spreken. We moeten ons by de anderen voegen."
„Niet zonder Charlotte!" hield ik vol.
„Men moet niemand dwingen zij amuseert zich misschien.
Hoor maar, Tonia!" Werkelijk klonk haar lach ons thans in de
ooren. „Dat is zij immers?" vroeg hij. „Zóó kan niemand
lachen als zij!" - En toen nu haar witte japon niet ver van
ons zichtbaar werd, riep ik luid
„Charlotte! Charlotte! Je aanstaande zoekt je overal!"
Daar kwamen zy aan; en in het maanlicht kon ik haar
blozende wangen, haar schitterende oogen, den lach om haar
mond zien. Zwygend stapte zy nu naast Frits en zwijgend
stapte de prins naast my voort. Na een korte poos zeide hij
achteloos: „'t Is misschien beter dat ik op zijn Fransch afscheid
neem; anders stoor ik het gezelschap maar. Ik ken hier uit
myn jonge jaren nog overal den weg, en als ik daar door die
struiken dring, kan ik ongemerkt den uitgang bereiken. Goeden-
nacht dus, freule van Werthern!"
Een oogenblik later was zijn slanke gestalte achter het door
de maan verlichte struikgewas verdwenen. Maar onder de linde
begonnen ze te zingen; zelfs de oudelui deden mede. Charlotte
zat naast haar aanstaande. Ze leunde met het hoofd tegen den
boomstam en staarde naar de zacht wiegelende takken, die in
het maanlicht smaragdgroen blonken. Grootmama kwam my
tegemoet en fluisterde: „Breng my naar huis, Tonia het vermoeit
my te veel. Gy kunt dan teruggaan."
Maar ik bleef thuis en ging op het balkon zitten, dat op den
tuin uitzag. Daar ginds flikkerden de lichten door de bladeren
en de liederen, die er gezongen werden, klonken mij in de ooren,
en toen deze eindelyk ophielden, bleef de nachtegaal nog aan den
gang.
En daarop hoorde ik voetstappen Charlotte kwam thuis.
Onder het balkon bleef zij staau. „Goedennacht!" zcide hy
teeder en gaf haar een kus. „En nogmaals bedankt voor de
schildery ge hebt mij daarmede ontzaglyk veel genoegen
gedaan!" Zij schudde echter haastig het hoofd. „Goedennacht!"
Dit klonk zeer luid en zeer koel, en als een geest was zy in
huis verdwenen.
Zonder een woord met elkander te spreken, gingen wij slapen.
Maar toen ik 's nachts uit een diepen slaap wakker werd, zat
zy overeind in het bed en hield de oogen onbeweeglijk op het
maanlicht gevestigd. (Wordt vervolgd.)
Mij dunkt het laatste zal al gvt*n ongepast, als het eerste
verkeerd zijn; laat ik daarom tusschen deze uitersten den
gulden middenweg trachten te houden.
Daarnaar dan strevende, doet het mij genoegen te kunnen
aanvangen met de verklaring, dat in de stukken, hier ge
geven, momenten zijn geweest, die zeer goed warendat
dikwerf rolopvatting, gevoelsuiting, gebarenspel, zamenspel
en groepeering weinig of niets te wenschen overlieten, dat
rolvastheid eene der deugden van dit gezelschap is, en aan
decoratie en costumes in de meeste gevallen de noodige
zorg was besteed. Inderdaad, de luide toejuichingen waren
in dit opzicht nu en dan ten volle verdiend.
Hoe jammer, dat ik niet op die wijze kan blijven voort
gaan, dat ook hier de medaille eene keerzijde heeft. En
die keerzijde is: zondigen tegen de taal en het meermalen
niet genoeg in acht nemen van de vormen; ik stip, wat
dit laatste betreft, o. a. aan de notaris, die in „Doctor
Darcy," niet behoorlijk gekleed, en ongehandschoend ten
huize van zijn cliënt, een rijk bankier, verscheen, en gedu
rende het geheele tooneel de hoed op het hoofd hield. En
wat de taal betreft, mag op het tooneel nimmer uit het
oog worden verloren, dat men in beschaafde kringen ook
beschaafd en juist spreekt; dat men er evenmin declameert,
als zich plat uitdrukt. Iemand van stand en ontwikkeling
zegt b.v. niet „indirect," waar hij bedoelt „rechtstreeks;"
evenmin bezigt hij „wij benne," en „hij heb," voor „wij
zijn" en „hij heeft," enz. enz. Zulke fouten, en zij waren
talrijk, moeten ten strengste worden vermeden; zij geven
een min gunstigen dunk omtrent de mate der ontwikkeling
van de tooneellisten, die er zich aan schuldig maken, en
zijn in hooge mate schadelijk voor de illussie.
Ik zou, betrekkelijk de deugden en gebreken van dit
gezelschap, niet zoo in bijzonderheden zijn getreden, ware
het niet dat ik sympathie gevoel voor den energieken
directeur, die zich reeds zoo flink heeft opgewerkt en dat
ik van oordeel ben dat hij wel de goede krachten aan zich
heeft verbonden, door ernstige studie een hooger standpunt
I op het gebied der kunst kan innemen, dan thans is
j bereikt. Het zal mij aangenaam zijn later van dit streven
naar hooger de verblijdende teekenen te kunuen vermelden."
De eerste haringjager is met 1144 ton van Vlaar-
i dingsche, met 230 van Maassluissche, met 28 van Scheve-
ningsche schepen, totaal 4024 ton haring, gisteren middag
te Vlaardingen aangekomen.
De nieuwe cellulaire gevangenis te Breda wordt
15 Augustus a. s. in dienst gesteld.
Bij de harddraverij met paard en tweewielig rijtuig,
ter gelegenheid der Academiefeesten, jl. Zaterdag te Utrecht
gehouden, is de eerste prijs behaald door den heer J.
I Liefhebber, te Oude-Niedorp, met de bruine bles-merrie
„De Deugd," berijder P. Ellerbroek. De prijs bestond in
i een zilveren theeservies, ter waarde van f 375, met f 100
1 in geld, benevens f 50 voor den rijder.
De heer G. Brongers heeft, wegens ernstige onge
steldheid, zijn betrekking als commissaris-generaal van de
eerlang te Amsterdam te houden bakkerij-tentoonstelling
nedergelegd. Gisteren is het bureau dier tentoonstelling
in het Paleis voor Volksvlijt geopend, waar men zich
schriftelijk of persoonlijk kan vervoegen om inlichtingen te
vragen of mededeelingen te doen.
Het Vaderland verneemt, dat Domela Nieuwenhuis
j van het vonnis der Rechtbank te 's Hage in hooger beroep
j zal komen bij het Gerechtshof. Men verzekert genoemd
j blad tevens, dat hij daarbij door een algemeen bekend
Haagsch advocaat zal worden verdedigd.
Dat de boterprijzen in de laatste jaren sterk daalden,
bewijzen de volgende cijfers, uit Friesland gemeld omtrent
de prijzen in Mei/Juni:
1883: 85 k 90 cents; 1884: 70 k 75 cents; 1885: 45
55 cents; 1886: 45 k 50 cents per kilogram.
Het „gemaak" bij den veehouder is tegenwoordig gering.
Zooveel mogelijk legt men zich dan ook op kalveren- en
varkensmesten toe.
Het is thans volgens dr. Klein ook mogen gelukken
de bacterie van het mond- en klauwzeer af te zonderen en
aan te kweeken.
De bacteriën (diploeoccen) tieren welig in de melk
voort.
Door onderhuidsche inspuiting der culturen werd geen
ziekte voortgebracht, maar wel door voeding daarmede, tenzij
inënting heeft plaats gehad, in welk geval de dieren vrij
blijven van de ziekte.
Met 1 Juli a. s. treedt bij de Nederlandsche Rijkstelegraaf
een nieuw tarief in werking. Voor het binnenland is dit als
volgt:
Tusschen twee kantoren in verschillende plaatsen: Voor de
eerste tien woorden f 0.25; voor elk tweetal woorden daarboven
f 0.03. Voor stadsteicgrammenvoor de eerste tien woorden f 0.15
voor elk woord daarboven f 0.01.
De minste prijs voor een telegram, tot en met tien woorden
bevattende, is dus f 0.25, terwijl voor berichten, welke een groot
j aantal woorden inhouden, de prijs nog al aanmerkelijk verschilt
van den tegenwoordigen. Voor een telegram van 100 woorden,
1 dat thans f 1.15 kost, wordt dan geheven f 1.60, als: voor het
eerste tiental woorden f 0.25 en voor elk tweetal woorden daar-
boven, d. i. dus 45 tweetallen f 0.03 of f 1.35, makende met de
I f 0.25 voor het eerste tiental f 1.60; een verschil dus van f 0.45
bij het tegenwoordig tarief.
Ingevolge de bepalingen van het op 17 Sept. 1885 te Berlijn
vastgesteld internationaal telegraafreglement, dat bet reglement
'-an Londen, dd. 28 Juli 1879, met ingang van 1 Juli a. s. ver
vangt, ondergaan de tariefsprijzen voor het tclegrapiscb verkeer
van Nederland met het meerendeel der Staten van Europa eenige
verandering.
De tegenwoordige taksen voor het verkeer met België en
I Groot-Brittanië blijven onveranderd.
Voor de overige Staten wordt de vaste grondtaks per telegram
afgeschaft en zal van den gemelden dag af bij overbrenging langs
j den kortsten weg per woord worden geheven:
Algerië, Bulgarye, Gibraltar, Noorwegen, Portugal en Tunis
f 0.164, Bosnië, Herzegowina, Italië, Montenegro, Roumanië,
Servië en Spanje f 0.144, Corfu en de Grieksche eilanden (be
halve Poros) f 0.304, Denemarken, Frankryk met Corsica en
Zwitserland f 0.104, Duitschland f 0.064, Griekenland met Poros,
Enropeesch en Aziatisch Turkije f 0.284, Helgoland f 0.13, Hon
garije, Oostenrijk en Zweden f 0.124, Luxemburg f0.084, Malta
f 0.244, Rusland (Europeesch) f 0.224-
j Met primo Juli treedt voorts bij de „Eastern Telegraph-
Company een gowyzigd tarief in werking naar het verre Oosten,
in overeenstemming met de bepalingen, op het jongste telegraaf-
congres te Berlyn vastgesteld. Per woord bedraagt thans het
nieuwe tarief: naar China (Hongkong en Shanghai) 7 sh. 1 p.;
t naar China (Kanton en Macao) 74 sh.; naar China (overige
stations) 8 sh. 9 p.naar de meeste Japansche stations 10 sh.
8 p.naar Australië (W.) 9 sh. 5 p.; dito (Z.) 9 ah. 4 p.
dito (Victoria) 9 sh. 4 p.; dito (N. Zuid-Wales) 94 sh.dito
(Queensland) 9 sh. 9 p.; naar Tasmanië 9 sh. 9 p.naar Niouw-
Zeeland 104 sh.; naar Manilla 9 sh.; naar Alexandrië 1 sh.
7 p.naar Kairo, Suez, Port-Said en de stations aan het Kanaal
1 sh. 10 p.; naar alle Britsch-Indische stations 4 sh.naar
Ceylon 4 sh. 3 p.
Naar Java en Sumatra zal het woordtarief geen verandering
ondergaan, alzoo blijven 6 sh. 10 p. Ook Singapore en Pinang
ondervinden geenerlei voordeel van de beraadslagingen te Berlyn.
Het tarief naar beide oorden is, na 1 Juli, steeds nog 6 sh.
5 p., resp. 5 sh. 7 p. het woord.
Buitenland..
Gelijk wij in ons vorig nummer mededeelden, zijn de
Prinsen, zoogenaamde Pretendenten, van Frankrijk'» grond
gebied verbannen. Op dit oogenblik zijn zij allen reeds
vertrokken, ieder naar eene verschillende windstreek: de Graaf
ran Parijs naar het Westen, Prins Jéróme Bonaparte naar
het Oosten, Prins Victor naar het Noorden.
De bekende Parijsche berichtgever der Times geeft van
den avond van 22 dezer op het kasteel te Eu de volgende
schilderachtige beschrijving:
„Als eene soort van verzet tot het laatste toe tegen de
treurige werkelijkheid, werd aan den gewonen maaltijd niets
veranderd. De bedienden waren in volle liverei, de ver
trekken schitterend verlicht, de voor groote gelegenheden
gebruikte serviezen deden dienst, de dames waren in groot
toilet en de heeren hadden allen de hun door de moedige
en innemende gastvrouw toegezonden bloemen in het knoops
gat. Aan tafel [waar 34 personen aanzaten] heerschte iets
van het gedwongene, dat aan den avond vóór een veldslag
in veldheerstenten valt op te merken. Het was juist eene
maand na de voortaan historische receptie in het Galiera-
hótel. Iemand merkte dit op en de tegenstelling, welke
ieder trof, deed het gegons der gesprekken nog flauwer
worden.
„In de boekerij-zaal, gelijkvloers, werd de koffie aange
boden en de eerste gedurende den maaltijd aangekomen
telegrammen werden geopend. Zij behelsden een kort over
zicht der redevoeringen van de heeren Bardoux en De
Freycinet, het amendement van den heer Marcel Barthe
en de korte, aandoenlijke toespraak van den Hertog d'Au-
diffret-Pasquier, en kondigden aan, dat tot de stemming
werd overgegaan. Deze telegrammen werden hardop
voorgelezen. Er werden opmerkingen gemaakt. Daarop
volgden eenige oogenblikken van stilte. De Hertog Van
Aumale en generaal Charette, die den maaltijd hadden
bijgewoond, haalden nu hunne herinneringen van Canada
op en een levendig gesprek ontstond onder de gasten.
Daar werd de deur geopend en weder een telegram binnen
gebracht. Art. 1 was aangenomen met eene meerderheid
van 15 stemmen. Het telegram voegde er echter bij, dat
omtrent het ontwerp in zijn geheel geheime stemming zou
worden gevraagd en er alle hoop bestond, dat de meerder
heid zou worden verplaatst. Met deze bedriegelijke hoop
zich vleiende, bleven allen zitten wachten. De Graaf van
Parijs, die de Kamer verlaten had, kwam spoedig terug
met het laatste telegram in de hand. Hij was eenigszins
bleek en kwam uit de vertrekken, waar zijne gemalin zich
had teruggetrokken. Zonder een woord te zeggen, zette hij
zich naast den Hertog van Aumale. Vier der Prinsen waren
gezetende gasten waren als bij instinct opgestaan. De
jonge Hertog van Orleans, die bij het binnenkomen van
zijn vader van kleur verschoot, bleef een weinig meer op
den voorgrond staan. De Graaf van Parijs, die middelerwijl
zijne ontroering eenigszins was meester geworden, keerde
zich tot het gezelschap en zeide: De geheime stemming
heeft het gewone gevolg gehad. Het is voorbij. Het ge
heele ontwerp is met eene meerderheid van 34 stemmen
goedgekeurd. Wij zullen overmorgen vertrekken.
„Een vol kwartier lang bleef het doodstil. Allen bleven
staande. Men hoorde slechts de gesmoorde snikken der
dames, en de langzame ademhaling der mannen verried,
met hoeveel moeite zij zich bedwongen. De stilte werd het
eerst verbroken door den Hertog van Aumale, die met
heldere, maar treurige stem zeide: Heeren! Onze geschie
denis heeft vele misdrijven aan te wijzen; zij heeft vele
laagheden geboekstaafd, maar geene enkele, die met deze
te vergelijken is. De Graaf van Parijs, die zich tot
hem wende, zeide: Oom! Ik dank er u vurig voor, dat
gij in dezen tijd van zware, onrechtvaardige beproeving
tot mij zijt gekomen. Gij weet zeer goed klonk het
antwoord, terwijl de Hertog met hartelijkheid zijn neef
de hand op den schouder legde dat, wat men ook zeggen
moge, ik steeds aan uwe zijde zal staan. Eene nieuwe
stilte volgde op deze ernstige, indrukmakende woorden.
De heer Lambert de Sainte Croix, het stilzwijgen afbre
kende, riep uit: En te denken, dat zij, die deze wet hebben
goedgekeurd, van nacht rustig zullen kunnen slapen!
In elk geval, merkte generaal Charette aan geloof ik
in de Voorzienigheid en ik wacht met volkomen vertrouwen
het uur van ontwaken af.
„Op dit oogenblik trad de Gravin van Parijs binnen.
Men kon het haar aanzien, dat ook zij geschreid had;
maar zij vatte spoedig weder moed en met vaste, heldere
stem zeide zij: Welnu, het is alles voorbij; laten wij ons
zwervend leven weder beginnen. Wanneer zal het God ten
laatste behagen er een einde aan te maken En daarop
zich tot haar zoon, die nog altijd staande was gebleven,
overbuigende, vervolgde zij: Kom, ga ter ruste. Tracht u
goed te houden en het ongeluk het hoofd te bieden.
„Nu naderden allen het koninklijk gezin en, zonder een
woord van alledaagsche vertroosting, bogen mannen en
vrouwen zich met tranen in de oogen voor de Prinsen,
kusten de Prinses de hand en lieten hen met hunne droef
heid alleen."
De laatste oogenblikken van het vertrek beschrijft de
zelfde berichtgever, die het bijwoonde, aldus:
„Als de rijtuigen de havenbrug bereiken, houden de
gendarmes de menigte ter weêrszijden terug: maar er is
niet het minste gedrang. Allen staan als roerloos van ver
bazing. Alle hoofden zijn ontbloot en te midden eener
sombere stilte bewegen zich de rijtuigen voort. Bij de
bocht der kade, waar de Victoria ligt, is de menigte dichter
opeengepakt en vormt zij eene vaste massa. Hier is het
onmogelijk, de stilte te bewaren. De hoofden worden ont
bloot, zakdoeken zwaaien, handen worden uitgestoken en
ontelbare kreten gaan op: „Leve de Graaf van Parijs!
Leve de Hertog van Orleans! Leve Frankrijk!" En hier
en daar: „Leve de Koning!"
„De Graaf van Parijs stapt uit, groet de toeschouwers
en begint de trap te beklimmen. Nu ziet hij de Fransche
vlag aan den grooten mast in top geheschen. Hij houdt