maar rij had den laten woordvoerder aan zijne stem her
kend en deelde haren buurman het gebeurde mede. De
Rechtbank verklaarde de 4 mannen, een veerschipper en
3 arbeiders, te Pingjum, schuldig aan bedelarij in verbin
ding, en veroordeelde hen ieder tot 3 maanden celstraf.
Zij kwamen in appèldrie hunner om zachtere straf te
vragen, één omdat hij beweerde onschuldig te zijn. De
advocaat-generaal mr. B. W. N. Servatius requireerde
bevestiging van het vonnis.
De verdediger, mr. B. Van Loon, pleitte verzachtende
omstandigheden; subsidiair trachtte hij te betoogen, dat
hier geen bedelarij was, en concludeerde tot ontslag van
rechtsvervolging.
Het Gerechtshof oordeelde dat de straf, voor de hoogst
brutale wijze, waarop het feit gepleegd is, niet in verhou
ding staat tot het ernstige van het misdrijf, en bepaalde
voor ieder hunner de straf op 6 maanden cel.
Van Terschelling wordt gemeld, dat, hoewel het
roodvonk aldaar niet meer epidemisch heerscht, er toch
sporadische gevallen van die ziekte voorkomen. In de
vorige week is er nog een kind aan die ziekte overleden.
In de jl. Dinsdag gehouden zitting van den Gemeente
raad van Hoorn werd besloten, dat die gemeente het lid
maatschap der Zuiderzee-Vereeniging zou aanvaarden.
Te Enkhuizen is jl. Dinsdag met eene der nieuwe
booten, die de stations Stavoren en Enkhuizen zullen
verbinden, een proeftocht gehouden. Naar men verneemt,
heeft de overvaart in 59 minuten plaats gehad. Dit zou
nog 16 minuten zijn binnen den tijd, bij de aanbesteding
der booten vastgesteld.
De socialist Belderok, rondventer van Recht voor
Allen, is gisteren nacht ten 2 ure te Amsterdam op heeter-
daad betrapt door de rijksveldwachters A. Verbraack
en J. W. F. Schuylenburg, terwijl hij aan het Paleis van
Justitie een van de oproerige biljetten aanplakte, waarvan
dezer dagen is melding gemaakt.
Het biljet is gericht aan de Nederlandsche werklieden,
en is honend voor het koningschap en voor Z. M. den
Koning.
Bij hem werden nog bevonden 106 exemplaren dezer
biljetten.
Sedert jl. Zaterdag werd streng het oog op Belderok
gehouden. De beide veldwachters waren gisteren nacht
opgesteld, de één in eene schuit, de ander in een wagen
voor het Gerechtshof.
Belderok is in arrest en zal op last der justitie in voor-
loopige hechtenis blijven.
Het smaadschrift droeg weder als onderschrift: „de
Nihilistenpers.
Belderok is een wegens luiheid van 's Rijkswerf wegge
jaagde scheepstimmerman. Hij heeft een vonnis van drie
maanden wegens verzet tegen de politie achter den rug.
Jl. Dinsdag stond voor het Gerechtshof te Amsterdam
terecht F. H. Liese, oud 32 jaren, geboren te Schilt, in
Westphalen, laatst wonende te Amsterdam. Bekend is, dat
de naam van beschuldigde doet denken aan den op zoo
geheimzinnige wijze omgekomen H. 1'Amblée, den kapper
uit Zaandam, die in een perceel Kloveniersburgwal, hoek
Zandstraat, eene kamer in huur had, waar hij enkele nachten
per week doorbracht. Beschuldigde had zich te verant
woorden over het feit, dat hij in den avond van 30 Nov. 11.
na zonsondergang, ten nadeele van bovengenoemden
1'Amblée arglistig heeft weggenomen een gouden horloge
en andere voorwerpen, maar vooral een grijzen overjas,
die zijne ontdekking tengevolge had. Hij werd alzoo beschul
digd van diefstal bij nacht in een bewoond huis. 14 getuigen
waren gedagvaard. Vooral de getuigenis van M. Van der
Hoef, den kleermaker uit IJselstein, die de justitie op het
spoor bracht, was belangwekkend, zoowel om het toevallige,
waardoor in deze duistere zaak eenig licht kwam, als om
de (leuke?) houding van een commissaris der Amsterdam-
sche politie. Getuige verklaarde, dat hij de overleden
l'Amblée voor 5 k 6 jaren heeft leeren kennen en ongeveer
mij een lang relaas van den prins van Hohenzollern, van Spanje
en Napoleon. Ik luisterde maar met een half oor; ik was met
mijn gansche ziel bij Charlotte en Frits.
En toen brak die bewuste dag aan.
Charlotte was vroeg opgestaan en zat nu op het balkon. Het
had geregend en nog altijd was de hemel door dikke, grauwe
wolken bedekt, die eiken zonnestraal weerden. Het meisje scheen
het koud te hebben en had een wollen doek omgeslagenze hield
Puck op schoot. Toen ik haar het ontbijt bracht, zag ze mij
met zulke doffe, afgematte oogen aan, dat ik er wezenlijk van
ontstelde.
„Lotje, zijt ge ziek?" vroeg ik.
„Ik geloof van ja," zeide zij.
„Wat scheelt u, beste? Zeg dan toch wat u mankeert?" drong
ik aan.
„Kom mede naar binnen," antwoordde zij. En toen wij in de
kamer stonden, zeide zij kortaf: „Daar moet een eind aankomen
ik houd het niet langer uit ik trek mijn woord aan Frits
Roden in!"
Eindelijk was het er nit!
„Charlotte
„Ik kan 't niet houden!" hernam zij op vasten toon, en toen
ik zweeg, ging zy bedaard voort: „Ik heb hem nooit liefgehad.
Ik had bet mij gemakkelijker voorgesteld ik wist niet wat
ik deed, toen ik „Ja!" zeide. Ik dacht dat ik zulk een ellendig
leven, als wij tegenwoordig leiden, niet kon verdragen, en ik
zou het ook niet hebben uitgehouden. En dan Joban! Ik
hoopte hem te zullen redden. Gij weet wel, wat ik bedoel,
niet waar, Tonia?"
Zij wilde den arm liefkozend om my heenslaan, maar ik stiet
haar terug en sloeg de handen voor het gelaat, terwijl bittere
tranen mij uit de oogen sprongen.
„Zeg dan wat meent ge toch?" riep zij ongeduldig.
„O, ge zijt vreeselijk!" steunde ik.
„Wel, lieve hemel!" hernam zy „omdat ik nu ter elfder
ure den moed heb voor een leugen nit te komen? Van dag tot
dag heb ik gehoopt, dat hy boos zou worden en mij den ring
voor de voeten zou werpen maar dat heeft hy niet gedaan.
Nu moet ik den knoop wel doorhakken. O, ik kan 't niet
langer uitstaan, dat komedie spelen is afschuwelijkGa gij naar
hem toe, Tonia, en vertel hem de waarheid! Maak mij zoo
slecht als ge wilt en kunt, maar bezorg mij mijn vrijheid weer
en spoedig ook!" Zy had dit alles met luider stem gezegd.
„Dat kan ik niet!" antwoordde ik met diepe ontroering. Ik
dacht aan zijn goede, oprechte oogen, aan zijn somber uiterlijk,
en tevens ging ik naar de deur om deze te sluiten, daar ik
vreesde dat grootmama iets van ons gesprek zou hooren.
„Maar ik kan het wel!" zeide op eens een bevende stem,
terwijl het bleeke gelaat van zijne moeder mij aanstaarde. En
nu trad de oude vrouw de kamer binnen, waarin een dof schemer
licht heerschte, en op Charlotte toe, die voor de eerste maal in
haar leven het hoofd voor haar boog.
„Ik kan het, Charlotte," herhaalde zij, „en het zal aanstonds
geschieden, maar (Wordt vervolgd.)
twee jaar geleden, voor hem een jas, broek en vest heeft I
gemaakt; ook dat het hem bekend was, dat l'Amblée in
het bezit was van een loodkleurigen overjas met grijs fluweelen
kraag; dat hij zich op Dinsdag 26 Jan., ten ongeveer 12 uur, be
vond op de Hoogesluis en aldaar een persoon zag staan, die een
overjas aan had, in alles gelijkende op dien van wijlen
l'Amblée; dat hij, den beschuldigde op een tram ziende
stappen, van iemand, met wien hij den beschuldigde had
zien spreken, hoorde, dat zijn naam was „Liese" en hij kastelein
was geweest in het zoogenaamde „Heicielberger Vat/ te
Zand voort; dat hij toen dadelijk van zijne bevinding aan
gifte bij de politie heeft gedaan, doch niet zoo geholpen
werd, als men met recht verwachten mag.
Het dichtstbijzijnde commissariaat van politie was wel
dat op het Rembrandtplein. Daar dus ging getuige heen;
vreemd keek hij, die der justitie zulk een dienst bewees,
op, toen de commissaris van die sectie hem zeide maar
eens naar het hoofdbureau te gaan, daar hij zich met zoo'n
zaak niet kon inlaten. Getuige vroeg toen, of hij dan op
kosten van politie geen rijtuig kon krijgen, daar zijns in
ziens spoed zeer wenschelijk was. Dat was al te gek, meende
men. Dus ging getuige loopen. Op het hoofdbureau van
politie gekomen, zeide men getuige, dat die zaak bij de
2de sectie tehuis behoorde, dus dat hij daar maar eens
heen moest gaan. Ook dit deed getuige; ieder ander zou
er den brui van gegeven hebben. Door den heer Stork
werd getuige beleefd en welwillend ontvangen, kreeg een
rechercheur mede en 's avonds had men Liese.
Beschuldigde bekende den diefstal gepleegd te hebben.
Het O. M., waargenomen door mr. Jolles, bracht hulde
en dank aan getuige Van der Hoef, voor den dienst der
justitie bewezen. Z. G. E. A. meende, dat de schuld
wettig en overtuigend was bewezen en dus eene zware
straf te moeten eischen. Hij requireerde eene tuchthuis
straf van 6 jaren, met jbepaling dat een extract van het
vonnis zal worden aangeplakt te Haarlem en te Amsterdam.
Mr. C. F. Vreede meende, dat de qualificatie „nacht"
op dezen diefstal niet toepasselijk was.
Het Hof veroordeelde gisteren L. tot 5 jaar tuchthuisstraf.
t ^en schrijft ons van Texel, dd. 1 dezer:
„De schippers van hier, die nog steeds bezig zijn met
de berging der lading katoen uit het wrak van de „Sapphire,"
in de Noordgronden, ondervinden door de telkens weder-
keerende noordelijke winden veel oelemmering in hunne
werkzaamheden. Weken gaan er soms voorbij, dat er niets
op het wrak kan worden uitgericht. In weerwil van al
die tegenspoeden, werden in de maand Juni toch nog 141
balen katoen geborgen.
Gedurende dit jaar zijn tot heden in liet geheel 336
balen katoen uit genoemd stoomschip opgehaald.
De twee uit het opvoedingsgesticht te Alkmaar ont
vluchte jongens waren respectievelijk naar Amsterdam en
Rotterdam geloopen. Ze zijn daar weder opgepakt.
In de classicale vergadering van Alkmaar zijn benoemd
tot praeses dr. W. Jelgersma, tot secundus van den praeses
ds. J. Heenk, tot quaestor ds. G. E. Bron, tot secundus
van den quaestor ds. L. van 't Sant, tot leden H. G. Kist,
A. G. Pareau en P. J. Duinker, tot secundi J. D. H. van
Setten, T. van Leeuwen en H. Rezelman.
Uit de gevangenis te Utrecht is naar het krank
zinnigengesticht te Medetnblik overgebracht de wed. H. H.
uit Tienhoven, die beschuldigd was van vergiftiging van
haar man, door middel van arsenicum, dat zij hem in
karnemelkspap had toegediend. Bij arrest van het Hof te
Amsterdam is haar opsluiting voor een jaar in bedoeld
gesticht bevolen.
De beeltenis ven den gepensioneerden generaal Luymes,
onlangs uit Oost-Indië gerepatrieerd, zal in een der zalen van
het instructie-bataillon te Kampen worden opgehangen, als
eene herinnering aan het feit, dat hij de eerste is, die
zijne loopbaan aan die school is begonnen en het tot dien
hoogen rang heeft gebracht.
Omtrent den stand der gewassen op de proefvelden
der Rijks-Landbouwschool te Wageningen meldt men:
De gerst staat bijzonder gunstigde Engelsche en Zweed-
sche soorten overtreffen de Fransche ver. De Fransche
soorten hebben door regen en wind der laatste weken
veel geleden, terwijl vooral de Zweedsche het slechte weder
zeer goed hebben doorstaanonder deze laatste munt uit de
Zweedsche stamgerst.
De wintertarwe belooft een redelijken oogst; ofschoon
zij in den winter nog al uitgevroren is, staat zij thans
tamelijk goed.
Van de „roest," eene ziekte, die verscheidene jaren ach
tereen onder de tarwe heerschte, is dit jaar geen spoor te
ontdekken.
Reeds gedurende 3 jaren is verbouwd de Fransche soort
Blé pétanielle galland, bekend al3 hebbende het zwaarste
korrelgewicht.
Dit jaar worden de proeven genomen met nieuwe haver-
soorten uit Zweden en Frankrijk en nieuwe gerstsoorten
uit Zweden. De hop staat prachtig.
Ook zijn proeven genomen met 2 Fransche soorten
erwten, buitengewoon rijk en grootdragend. De Amerikaan-
sche wondererwt doet voor de beide soorten niet onder.
De proeven op zandgrond, dit jaar met de zandwikken,
als groenvoeder, genomen, zijn uitstekend geslaagd. Door
haar sterken groei belooft deze wikke veel in de toekomst
voor den landbouwer. Opmerkelijk is het, dat niet meer
landbouwers belangstelling toonen, door een bezoek aan
de proefvelden; vooral dit jaar staan de gewassen uitnemend
te veld.
Men herinnert zich, dat eenigen tijd geleden in
Indische berichten een verhaal is voorgekomen van de
stranding van een Duitsch schip op de kust van Flores,
een der tot de residentie Timor behoorende eilanden, onder
omstandigheden, welke een nader onderzoek van Regeerings-
wege noodig maakten. Daartoe zijn twee oorlogsschepen
der Indische Marine derwaarts gezonden, en uit het inge
stelde onderzoek is gebleken, dat van plundering of mis
handeling der Duitsche schipbreukelingen geen sprake kon
zijn, maar dat dezen zich zeer ondankbaar hadden betoond
en hun kapitein een onjuist rapport had ingezonden. Op
het genoemde eiland werden bij die gelegenheid een paar
minder bekende, maar daarom niet minder merkwaardige
plaatsjes bezocht, waarvan men ons in staat stelt, onzen
lezers eene nadere beschrijving te geven.
„De eerste plaats, die bezocht werd zoo vernemen
wij was Larantoeka, zeer fraai gelegen aan de nauwe
Straat Flores, aan den voet van een uitgedoofden vulkaan
en omringd door een prachtig waringinbosch, uitziende
op twee werkende vulkanen. Larantoeka is eene Roomsche
missie. Onder de leiding van zes geestelijken en een aantal
broeders wordt hier onderwijs gegeven aan de kleine
inlanders, die allen in een groot huis wonen, nabij dat der
geestelijken. Eenige dagen vóór onze komst was de kerk
ingewijd, die de geestelijken geheel uit eigene middelen
hadden opgebouwd. Het ijzeren geraamte was per zeilschip
uit Holland gekomen en hier in elka&r gezet, v?or het
oogenblik slechts bedekt met een atappen dak en met
aarden muren omringd, in afwachting van de tegels en
vensters, die nog moesten komen. Wij woonden hier eene
Mis bij, waarbij onze verbazing in hooge mate werd
opgewekt door de inlandsche jongens en meisjes, die tot
de kleinsten toe alles uit het hoofd deden; de Latijnsche
gezangen zongen zij alsof het hunne eigene taal wasde
litanie ging geheel in het Maleisch.
„Men liet ons ook zien, hoever de kinderen reeds ge
vorderd waren in lezen, schrijven en rekenen; hetgeen
werkelijk merkwaardig was. In hun vrijen tijd bewerken
de jongens groote djagong(ma!s)velden, die tegen den berg
aangelegd zijn en die volgens de geestelijken voor ongeveer
zes maanden van het jaar genoeg opleveren om het geheele
etablissement te voeden, 's Middags woonden wij aller
aardigste militaire oefeningen der jongens bij. Een stuk
of zes hadden onderwijs genoten van een der broeders in
het bespelen van blaasinstrumenten, zoodat het zelfs aan
een muziekkorps niet ontbrak. Doordien allen gelijk gekleed
zijn eene roode geruite sarong en eene witte kabaai
heeft het geheel een zeker militair voorkomen, dat den
aangenamen indruk zeer verhoogt.
„Des avonds brachten wij een bezoek aan het nonnen
klooster, op ongeveer een kwartier uur gaans van de kerk
gelegen, alwaar een 150tal inlandsche meisjes opgeleid
worden door eene moeder en vier geestelijke zusters. Ook
deze inrichting was keurig in orde. De in uniform gekleede
meisjes stonden voor het gebouw en zongen „Wien N'eêr-
landsch bloed" bij onze aankomst. Later zongen zij eenige
Latijnsche gezangen in hare kapel, onder begeleiding van
eene der zusters op een orgel. Alles maakte een alleraan-
genaamsten, gezonden indruk. Onder leiding der zusters
houden de meisjes zich met de veeteelt bezig; achter het
klooster staan groote stallen met mooie koeien; van de
melk maken zij kaas en boter, die uitmuntend was. Het
aangeboden glas melk, het eerste sedert ruim twee jaren,
smaakte overheerlijk.
„Zeer ingenomen met Larantoeka, zetten wij de reis voort
naar Mauwerie, de tweede Roomsche Missie op Flores, die
minder groot, maar even goed ingericht is." (Haarl. Crt.)
Vrij algemeen is de klacht dat er tegenwoordig
minder boeken worden gekocht dan voorheen het geval
was. De Boekhandel beweert, dat de meerdere amusementen
en de steeds toenemende stroom van couranten de vroeger
in ons land heerschende gewoonte om zich eene kleine
huisbibliotheek aan te schaffen, minder algemeen doen
worden; het publiek daarentegen klaagt er over, dat de
prijs der nieuwe boeken veel te hoog is, terwijl men ze
na verloop van een paar jaren voor een derde van den
prijs bij Bolle enz. kan koopen.
De Sneeksche uitgever H. Pyttersen Tz. wil beproeven
aan deze bezwaren tegemoet te komen door de uitgave van
Pyttersens „Goedkoope Bibliotheek," waarvan eerlang zes
deeltjes in den handel zullen worden gebracht.
Door de bekende firma H. C. A. Thieme te Nijmegen
keurig gedrukt, op getint papier, met een duidelijke letter,
kan deze Bibliotheek, wat de uitvoering betreft, de verge
lijking met dergelijke uitgaven in het buitenland veilig
doorstaan, terwijl de prijs waarlijk al zeer laag is.
Zoo verschijnt de beroemde roman van Marcus Clarke,
„Voor het Leven buiten de beschaafde wereld," waarvan de
goedkoope Engelsche uitgave f 3.90 kost, hier voor slechts
f 1.20. „Moore. De Vrouw van den Comediant" de roman
van een jong schrijver, waarop onlangs in de Gids bijzonder
de aandacht werd gevestigd voor f 1.80 (in Engeland
f 4.25), terwijl „De Diamantmijnen van Koning Salomo,"
dat in het Engelsch f 3.25 kost, hier voor 60 cents wordt
aangeboden.
Ook wat den inhoud betreft, achten wij de keuze zeer
gelukkig. Niemand zal een dezer werken onvoldaan weg
leggen; aan de talrijke lezers van Jules Verne raden wij
vooral aan kennis te maken met het laatstgenoemde werk.
Wij vertrouwen, dat de steun van het publiek den uit
gever ruimschoots zal worden geschonken en hij daardoor
aangemoedigd zal worden om op den ingeslagen weg voort
te gaan. (Ingezonden.)
Emile Zola. Zola's vader, een man van Itali-
aansche afkomst, uit Triest, had in den kring zijner be
kenden en vrienden een goeden naam achtergelaten. Hij
was een voortreffelijk ingenieur; eenige groote werken,
door hem uitgevoerd, bezorgden hem eene eervolle nage
dachtenis, zoo b. v. het naar hem genoemde Kanaal te Aix.
De dood verraste Zolo's vader midden in moeielijke
ondernemingen. Een aantal processen, welke zijn weduwe
gedwongen was te voeren, verslonden bijna geheel de
onbeduidende nalatenschap. Emile Zola was met zijn moeder
naar Parijs getrokken om een laatste rechtskwestie te be
slechten; zij hadden hun laatste hoop daarop gevestigd,
maar werden bitter teleurgesteld, het proces werd verloren.
Emile moest zijn studiën staken en zag zich zonder middelen
op de Parijsche straten. Een vriend zijns vaders bezorgde
hem een klein postje aan het Entrépót der Rue de la
Douane, 't welk hem een maandgeld van 80 francs opbracht
later verkreeg hij eene betrekking bij de uitgevers Hachette
Co., met een salaris van 1500 francs 's jaars. Zijn taak
was van den meest bescheiden aardhij werd aan het werk
gesteld bij den verkoop van schoolboeken en schrijfmateriaal,
welke aan de uitgeverszaak verbonden was. Zijne vrije
uren besteedde de jonge man aan dichterlijke proeven; hij
was onvoorzichtig genoeg met den heer Hachette daarover
te spreken. De boekhandelaar werd daarover zeer vertoornd
en stelde hem de keus om öf zijn letterkundigen arbeid te
staken óf zijn betrekking te vjirliezen. Zola koos het eerste.
Al spoedig werd hij nu bevoraOTd en verkreeg de betrekking
van chef der publiciteit, d. i. hem was opgedragen de taak
om met annonce-makelaars te onderhandelen; zijn salaris
werd verhoogd tot 3000 francs per jaar.
Die laatste werkzaamheid, hoe weinig ze hem ook be
vredigde, had toch het voordeel hem met de pers in be
trekking te brengen; zijn vurigste wensch toch was om
voor de Figaro te werken. Hij publiceerde zijne „Contes
k Ninon" (schoon niet bij Hachette); zijne vertellingen
vielen in den smaak, hij trok de aandacht.
Zoo aangemoedigd, wendde Emile Zola zich tot den heer
Van Villemessant, die hem tot zich riep, en daar de jonge