warme weder der laatste weken werkt zeer gunstig op de turf. Nu reeds ziet men de nieuwe turf op hoopen stellen 1 en bet is goed ook, dat alles zoó voorspoedig gaat, want er zijn verveeners, die geene enkele oude turf in voorraad hebben. Van den prijs der nieuwe hoort men nog niets. Het aantal machines zal het volgende jaar weder met twee vermeerderd worden. Uit Noordwijk wordt aan de N. Rott. Crt. gemeld: „Gisteren morgen is bijna de geheele fabriek voor ver duurzaamde levensmiddelen van den heer Blokhuys afgebrand, met den geheelen voorraad. Dit is eene groote ramp voor die plaats, daar er thans ruim 150 menschen zonder werk zijn. De fabriek was zeer laag verzekerd. De oorzaak van den brand is onbekend." Naar een telegram uit Lissabon meldt, zal de Koning van Portugal zich den 31 dezer met een aanzienlijk gevolg op reis begeven naar Engeland en Duitschland. Ook Amster dam en den Haag zullen dan bezocht worden. De heer II. Witte te Leiden ontving eenigen tijd geleden van de Spaansche Regeering de opdracht tot het opstellen eener nota over de cultuur van de helmplant in onze duinen. Onder dankbetuiging voor het ingeleverde rapport, is de heer Witte thans benoemd tot ridder der orde van Isabella la Cattolica. Bij de verkiezing van een lid voor de Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict Amersfoort zijn uitgebracht 2506 geldige stemmen. Gekozen de heer mr. L. W. C. Keuchenius (anti-rev.) met 1255 stemmen. Op den heer jhr. mr. J. E. Huijdecoper van Nigtevecht (lib.), waren 662, en op den heer mr. R. J. graaf Schimmelpenninck (Kath.) 589 stemmen uitgebracht. Gisteren stond voor het Gerechtshof te Amsterdam terecht D. B., oud 36 jaren, vroeger smid te Rustenburg, thans in staat van faillissement, geboren te Spanbroek, laatst wonende te Heer-Hugowaard. Hem wordt bedriege- lijke bankbreuk ten laste gelegd. De beschuldigde was bij vonnis der Rechtbank te Alkmaar, dd. 24 December 1885 op eigen aangifte verklaard in staat van faillissement, met benoeming van den deurwaarder J. W. Woestenburg te Hoorn tot curator. De feiten, zooals de akte van beschul- diging ze vermeldt, zijn de volgende: a. dat hij bij de inventarisatie opzettelijk verzwegen heeft een bezit van f 160. Bij de inventarisatie had de curator nog gevraagd: „je hebt zeker nog contante penningen" waarop beschuldigde antwoordde „neen, ik heb alleen nog maar wat huishoudgeld en ik moet toch leven," zoodat de curator dacht dat het omstreeks een rijksdaalder zijn konb. het opzettelijk verzwijgen en verduisteren van verschillende gouden en zilveren voorwerpen. Beschuldigde was met zijne vrouw in gemeenschap van goederen gehuwd, en had reeds in November, toen hij zijn faillissement voorzag, haar zooge naamd „koppelgoed" bij zijn zwager te Oudewater laten brengen; c. het opzettelijk verzwijgen van een inschuld, groot f 25, het bezit van een beitel of schoff'cllage en een ijzeren handploeg. Die goederen bevonden zich te Hoekschewaard, welke goederen hij door tusschenkomst van een zekeren P. liet verkoopend. het verzwijgen van eenige uitstaande rekeningen. Van den dokter te Rustenburg ontving hij gedurende zijn faillissement eene som van f 110.75, na aftrek van eene tegen vordering, en e. het bedriegelijk fabriceeren en doen verifiëeren van eene schuld bekentenis groot f 22.80. Getuige P. had beschuldigde gezegd dat hij gerust eene niet bestaande inschuld te zijnen bate kon opgeven, hetgeen dan ook door hem gedaan is. 14 getuigen zijn gedagvaard, die bovengenoemde feiten bevestigden. Het O. M., waargenomen door mr. Jolles, achtte de schuld wettig en overtuigend bewezen en requireert eene gevangenisstraf voor den tijd van 18 maanden. Mr. G. B. Noothoven van Goor, als verdediger toege voegd, meent, dat ontslag van rechtsvervolging moet volgen, omdat ten processe niet wettig gebleken is, dat de smid koopman was. De strafrechter moet, onafhankelijk van hetgeen de burgerlijke rechter heeft uitgemaakt, onder zoeken of de beschuldigde koopman is. Deze beschuldigde is slechts smid; hij repareert alleen. De uitspraak is bepaald over acht dagen. Het meisje te Hilversum, dat, na ruim 3 jaren het gebruik van hare stem gemist te hebben, dezer dagen na een hevigen schrik weder spreken kon als voorheen, heeft gebaar met de hand, alsof hij wilde zeggen: „Zachtjes maar stil maar! Wij zijn nog niet zoover om hoezee te kunnen roepen!" Ik vloog de stoep af naar het portier. „Daar zijn we, Frits!" hoorde ik mevrouw Roden zeggen. „Daar is Tonia!" En toen zeide een afgematte stem: „Goeden dag, freule Antonia!" Tegelijk was ook Muller uit het rijtuig en Joris van den bok gesprongen en nu posteerden beiden zich aan het portier. Ook mevrouw steeg uit. Ik kon hare gelaatstrekken niet meer onder scheiden, maar ze drukte mij zoo wonderlijk, zoo krampachtig de hand. „Nu héél voorzichtig!" verzocht zij, en toen hieven ze hem op. Was het zóó erg? Ik stond als verlamd van schrik. „Sst! Laat niets merken, Tonia!" fluisterde zij mij toe. Maar was dat die knappe, stevige man, die nauwelijks twee maanden geleden in de volle kracht van leven en gezondheid was heengegaan? Als een kind droegen ze den reus het huis binnen en nu bescheen het lamplicht een mager, bijna onkenbaar geworden aangezicht met doffe, ingezonken oogen. „In bed, moeder!" hoorde ik hem zeggen. „Als ik lig, mogen ze allen mij komen begroeten." Op eens was alles stil. Als bitteren spot hingen daar die kransen boven de deuren, stond daar die feestelijk aangerichte tafel! „Loop nog eens gauw naar dokter Rother!" beval de oude vrouw! „Hy moet aanstonds komen." En daarop verdween zy in de ziekenkamer. „O, lieve deugd!" zeide de keukenmeid, terwijl de tranen haar over de dikke roode wangen stroomden. Beschroomd en stil maakten de dienstboden zich één voor één uit de voeten, en ik stond nog altijd in de feestelijk versierde gang en kon 't maar niet begrijpen. Nu werd de deur geopend en verscheen mevrouw Roden, door Joris gevolgd, die naar de keuken stapte. „Tonia," fluisterde zij, terwijl zij vóór mij bleef staan, „hebt ge nog altyd plan om te Berlijn zieken te gaan verplegen?" Ik zag haar verschrikt aan. „Ik weet alles, ToniaDacht ge waarlyk dat ik niets gemerkt had? Nu, als het geen te groote opoffering voor u is, dan vindt ge daar binnen ook wel wat ge zoekt!" Ik stak haar zwijgend de hand toe. „God zegenc u, dat ge mij nu niet verlaat!" hernam zij. Ik begaf mij naar myn kamer, deed een boezelaar voor en dunne schoenen aan, die niet kraakten, en ging weêr naar beneden. „Wijs mij nu maar mijn plaats aan," zeide, ik tot de oude vrouw, die juist met een kom water en een rol linnen door de gang kwam. zich slechts korten tijd hierover mogen verheugen. Zij is haar stem nu weör kwijt. De Arnh. Crt. zegt, onlangs een ingezonden stuk, waarin gepleit werd voor het nieuwe telegramtarief, zonder kantteekening geplaatst te hebben, maar het daarmede toch niet eens te zijn. De inzender beweerde, dat niemand over dat hooge tarief klaagde behalve de dagbladen, en ook deze ten onrechte. Die dagbladen toch doen zulke ont- zaggelijk mooie zakenTen bewijze daarvan bracht hij in herinnering, dat zeker blad 40 tot 80 pCt. divident uitkeert. Maar de Arnh. Crt. vraagt: Is de winst, die één dagblad maakt, eene reden om het tarief van eene staatsinstelling te verhoogen? „Ze kunnen het wel missen" is voor den Staat evenmin een motief om den prijs zijner diensten te doen betalen als voor een particulier om den prijs zijner koopwaren vast te stellen. De winkelier, die dat doet, is een afzetter. Bovendien niet alle couranten zijn zoo gelukkig veertig tachtig percent te maken. Vele hebben een harden strijd te voeren mot hare mededingsters en het geld, dat zij nu meer aan telegraafkosten moeten besteden, kunnen zij niet aanwenden tot verbetering van den inhoud. Misschien zullen er bladen zijn, die, gedwongen door de verhooging van het tarief, hare telegrafische berichten zullen vermin deren. Het publiek zal daarvan het meeste nadeel onder vinden, en het publiek is hier de hoofdpersoon. Niet aan de meervermogenden alleen, maar aan allen moet de telegraaf ten dienste staan, die het voor hun bedrijf of voor hunne belangen noodig hebben. Door het monopolie van den Staat is de telegrafie een tak van de staatsdienst geworden en moet dus zooveel mogelijk in aller behoeften voorzien. Maar en dat is een hoofdargument van den inzender wanneer de telegrammen goedkoop zijn en daarom velen van den telegraaf gebruik maken, dan wordt het werk van de telegrafisten te zwaar en er is meer personeel noodig. Welnu, vraagt de Arnh. Crt., zijn er dan in Nederland geene jonge mannen meer, die telegrafist willen worden? De Staat moet zeker slechts zóóveel ambtenaren aanstellen als hij noodig heeft voor den dienst, ter voorziening in de behoefte van de ingezetenen; maar daaruit volgt geenszins, dat hij de gelegenheid om aan die behoefte te voldoen moet beperken, ten einde het getal ambtenaren niet uit te breiden. Wanneer er geene ambtenaren te bekomen waren, zou hij wel tot die beperking zijn gedwongen, maar nu er honderden, neen, duizenden jongelieden te vinden zouden zijn om aan den eisch van een drukkeren dienst te voldoen, mag de uitbreiding van personeel geen argument zijn tegen een lager tarief. Daarop heeft de Regeering de verhooging van het tarief dan ook niet gebaseerd. De voornaamste grond is, dat de minister van Waterstaat er eene hoogere opbrengst van verwacht. De Arnh. Crt. gelooft niet, dat deze verwach ting zal worden verwezenlijkt. Men zegge niethet publiek zal toch evenveel telegrafeeren. Dit zou gelden voor elke zaak van dagelijksche behoefte, en toch ziet men, dat het tegendeel plaats heeft. Die verhooging van het tarief zal de opbrengst van den telegraaf zeker niet aanzienlijk ver meerderen en het doel zal dus waarschijnlijk niet worden bereikt. De Staat zal zich toch blijven toeleggen op dezen tak van dienst. Maar behalve dat hij ruime vergoeding vindt in de Posterij, die hem winsten afwerpt, wat, wel beschouwd, niet moest plaats hebben, mag men niet uit het oog verliezen, dat ook voor andere instellingen ten algemeenen nutte de Staat aanzienlijke sommen uitgeeft. Waarom zal voor deze juist niet betaald moeten worden, terwijl zij toch zeker zeer bevorderlijk is voor de algemecne welvaart? Wenscnt de Regeering inderdaad eene vergoe ding te vinden voor de kosten van den telegraafdienst, zij had het middel daartoe in handen door de telefoon bij den telegraaf in te lijven en ook dezen dienst tot eene staatsinstelling te maken. Dit lag op haren weg en zou zeker rijker vruchten afwerpen dan eene tariefsverhoogiug, die, vooral nu eenmaal een lager tarief in werking is geweest, nadeelig op de opbrengst werken moet. Bij de schouwing van het lijk van Markgraaf Palla- vicini, is gebleken, dat deze verongelukte, na met zijn drie metgezellen van een aanzienlijke hoogte te zijn nedergestort, nog leefde en zich zelfs een eindweegs heeft voortgesleept. Hij schijnt zijn zakdoek aan stukken gescheurd te hebben om zijn wonden te verbinden. Bloedverlies en gebrek aan voedsel er verliepen 16 dagen tusschen het ongeluk en het vinden van zijn lijk hebben zijn dood veroorzaakt. Zij gaf mij terstond over wat zij droeg. „Kom tnaar meê, mijn kind!" Zacht trad ik op zyn legerstede toe; hij had de oogleden van vermoeidheid gesloten; zijn gekwetste arm lag bovenop de deken. De zwachtel was wat bezoedeld geworden door de lange reis; voorzichtig begon ik hem af te wikkelen. Nu sloeg hij de oogen op en zagen wij elkander aan. 't Was alsof een zonnestraal zyn gelaat verhelderde. „Zijt gij daar, freule Tonia?" zeide hij hartelijk. „Wilt gij dat doen?" En hy stak mij de linkerhand toe. „Het schynt erger dan het is; ik ben maar wat moê van de reis. Gelukkig dat ik thuis ben!" „Ja, mijn beste jongen," zeide mevrouw Roden, „nu zullen wij u wel weêr gauw op de been helpen maar praat niet zooveel!" Toen dokter Rother hem onderzocht had, ontving ik myn eerste onderricht in het verplegen van gewonden. „Voorzichtig, freule van Werthern, en accuraat vooral accuraat!" zeide de vriendelijke oude man. „Zóó houdt ge den arm zoo is 't goed 't zal wel gaan, daartoe kunnen wy het best een jonge, zachte vrouwenhand gebruiken is 't niet waar, Roden?" „Wel zeker, dokter!" antwoordde hij met een zwakke poging om te schertsen. „Ja, ja, dat wil ik wel gelooven! Nu, kalm houden en goed krachtig eten en frisscbe lucht en geduld dan zullen wij er u wel weer bovenop helpen. En, freuletje accuraat, vooral accuraat!" Hij ging heen om het een en ander te gebruiken, en het ver heugde mevrouw Roden, dat al hare voorbereidingen ten minste niet geheel nutteloos zouden zijn. Ik voerde den ouden heer naar de feestelijk gedekte tafel, waar Muller reeds was aange zeten. „Nu moet gij mij gezelschap houden," zeide hy, terwijl hij mij een glas Bordeaux inschonk. „Dokter," vroeg ik, „is hij erg ziek?" „Hij is zwak, geweldig zwak! Maar hij komt er ook wel weer bovenop. Wel bekome het u, freule van WerthernOp de beterschap van den patiënt!" „Hebben we dus niets te vreezen?" „Te vreezen? Tc vreezen? Als ik een splinter tusschen duim en nagel kryg, heb ik ook te vreezen. Wees verstandig, freuletje, en eet wat met mij mede; kyk eens, hoe onverbeterlijk de keukenmeid die haantjes heeft gebraden." En de altyd opge ruimde man liet zich niet onbetuigd, en eer ik er aan dacht, waren de beide herren in een druk gesprek over den oorlog gewikkeld en deelde Muller het een en ander uit de ambulances mede, zoodat mij de haren te berge rezen. (Wordt vervolgd.) Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 21 dezer: „Naar wij vernemen, bestaat het plan, om op den ge wonen jaarlijkschen feestdag, alhier te houden Woensdag 28 dezer, o. a. een wielerwedstrijd te doen plaats hebben, en wel: 1. voor wieiers van nieuwe en 2. voor dito exemplaren van oude constructie, natuurlijk onder voorbehoud van genoegzame deelneming. Belanghebbenden zullen de daarop betrekking hebbende advertentie in het eerstvolgend nummer kunnen lezen." De uitslag der herstemming voor een lid van den Gemeenteraad te Wieringen is als volgt: op den heer S. Strand werden uitgebracht 63 stemmen, op den heer J. Kooyman 45. Alzoo is eerstgenoemde gekozen. Te Enkhuizen, Bovenkarspel en Andijk heeft het onweder van jl. Dinsdag nacht veel schade aangericht. Te Andijk zijn van de zestig boomen van één boomgaard veertig ontworteld. Te Bovenkarspel zijn velden met karwei vernield. De botter van den Marker visscher C. De Groot Dz. is op zee omgeslagen. Schipper en knecht verloren daarbij het leven. Plotseling opgekomen stormwind, vergezeld van zwaar weêr, bracht het ongeluk teweeg. Jl. Dinsdag nacht had te Hoogwoud het volgende ongeluk plaatsHet leraoen van het rijtuig van den koopman Ellermann raakte onder het rijden los, waardoor het rijtuig in de diepe Ringsloot liep. De voerman redde zich met veel moeite. Zijn vrouw echter verdronk ondanks alle aangewende pogingen. Uit de Betuwe en uit Maas en Waal zijn gedurende de laatste dagen duizenden hectoliters onrijpe noten geplukt, in kuipen ingezouten en naar Engeland verzonden. In geen jaren was de opbrengst zoo groot als dit jaar; som mige boomen hebben van 6 tot 10 hectoliter opgebracht. De prijzen zijn hoog, men besteedt van f 4.50 tot f 5 per hectoliter. Men schrijft uit de Vorstenlanden aan het Vaderland: „Telkens gaan er requesten van eigenaars en admini strateurs van koffieonderneiningen, voorzien van een warme aanbeveling van den president der landhuurdersvereeniging naar den Gouverneur-Generaal, om aan te dringen op eenige reductie der pachten, maar het baat niets en onze president raadt ons aan maar geen requesten meer in te zenden, Jaar ze toch in de snippermand gaan. Een directeur van een onzer geldinrichtingen is ook zelf bij den Gouverneur- Generaal op audiëntie geweest om op den onhoudbaren toestand te wijzen en te voorspellen, dat menig bloeiend handelshuis zal vallen als er niet spoedig hulp wordt verleend, maar het heeft evenmin gebaat. Al werden ook alle suiker- en koffielanden in de Vorstenlanden verlaten naar alle waarschijnlijkheid zou het nog niet in staat zijn den Gouverneur-Generaal wakker te schudden. Inder daad een schoon vooruitzicht en een mooie belooning voor het brengen van zooveel welvaart onder de bevolking dezer streken. Hier begint men moedeloos te worden. Zal men misschien in Nederland gaan begrijpen, dat het tijd wordt nandelend op te treden? Als het straks te laat is, zal men ten minste niet kunnen zeggen, dat men niet tijdig gewaar schuwd is." De 42ste algemeene jaarlijksche vergadering der Geldersch-Overijselsche Landbouw-Maatschappijen is Dins dag jl. te Zwolle door den Voorzitter mr. C. J. Sickesz met het uitspreken eener rede geopend. Volgens mededeeling van den secretaris, is het getal der afdeelingen van 14 tot 22, dat der leden 3444 tot 3562 gestegen. De begrooting der Maatschappij voor 1887 werd met memorieposten op f 8200 vastgesteld. De 43ste vergadering der Maatschappij zal in 1887 te Tiel gehouden worden. Tegelijk met het Congres hebben te Zwolle landbouw- en vee-tentoonstellingen plaats. Hoort men uit sommige streken dat de grasveilingen dit jaar meer hebben opgebracht dan verleden jaar, uit Groningen kan worden medegedeeld, dat het kweldergewas achter den Reiderwolderpolder, aan de gemeente Groningen behoorende, slechts f 6852 heeft opgeleverd, tegen f 9104 in 1885. Door den overvloed zijn de hooiprijzen zeer gedaald. De horlogemaker Sterkemann te Arnhem heeft voor zijn raam een automaat staan in den vorm van een Ameri- kaansch militair, die volgens de Arnh. Crt. een sigaar even automatisch uitrookt als de meesten onzer. De militair kan zijn hoofd, arm en mond ook bewegen. Gemeenteraad van Helder. Zitting van Woensdag 21 Juli 1886. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 15 leden; afwezig de heeren Hordijk en Tinkelenberg. De tribune is vry talrijk bezet. Na de opening der zitting worden de notulen der vorige ver gadering gelezen en goedgekeurd. Het nieuwgekozen lid, de heer J. Verfaille, wordt door den Secretaris de vergaderzaal binnengeleid, legt in handen des Voorzitters de bij de wet voorgeschreven eeden af, wordt met zijne benoeming geluk gewenscht en neemt zitting. Op voorstel des Voorzitters wordt besloten, de agenda voor deze zitting zoodanig te wyzigen, dat nu eerst aan de orde komt de mededeeling der ingekomen stukken, terwijl daarna in eene zitting met geslotene deuren kan worden overgegaan tot het onderzoek van bezwaarschriften tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag. Er geschiedt voorlezing van een brief van den heer dr. W. B. J. Van Eijk, schoolopziener in het district Haarlem, ten geleide verstrekkende van een schryven van den Inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht in Noordholland, betreflende den ongunstigen toestand van eenige schoollokalen in deze gemeente. De Schoolopziener dringt, met het oog op den inhoud dier mis sive, op spoedige wegneming der bestaande bezwaren met ernst aan. De Inspecteur wijst op den slechten toestand der lokalen van de Gemeentescholen No. 3 (in de Schoolstraat), No. 5 (aan de Weststraat) en No. 6 (op de Vischmarkt). Ook keurt hij de woning van het Hoofd der school No. 3 af. Omtrent de wijze, waarop de bedoelde schoollokalen kunnen uitgebreid en verbeterd worden, wordt door den Inspecteur zijn gevoelen medegedeeld, er op aandringende, dat er spoedig maatregelen mogen worden genomen. De Voorzitter stelt, na de voorlezing der beide brieven, voor, die stukken in handen te stellen van den Gemeente-Bouwmeester en van de Commissie voor de Gemeentewerken, welke Commissie dan in eene volgende zitting de uoodige voorstellen by den Raad kan indienen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Verder wordt gelezen eene missive van HH. Gedeputeerde Staten dezer provincie, houdende mededeeling, dat het noodig is, twee der Plaatselijke Verordeningen, tegen wier overtreding straf

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2