UËLDERSCHE EN iMEUWEÜIEPKK COURANT. Nieuws- en Ailvertentieiilad voor Hollands Noorderkwartier. f 1886. N°. 89. ijy Jaargang 44. Zondag 25 Juli. 25 „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. 1.80. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. GEMEENTE HELDER. Uitkomsten der beproevingen van het gas voor de straat verlichting in de maand Juni 1886. Lichtsterkte in kaarsen Zwavclgehalte in Engelsche grams Van 1 April1 Oct. niet hoo- 1 Oct1 April I ger dan j Zwavelwaterstof Amoniakgehaltejin Engelsche grams: Van 1 April—1 October 1 October1 April Druk in millimeters op den water manometer: Van zonsondergang tot middernacht Van middernacht tot zonsopgang Gedurende den overigen tijd des daags By het con tract bepaald. 13 2" Mag niet aanwezig zijn. 5 4 By de beproe ving bevonden. 15,1 25 18 15 Niet Aanwezig. 7,4 Gemiddeld over 6 maanden 4,3. 35—40 32,5—37,5 22,5—32,5 Blnnenlan O. Het Rijk heeft schade te vergoeden, bij oefeningen en proeven met geschut veroorzaakt. De Landsadvocaat acht het Rijk daartoe zelfs verplicht. Het is dus wenschelijk geen proct sen af te wachten. Niettegenstaande die redenen wilde de i ekenkamer de betalingen niet als verplicht* verevenen. Haar hulpmiddel, om de vergoedingen te voldoen uit het artikel voor gratificatiën (aan gewezen militairen c. s.), wil de minister op zijn beurt niet gebruiken. Daarom is nu door hem een aanvulling in de omschrijving van een begrootings-artikel aangevraagd. De betrokken vergoe dingen zijn o. a. f 523 voor gesprongen ruiten aan Den Helder. De Staatscourant bevatte dezer dagen een rapport over den uitslag van de in het voorjaar gehouden examens ter verkrijging ejfan o'.ten van bekwaamheid als hulponderwijzer en hulp- 'jide. vijzeres. Die uitslag is over het geheel treurig te 5) DE ANDERE. Door W. HELMBURG. noemen, want van de 1423 candidaten moesten er (bi7 worden afgewezen. Vooral was groot het percentage der afgewezen mannelijke candidaten. Van de 950 kon slechts aan 484 een diploma worden uitgereikt. Zoo ongunstig is de uitslag in vroegere jaren nog niet geweest. En de redenen Zij, die die redenen wenschen te kennen, worden ver wezen naar de nota van opmerkingen der Friesche commissie, voorkomende in de Staatscourant van 21 Juli. Daaruit blijkt, dat van de 94 candidaten, aan wie door genoemde commissie de akte moest worden geweigerd, er 53 werden afgewezen voor het vak Nederlandsche taal. De commissie kwam daarbij tot de treurige ervaring, dat velen een hand boekje hadden gememoriseerd, zonder zich van het gelezene rekenschap te kunnen geven. Zoo liet b. v. het gepaste gebruik van Nederlandsche woorden, door ze in zinnen te brengen, bij verreweg de meesten zeer veel te wenschen over. Aan den Minister van Oorlog is het volgende adres gericht: Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: „de Veree- niging van hoofden van bijzondere scholen in Nederland," gevestigd te Amsterdam, erkend bij koninklijk besluit dd. 29 Mei 1885, Staatsblad No. 32. dat de oprichting eener militaire school voor volontairs, dingende naar den rang van tweeden luitenant der infanterie, zeer hare aandacht heeft getrokken; dat de ondervinding heeft bewezen, dat de leerlingen van bijzondere inrichtingen van onderwijs de lessen aan de Militaire Academie te Breda en aan het Instituut te Willemsoord minstens even goed kunnen volgen als de leerlingen van hoogere burgerscholen; dat dus eene bevoorrechting van leerlingen der hoogere burgerscholen niet in het belang der Militaire School wordt vereischt; dat zij het onbillijk zouden vinden dat iemand, wie dan ook, zou worden uitgesloten van eene Rijks-inrichting van onderwijs. Redenen waarom zij vertrouwt, dat door Uwe Excellentie Toen de dokter eindelijk op zijn horloge keek en schielyk opstond om hoed en stok ter hand te nemen, fluisterde hij mij toe: „Hij zal wel beginnen te ylen, freule van Werthern, maar dat's niets, en laat ook mevrouw Roden zich daarover maar niet Verontrustende wond is door de reis min of meer ontstoken. oJesuoods kompressen met ys op het hoofdge hebt dat in den helder. Ik kom morgen ochtend bijtyds." „Heeft de reis hem kwaad gedaan?" vroeg ik angstig, i Ilij haalde ongeduldig de schouders op. „Lieve kind, 't is een tware wond, en daarop heeft een lange reis in den spoortrein (tooit een gunstigen invloed. Maar 't is duizendmaal beter dat \ij hier in dit ruime, luchtige huis ligt, dan ginds in zoo'n door wondkoortsen verpest hospitaal. Goeden moed maar anders kan ik je niet als verpleegster gebruiken." 1 Neen, ik had niet kunnen weggaan, want moeilijke dagen en Slachten braken er aan; uren, waarin de zieke de vreesclijkste rijnen leed, waarin hij alle bewustheid scheen verloren te hebben »n den naam „Charlotte" ontelbare malen uitsprak, cn mijne ïanden sidderden, als ik telkens frissche kompressen op zijn voor- k-yoofd legde. i- 't Is niet alleen de wond," zeide do dokter; „'t zyn ook de gevolg en van de agitaties en vermoeienissen. Alles komt hier bij elkanu ter>„ Geef. 'yrende de eerstvolgende dagen zag ik Charlotte niet. Ik wist al'. tGen (jat zy nog niet naar Berlyn was vertrokken en dat ze no.' eiken dag in de vorstelyke equipage uitreed. .ar kwam de dertigste October, een echte najaarsdag. De ,.hd dreef de dorre bladeren dwarrelend tegen de ruiten en nu ;n dan viel er een regenbui als in April. De kamers waren voor Je eerste maal verwarmd, en de vlammen flikke-den lustig in de 1 porceleinen kachels, alsof zij zich verheugden weêr in de gunst by de menschen te komen. Ondanks alle donkere wolken daar buiten, was het hier binnenshuis licht en helder geworden, daar Je patiënt zich volgens zyn eigen getuigenis voor het eerst weór ils een gewoon mensch gevoelde en uit de courant voorgelezen wenschte te worden. „Moedertje, gij kunt dat niet, hot spant oogen en stem veel ie veel in maar als lreule Tonia soms Hij wendde het hoofd naar mij om en zag my aan. „'t Is immers niet te veel gevergd?" ging hij voort, terwijl by my zijn gezonde hand toe stak en de myne hartelijk drukte. „Ik moet toch eens weten of wo al voor Parijs staan." Haastig liep ik naar de woonkamer, om courant en lamp te halen, en betrapte mijzelve dat ik binnensmonds zong. Eén oogenblik schrikte ik van mijzelf en toen viel mijn blik op het kasteel en bedacht ik, dat ik Charlotte eigenlijk dien dag had willen bezoeken. Nu, misschien na het etenik kon gerust uitgaan. Die smeekende blikken zouden vandaag geen invloed op J> mij hebben, nam ik mij voor die oogen, die mij altyd volgden, als ik in de ziekenkamer op en neer ging, en my zoo teleurgesteld l nazagen, als ik mij verwyderde. I „Ja, ja, freule van Werthern," zeide de dokter onlangs, ..zieken zijn tirannenze gunnen degenen, die hen oppassen, Nn moment rust; ze zijn zelfs geregeld jaloersch. Dat moet zich maar geduldig laten welgevallen, 't komt puur uit 7eling." klaar, dokter," had Frits ter zijner verdediging aangevoerd, s dankbaarheid, en en mooie dankbaarheid! Adieu, Frits!" nam de courant op en ging de gang door. Het geheele huis de n nodige maatregelen zulten genomen worden, om alle jongelieden in de gelegenheid te stellen, mede te dingen naar eene plaats op bovengenoemde militaire opleidingsschool." Omtrent de eerstdaags te houden Bakkerij-Tentoon stelling, merkt de Amsterdammer het volgende op: „Deze Tentoonstelling heeft reeds écn karaktertrek ge meen met alle andere Tentoonstellingen, nl. van niet op tijd gereed te zijn. Zal het anders zijn, dan moeten in zekeren zin wonderen gebeuren. Ten hoogste twaalf dagen scheiden ons van de opening, en stelt men nu het metsel werk onder de veranda's, waarmeê men trouwens nog druk bezig is, buiten rekening, alsook een paar machines, die in de zijzaal zijn opgesteld, dan is er nog nagenoeg niets dat op een Tentoonstelling gelijkt. Zeer licht zou men iemand, die de groote zaal binnen treedt, kunnen diets maken, dat de firma Van Houten de eenige inzendster isimmers behalve haar, nog zeer primi tieve, étalage vindt men nog niets. Alles is nog in rustige rust. Weet men nu, dat er omstreeks 300 inzendingen te wachten zijn, dan is de vraag gewettigd: hoe zullen de heeren dat alles in een dag of tien kunnen „bakken?" Weder, als bij elke Tentoonstelling, zal, tot last vooral van het Uitvoerend Comité, alle drukte ineens komen op het uiterste oogenblik en zal eindelijk wel weder deze en gene inzender gereed zijn, juist als de Tentoonstelling gesloten wordt. Trouwens, wie weet hoe de commissie ons nog verrast." In verband met het aanstaande te houden Zouaven- feest, doet de heer P. Willemse Czn., te Rotterdam, inde Maasbode een beroep op de oud-Zouaven, die met aardsche goederen gezegend zijn. Immers nu generaal de Charette mede bij de feestviering zal tegenwoordig zijn, zal niemand willen mankeeren; daar zijn er echter, wier hoofd door huiselijke zorgen zwaarmoedig op de borst nederhangt en die onder den druk van werkeloosheid gebukt gaan. De zulken kunnen geen reisgeld missen en zouden gedoemd zijn tehuis te blijven en moeten dus geholpen worden. Vandaar vraagt de heer Willemse aan de meergegoeden rook naar vruchten; de kelderdeur stond open en de meiden sleepten manden vol kostelijke winterappels de trap af. Daar werd aan de huisdeur gescheld, zoo luid en onstuimig dat de wanden dreunden Anita vloog naar binnen, bleek en ontsteld. „Is zy hier?" riep zy. „Wie? Mijne zuster?' „De gravin! Ik heb haar dezen kant zien opgaan." „Neen, hier is zij niet!" zeide ik verschrikt. „Dan is ze in den tuin of in haar oude huis." En het meisje snelde heen. Ik wierp de courant op een bank neer en ijlde Anita in den stormwind achterna. Bij het wijd openstaande tuinhek haalde ik haar in. „Anita, in 's hemels naam wat is er?" bracht ik hijgende uit. „Ze schijnt slechte tijding te hebben gekregen, ze was wan hopig, ze is tot alles in staat Freule, daar achter stroomt de Rote." Als een pijl uit den boog vloog ik voorwaarts. „Lotje!" riep ik, „Lotje!" Maar het ruischcn van den wind in de boomen deed mijne stem wegsterven. „Een sprong van de brug!" klonk het mij nog in de ooren. „O, Charlotte, dat niet dat niet!" En zoekende en roepende, liep ik de kleine helling af en stond toen op het pad, dat zich langs het stille, diepe water uit strekt. „Lotje! Charlotte!" Ik weet niet meer, hoe schielijk ik mij voortspoedde en hoe ik eindelijk op de knieën viel naast de slanke gestalte, die vlak aan den waterkant stond, zóó dicht, dat hare voeten reeds daarboven schenen te zweven, de armen om den stam van een elzeboom geslagen. „Charlotte, wat wat wilt ge doen?" riep ik, terwijl ik mij oprichtte. Zij wendde het hoofd naar mij toe, en nog was het licht genoeg, om dat doodsbleek aange zicht te onderscheiden en de oogen, waarin een waanzinnige uit drukking lag. „Ik? Niets! 't Is zoo moeilijk!" mompelde zy, terwijl ze zich door mij op vasten grond liet brengen. „Kom!" zeide ik, haar naar de bank leidende, die niet ver van ons afstondmaar zij liep die haastig voorbij en ik ging nevens haar op de natte paden van den donkeren tuin. „Waar gaat ge heen, Charlotte?" „Naar huis." „Ach, Charlotte, ge gaat verkeerd!" „Neen naar het kasteel wil ik niet!" En ze stiet mijn arm terug. „Neen, Charlotte; kom mede naar mijn kamer ge weet wel, waar we met grootmama den eersten nacht hebben geslapen. Daar ginds is 't zoo koud, en de meubels zijn toegedekt. Kom 1" Gedwee als een kind ging zij naast mij voort. Bij het tuinhek zag ik Anita, die zich echter terugtrok, toen zij ons gewaar werd, maar vervolgens op een afstand achter ons aankwam en den weg naar het kasteel insloeg. Werktuigelijk volgde Charlotte mij in de woning, waar zy geen voet meer gezet had, sedert zij den heer en meester daarvan ontrouw was geworden. Zij scheen hier van echter volstrekt geen gevoel of besef te hebben; langzaam steeg ze met mij de trap op en stond nu in mijn kleine kamer tusschen onze goede oude meubels. „Nu, Charlotte, ga zitten of ga liggen, wat ge wilt, maar zeg mij toch wat er gebeurd isZijt ge geschrikt? Hebt ge slechte tijding? Spreek dan toch! Ge weet immers, Lotje, dat we alles samen dragen 1" Ik sloeg de armen om haar hals, maar daar zonk zij met een gil ter aarde, drukte het hoofd tegen den grond en sloeg zich de handen krampachtig in het haar. Eindelyk barstte lij los de vreeselijkste wanhoopskreten van een trotsch, gefolterd hart. Het was niet mogelijk haar tot bedaren te brengen. „Als Johan nog maar leefde, als hij hem maar kon doodschietenriep zij met heesche stemen telkens herhaalde zij opnieuw„Als Johan nog maar leefde!" Hoelang dit geduurd heeft, herinner ik mij thans niet meer. Mevrouw Roden en ik bezorgden het geheel uitgeputte schepsel eindelijk in mijn bed. Bleek en stil zag de goede vrouw mij aan. „Tonia, wat is er toch gebeurd?" Ik wist het niet, nog altijd niet; eerst na verloop van ver scheidene uren werd ik het gewaar uit den brief, dien Charlotte nog steeds in de hand hield geklemd, en dien ze mij eindelyk als antwoord op mijn vragen gaf. Hij was van den prins. Met brandende oogen las ik den inhoud. Hij was vol harts tochtelijke uitdrukkingen, vol betuigingen van onveranderlijke liefde, en eindelijk stond er: „Mijne ouders schijnen verduiveld veel haast te maken mij een vrouw overeenkomstig mijn stand te bezorgen; nu, de weduwe van mijn broeder zal niet wegloopen, denk ik maar, en zoo schielijk laat ik mij mijn levensgeluk niet ontrooven. We bespreken die zaak wel mondeling nader. Voorloopig moeten wij onze prettige correspondentie maar niet door zulke akelige dingen bederven, vind ik Hier begonnen de letters mij voor de oogen te dansen en ik onderscheidde nog slechts enkele woorden, zooals „maatschap pelijke slagboomen nooit scheiden." Nu begreep ik Charlotte's wanhoop. „Arme CharlotteIk boog mij tot haar over en streelde haar gloeiende wangen. „Heb ik dat verdiend?" En met een woedend gebaar slingerde zij den trouwring van zich af, alsof hij, dien ze hem voor de voeten wilde werpen, in een hoek van de kamer stond. „Geef hem haar maar en véél geluk!" ging zij voort, zich half iu bed oprichtende, „maar dan behoeft ge mij ook nooit meer onder de oogen te komen!" En zoo zat zij met de vuisten gebald, bevend en bijna stikkend van drift. Daar bleef niets anders over dan den dokter te laten halen. „Wat zal dat geven, dokter?" fluisterde mevrouw Roden bezorgd. Hij zeide een paar kalmeerende woorden, schreef medicijnen voor en haalde de schouders op. Nog eens greep ik moed en vroeg „Kan het erger worden, dokter?" „Afwachten!" antwoordde hij kortaf en ging heen. En zij praatte door aan één stuk door; maar toch scheen zij kalmer te worden. Zij wandelde in den tuin in den mane schijn en d? nachtegaal zong. „Otto!" zeide zij. Hoe teeder klonk datZe sprak over haar bruidskrans en hoe gauw de tyd omvloog, van scheiden en van weerzien, totdat ze opnieuw wild en woest werd. „Johan, wreek mijSchiet hem dooddood Zóó ging het voort, totdat de dag begon aan te breken; toen eerst werd zij stil. Eindelijk had de slaap zich over haar ontfermd. Zij lag met het aangezicht naar de deur en met een glimlach om den mond. Zacht sloop ik heen en zette mij in het kabinetje op de sofa. De ochtendkoelte deed mij huiveren en mijn hoofd gloeide. Ik had het zien aankomen, maar nu het zoover was, trof het mij niet minder zwaar dan een groote onvoorziene ramp. Toen ik uit een doffe sluimering ontwaakte, scheen de zon helder in de kamer en vóór mij bij de tafel stond Charlotte. Ze zag ontzettend bleek, kleeding en haar waren in wanorde en een zonderlinge uitdrukking lag op haar gelaat. „Hoo gaat 't u, Charlotte? Waarom blijft ge nog niet wat liggen?" vroeg ik „Ik ben niet moe meer," antwoordde zij, zonder my aan te zien. „Maar ik heb 't koud." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1