HELRERSCHE
NIËUWEU1ËPER COURANT.
en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier,
1886. N". 90.
Jaargang 44.
Woensdag 28 Juli.
Uitgever A. A. BAKKER
HERHALINGS-ONUAKWIJS.
BEKENDMAKING.
DE ANDERE.
POSTKANTOOR HELDER.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Cz.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Jon gen 8 en Meisjes, die den cursus 1886/87 wenschen te
volgen, bchooren zich daartoe aan te melden op Vrijdag den
30 Juli, des avonds tusschen 7en 8 uren, aan de Gemeenteschool
N°. 7a (Vlamingstraat).
De Burgemeester der gemeente Helder,
STAKMAN BOSSE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
brengen ter kennisse van de ingezetenen, dat zij de regeling der
school wyken hebben herzien en met ingang van 1 Augustus 1886
hebben bepaald, dat de kinderen van 6 tot 12 jaren oud onder
wijs kunnen genieten, als, aan:
School iV°. 1.
de kinderen uit de wyk „Koegras."
School N°. 2.
de kinderen uit de wyk „Huisduinen."
School N°. 3.
de kinderen uit de wyken A tot en met H en het Algemeen
Weeshuis.
School N°. 4.
de kinderen uit het gedeelte van wyk I, Kanaalweg, Dijkweg en
Loodsgracht; uit wijk K geheel en uit het gedeelte wijk L
Weststraat en Achtergracht-Westzijde, van af de Viersprong en
het Molenplein tot de Nieuicekerk.
School N°. 5.
kinderen uit het gedeelte van wijk Z, de Weststraat en
ktergracht- Westzijde, van af de Nieuwekerk tot de Windsteeg,
je wyken M en N geheel en van wijk O de Bastingrachl.
School JV°. 6.
de kinderen uit het overige gedeelte van wyk O.
School 7.
de kinderen uit de wyken P en Q, uit de wyk I van si het
0 eeshuishet overige gedeelte dier wijk en het gedeelte van
(yk Z van af den molen „de Eendragttot de Gasfabriek.
>6)
Door W. HEIMBURG.
Ik liet haar op de sofa plaats nemen, dekte haar toe, zorgde
dat de kachel werd aangelegd en bracht baar een kop warme
koffie. Ze dronk die ook, maar bleet toen weer onbeweeglyk
1 zitten en staarde strak voor zich uit. Zacht trad ik op haar toe,
I om haar verwarde haren in orde te brengenmaar nu boog zij
het hoofd op zyde en trof mij een fonkelende, boosaardige blik.
Ik deed geen verdere moeite meer; ik trachtte haar ook niet
meer aan het praten te krygen ze antwoordde toch niet. Ze
bewoog zich niet en tegen den middag zat ze nog altijd in
1 dezelfde houding. Toen de dokter kwam, zond ze hem aanstonds
t weghaar mankeerde niets.
Mevrouw Roden kreeg evenmin eenig antwoord als ik. Voor
k mijn kamerdeur wisselden wij fluisterend eenige woorden. «Laat
haar alleen, dat zal haar misschien tot andere gedachten brengen,"
1 zeide zy, «en kom nu eens een poos beneden by F rits. Ik had
F gehoopt, dat wy die gehcele zaak voor hem verborgen hadden
kunnen houden, maar de dokter schynt zich verpraat te hebben,
of hoe hij 't dan ook moge weten hij is erg ontstemd en
h rusteloos."
«Als ik maar wist hoe alles zich zou ontwikkelen," zuchtte ik.
gevolgjHet arme kind is nog niet tot bezinning gekomen, Tonia
elkanc Frits moet zyn verstand gebruiken." Dit laatste klonk ook
Gea.een zucht,
wist alV
ging naar beneden naar de ziekenkamer en trad op de
ze n0Stbank toe, waarop Frits thans den dag placht door te brengen.
.Day boeken en couranten voor zich liggen, maar las niet.
Was het verbeelding, dat zijn «Goeden morgen!" anders klonk
dan gewoonlijk en dat zyne oogen naar de kleine pendule nevens
hem afdwaalden? Het was drie uur in den namiddag.
„Hebt ge ook nog tyd voor my?" vroeg by, toen ik mij stil
aan het venster neêrzette en een van de couranten opnam om
voor te lezen.
Ik zag hem aan; hij was eerst donkerrood en toen weêr bleek
geworden by dit gezegde, en zyne lippen trilden zenuwachtig.
„O ja, ik heb wel tyd."
„Wezenlyk?" Dit klonk zonderling zoo bezorgd en toch zoo
spottend. „Wezenlyk Neen, lees maar nietik ben te zeuuwucluig,
te geagiteerd om te luisteren."
Ik legde de courant weêr neêr en keek naar buiten. Wat zou
ik doen? Hier zat immers maar „de andere," en boven, in zijn
eigen huis, was zij, die hy nooit kon vergeten nu ongelukkig,
ziek en verlaten
„Freule van Werthern, blijf om mij niet hier, wat ik u ver
zoeken mag, hernam hij na eenige oogenblik ken, „ge zijt zeker
ergens anders meer noodig."
Ik sprong op. „Ik ga al. Uwe moeder heeft my hierheen
gestuurd, omdat zy dacht dat Charlotte rust en gij opmontering
noodig hadt. Maar ik zal miju plichten jegens Charlotte niet
verzuimen."
Hoe schielijk ik de courant op de tafel wierp en, mijn tranen
verkroppend, zijn rustbank voorbij en naar de deur snelde
dat weet ik niet meer. Het was de angst, die hem zoo deed
sprekt n, de onbeschrijfelijk groote angst voor Charlotte. Dus nog
altyd!
Tegen den avond begon Charlotte weêr te praten. „Tonia,
hebt ge schrijfgereedschap voor mij?" Ik gaf haar het ver
langde en stak de lamp aan. En toen schreef *ij. Ze zat nog
altijd half gekleed en met onopgemaakt haar, en groote, onvaste
letters vloeiden haar uit de pen. Binnen korten tijd was de brief
gereed.
Dat du kinduren, die gewoon lager onderwijs genoten hebben,
herhalings-onderwijs genieten kunnen aan de school 7a, en
dat de school JV°. 71Hoofd de heer J. P. Van Varik, uitsluitend
bestemd i3 voor kinderen, waarvoor verhoogd schoolgeld wordt
betaald.
Met ingang van 1 Augustus 1886 zijn alle omtrent deze
regeling vroeger vastgestelde bepalingen vervallen; behoeven de
kinderen geen gebruik meer te maken van de pont over het Heldersch
Kanaal by de Windsteegen worden de afgegeven kostelooze ver-
gunningen tot overvaart op dien datum ingetrokken.
Helder, den 23 Juli 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
„durende de tweede helft der maand Mei.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
L. BowtsAmsterdam.
E. Kauwen
Mej. P. K. H. N. Opter
Schaven
J. Vouts
J. WangingstenBergen op Zoom.
Mej. D. Tetters's Gravenhage.
C. KraamerHaarlem.
A. SmitRijp.
J. SchoclingsWestwoude.
Van het Hulpkantoor Anna Paulowna:
HolmerNieuwediep.
Briefkaarten
T. M. Van Nuijsenburg Amsterdam.
J. De Groot.
J. Paard
Brieven, verzonden geweest naar Duitschland:
F. M. BergmannEmmerik.
„Tonia, breng gijzelve hem op de post," verzocht zy mij.
Ik deed hethy was aan den prins geadresseerd.
Toen ik terugkwam, ontmoette ik Anita by het tuinhek.
Zy had een brief en een telegram in de hand. „De gravin
heeft die brieven niet willen aannemen," zeide zij. „Ik moet ze
samen in een couvert doen en daarop zetten, dat de gravin op
ruis is."
„Zijn ze van den prins, Anitaj?"
„Ja!" antwoordde bet meisje, heengaande.
Toen ik mijn kamer binnenkwam, zag ik Charlotte haastig
op en neder loopeiihaar uiterlijk deed mij ontstellen. „Dat
.schepsel is al onbeschaamd genoeg, mij te laten voelen dat
De banden tot vuisten ballende, was ze voor mij blyven stilstaan,
maar zy voltooide den volzin niet 't was alsof ze tevergeefs
naar woorden zocht.
„Nu, Charlotte? Wie bedoelt ge?"
„Wie anders dan Anita? Ik heb haar gezegd, my het een en
ander hier te brengen en nu blijft ze zoo eeuwig lang weg! Nu,
ik heb ook niets meer te bevelen!" liet ze er met een akeligen
lach op volgen, terwyl ze naar het venster ging en van daar
weêr haar loop door de kamer begon.
Ik stak zwijgend de lamp aan en sloot de gordynen.
„'t Is hier om te stikken," merkte Charlotte aan, terwyl
ze met den voet de deur van de slaapkamer openstiet; „deze
kamers hebben veel van een gevangenis, zoo klein en zoo laag
afschuwelyk!"
Op dit zeilde oogenblik werd er geklopt en kwam Anita met
•en overdekte mand binnen. Charlotte nam haar deze uit de hand,
zette ze op de tafel en verwijderde haastig den doek, die er
over was gespreid.
„Wat denkt ge wel?" riep zy driftig, op verscheidene etuis
met kleinodiën wijzende. „Meent ge dat ik die uesterijen wil be
houden? Hier!" Zij greep een der zwartlederen foedralen, waarop
haar monogram, met de gravenkroon daarboven, in goud stond
gedrukt, „hier!" en krakend viel het aan Anita's voeten neêr,
terwijl een zware gouden armband glinsterend daaruit te voor
schijn sprong." En hier en hier!" Drie of vier andere etuis
volgden, terwyl Anita zich onthutst bukte om de kostbare voor
werpen op te rapen. „Eu daar!" En rukelings langs het hoofd
van het meisje vloog een cassette, waaruit rammelend en rinkelend
goud- en zilverstukken sprongen en naar alle kanten door de kamer
rolden.
„Wat heb ik je gezegd?" riep zy. „De brieven wilde ik
hebben? Hoe komt ge er toe, eigenmachtig al die prullen
mede te brengen? Zet ze weêr neêr waar gy ze gekregen hebt
ik wil ze niet hebben!" en met de punt van haar voet stiet
ze tegen den dichtst bij haar liggenden etui, zoodat deze in een
hoek van de kamer vloog.
Sprakeloos stonden wij alles aan te zien. Nu had ze een
ivoren kistje met zilver beslag opgenomen en opende dit met een
kleinen sleutel. Het was met brieven gevulden het volgend
oogenblik zat Charlotte voor de kachel en wierp zy met bevende
hand den eenén brief na den anderen in het vuur.
„In Gods naam, mevrouw de gravin!" riep Anita, op haar
toesnellende, „verbrand toch niets geen enkelen regel! Elk
woord van den prins is voor u van het grootste belang, nu zoowel
als in de toekomst!"
„Ga heen!" beval Charlotte kortaf.
„Mevrouw de gravin! smeekte het meisje.
„Ga heen!" herhaalde de vertoornde vrouw nog eens met
verheffing vau stem, terwyl het vlammende papier haar bleek
gelaat verlichtte. Het zag er akelig, byna misvormd uit.
Hoofdschuddend keerde Anita zich om, zocht geld en sieraden
weêr byeen en verliet stil het vertrek. En Charlotte ging voort
Over Engeland:
G. NootCalcutta.
Magdalena Triëere Venezuela.
De Directeur van het Postkantoor te Helder
P O L V L I E T.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand
Juli zijn als volgt
31 Juli Hollandsche mail (uit Amsterdam).
31 Juli Hollandsche mail (over Marseille),
31 Juli Fransche mail (over Napels).
Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Amsterdam:
Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 's morgensdrukwerken
en vorigen avond 8.45.
Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk
werken 2 u. 's avonds.
Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avondsdrukwerken 2 u. 's av.
Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgens; drukwerk
10 u. :s morgens.
Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg.
Om van de aansluiting te Brindisi zeker te zijn, is het raad-
aam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver-
onding gebruik te maken.
Binnenland.
De heer Van Zuylen, oud-kolonel, chef van het wapen
der genie in Nederl.-Indië, schrijft in een door het Handels
blad als hoofdartikel geplaatst ingezonden stuk, met het
opschrift „'s Lands eerste plicht," o. a. het volgende:
„De toestand is ernstig. Door niemand toch wordt het
meer betwijfeld, niemand durft het meer tegenspreken, dat
het Nederl.-Indische leger in een toestand van uitputting
en van ongeoefendheid verkeert, die het ergste doet vreezen.
Het onstaatkundig terugtrekken op Atjeh had zijne natuurlijk
politieke gevolgen. De inlander leidde er uit af, dat de
vroeger zoo gevreesde „Companie" aan het achteruitgaan
is, en houdt ons dus voor veel minder krachtig dan weleer.
Vandaar de teekenen van onrust, spanning en verzet, die
zich in de meeste deelen onzer Oost-Indische bezittingen,
zelfs op Java en tot in de buurt van Buitenzorg, vertoonen.
met de brieven te verbranden. Eéns bleef haar blik even op het
schrilt rusten, en meende ik zelfs dat ze een paar regels las;
dén moment leunde zij met het hoofd tegen een dor kolommen
van de kachel en zweefde de tengere hand als weifelend boven
de vlaqjmen; maar weldra kronkelden zij zich ook om dezen
brief en haastig wierp zij nu de rest hem na en zag, hoe het op
vlamde en tot asch verbrandde en hoe de gloeiende vonken in de
verkoolde overblijfselen speelden.
Ik kon dat gezicht niet langer verdragen en ging naar de
slaapkamer. Na een korte poos hoorde ik luidkeels lachen, en
toen ik verschrikt terugkwam, had ze een open doos voor zich
staan en een half verwelkten mirtekrans in de hand. Ze
lachte nog altijd; luid en akelig klonk het, kil en huivering
wekkend, en glinsterende droppels stonden haar daarbij in de
groote oogen. Zoo lachte Anita onlangs ook.
„Lotje, beste Lotje!" riep ik angstig, baar den krans afnemende,
terwijl zij in een stoel neêrzonk en de handen voor het gelaat
sloeg en steeds doorlachte dien ontzettend wanhopigen lach!
Bevend wierp ik den krans in de doos bij den verwelkten
ruiker rozen, die ook daarin lag; bloemen die slechts een
enkelen dag gebloeid hadden en niets dan pijnlijke dorens en een
doodelijk gewond hart nalieten.
Ik knielde bij haar neêr en omhelsde haar. Maar zij stiet mij
terug en zwaar zonken hare armen neder. „Laat mijmompelde
zij, „ik ben moe, doodmoe ik wil slapen."
Ze stond op en liep my voorbij en wierp zich in de aangren
zende kamer op de legerstede, die 's namiddags voor haar gereed
was gemaakt. Hier lag zij onbeweeglyk. Toen ik na een poosje
met kloppend hart luisterde, hoorde ik haar zelfs niet ademhalen.
Nu werd er zacht aan de buitenste kamerdeur getikt, en toen
ik mij omkeerde, zag ik mevrouw Roden om het reetje kijken.
„Kindlief," fluisterde zij, terwyl ik met den vinger op den mond
naar haar toesloop en haar naar den overloop terugdrong, „kind
lief, heeft iemand hier zoo hard gelachen? Frits zegt dat hy 't
duidelijk heeft gehoord."
„Ja," antwoordde ik, „Charlotte is vreeselijk opgewonden.
„Als ze maar slapen of eens van harte schreien kon!"
„Ik geloof dat ze nu wel zal inslapen," hernam ik. Ze kan
niet meer."
„Hebt ge dan een oogenblik tijd voor ons? Ik probeerde straks
den arm te verbinden, maar hij steunt zoo, ik ben zoo onhandig,
Tonia. 't Is naar, als men niet goed meer kan zien."
Ik liep snel de trap af en stond weldra bij zyn bed. Aanstonds
begon ik het ongemakkelijk verband in orde te brengen, maar
hij hield het hoofd naar den muur gekeerd. Zou hy wezenlyk
om en met haar lijden, wier hart daarboven door droefheid en
toorn vaneen werd gereten?
„Frits," begon ik, „mag ik u van avond wat voorlezen?"
„O, doe maar geen moeite
„Maar ik doe het gaarne, om u wat andere gedachten
„Weet gy dan of mijn gedachten mij zoo onaangenaam zyn
vroeg hij eigenzinnig, zooals alleen een zieke dat kan doen.
Ik antwoordde niet; op dat oogenblik deed hij mij verdriet
aan. En nu sloeg hij eindelijk de oogleden op.
„Schreit ge?" zeide hij geprikkeld. Eu toen ik zwijgend het
boek opnam en naast zijn bed ging zitten, voelde ik, dat mijn
stem bij de eerste woorden sidderde en dat hij my met groote
oogen aankeek. Mevrouw Roden zat in het hoekje van de sofa
te breien; maar allengs verstomde ook het gerammel van de
naalden en hoorde men niets dan het eentonig en dof geluid vau
mijn stem; ik las werktuiglijk en zonder er by te denken.
Het was een van de laatste hoofdstukken uit Schefiel's „Ekke-
hard."
Nu zweeg ik eensklaps stil. Boven ons hoofd begonnen weêr