HËLDERSCHE
EN NIEUWE1IIEPER COURANT.
Nieuws- ei AdvertentieWad voor Hollands Noorderkwartier.
Zondag 1 Augustus.
Jaargang 44.
1886. N°. 92.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
DE ANDERE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.00.
franco per poet 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
Op het adres van de Vereeniging van hoofden van
bijzondere scholen in Nederland, waarin wordt verzocht
dat alle jongelieden in de gelegenheid worden gesteld I
mede te dingen naar een plaatsing op de Militaire School
te Haarlem, heeft de minister van Oorlog geantwoord, dat
alle jongelieden, ook zij, die het onderwijs aan de hoogere
burgerscholen en het gymnasia niet hebben gevolgd, het
getuigschrift kunnen bekomen, waarvan het bezit voor de
toelating tot genoemde Militaire School in de eerste plaats
een vereischte is. Zij kunnen zich aan dat examen onder
werpen, zoodat er geen sprake kan zijn van uitsluiting.
Genoemde Vereeniging zegt nopens dit antwoordbeweert
de minister, dat er geen uitsluiting bestaat, van andere
zijde kan beweerd worden, dat de bevoorrechting dan ook
onnoodig is. Leerlingen van de hoogere burgerscholen
echter worden gediplomeerd door leeraren, die aan diezefde
inrichtingen werkzaam zijn. Dat voorrecht nu missen de
leerlingen van bijzondere inrichtingen, aan wie die leeraren
geheel vreemd zijn. Hieraan wordt bij het maken van
vergelijkingen en bij het toepassen der wetsartikelen in
bet afwijzend antwoord te weinig gedacht.
Gedurende de maand Juni 1886 is in de Rijkspostspaar
bank ingelegd f 524,187.34$ en terugbetaald f 319,136.99$.
Alzoo meer ingelegd dan terugbetaald f 203,050.35. Aan
het einde der maand Mei 1886 was ten name der ver
schillende inleggers ingeschreven f 7,348,488.26, zoodat het
gezamenlijk tegoed der inleggers aan het einde der maand
Juni bedroeg f 7,553,538.61. In den loop der maand Juni
zijn 2516 nieuwe spaarboekjes uitgegeven; 742 zijn er
geheel afbetaald, zoodat er aan het einde der maand 127,109
in omloop waren.
Gedurende het 2de kwartaal 1886 zijn in de Ned.
Herv. kerk 57 predikant-vacaturen ontstaan, terwijl 47
werden vervuld. Het cijfer der vacatures voor het geheele
land was nu op 1 Juli jl. geklommen tot 289.
Te Amsterdam vergaderde jl. Zaterdag het algemeen
bestuur der Zuiderzee-Vereeniging, onder voorzitterschap
van den heer A. Buma, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
De voorzitter opende de vergadering met een woord van
dank aan de leden, die zich de keuze tot lid van liet
algemeen bestuur der Vereeniging hadden laten welgevallen.
Hij deelde mede, dat reeds 70 corporatiën en 110 leden
waren toegetreden, hoewel nog volstrekt geen propaganda
voor de zaak was gemaakt.
Het algemeen bestuur voor Noordholland bestaat thans
uit de heeren:
C. Donker, te Benningbroek; mr. W. K. baron Van
Dedem, te Hoorn; K. Breebaart te WinkelH. J. Calkoen,
te Edam, en D. C. Loman, te Texel.
De heeren Donker en Breebaart zijn tevens benoemd
tot leden van het dagelijksch bestuur der Vereeniging.
Nadat het huishoudelijk reglement was behandeld en
vastgesteld, werd het dagelijksch bestuur gemachtigd: a. tot
de regeling van de voorloopige werkzaamheden; b. tot
tijdelijke aanstelling van beambten; c. de voorloopige rege
ling van de salarissen van den secretaris en den penning
meester, indien dezen buiten liet bestuur benoemd worden
d. het aanwerven van leden en de middelen, daarvoor te
bezigen; e. het aanvragen van subsidiën, enz.; en f. voor
de zorg van zekerheidstelling ten opzichte van het financieel
beheer.
Deze machtigingen werden verleend, niet om het dage
lijksch bestuur te binden, aan dit alles dadelijk uitvoering
te geven, maar om zich daarbij naar omstandigheden te
kunnen regelen, en om het meer handelend optreden der
Vereeniging te bespoedigen. Zij mogen dan ook slechts
een voorloopig karakter dragen en de daaruit voortvloeiende
28)
Door W. IIEIM BURG.
Charlotte stond boven bij het venster en wendde het hoofd
naar my om. „Ik. heb een brief van den kamerheer," zeide zij.
«Ze zyn ontzettend genadig en geven my nog bedenktyd of ik
het jaargeld wil aannemen of verwerpen; ten allen tijde staan
my sommen ten dienste. De nieuwe kroonprins heeft zelf de
grootte daarvan bepaald. Zoolang alles nog onbeslist was, moest
ik hier te Rotenberg blijven. Al het andere betreffende de
scheiding zou langzamerhand wel in orde komen. De goede
man geeft mij den vaderlijken raad, mij als de weduwe van den
prins te beschouwen en die zoogenaamde afstandsinkomsten als
zgn erfenis. Allerbeminnelijkst!"
Dat was weer baar oude spottende toon. „Charlotte," zeide
ik ernstig, „ge kunt geen weken lang meer hier in huis blijven."
Zij haalde de schouders op.
«Ge moet toch in staat worden gesteld om een fatsoenlijke
woning te huren, totdat uwe omstandigheden geregeld zijn?"
„Ik heb niets, want van dien kant neem ik niets aan,"
antwoordde zy, naar het kasteel wijzende. „Maar er is toch
zeker nog wel geld van grootmama overgebleven?" liet zy er
op volgen.
„Van grootmama?" riep ik. „Charlotte, ge weet immers wel,
dat wij zelfs baar oorbellen verkocht hebben, om de lioden's
de som terug te geven, die gy voor Jolian van hen hadt geleend
„Dan weet ik niet boe het gaan zal," hernam zy, terwijl ze
zich weêr naar bet venster wendde. „Doe net wat ge wilt."
„Ik zal er eens met mevrouw Roden over spreken."
Dat's goed!" antwoordde zy onverschillig.
Den volgenden dag was het Zondag, een dubbele feestdag
voor het geheele huis, daar de dokter den patiënt had veroor
loofd zijn kamer te verlaten en voor de eerste maal het middag
maal met ons te gebruiken. Mevrouw Roden dribbelde met een
zalig glimlachje rondom de gedekte tafel, verschoof het een en
ander, verschikte iets in de bloemvaas, die in het midden prijkte,
en hield de champagneglazen tegen het licht, of ze wel goed
afgeveegd waren: de dokter had namelyk dien parelenden spuit-
wijn den herstellende zieke als extra-medicyn voorgeschreven.
Door het geheele huis rook het naar gebrande pastilles, met de
krachtige geuren vermengd, die soms, als de deur openging, uit
de keuken opstegen. En daarbij scheen de zon helder door de
lichte gordijnen, 't Was een prachtige Zondagvoormiddag.
Nu zat de oude dame eiudelyk in haar leunstoel aan het
venster en zag de menschen uit de kerk komenen nadat ik
eenige flesschen Bordeaux, die ik juist uit den kelder had gehaald,
bij de kachel had neergezet, voegde ik my bij haar om eens
over Charlotte te spreken.
Wat wilt ge, kindlief?" vroeg zy. En toen vertelde ik haar,
dat Charlotte Rotenberg niet verlaten mocht, eer de scheiding
was uitgesproken, maar dat ze in geen geval daar aan huis zou
blyven. „En nu heb ik gedacht, als Charlotte en ik onze oude
woning eens weêr betrokken en ik misschien eenige pianolessen
zou kunnen krygen, waartoe de huishouding my wel tyd zou
laten Verdere plannen kunnen we vooreerst nog niet maken."
„Waarom zoudt gij les gaan geven?" vroeg de oude vrouw.
„En waarom zoudt gij mede daarheen trekken?"
„Ik kan Charlotte in haar tegenwoordige stemming toch niet
alleen laten."
„Laat ze Anita meêncmen. Moet gij altyd voor Asschepoetster
spelen?"
„Charlotte is te trotsch om iets van den prins aan te nemen,"
zeide ik.
„Te trotseh?" viel mevrouw Roden my veratoord in de rede.
«Ze is immers zyn wettige vrouw geworden en als dat huwe
lijk nu door gebiedende omstandigheden ontbonden moet worden,
handelingen moeten in de eerste vergadering van het alge
meen bestuur worden goedgekeurd.
Ten laatste werd besloten, voor de Vereeniging rechts
persoonlijkheid aan te vragen.
Als een bewijs van belangstelling in deze zaak kan ver
meld worden, dat reeds eene gift van f 500 bij de Vereeniging
is ontvangen.
De Gemeentegasfabriek te Dordrecht gat in 1885 een
batig saldo van f 25,847.
De Gemeenteraad van Breda heeft den gasprijs tot
op 7 cent per M8. verlaagd.
Als bewijs van grooten achteruitgang van de waarde
der buitenplaatsen, zelfs in de directe omgeving van Arnhem,
kan dienen, dat het prachtige buiten Leeuwenstein aan den
Velperweg aldaar en toebehoorende aan den heer Lens,
firma Lens en Bergsma, werd ingezet voor slechts ruim
f 42,000, terwijl de verkoopwaarde, eenige jaren geleden,
stellig ruim f 120,000 zoude bedragen hebben.
Een eigenaardige tooneel-scène heeft te Schiedam
plaats gehad.
Bij gelegenheid der kermis speelt daar de heer Van Lier
met zijn gezelschap, en daarbij behoort ook de bekende
komiek Bigot. De heer Horn, op tooneelgebied welbekend,
wees er in zijn tooneel verslagen in de Schiedammer Crt. op,
dat de heer Bigot in alle rollen Bigot blijft en zich te
weinig moeite geeft om ook eens iemand anders voor te
stellen, wat hij wel kon als hij maar wilde. Bovendien
verweet de recensent den heer Bigot, dat hij nooit, zooals
Judels, zich op de hoogte trachtte te stellen van de locale
toestanden. In al zijne coupletten zinspeelde hij op
Amsterdamsche toestanden en op zaken van algemeenen
aard. En het publiek wil zoo gaarne iets hooren uit eigen
kring.
Om te toonen dat hij de opmerking gelezen had en ter
harte nam, richtte de heer Bigot den volgenden avond in
is het niet meer dan zijn schuldige plicht, zijne vrouw een on
bezorgd bestaan te verschaffen. En dat zal ook geschieden,
daarvoor ken ik den hertog, al stond die gansche zaak hem nog
honderdmaal meer tegen. Te trotsch, zegt ge? Hm!"
Ik was geheel uit het veld geslagen. Zoo bitter had ik die
zachtmoedige vrouw nog nooit hooren spreken. Een antwoord
werd mij echter bespaard, daar de tusschendcur zacht werd geo
pend en Frits de kamer binnentrad.
Zijne moeder vloog van haar stoel op en hem tegemoet.
„Goddank, daar is myn jongen!" zeide zy en hief zich op de
teenen op om hem een kus te geven. „Ja, Goddank!" zeide hij
ook, terwijl hy met blijkbaar welbehagen in het vroolijk, gezellig
vertrek rondkeek. „Nu zijn we ten minste weêr zóóver!"
Toen zette hij zich in den leunstoel, dien zijne moeder zoo
even verlaten had, en terwijl deze vóór hem bleef staan, zeide
hy tot mij„Ik hoorde daar, dat gij wildot gaan verhuizen,
freule van Werthern. Dat zou ik nooit toestaan. Zeg maar uit
mijn naam aan uwe zuster, dat zij over die bovenkamers kan
beschikken, zoolang zy er gebruik van wil maken. Het zal ons
een aangename plicht zyn haar die wykplaats te verschaffen."
Mevrouw Roden verbleekte en zag hem sprakeloos aan. Maar
hij scheen niets te merken; hij streelde hare handen en vroeg:
„Niet waar, moeder, wij zyn immers altijd gastvrije menschen
geweest? Dat zullen we ook verder blijven. Niet waar?"
herhaalde hy nogmaals op iets luider toon.
„Gy zyt de baas hier aan huis," antwoordde zij half binnens
monds en keerde zich om naar de ingelegde commode, waarop
eenige antieke porseleinen beeldjes stonden. Met bevende handen
veegde ze het stof' van den gelen hoed eener herderin.
„Stemt gij er ook in toe?" vroeg hij my glimlachend.
„Ik heb niets in te brengen. Charlotte moet beslissen."
„Ja zeker," antwoordde hij bedaard. „Ga het aan uwe zuster
vragen."
Als een kind liet ik my door hem gezeggen en kwam boven
bij Charlotte. Zij stond voor den spiegel en bevestigde een
broche aan hare japon en was nu weer in alle puntigheid gekleed.
Ik vond haar schooner dan ooit met haar bleek gelaat en in het
eenvoudig zwarte rouwgewaad, dat ze om papa gedragen en nooit
weer aangehad had, sedert zy gravin Kaltcnsee was geworaen.
Een opwelling als van toorn maakte zich van mij meesterik
zette mij aan het venster en sprak geen woord, terwijl zy zacht
ritselend voor den spiegel bezig was en haar fijne heliotropengcur
mij naar het hoofd steeg en nog meer tegen haar in het harnas
joeg.
„Hoe zyt ge zoo stil, Tonia?" begon zij eindelijk, zonder den
blik van den spiegel af te wenden. „Hebt ge al met mevrouw
Roden gerproken?"
„Zoo even," zeide ik kortaf.
„En?"
„De complimenten van Frits Roden, en dat ge over deze kamers
zoolang kondt beschikken als 't u beliefde
Nu zag ze mij aanonder de lange, donkere wimpers flikkerde
het zonderling, maar zij antwoordde niet terstond. Rustig voltooide
ze haar toilet, ging een paar malen de kamer op en neder en
bleef eindelijk vóór mij staan, zeggende: „Ik zal het dankbaar
aannemen." En daarop ging ze nog eens voor den spiegel staan,
nam haar sleep op en verliet het vertrek. Ik hoorde hoe zij
langzaam de trap afging.
Maar toen nam het verstand eindelijk de wyk voor een harts
tochtelijk gevoel van smart. Ik snelde naar de slaapkamer, wierp
my voor mijn bed op de knieën en snikte als een kind, in onbe-
schryfelyken angst.
„Maar, Tonia!" zeide een zachte stem. Mevrouw Roden legde
my de hand op den schouder. „Wat hebt ge?" vroeg zij, mij
bezorgd in het betraande gelaat ziende.
Ik ontweek hare oogen; zij had ook geschreid, en ik wist
waarom; maar toch zeide ik haar niet de waarheid. „Ik heb
aan Johan gedacht en aan onze toekomst."
Zij glimlachte ougeloovig, alsof ze wilde zeggen: „Ja, dat zal
wel waar zijn, Tonia! Kom medo naar beneden, kind!" verzocht
ze mij vervolgens, „maar laat men niet kunnen zien dat gij
geschreid hebt."
En terwijl ik mijn brandende oogen aan de waschtafel met
koud water bette, ging zij voort: „Ik stond nog by de commode,
toen de deur openging en Charlotte binnenkwam. Kind, het
hart klopte mij in de keel en ik keek hem aan, hoe hij zich
wel by dat weerzien zou houden. Hij stond op, maakte een
buiging voor de schoone vrouw, en betuigde haar zijn blijdschap,
haar zoo gezond terug te zien. Maar hij bleef even kalm, alsof
hij haar gisteren nog had gesproken. Hij weet zich goed in
bedwang te houden en dat wel om mijnentwille."
Zij zweeg even. ,,'t Is waar, hij is meerderjarig," zuchtte zy,
„en 't is een oude spreuk:
„Tegenspraak en hindernis
Stookt het vuur maar al te wis."
Ik leg mijn handen in den schoot en wacht het af. Wat kan
ik anders doen dan God bidden, dat hij hem den rechten weg
moge wijzen?"
In de voorkamer zat Charlotte tegenover Frits en speelde,
terwijl hij van St. Privaat vertelde, met een witte aster, die zij
uit de bloemvaas had genomen. Juist bracht de meid de soepterrine
binnen en daarop zetten wij ons vreedzaam aan tafel elementen
die, nog slechts kort geleden, voor eeuwig gescheiden schenen te
zijn. Evenals altijd deed Frits het gebed, maar het ambt van
voorsnijder, dat ik op mij had genomen toen hij uittrok, nam
ik ook thans nog waar, daar zijn arm hem dit belette.
Er heerschte een pijnlijke stemming; de soep werd zwijgend
genuttigd. Daarop nam Frits de flesch Bordeaux en terwijl hij
onbeholpen met de linkerhand de glazen vulde, zeide hij op ge
dwongen schertsenden toon„Een echte Duitscher kan geen
Franschman uitstaan, maar zijn wijn drinkt hij gaarne. Laten
wij een glas drinken op onze troepen in het veld en hun onzen
dank wijden voor de dapperheid, waarmede zij ons huis en hof
beschermd hebben voor vijanden en oorlogsrampen, zoodat wy
zulke rustige uren mogen beleven als deze. Het had er hier
heel anders kunnen uitzien!"
Charlotte stemde ijverig hiermede in. „We hebben zoo dikwijls
door grootmama hooren vertellen, hoe vreeselijk de oorlog is.
Ze had het jaar '13 nog zoo goed in het geheugen, alsof het
gisteren was."
„Ja, de oude mevrouw praatte gaarne daarover!" antwoordde
Frits. „Ik wilde dat zij Sedan nog had beleefd."
„Ja, ze is te vroeg gestorven," stemde Charlotte toe. „Als zy
in het leven was gebleven, zou er veel niet gebeurd zijn."
Zij zuchtte en liet haar schoone, donkere oogen met een droevige
uitdrukking naar huiten afdwalen. Het had al den schijn, dat
zij den schielijken dood der arme vrouw, die zij zooveel verdriet
had veroorzaakt, die met hartzeer over haar heenging, de schuld
wilde geven van haar lichtzinnig huwelijk. Ik bloosde voor haar.
Frits vertrok den mond tot een glimlach, maar mevrouw Roden
zeide bedaard:
„Dat zegt men dan gewoonlijk naderhand! Mijn goede oude
vriendin was zwak en afgeleefd; ze had geen macht meer om te
verhinderen wat al zoo goed als besloten was. Of heb ik u niet
goed begrepen, mevrouw de gravin?"
Charlotte zweeg. Één oogenhlik was het benauwd stil; maar
Frits maakte spoedig een eind aan dit kleine tooneel, door mij
zijn bord voor te houden: „Freule Tonia, nog een lepel soep,
als 't u belieft! Als men zoo aan de beterhand is, komt ook
de honger met dubbele kracht terug zooals ik u gisteren al
gezegd heb."
Ja, ik wist het wel, dat hij weer gezond was naar lichaam
en ziel dat het lente in zyn hart was geworden.
(Wordt vervolgd.)