waarover Jezcs zijn wee u! zou uitspreken, en over het werpen
op anderen wat zy zeiven in veel ergere mate doen. Wie heeft
gesproken over menschen, die alleen luisteren naar straatsteenen?
De Standaard. Wie pleegt feitelijk verzet? De partij van Kuyper.
En dat komt nu ophitsen tegen ons!.... Wy zullen hier geene
lange verhalen doen omtrent het gebeurdealle couranten hebben
het reeds gedaan. Wij hopen, dat het volk zich in weet te
houden, en raden dit ook aan.
„Er kunnen dagen komen, waarin een beroep op het volk
wordt gedaan, en dan hopen wij het klaar te vinden. De roode
vlag, die het volk nu reeds ontrolt uit zich zelf, zij het symbool
van orde en recht. Dan zal het een beginsel gelden, wat nu
niet in het spel was. Intusschen, sluit u aaneen, woont onze
vergaderingen bij, en gij znlt zien, dat door het socialisme de
weg van beterschap u wordt bereid....
„Met dit oproer op zich zelf heeft het socialisme niets gemeen
als men zoekt naar de ware schuldigen, dan gelooven wij, dat
die elders te vinden zyn dan waar men ze gewoonlyk zoekt. De
tyden zijn hoog ernstig, en of men het wil of niet, men gooit
olie in het vuur, en wederom zullen velen, die tot nog toe meê-
scholden op het socialisme, zeggendie socialisten hebben toch
gelijk. Reeds vernam men dit meermalen en zoo wordt de
stemming gunstig voor ons. Helaas! dat het volk zoo'n zwaren
weg moet afleggen maar zonder lijden, zonder kruis geene over
winning!"
Het bericht, als zouden een aantal politie-agenten te
Amsterdam, tengevolge der ongeregeldheden, hun ontslag
hebben aangeboden, is, volgens het Hld., onjuist. De
veranderingen in het personeel zijn niet grooter dan in
gewone tijden.
De Vereeniging tot bevordering van het vreemde
lingenverkeer te Amsterdam heelt zich tot de voornaamste
buitenlandsehe bladen gewend met een schrijven, waarin
wordt aangetoond, dat de wanordelijkheden zich tot een
enkel stadskwartier hebben bepaald en thans ook daar alles
weder rustig is.
De te Amsterdam gearresteerde sociaal-democraat
Van der Stadt wordt verdacht van mede schuldig te zijn
aan het bekende strooibiljet.
Onder de jl. Maandag te Amsterdam gedooden bevindt
zich ook Kramer, de colporteur van Recht voor Allen, die
op de vergadering der sociaal-democraten, waar op den
heer Stork geschoten werd, een sabelhouw ontving.
De agent van politie Korfmaker, die verleden week
in de Looierstraat te Amsterdam zoo lafhartig werd mis
handeld, is niet dood. Hij wordt in het Binnen-Gasthuis
verpleegd en zijn toestand is bevredigend.
Door den luitenant Mijsberg is te Hoorn in arrest
genomen de milicien Belderok, broeder van den bekenden
sociaal-democraat. Hij had vijl pakken patronen bij zich,
naar alle waarschijnlijkheid bestemd om uit te deelen aan
de oproerigen te Amsterdam. Hij zal voor den krijgsraad
terechtstaan.
De sympathie der Amsterdamsche burgerij jegens de
politie-agenten uit zich op ondubbelzinnige wijze. Sedert
Maandag der vorige week toch is bij den burgemeester niet
minder dan ruim f 18,000 voor het politiefonds ontvangen.
Blijkens een bij het Departement van Koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië,
dd. 31 Juli, was door ruime werving de gelegenheid
geopend om de legerformatie tijdelijk uit te breiden met
1500 man, ter gemoetkoming in de bezwaren uit het getal
zieken voortvloeiende, en was de berri-berri overal sterk
verminderd.
Men schrijft ons van Texel dd. 2 dezer:
„Op het Marktplein alhier waren wij heden getuige van
eene handeling, die ons pijnlijk aandeed.
Een koopman van den vasten wal, die aldaar eenige
schapen had gekocht, knipte, nadat hij te vergeefs had
getracht dit met een mesje te doen, uit beide ooren van
ieder schaap een flinken hoek als eigendomsmerk.
Gewoonlijk wordt tot dit doel eenige verfstof gebezigd,
maar deze dierenbeul scheen een bizonder vermaak in den
aanblik dezer aldus verminkte, treurig met schuddende en
bloedende koppen staande dieren te hebben.
Jammer, dat geen der aanwezigen daartegen ernstig
protesteerde en geene bepaling dat individu aan vervolging
blootstelt.*
t Men schrijft ons van Texel, dd. 2 dezer:
„De visschersvloot werd heden namiddag in de zeegaten
door een stormvlaag overvallen. Alle schuiten vluchtten
naar binnen.
Schipper Vonk, van de blazerschuit H. A. 3, had het
ongeluk den mast te breken. Zijne schuit werd onmidde-
lijk door twee Texelsche blazers op sleeptouw genomen en
hier behouden binnengebracht.
Dank zij de spoedige hulp, liep het ongeval zonder
persoonlijke ongelukken af."
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 1 dezer:
„Het departement Anna Paulowna der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen heeft in zijne vergadering van 30 Juli
met algemeene stemmen besloten tot oprichting cener
plaatselijke vereeniging tot bevordering van schoolbezoek,
o. a. door het geven van schoolfeesten.
Verder kwam men overeen, om het lOjarig bestaan van
het Departement in November a. s. te gedenken. Uit het
verslag, betreffende de Volksbibliotheek, bleek, dat in
den jongsten winter in 25 zittingen aan 86 lezers 1255
boekdeelen waren uitgereikt. De bibliotheek telt thans 454
nommers.
Uit dat, betreffende de Spaarbank, vernam men, dat deze
op 31 December 1885 de som bezat van f 3202.47$, tegen
f 2887,92$ op 31 December 1884. In 1885 werd ingebracht
f 3141.63$ en terugbetaald f 2956.94. Batig saldo over
1885 f 156.42. De Spaarbank telde op 31 December 1885
60 deelhebbers tegen 63 op 31 December 1884."
Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 2 dezer:
„Was Alkmaar verleden week in rouw over het verlies
van den heer G. J. Van Leeuwen, kassier-lid der firma
Coster en Van Leeuwen alhier, thans zijn velen zijner
ingezetenen in angst en spanning door het feit, dat die
firma hare betalingen heeft gestaakt. Men spreekt van
een aanzienlijk tekort. De heeren mr. J. P. Kraakman en
mr. A. P. De Lange zijn belast met een voorloopig onder
zoek naar den stand der zaak."
In de vergadering van den Raad der gemeente Ter
schelling is de rekening over het jaar 1885 aangeboden.
De ontvangsten beliepen f 25,870.65, de uitgaven f 28,266.28$,
zoodat ze sluit met een nadeelig saldo van f 395.63$. Dit
tekort spruit voort doordien de gemeente als Rijksvergoe
ding op personeele belasting dat jaar slechts 2/3 vergoe
ding heeft ontvangen, zijnde een bedrag van f 1360 minder
dan de vorige jaren. In dezelfde vergadering is op verzoek,
wegens ouderdom, eervol ontslag verleend tegen 1 Januari
1887 als vroedvrouw, met toekenning van een pensioen
van f 100 's jaars, aan rnej. de wed. De Graaf, te West- j
Terschelling, terwijl tevens besloten is tegen 1 Januari
1887 eene andere verloskundige op te roepen.
Jl. Zaterdag morgen heeft een jonkman, zoon van
een geacht Haagsch ingezetene, bij het baden te Scheveningen
zich te ver in zee gewaagd, en is, trots alle pogingen tot
redding, verdronken.
Blijkens eene opgave in het Algemeen Politieblad is
den 25 Juli 11. als vreemdeling zonder middel van bestaan
uit 's Hage via Rotterdam naar Pruisen verwijderd K. F.
graaf Von Vuisseron, geboren te Bromberg (Pruisen) in
1823, gepensioneerd luitenant-kolonel van het leger der
Vereenigde Staten van Noord-Amerika, laatst wonende te
St. Louis (Vereenigde Staten).
Gisteren is te Amsterdam de Bakkerij-Tentoonstelling
in het Paleis voor Volksvlijt geopend.
Een ooggetuige van de ongeregeldheden to Amsterdam, die in de vorige week
plaats hadden, schrijft het volgende aan deu Standaard:
Tfjdelijk te Amsterdam zijnde, was ik van plan met den trein, die om 3.11
van het Centraalstation vertrekt, naar Utrecht te gaan. Ik kwam eenige
oogenblikkeu te laat en op mijn terugweg naar den Dam, zag ik ver
scheidene politie-agenten passeereu, zóóveel, dat ik begreep dat er iets buiten
gewoons moest plaats hebben, 'k Hoorde dan ook dat 't in de Lindenstraat
ïiiet pluis was, waarop ik besloot daarheen te gaan. Op de Noordermarkt,
aau den ingang der Liudenstraat gekomen, wachtte mij eeu vreemd schouwspel.
Terwijl de naburige grachten en straten door eeu menigte meuschen van allerlei
leeftijd en kunne waren ingenomen, stonden aan den ingang der «oproerige"
straat politie-agenten, tot een getal van naar ik schat 200, kalm de straat in
te kijken, dicht op óén. Vóór hen, over eeu afstand vau naar 'k gis 50 passen,
was de straat geheel van meuschen ontbloot, maar de grond bedekt met in de
bontste wanorde liggende, door midden gebroken klinkers, kennelijk gediend
hebbende om er mee naar de politie te werpen. Verderop in de straat zag
men eeu menigte meuschen zonder eenige orde geschaard om „de roode vlag."
Van tijd tot tijd zag men daar een vuist met eeu steen er in dreigend opsteken,
zelfs vloog er van daar wel eens een halve klinker in de richting der agenten,
die echter in 't midden der straat neerviel, ongeveer «half weg." Ziedaar den
toestand.
Begeerig om meer te weten, ging ik een straat in, die evenwijdig loopt met
de Lindenstraat, waarop ik aau de Boomdwarsstraat kwam, die de Lindenstraat
kruist. Deze doorgaande, kwam ik op het puut, waar do Lindenstraat door de
bedoelde dwarsstraat gesneden wordt. Hier was ik in 't centrum vau het
oproer. Men was juist bezig de straat op te breken, het kruispunt werd toen
tot vesting gemaakt, „opdat de paarden er niot door zouden kunnen," verze
kerde my de vlaggedrager, met wien ik eeu oogenblik stond te praten. De
Luiksche keien werden over de volle breedte der straat opgebroken en gemaakt
tot een hoop van ongeveer IJ hoogte, die zich van huis tot huis uit
strekt. Zoodanige hoop werd dan een barricade genoemd. Twee dier barricades
verrezen in de Liudenstraat, een tusschen de roode vlag eu de politie-agenten, en
één in de Boomdwarsstraat. De Lindengracht en het achterste gedeelte der
Lindenstraat werden beschouwd als bevriend. De klinkerpaden in de straat
werdeu ook opgebroken en dienden zoo tot ammunitie.
Ik ging daarop naar 't Centraalstation, om te 5.38 te vertrekken. Op 't
laatste oogenblik besloot ik te blijven, om den afloop te zien. Zoodoende kwam
ik te ruim 6 ure weêr in de Liudenstraat, in 't vijandelijk kamp. Ik ging
op een der barricades staan, vlak naast de roode vlag. De toestand was nog
onveranderd, precies hetzelfde tooueel als een unr geleden.
Het is hier de plaats voor eeu m. i. belangrijke opmerking. De weêrapan-
nigen waren gekleed in 't werkmanspak, bijna zonder uitzondering in ecu niet
schoon boezeroen, oude pilo-broek en pet. Als buitenman, althans niet-Arostcr-
dammer, voor ééu dag in de stad zijnde, was ik natuurlijk op T eerste gezicht
te herkennen als „heer," die met hooge boord, en «naar de laatste mode*
gekleed, daar kwam kijken. Waren de menschen daar socialisten geweest, men
zou mij, vermoedelijk althans, met scheldwoorden hebbeu lastig gevalleu. iict
tegendeel is waar. Geen enkel onaangenaam woord werd tegen mij gezegd, men
nam geen notitie van mij, behalve dat verscheidenen mij zoo beleefd
mogelijk den raad gaven, daar niet te blijven, want ieder oogenblik konden
de agenteu weêr aanvallen, eu daar kou ik last van hebben. Uit alles bleek
mij dat alles gericht was: alleen tegen de politie. Er mogen enkele socialisten
onder geweest zijn, bet oproerige volk was dat kennelijk niet. De politic, cu
nog eens de politie, daarover praatte meu, daartegen vocht men. Toen ik daur
naast de vlag stond één minuut had ik er gestaan waarschijnlijk ver
schenen plotseling huzaren achter de politie. Mijn buurman links vroeg:
„Mijnheer bent u niet bang, als u het ereis niet kwalijk neemt?" (De spreker,
naar schatting 23 jaar oud, met ongeschoren gezicht eu eeu oude verschoten
jas aan, had eerst zijn pet half afgenomen). „Wel neeu, goeie vrind, 't zal
zoo'n vaart niet loopen 1* „Zegt u dat niet mijnheer, do cavalerie zal dadelijk
wel een charge makeu, dan houden we ze tegen, en ze kunnen er niet door om
de barricades, dau wordt het hier een vechten, maar u moet het zelf weten,
't is maar dat ik dacht: mijnheer weet misschien niet wat hier te doen is."
Tengevolge vau dien raad zag ik al eens rond naar eeu veilig plaatsje, waar
ik bij eventueel gevecht kon schuilen. Op een pas of zes van den hoek der
dwarsstraat ontwaarde ik in de Lindenstraat een openstaande deur, die toegang
gaf tot de trap van een bovenhuis, 'k Besloot in geval van nood daar myn
toevlucht te nemen, en desnoods in het bovenhuis zelf.
Misschien zou miju gesprek met mijn buurman nog langer geduurd hebben,
maar plotseling stonden op 10 a 20 pas aan den ingang der dwarsstraat een
25tol infanteristen, waarvan oniniddelijk de officier ecu sommatie deed om
uiteen te guan. Als gehoorzaam burger, vooral als sterfelyk meusch, was ik
heel gauw op mijn schuilplaats, waar ik, inet mijn hoofd naar buiten gestoken,
toezag. De verschijning der infanterie maakte sensatie. De meesten liepen
weg, eeu 30tal bleef staanvoor hen was de sommatie het sein, om de soldaten
met steenen te begroeten.
Plotseling klonk een salvo. Een vijftal liep weg. Niemand was gekwetst;
het was los kruit. Eeu oogenblik weêr een salvo. Weêr niemand gekwetst,
schoon thau6 kogels in de huizen vlogen. Er was te hoog gemikt. Nu werd
het vuur heviger en ongeregeld, een geknetter en geknal van belang. Het 25tal
bij de roode vlag stond op 20 pas van de trompen der geweren, onder eeu bui
vau kogels, geen voet achteruit, steeds gebruik makende vau hun verdedigings
middel, steenen. Plotseling viel de vlaggedrager met ziju vlag bijna tegen den
groud, onmiddelijk richtte hij zich op en stond weêr met zijn vlag overeind.
Met enkelen ging het evenals met den vlaggedrager, 't was alsof zij struikelden.
Toen dit eenigeu tijd hoelang is onmogelijk te zeggen geduurd had,
ging plotseling het hoopje op de vlucht, waarna een oogenblik later de infante
risten de door de oproerlingen verlaten plaats innameu. Het scheen dat een
aanval met de bajonet werd gedaan. Pas stond de infanterie op het kruispunt,
of er vlogen weêr steenen, er werd geroepen„ramen dicht I" eenige schoten
werden gedaan in de lengte door de Lindenstraat om die leeg te maken wat
dndelijk gelukte en werd door de dwarsstraat gevuurd in de richting der
Lindengracht. De weerspannige» kon ik nu uiet meer zien, de infanterie
zooveel te boter, daar ik op zij van deze stond. Aan die omstandigheid had
ik te dauken, dat ik zéér goed kon zien, hoe aangelegd werd. Verreweg de
meeste soldaten schoten te hoog, eenige weinigen echter scheen het te doen
om te raken, zij mikten althans bedaard eu „goed." 't Deed my eeuigszins
goed, te zien, dat de meesten huiverden op huu medemenschen in koelen
bloede te vuren, althans bang waren te treffen, al gebood misschien hun plicht
anders. Thans vooral was het ecu bang tooneel. De infanterie schoot zoo
snel mogelijk, 't Was een leven, dat hooren eu zien verging; de oproerliugeu
stonden op de Lindengracht 20 pas verder, en de hagelbui vau steenen werd
zoo hevig, dat de soldaten zich verschuileu moesten achter de huizen, eu slechts
te voorschijn kwamen om hun geweer af te schieten. De aanvoerder kreeg
een grooten steen tegeu zijn degen, zoodnt het werptuig in stukken vloog,
en de officier eeu der soldaten zijn geweer ontnam waarschyulijk een der
„hoograikkers" aanlegde, eeu poosje mikte en afschoot. Te oordeeleu uaur
zijn gezicht, scheen de uitslag uiet onbevredigend. De steenenbui werd intusschen
minder, toen opeens een man met een witten jas tegen de kogels kwam
inloopen, met wanhopige gebaren voor den officier ging staan, zoodat, schoon
'k niet hooren kon wat hij zei, aan alles te zien was, dat hij voor de ver
bitterden genade kwam afsmeekeu. Aan zijn heele uiterlijk was te zien, dat
er iets verschrikkelijks gebeurde, zyn verschijnen en gedrag wekten een jrilling
op. Met opgeheven handen stond hij voor den officier, zoo 't scheen zonder
de geweren te zien, die ook op hem werdeu aangelegd, alleen vervuld met
hetgeen zijn medeburgers weervoer. Eindelijk werd uu het vuren gestaakt, en
hield ook de steenregen op. Ecre dien onbekenden burger, wien hij ook zy,
die zijn leven zóó waagde I
Nu alles rustig scheen, verliet ik mijn schuilplaats, en ging langs een omweg
de naaste weg was door de soldaten afgezet naar de Zaterdagsche brug.
Daar was 't een akelig schouwspel. Vier dooden lagen in eeu plas bloed. De
eerste dien ik zag lag achterover op de hardsteenen stoep, zijn mond wijd
open, met loodkleurig gezicht en de strakke oogen ten hemel geslagen. Met
schrik herkende ik mijn vriendschappelijken raadsman van zooeven, vóór het
treffen. Ik heb hem bedankt voor zijn raad, door zijn oogen te sluiten. Onder
zijn opengeslagen jas zag men aan de linkerzijde een klein gaatje, een kogel
had ziju hart geraakt, hij was dood. Niemand zag ik daar liggen, of hij was
van voren geraakt; eeu, die eeu schot in zijn hoofd hnd, vond als sterfbed
een barricade, waar hij dwars over lag, zijn hoofd hing aan de eone zijde naar
beneden, zijn voeten nun de andere.
Spoedig waren allen in een kar gepakt eu verdweneneen plas bloed, en wat
bloed aan de drempels wees hun sterfplaats aan.
Bultenlana.
Frans Liszt is jl. Zaterdag avond te 11$ uur over
leden, in 75jarigen ouderdom, te Bayreuth, waar hij bij
zijne dochter, de weduwe van Richard Wagner, vertoefde
om de feestelijke uitvoeringen in het Wagner-thé&ter van
dezen zomer bij te wonen. Hij is bezweken aan de gevolgen
eener longontsteking, die hem slechts weinige dagen aan
het ziekbed gekluisterd hield.
De Koning van Portugal is incognito als Hertog van
Guinaras van Lissabon vertrokken. Van Plvmouth zal hij
naar Osborne gaan, waar hij twee dagen bij Koningin
Victoria zal vertoevenvandaar naar Londen en vervolgens
over Vlissingen naar 's Hage, Kopenhagen en Stockholm.
Daar zijne reis volstrekt geene politieke strekking heeft,
vergezelt hem geen minister. Hij zal tegen 27 September
te Lissabon terug zijn.
Omtrent het nieuwe ongeluk op den Glockner meldt
een Weener blad, dat het gezelschap volstrekt niet van
plan was, toeristenroem in te oogsten en een zeer gewonen
weg had gekozen om een der punten te bereiken, waar
men het gezicht op den Grossglockuer heeft. Onderweg
echter verliet eene der dames het rechte pad om wat
„Edelweiss* te plukken; zij gleed daarbij uit en viel van
eene betrekkelijke kleine hoogte, met het ongelukkig gevolg,
dat zij terstond doodbleef.
L'Hoste, de bekende luchtreiziger, is te Cherbourg
met zijn ballon Torpilleur opgestegen, met het doel om,
door middel van zeilen en andere stuurmiddelen, twee
dagen boven de zee te blijven rondzwalken.
Hij heeft het er kranig afgebracht. Tot 3600 voet
opgestegen in een temperatuur van 7 centigraden, kwam
hij, met de sterrekundige Joseph Mangot, die hem verge
zelde, te Tottenham Marshes aan. Hij was 46 uren in de
lucht geweest. Thans denkt hij met zijn luchtschip een
reis van Cherbourg naar Noorwegen te maken.
Omtrent de levenswijze van prins Victor Bonaparte
deelt de Brusselsche Chronique het volgende mede. De
Prins staat laat op en eet dan eenige boterhammen met
chocolade. Daarna gaat hij terug naar bed. Om 12 ure
staat hij op, maakt zijn toilet, neemt een tweede ontbijt
van jonge groenten, uitgezochte vleeschspijzen en.... gaat
opnieuw naar bed tot 4 ure. Dan doet hij eene wandeling,
dineert van 7 tot 10 ure, en gaat eindelijk voor goed
naar bed.
Een Poolsch geneesheer, Ignatius Jagell geheeten,
die reeds sedert 1858 de middelen opspoort om de honds
dolheid tegen te gaan, heeft in een der bladen van Vilna
een brief geschreven, waarvan hij een afschrift heeft gezonden
aan de Academie van geneeskunde te Parijs en waarin hij
verklaart, dat de methode van den heer Pasteur op valsche
gegevens berust. Dr. Jagell meent dat er ook onderscheid
moet gemaakt worden tusschen den beet van een dollen
hond, die door de kleederen heen op den mensch overgebracht
is, en den beet die rechtstreeks, zonder de bedekking van
kleederen, in 's menschen vleesch is gedrongen. Eerst
genoemde beten, zegt de schrijver, zijn altijd onschadelijk,
dit is hem steeds gebleken, en alle door den hoogleeraar
Pasteur behandelde zieken, die aan den beet van een dollen
hond of wolf gestorven zijn, waren gebeten op het bloote
vleesch, zonder omdekking van kleederen.
Dr. Jagell verklaart, dat hij gedurende zijn leven 88
personen behandeld heeft, die gebeten waren door een dollen
hond of dollen wolf, en dat hij ze allen genezen heeft door
een drank, bereid uit de schors van een boom, de spirea
filipendula; zes-en-twintig dezer zieken, die hij aldus
genezen heeft, waren reeds in dc eerste periode van dolheid
toen hij ze in behandeling kreeg.
Sommige Duitsche dagbladen hebben het gebruik van
de spirea filipendula ook aanbevolen als voorbehoed
middel tegen de dolheid.
Ingezonden.
AAN DE HELDERSCHE JONGENS.
Augustus is de maand voor het oplaten van vliegers. Verleden
jaar werd in die maand alhier een Vliegerwedstrijd gehouden,
die aan velen uwer genoegen heeft verschaft. Ook dit jaar willen
we weêr zoo'n Wedstrijd doen plaats hebben en we roepen u
thans toe: „Doe meê, jongens, en als ge nog niet gevliegerd
hebt, welnu, begin dan om u op het naderend leest voor te
bereidenDen vorigen keer waren er nog al gebreken in de
regeling van den Wedstrijd op te merken; nu zal een en ander
beter worden ingericht, opdat alles met orde en nauwgezetheid
geschiede. Er zal vóór den Wedstrijd, in een daarvoor geschikt
lokaal, een Tentoonstelling van vliegers plaats hebben, waarby
de kans op 't behalen van prijzen zal worden geopend voor hen,
die byzonder grootefraaieof vliegers van buifengetconen vorm
inzenden. De prijzen zullen weêr bestaan in voorwerpen, die voor
uw gebruik geschikt zijn. Op Woensdag 11 dezer zal des avonds
van 68 ure gelegenheid zyn om u in een der lokalen van
de Sociëteit „Eensgezindheid" (Dijkstraat) voor deelneming aan
den wydstryd te doen inschryven, tegen betaling van 10 cents.
Ieder uwer moet, even als verleden jaar, ook den naam van zyn
helper opgevenbeiden mogen den ouderdom van 16 jaar nog
niet hebben bereikt.
Meer hebben we u voorloopig niet mede te deelen. U krachtig
aansporen om mede te doen, dit is stellig geheel overbodig.
Voorzeker deelt ge allen in den wensch, dat we op den dag
van 18 Augustus a. s. gunstig wêer mogen hebben: een heldere
lucht met een matig koeltje. Ingeval van ongunstig wêer, zal
een sein gegeven worden, ter teeken dat de wedstrijd tot den
25 Augustus wordt uitgesteld. Doch we hopen, dat uitstel niet
noodig is.
Helder, 2 Augustus 1886.
Het Bestuur der Regelings-Commissie,
T. MOOY.
G. T. VON OTEREN DORP.
H. A. STADERMANN.
VRAGEN VAN DEN DAG.
Populair Tijdschrift, onder hoofdredactie van Dr. H. BLINK
en A. WINKLER PRINS.
Prijs per jaargang van 12 maandelyksche afleveringen f 3.90,
Inhoud van de vierde aflevering:
1. Dr. H. Blink. Onderwerpen van sociale wetgeving. B. de
Normale arbeidsdag.
2. D. Stigter. De vraag van den dag, vervolg en slot van
blz. 258, 3de afl.
3. Dr. II. Blink. Een romantisch plekje in Nederland.
4. Het sluimeringstijdperk der planten.
5. De quaestie der Kroonpretendenten in Frankryk.
6. Insecten in barnsteen.
7. Invloed van liet electrisch licht op de oogen.
8. Een nieuw perpetuum mobile.
9. Hagel in Senegambië.
10. A. Winkler Prins. Iets over gloeilampen.
11. Vraagbus.
12. Politiek overzicht.
13. Feuilleton: Mej. G. v. Uildriks. Een genrestukje.