Jl, Zaterdag zijn nog een tiental belhamels, die aan het oproer te Amsterdam hadden deelgenomen, gearresteerd. Daaronder bevindt zich de aanvoerder op de barricade in de Lindenstraat, die de roode vlag vasthield. De man heet Van den Broek en is een weggejaagde marinier. Jl. Zondag maakten eenige heeren uit. Amsterdam een pleiziertochtje met de stoomboot de Zwaluw naar Weesp. Toen zij daar aan wal stapten hadden zij veel bekijks. Spoedig hadden zij een hoopje lediggangers om zich heen, die hen toeriepen„Daar heb je nou de soosejalen uit Amsterdam, weg met de soosejalen I' Met steenen gewapend kwamen zij op het bootje af en namen een dreigende houding aan. Een der reizigers, die dacht dat de zaak niet zoo'n vaart zou loopen, had de onvoorzichtig heid te roepen: „Jullie hebben steenen, maar wij hebben lood, pas op!" Dat was olie in het vuur. Men begon onmiddellijk met steenen te gooien, waardoor gelukkig niemand getroffen werd, maar alleen de ruiten in de kajuit werden verbrijzeld. De pleizierreizigers konden niet meer aan wal komen en het eenige wat er op zat was: onder stoom te gaan en naar huis terug te keeren. (Amst. Crt.) In het gebed, waarmeê de voorzitter der Synode de eerste zitting dezer week opende, herdacht hij de heugelijke gebeurtenis, welke het Nederlandsche volk met dankbare blijdschap vervulde en smeekte hij Gods zegen af over H. M. onze geëerbiedigde Koningin, haren doorluchtigen gemaal en het Koninklijk Huis. Naar aanleiding van dien feestdag stelde de secretaris voor om, met het oog op de gewichtige tijdsomstandigheden, aan het Koninklijk Huis een blijk van aanhankelijkheid te geven, in verband tevens met het bekende art. 11 van het Algemeen Reglement, volgens hetwelk ook de aankweeking van liefde voor Koning en vaderland en de bewaring van orde en eendracht steeds het hoofddoel moet zijn van allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur zijn belast. Dit voorstel werd met groote ingenomenheid begroet en met algemeene stemmen aangenomen, en het volgende telegram vastgesteld en verzonden: „Aan Z. M. den Koning te Soestdijk. „Op dezen voor uw Huis en het volk van Nederland heugelijken dag der verjaring van H. M. onze geëerbiedigde Koningin gevoelt de Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk, vergaderd te 's Gravenhage, behoefte, aan Uwe Majesteit hare oprechte gelukwenschen aan te bieden, zich met het Nederlandsche volk scharende om uwen Troon met de bede, dat God Uwe Majesteit en Hoogstdeszelfs Huis rijkelijk moge zegenen, en dat de liefde voor Koning en Vaderland steeds het sieraad moge blijven van de Nederlandsche natie. De Algemeene Synode voornoemd," enz. Bij den aanvang der zitting van Dinsdag deed de voor zitter der Synode mededeeling van een telegram van 's Konings Adjudant, den vorigen avond door hem ontvangen en van den volgenden inhoud: „HH. MM. de Koning en de Koningin dragen mij op, aan de Algemeene Synode van de Nederl. Herv. Kerk Hoogstderzelver dank over te brengen voor de toegezonden hartelijke gelukwenschen." Als een staaltje van de hoogte, waartoe de hitte der partijtwisten op kerkelijk gebied is gestegen, wordt het volgende verhaald: Te Kollum, waar naar aanleiding der bemoeiingen van ds. Van Kasteel de gemeente in twee vijandelijke leger kampen is verdeeld, achtte de burgemeester zich verplicht den predikant mee te deelen, dat, wanneer de toestand verergerde en het tot handdadigheden kwam, men zou genoodzaakt zijn soldaten te doen ontbieden; waarop de geestelijke herder moet gezegd hebben: „Welnu, dat er dan bloed vloeie." Als een bewijs dat, al zijn de tijden zeer ongunstig, de ondernemingsgeest niet geheel en al geweken is, kan dienen, dat door den heer B. Biesheuvel, te Haarlemmer meer, 100 hectare land in den grooten IJpolder gehuurd zijn tegen f 110 per hectare. In Friesland beginnen de veeprijzen te stijgen, daar de vraag uit 't buitenland toeneemt. Zelden of nooit werd er in de provincie zooveel aan de vetweiderij gedaan als dit jaar, daar vele boeren wegens de lage boterprijzen, daardoor betere zaken meenen te kunnen maken. De buiten gewoon groote voorraad gras bevordert zeer den groei der runderen, 't Aanbod voor de slachtbank zal in den aan staanden herfst kolossaal zijn. Naar aanleiding van de ongelukken,' die in het nog niet lang geopende badseizoen bij Scheveningen zijn voor gekomen, wordt in een ingezonden artikel in de N. R. C. da opmerking gemaakt, dat het wenschelijk zou zijn, dat ook in onze badplaatsen werd opgericht een corps de sauveteurs, zooals dat in België sedert eenige jaren bestaat en zóó uitstekende diensten bewijst. Op de badplaatsen aldaar zijn aan het badstrand ver scheidene paled met een open kastje geplaatst, waarin een reddingsboei hangt. Bij elke van die boeien staat, gedurende den geheelen badtijd, een sauveteur, van een kurken gordel voorzien, en gereed dadelijk zich te begeven in het water, waarop hij steeds de oogen gevestigd houdt. Bovendien liggen op eenigen afstand van het strand verscheiden roeibootjes voor anker. In elk bootje bevinden zich twee sauveteurs, gekleed en gereed als de reeds vermelden op het strand. Bultenlana Rusland en Turkije zijn thans op beter voet dan ooit. Naar uit Konstantinopel bericht wordt heeft de Russische gezant Von Nelidow bij zijn terugkeer van een lang verlof, den Sultan niet alleen mondeling op de krachtigste wijze van de vriendschappelijke gezindheid van de Russische Regeering ten aanzien van de Porte verzekerd, maar te/ens den Sultan een brief van den Keizer overhandigd, waarin op de hoffelijkste wijze op het groote gewicht wordt gewezen, dat de Keizer aan een innig samengaan met den Sultan hecht. Tegelijk met dit schrijven werd den Sultan een zeer kostbaar uil pelswerk bestaand geschenk van den Keizer aangeboden. De Russische gezant, die in den laatsten tijd ruimschoots gelegenheid vond 's Keizers gevoelens te vernemen, moet herhaaldelijk te kennen gegeven hebben, dat van een militaire tusschenkom8t van Rusland in Bulgarije, waaromtrent allerlei geruchten geloopen hadden, geen sprake was en dat, hoezeer de Keizer op Vorst Alexander verbitterd was, hij toch geneigd scheen den verderen loop der zaken rustig af te wachten. Minder juist was ook het verhaal, dat op d.e grenzen van Bessarabië Russische strijdkrachten werden bijeengetrokken. De twee divisies die zich daar bevonden waren wel is waar op voet van oorlog uitgerust, maar dit zou alleen voor manoeuvres moeten dienen, daargelaten nog dat men geen oorlog metslechts tweedivisieszoubeginnen. Jl. Zondag middag loste te Konstantinopel een Mohammedaan 5 revolverschoten op den grootvizier, die uit zijn rijtuig stappen wilde, om den ministerraad te gaan presideeren. Twee der schoten gingen niet af, de drie anderen gingen door het rijtuig. De vizier werd niet gewond. De dader werd gearresteerd; hij verklaarde den vizier te hebben willen dooden, wegens gepleegde onrecht vaardigheid. Men denkt, dat de man gek is, tengevolge van een proces, dat hij eenige jaren geleden verloor. In het socialisten-proces wegens deelneming aan geheime genootschappen zijn te Berlijn veroordeeld: Bebel, Auer, Von Völlmar, Viereck, Frohme en UUrich (met uitzondering van laatstgenoemde allen leden van den Rijksdag) tot 9 maanden gevangenisstraf; Muller, Heinzel en Diets tot 6 maanden gevangenisstraf; voorts allen in de kosten van het proces. De obligatie-leening van het Panama-kanaal is te Parijs anderhalf maal vnlteekend. Jl. Maandag zijn te Heidelberg de feesten begonnen ter viering van het 500jarig bestaan der Universiteit met de ontvangst der gasten, die van de zuster-academiën, over de geheele aarde verspreid, zijn opgekomen om van hunne belangstelling te doen blijken. In de Amerikaansche wateren, bij Sandyhook, heeft jl. Vrijdag een ijzingwekkend onheil plaats gehad. Elf heeren en dames uit Philadelphia maakten met het jacht Sarah Craig een zeiltochtje; zij hadden juist, bij het kalmste weder, op het dek gespijsd, en vijf heeren waren op het dek gebleven, terwijl zes dames en één heer in de kajuit gegaan waren. Eensklaps stak er eene windvlaag op, die het vaartuigje oogenblikkelijk, met cénen enkelen stoot, deed omslaan. Zij, die zich op het dek bevonden, werden er afgeworpen, en doorstonden, nadat zij zich aan de kiel hadden vastgeklampt, al de woede der plotseling opgezweepte golven en van eene bui hagelsteenen, zóó zwaar en scherp, dat zij deuken sloegen in het natte hout. Benijdenswaardig echter was het lot dier drenkelingen te noemen in verge lijking met dat der zeven, die onderdeks zaten opgesloten. Door het zoo plotseling omslaan van het scheepje had namelijk de lucht uit de kajuit niet kunnen ontsnappen, en kon er dus ook geen water binnendringen. Bij gevolg moesten de zeven ongelukkigen een langzainen verstikkings dood sterven. Vreeselijk was voor hunne makkers, die aan de kiel hingen, hun duidelijk hoorbaar geklop en geroep; doch alle pogingen tot hulp moesten vruchteloos blijven, wijl er geen werktuig bij de hand was om in den naar boven gekeerden scheepsromp eene opening te maken. Wel een uur lang duurde het, vóór de kreten van doodsangst daar binnen verstomd waren. Eindelijk kwam er hulp opdagen. De op de kiel gevluchten werden nog levend opgevischt; doch daarbinnen vond men zeven lijken, die allen de kenteekenen droegen van den dood door verstikking. Er waren er onder de zes dames verscheidene, die het bruidskleed droegen. Prof. Von Bar, een der beste criminalisten van Duitsch- land, hoogleeraar te Göttingen, heeft in de Deutsche Revue een artikel geplaatst over het toenemend duelleeren, dat aan zoovele, meest nog jeugdige personen het leven kost. Na eene historische beschouwing over het duel, komt de hoogleeraar tot het besluit, dat de strafwet het duel wel niet uitroeien kan, maar toch beter kan tegengaan dan de tegenwoordige wet het doet. Hij meent, dat de strafwet meer acht moest slaan op de vraag, wie der duellanten in werkelijkheid de schuld van het duel draagt. De wet moest den rechter verplichten of ten minste machtigen, hem, die op boosaardige of lichtzinnige wijze een ander tot duelleeren dwingt, in het vonnis als den hoofdschuldige aan te wijzen tevens hem, voor wien bijzondere redenen van verontschul diging wegens het aannemen eener uitdaging gelden, vrij van alle straf te spreken. De mogelijkheid van straffeloos heid zou aan de uitgesproken straf te grooler beteekenis geven. Verder zou hij, die een tweegevecht onderneemt, niet, gelijk nu, moeten weten dat hij in elk geval tot niet meer dan langere of kortere hechtenis, in geen geval tot gevangenisstraf veroordeeld kan worden. Er zijn, meent de hoogleeraar, tweegevechten, voor welker hoofdschuldigen gevangenisstraf volstrekt geene te zware straf zou zijn. Ten slotte spreekt de schrijver nog over het zoogenaamde Amerikaansche duel, waarbij het lot beslist, wie van beide partijen zich zelf van het leven berooven moet. Prof. Von Bar gelooft, dat deze soort van duel meer in de fantasie van het schrijvend of lezend publiek dan in de werkelijkheid voorkomt. Het is niet onder de strafwet te brengen, zoolang poging tot zelfmoord niet strafbaar is, want dan kan ook het aansporen tot zelfmoord niet gestraft worden. Maar al vindt de hoogleeraar het Amerikaansche duel iets afschuwe lijks, toch zou hij het niet zonder bedenking vinden, het te verbieden, daar het ten minste de ongelijkheid der wapenen wegneemt, die menig duel niet minder afschuwelijk maakt. Want, vraagt de hoogleeraar, wie handelt straf waardiger: hij, die, zelf een uitstekend schutter, een onge- oefenden tegenstander tot een duel op het pistool uitdaagt, of deze laat3te, die den uitdager antwoordt, dat hij alleen van een Amerikaansch duel wil weten, dat beiden partijen gelijke kansen aanbiedt? De wijze, waarop prof. Von Bar de vraag stelt, toont voldoende aan, welk antwoordt hij daarop geven zou. „The time is out of joint," zoo meldt men o. a. dd. 29 Juli 11. uit Zurich aan de Haarl. Crt. Zoo ooit dan is dat woord op het thans heerschende weder van toepassing. Reeds eenige malen hadden wij hier aan het Zuricher meer morgennevelen als anders eerst in de maand October, en nu meldt de telegraaf uit Arosa, in Grauw- bunderland, dat het aldaar uren achtereen heeft gesneeuwd en het gansche dal dientengevolge in een winterlandschap is herschapen. Gelukkig heeft de zon de grijze dampen en wolken overal weer verstrooid, zoodat de wijngaardenier (de landman heeft zijn graan en hooi reeds in de schuur) nieuwe hoop voedt op een goeden oogst. Inderdaad ver- keeren de druiven, waar de jonge ranken in de Meimaand niet zijn bevroren, in prachtigen staat van ontwikkeling. Jammer echter, dat de phylloxera zoo gruwelijk veld wint. Op dit oogenblik richt dit vernielend insect niet alleen in de kantons Genève en Neuchatel schade aan, maar ook in Waadtland en Zurich. De overheden hebben reeds duizenden besmette wijnstokken laten uitroeien en hunne omgeving laten desinfecteeren. Doch al die maatregelen, vreezen sommigen, zullen niets baten, en werkelijk, wanneer men let op de wonderbaarlijke vermenigvuldiging, waartoe het onheilstichtend diertje in staat is, zal men die vrees niet overdreven achten. Volgens de Allgemeine Weinzeitung legt eene rechtgeaarde phylloxera 40 eieren. De hieruit ontspruitende jongen brengen het tot 1600, de uit dit eierental voortkomenden tot 64,000 enz., zoodat de'stam moeder zich aan het einde van één enkelen zomer in het bezit mag verheugen van 269 biljoen achter-achterklein kinderen. Houd zulk een wasdom eens tegenTe Genève begint men dan ook reeds te denken aan de invoering van nieuwe cultures, met name van den tabaksbouw. In de Weener Neue freie Presse wordt op niet onvermakelijke wijze den spot gedreven met de verheer lijking, waaraan de blaadjes, die op de verschillende bad plaatsen verschijnen, zich schuldig maken. Voorde redactiën dier bladen schijnt de mensch eerst te beginnen met den baron. Zij schilderen in levendige kleuren de bezoekers en noemen onder de aangekomenen vorst Y., gravin Z., markies v. N. met gevolg en dienaars, terwijl zij met een schuchter „en anderen" een paar duizend niet-adellijke bezoekers aanduiden. Alleen door van zeer ver gelegen oorden te komen, kan men er in slagen het gemis aan geboorte te vergoeden. Een Spaansch schoenmaker of een Portugeesch kleermaker is bijna zooveel waard als een Oostenrijksch edelman en een koopman uit Japan en Australië weegt bijna tegen een baron op. De redacteuren van bedoelde bladen hebben ook een benijdenswaardig optimisme en verkeeren steeds in de aange naamste stemming. Als zij brillen dragen zijn het zeker brillen met zacht getinte glazen en hun inkt schijnt niet van galappel en vitriool, maar van honig en rozewater gemaakt tc zijn. Iedere badplaats heeft „krachtige bronnen" of „versterkende lucht;" de „beleefde" hótelier heeft een „uitgezochte bediendenschaar" onder zijn beheer en bewaakt die met nauwlettend oog; onder de gasten vindt men „de schitterendste namen van den hoogen adel;" zij geven de ./heerlijkste feesten;" de dames zijn allen „bekoorlijk" en dragen de „elegantste, prachtigste toilletten" of kenmerken zich door een „navolgenswaardigen eenvoud." Zijn er weinig gasten dan heerscht er „idyllische rust" op de cur-plaats; is het vol dan denkt men aan een „wereldblad." De tooneel- spelers en muzikanten, die zich doen hooren, zijn altijd „beroemd," spelen „brillant" of minstens „verrukkelijk* en genieten den „welverdienden bijval" van het „gedistin geerde kunstminnende publiek." Hoe zwelt mij de borst, dat ook ik tot dat publiek behoor aldus eindigt de schrijver. I-Ienri de Parville wijdt een zyner laatste „praatjes op weten schappelijk gebied" in het Journal des Débats aan een schildering van professor Pasteurs laboratorium, zoowel de vertrekken, waar de entstof gewonnen en bereid wordt, als die, waar de gebetenen wachten en geopereerd worden. De wachtkamer, schreit hij, heeft slechts enkele meters in het vierkant. Wie daarin geen plaats kan vinden, blijft in de gang staan. De wachtenden van icderen ouderdom en beider geslacht, behooren in de provincie of in Parijs thuis; het zijn Russen, Oostenrijkers, Rumeniërs, Italianen, Spanjaarden in hunne nationale klecderdrachten (en Nederlanders zouden wy er by kunnen voegen!); armen, rijken, schamelgekleede arbeiders, elegante hoeren, kinderen, grijsaards, ook soms doctoren, die hunne patiënten begeleiden. Een ieder bedient zich van zyn moedertaalde kinderen huilen en schreeuwen het is de toren van Babel....; op het oogenblik, dat wij het kabinet van den heer Pasteur binnentreden, stelt deze een Russische dame gerost, wier kinderen gebeten werden en verzoekt haar bij zyn schrijftafel plaats te nemen. Tegelijkertijd richt hij het woord tot een andere: „Uw kuur iB afgeloopen, ge behoeft niet langer te wachten." „Dank u," zegt de vrouw ver legen, „maar hoe zal ik weder thuis komen?" „Ah zoo, nu begrijp ik u; binnen een uur zult ge het noodige hebben. Vaar wel en schrijf my eens." Men brengt de glazen, waarin de entstof van acht dagen oud, van eiken dag afzonderlyk, is ver zameld. De heer Pasteur houdt een lyst van de namen der personen, die een kuur ondergaan, in de hand en roept zelf de namen af. „De eerste serie, de laatst aangekomenen," zegt hij. Een jong Italiaansch doctor treedt met 8 boeren uit de omstreken van Bologne voor. Dezen was de vrees eerst om het hart geslagen, nadat ze de koeien zagen sterven, die tegelijk met hen gebeten werden. Sinds zijn reeds bijna 40 dagen voorbijgegaan. Het is misschien wat laat, fluistert Pasteur den tolk in het oor, maar we zullen zien. Het défilé begon met deze Italianen. Prof. Grancher zit aan de tafel, waar de glazen staan. De preparateur neemt het glas, waarin de zwakste stof is, vult daarmede een spuitje, dat ternauwernood een kubieken centimeter kan bevatten en reikt dit instrument den heer Grancher over, die den inhoud doet ver dwijnen in het cellenweefsel onder de huid, waarin te voren met een naald een kleine opening gestoken was, In 2 seconden is alles voorbij. Onze oogen waren op den gebctene gericht, die geen blijken van pijn of verrassing gaf« Zoo ging het verder. Op de Italianen volgden Russen en Franschen, op de eerste serie de tweede. „Aan welken kant zijt gy gisteren gestoken?" vraagt de heer Grancher den eerst nade rende. „Rechts," antwoordt een krasse grijsaard, die voor een week gebeten werd. „Geef dan uw linkerzy!" In een ommezien is de operatie afgeloopen en verwijdert zich de grijsaard lachend en tevreden. Het oproepen der nAmen wordt voortgezet: derde serie. Veel kinderen en veel geschreeuw. De moeder ontkleedt haar kind, het tieren neemt nog toe. De heer Grancher bezit echter een groote mate van geduld en de steek wordt met zekere hand gedaan. Het schreien houdt niet op. „Kom, kom," zegt de heer Pasteur, den kleinen gebctene liefkozend, „we zyn al klaar, ge zijt een flinke jongen." Hy trekt een lade open, die verscheiden koperen muntstukken bevat, legt eenige daarvan den kleine in de hand en zegt: „Ga nu heen en koop daar wat bonbons voor; morgen moogt ge terugkomen om er nog meer te halen." Nog menigmaal ging de lade zoo open en dicht. Voor heden is niets meer te doen. De heer Pasteur heeft 70 personen opgeroepen en dr. Grancher heeft van 11 uur en 10 min. tot 12 uur en 20 min. 70 inentingen volbracht. In de laatste zitting van den geneeskundigen raad voor Brabant (België) heeft prof. Lako eene belangrijke voordracht gehouden over de gevaren, welke voor den mensch voortkomen uit het gebruik van melk en vleesch, afkomstig van parelzieke runderen. Hij acht de melkkoeien byzonder gevaarlyk en vatbaar voor de ziekte, waarschijnlijk tengevolge van verzwakking door het overmatig leveren van melk, terwijl ook de overerfelykheid eene groote rol speelt bij deze ziekte, die door inënting van rund op rund kan worden overgebracht. De ondervinding heeft prof. Lako bewezen dat het vleesch, het vlecschnat en de melk van parelzieke runderen de besmetting meê- brengen en dat dezelfde bacillus, die wordt gevonden by den door longtering aangetasten mensch, ook voorkomt by het door parelziekte aangetaste rund. Hij wees er op, hoe in verschillende landen het geneeskundig staatstoezicht zich deze zaak heeft aangetrokken en van rijkswege inspecteurs zijn benoemd, die een geregeld toezicht houden op al het vleesch en op de melk, alvorens deze in consumptie mogen gebracht worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2