HELDERSCHE EN NIEEWEDIEPËR (01 RAVT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1886. N-.102. Woensdag 25 Augustus. Jaargang 44. „Wij huldigen het goede.' Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal f 0.90. franco per post 1.20. I Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertcntiön: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De vertrekdagen der mails naar Oost-lndië gedurende de uie.and Augustus zijn als volgt 28 Augustus Fransclie mail (over Napels). 31 Augustus Ilollandsche mail (over Marseille). Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Arasterdam: Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u.'s morgens; drukwerken den vorigen avond 8.45. Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk werken 2 u. 's avonds. Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avondsdrukwerken 2 u. 's av. Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgens; drukwerk 10 u. 's morgens. Engelscbe mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg. Om van de aansluiting te Brindisi zeker tc zijn, is het raad zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver zending gebruik te maken. "R1nnen1«.n<i. Gedurende het eerste halfjaar van 1886 werden voor den Indische» militairen dienst aangenomen: 374 Neder landers en 199 vreemdelingen, en gingen er uit de verschillende korpsen van het leger hier te lande in het Oost-Indische over: 55 onderofficieren en minderen. Onder de vreemdelingen waren: 114 Duitschers, 19 Zwitsers, 14 Belgen, 7 Oostenrijkers, 43 Luxemburgers, 1 Deen en 1 Franschman. Aan deze militairen werd aan handgeld uit betaald een totaal van f 191,195,43. Naar Oost-lndië werden, zoowel in detachementen ver- eenigd als afzonderlijk reizende, uitgezonden: 65 officieren en 780 man troepen. Daar het contingent voor dit jaar 2000 is, blijven er nog 1220 onderofficieren en minderen voor de uitzending gedurende het tweede halfjaar over. Naar West-Indië (Cura§ao) vertrokken 1 officier en 21 soldaten. Daar het contingent voor CuraQao en Suriname respectievelijk 30 en 32 militairen is, moeten er in den loop van het jaar nog 9 en 32 worden uitgezonden. Uit Oost-lndië repatriëerden348 Nederlanders, 98 Duitschers, 69 Belgen, 24 Zwitsers, 21 Franschen, 4 Luxem burgers, 2 Polen en 2 Oostenrijkers. Zij verbleven ge middeld 8 jaren in de koloniën. 340 hunner werden gepensioneerd met 100 tot 630 gulden 's jaars. Het totaal bedrag der gedurende dit halfjaar toegelegde pensioenen bedraagt 65,671 gulden. 17) 3M A. ONT -6%.. Door GOLO RAIMUND. De rechter zag de bleeke vrouw aan. „Ook de zeldzame be weegredenen der misdaad; het is een ongehoord, een roerend geval, baron," zeide hy aangedaan. De oude heer geleidde hem naar de deur en de beide eebtgenooten waren alleen. Met moeite verhief Nana zich en waggelde tot Oswalds stoel. „Vergeef mij," snikte zij onder een vloed van tranen, „verlaat mij niet." Hy ontweek baar. „Wat wilt gy van mij," riep hij hard, „wat kan ik voor u zyn, wat zijt gij voor mij? Mijn vertrouwen ge schokt, mijne eere bevlekt, myn misdrijf aan den onverbiddelijken spot der menigte prijsgegeven,, mijn kind gebrandmerkt voor de geheele wereld, als de held van dit schaamtclooze spel welke smart wildet gij mij nog meer berokkenen! Neen, o neen!" riep bij, terwijl bij al knorriger en boozer werd, „er is geen ver giffenis, geen vergeten, slechts haat en verachtinggij leugenaar ster met uw onbeschaamd gezicht. Dit uur scheidt ons voor goed, en vervloekt zyn de oogenblikken, toen ik gelukkig en vertrouwend in uwe armen rustte. Waar is de waarheid geweest in uwe. beloften en kussen waar de leugen? Gy hebt u meesterlyk Van al de wreede en harde woorden had slechts een enkel maar een al te diepen indruk op haar beangst gemoed gemaakt, en dat woord was: Scheiden! Werktuigelijk spraken hare lippen het na. „Is 't dan waar, Oswald, heb ik u verloren?" vroeg zij. „Ik heb mijne eer verloren en gij mij," antwoordde hij. «Mijn God, wat ben ik ongelukkig! Ja wij zijn gescheiden en niet dooi de wet; verbeeld u nooit dat ik gedachteloos heb gehandeld, troost u nooit met de hoop dat mijne liefde weder zal ontwaken. Neen, mijn eigen, vrjje wil scheidt mij van u, deze wil is gehard door verachting en wrevel, sterk genoeg om de hulp der. wet te kunnen missen, en myne standvastigheid zal u bewijzen, dat ik het nimmer zal vergeten en hoe mij geschokt heelt de smaad, dien gij my hebt aangedaan. Dit vrijwillige, dit voortdurend mij losscheuren van u zal er getuigenis van afleggen, dat ik geen deel heb aan dit boosaardige spel, al mag dan ook de wereld ons beiden veroordeelen." „Oswald, Oswald, laat God oordeelen," smeekte de ongelukkige vrouw, „moge Hij genadiger zyn jegens u dan gij jegens mij, als ooit de gedachte in u opkomt of gij mij soms te hard hebt geoordeeld." Hij hoorde hare laatste woorden niet meer, haar zwak klinkend geluid bereikte nauwelyks zyn oor, toen hy zich hoenspoedde. Nana bleef, zy wist het, dat alles nu uit was. Daarbuiten hoorde zy heen en weêr loopen, deuren werden opengedaan en gesloten, en ondertusschen kon zij ook duidelijk Constantijns stem onderscheiden. Een half uur later kwam een rytuig voor Nana waggelde, door angst gedreven, naar het venster. Kleederen en pakketten werden er in gelegd, toen kwam de knaap jubelend aangesprongen hy reed zoo graag met het vlugge bruintje, en daarna volgde Oswald met den ouden baron. Nana voelde haar hart niet meer kloppen, zij wilde roepen, maar de keel was haar als dichtgesnoerd, zij kon slechts voor zich uitstaren, zonder zich te bewegen. Oswalds gelaat was als uit steen gehouwen, geen blik sloeg hy om zich heen, op de plek van zyn gelukkig verleden, geen blik tot haar, die als ver- stijfd daar zat, eerst toen de paarden wegreden, keerden beweging en wilskracht terug. „Oswald 1" riep zy het venster openend, Uit de West-Indische bezittingen keerden 14 onder officieren en minderen terug, die gemiddeld ruim 13 jaren daar vertoefden en gepasporteerd of gepensioneerd den dienst verlieten. Wat het zwaarste is, moet liet zwaarste wezen, zegt Ons Noorden: „Een half-ontvolkte school, dat is het toppunt van ellende voor alle Nederlanders, die de volksontwikkeling voor reke ning van den Staat op No. 1 zetten. Tal van liberale bladen hieven als in koor de vorige week de jammerklacht aan, dat in een groote streek van Friesland de veldarbeid schier alle scholen ledig laat. Smart, diepe smart sprak uit het bericht der ontwikkeling- minnende pedagogen, dat in Friesland nog zooveel ontaarde ouders gevonden worden, die hunne kinderen het geestes voedsel der school onthouden, om hen te laten wroeten in de klei. Ontaarde oudersMaar neen, ontaarde en dwaze schoolmeesters, die zoo'n klacht aan het bureau eener courant afgeven; dwaze dagbladschrijvers, die zoo'n klacht overnemen, om in wijder kring bekend te maken hoe in Nederland de zegen van het onderwijs nog verschopt wordt. Zouden die lieden misschien liever zien, dat de vruchten op het veld maar te rotten stonden, mits de schoolbanken goed bezet bleven? Of meenen zij dat iedereen maar knechts en meiden kan huren, om zijn kool en rapen binnen te halen? Zij vergissen zich sclu-omelijk, als zij meenen, dat de rekening van den grooten en van den kleinen boer even gemakkelijk opgemaakt en vereffend wordt als de rekening der openbare school. Onze Friesche landbouwers zullen zich, hopen wij, aan deze en dergelijke klachten over gemis van belangstelling in het onderwijs weinig storen. Zoolang zij kunnen, zenden zij hunne kinderen trouw naar de schoolMaar in de dagen van den zaai of den oogst, als de kleine handen hun menigen dienst kunnen bewijzen, handelen zij volkomen naar oude gewoonte, zonder aan iemand rekenschap ver schuldigd te zijn van hun doen en laten. Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen, en de behoeften des huisgezins wegen zwaarder dan de behoeften der school. Moge ook onze wetgever dit nimmer uit het oog ver liezen Oswald 1" Maar hare stem vervloog in deu avondwind Nana had hem verloren. Na ecne hevige bezwijming, waarin de dienstboden haar hadden gevonden, ontwaakte zij in eene verdooving. Zij was geheel alleen, niemand stond troostend, raadgevend of vergevend aan haar eenzaam ziekbed, zij was verlaten door alles, wat haar eens gelukkig had gemaakt. Mevrouw Van der Meulen was door de tijding, die de baron haar had gebracht, zoo diep gekrenkt in haar streng gevoel van welvoegelijkheid, dat men de beroerte, die zij spoedig daarna kreeg, alleen toeschreef aan hare ontsteltenis. Hare sterke natuur kwam evenwel de ziekte te boven, maar niet den toorn tegen Nana, op wier oprechtheid zij kasteelen zou hebben gebouwd. Voor haar gold de beweegreden tot deze daad niets. Mevrouw Van der Meulen was eene brave, praktische, rechtschapene vrouw, zij kende waarheid en leugen [als twee vaststaande begrippen, maar zij wist er niets van, hoe liefde en hartstocht het menschen- hart kunnen verleiden. Zoo was het teruggekeerd bewustzjju nauwelyks een zegen voor Nana, want het bracht haar maar al te helder hare ellende voor den geest. Zij bemerkte niets dan den benauwden blik der dienstboden, zij durfde niet te vragen naar hem, aan wien zij dag en nacht dacht. Na ecnige weken was Nana in zoo verre, hersteld, dat zij voor de juist in dien tijd plaats hebbende rechtszittingen verschijnen kon. Hel ongehoorde opzien, dat die gebeurtenis had veroorzaakt, trok eene menigte zoowel nieuwsgierige als belangstellende toe hoorders. De gerechtszaal was eivol, galery en tribune dicht bezet. Noch het fluisteren der menigte, noch de deltige ernstige gezichten van de gezworenen konden Nana in de war brengenhet vonnis, dat haar vernietigen kon, was immers geveld. Maar haar oog zocht den onverbiddelijken rechter, die haar tot eeuwige ellende veroordeeld had, haar oog zocht slechts een straal der vroegere liefde in zijn somberen blik, en ach, deze blik wendde zich van haar af. Het proces duurde kort, want Nana bekende haar misdrijf volkomen. De baker was dood, de actrice ook; er waren geene getuigen noodig dan Oswald. Nana bevestigde wat het onderzoek aan het licht bracht, zij voegde er nog aan toe, dat de ware moeder haar kind op haar sterfbed nog eens gezien en gezegend had. Een bezoek by eene vriendin harer jeugd had tot voor wendsel moeten dienen voor de reis, die Nana destijds tot dit doel met den knaap ondernomen had, om deze vrome plicht to vervullen. Daarmede was het verhoor afgeloopen; aan den verdediger blcof het overgelaten om op de verzachtende omstandigheden te wijzen. De rede was meeslepend en overtuigend, het snikken der vrouwen, het gemompel, dat steeds luider werd en den presi dent noodzaakte tot stilte aan te manen, toonde duidelijk, hoe het volk er door was aangegrepen. Nana bleef het kalmst van allen. Toen de gezworenen terug keerden, toen de vergadering in spanning was over de dingen, die komen zouden en aller oogen op Nana gericht waren, hing haar blik onafgewend aan haar echtgenoot, en eerst toen zij hem, nadat het „schuldig" was uitgesproken, zag beven en verbleeken, werd zy angstig en onrustig. Het vonnis luidde, in aanmerking genomen verzachtende omstandigheden, drie jaren tuchthuisstraf, en de gezworenen bevalen haar aan de genade des konings. Van de correctioneele kamer der Arrondissements rechtbank te Amsterdam geeft het P. v. J. het volgende schetsje: „Daar verschijnt na de pauze voor de Rechtbank het overblijfsel van een vrouw, die eens aanspraak moet hebben kunnen maken op zekere onderscheiding, daar nog haar profiel een verloop bezit van neus, mond en oogen, dat elementen toont van schoonheid. Maar hoe hebben drank en losbandigheid dat lichaam ontzenuwdDe gestalte loopt niet, zij wankelt voort, als buiten staat zichzelf te dragen. De oogen, dik omrand, staan flets en waterig de koonen hangen slap van de kaken; de zwart grijze haren, ordeloos opgebonden, omfladderen het groezelig getinte aangezicht in wilde golvingen. Nu staat zij voor de balie en ondersteunt het hoofd met beide armen, als om zich te hoeden voor ineenzakken, en haar japon, die haar omhult als een wimpeldoek, toont den achterstaanden toeschouwer een mengeling van zwart en grijs, met grauw witte plekken van versletenheid als kladden stopverf. Aldus de uiterlijke verschijning van de 34jarige bordeelhoudster Th. N., Duitsche van geboorte, thans woonachtig te Am sterdam op den O. Z. Voorburgwal, en aangeklaagd van in den nacht van 22 op 23 Juli 11. de bij haar inwonende vrouw J. R. onverhoeds, in dronkenschap, met een flesch zoodanig tegen het voorhoofd te hebben geslagen, dat gemelde J. R. hevig bloedend bewusteloos neerviel, tegen het raam aansloeg, en aldus daardoor op straat terecht kwam, met het gevolg, dat zij een dag of veertien in het gasthuis moest verpleegd worden. De beklaagde geeft, in haar achtelooze houding, den voor zitter nauwelijks eenig antwoord -dan in monosyllaben, ook niet nadat de officier, op grond van het ernstige der verwon ding, haar veroordeeling geëischt heeft tot een gewone gevangenisstraf voor den tijd van één jaar. Zij schudt alleen het hoofd en mompelt wat; dan sjokt zij henen, de deur uit, de toeschouwers achterlatende onder den indruk van haar rampzalige en walgelijke verschijning." Het Nederlandsche hoofdcomité, hetwelk zich heeft gevormd met het oog op de viering van het gouden priester feest van Z. H. Paus Leo XIII, heeft ter opluistering der Tentoonstelling, die bij deze gelegenheid zal worden ge- houden, de medewerking ingeroepen van de Katholieke Oswald was geheel verslagen op zijn stoel neergezonken, en een oogenblik was het, alsof een straal van hoop in Nana's hart scheen. Zij maakte eene beweging, alsof zij naar hem wilde gaan voor 't oog der verbaasde, gapende menigte, maar de oude baron kwam haar voor, hij greep Oswald bij den arm en trok hem weg van de plaats, waar honderden nieuwsgierig wachtten. Zoo ging zij dan alleen, gelijk zij gekomen was, maar luide toegejuicht van alle zijden, want algemeen was de bijval, dien zij genoot. In de gerechtszaal wachtten iiaar verdediger en de president haar op, die haar meedeelden dat men haar uit bijzondere gunst zou toestaan, onder zorgvuldige bewaking het bescheid des konings af te wachten, dat waarschijnlijk op het dadelijk ingediend ver zoek om genade gunstig zou luiden. Reeds de volgende morgen bracht dit bescheid. Zij weende toch tranen van dank, ter wille van Oswald. De laatste vreesclijke smaad bleef hem gespaard. Weinige dagen later, toen zij reeds weder op Eltach was teruggekeerd, wekte een brief van haar man haar op uit de verdooving, waartoe zij vervallen was.. Hij deelde haar nog eens het besluit mede om afgezonderd van baar te leven en zeide tot haar, dat hy, om een terugkeer naar Eltach en een pijnlijk weerzien te vermijden, de regeliog zyner financiën en de ontbinding van bet pachlcontract met mevrouw Van der Meulen aan een gevolmachtigde had overgegeven, dat hij verder de tamelijk onbeduidende bezuinigingen der laatste jaren aan haar zou verantwoorden. Van zijne verdere plannen, van Constantijn, het kind, dat in liefde en smarten toch al lang het hare was geworden, sprak hij geen enkel woord. Nana ge voelde, dat zij geen recht had, de reden daarvan to vragen, zij verzocht in haar antwoord slechts om een liefdevol aandenken en weigerde met zachte vastberadenheid eiken steun van een man, wiens liefde en achting zij verloren had. Er verliepen nu weken van de pijnlijkste onzekerheid voor haar; een brief aan mevrouw Van der Meulen, waarin zij al haar smarten had uitgestort, bleef onbeantwoord, de bekenden van vroeger bleven weg, de eenzaamheid bij haar kwellend ziele- lijden, de onmogelijkheid, met iemand, die haar na was of haar zou begrepen hebben, te beraadslagen of open te spreken, bracht haar in eene volslagen melancholie. Eindelijk kwam Siegmund, en met hem ten minste de beslissing van haar uiterlijke omstandigheden. Was het haar euvel te duiden, dat zij, door alle mcnscheu verlaten, zich dankbaar en hulp zoekend, aan het ecnige wezen toevertrouwde, dat in deze ellende tot haar kwam? Hy was noch zachtzinnig, nog vriendelijk jegens haar, maar hij sprak toch tot haar, sprak over haar toestand, over hare toe komst, noemde Oswald's naam. Tranen en woorden waren eene verlichting voor Nana ééne menschenziel had toch op de wyde wereld aan haar gedacht. Maar men moet zoo diep ongelukkig zijn, als deze vrouw, zoo geheel verlaten en hopeloos, om niet te gevoelen hoe hard en onvergeeflijk Siegmund zich aanstelde. Hare gunst had hij niet meer noodig voor het bezit van Eltach, integendeel, zij, de ver- stootcue, zou te eenigen tijde een voorwerp zijner genade w.orden en de bleeke, van verdriet verkwijnende vrouw had geene aan trekkelijkheid voor hem, zooals eens het vroolijke, schoone meisje. Intusschen trok hij zich ijverig de zaken aan, om schijnbaar in het belang van mevrouw Barbara en zelfs van Nana orde te brengen in de gesteldheid van het landgoed. (Vervolg op pag. 4.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1