HELDERSfHE
EV NIEUWËDIEPEK COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad yoorHollands Nooriertwartier.
1886. N°.109.
Vrijdag 10 September.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
St. Auiialeen te Hydaard.
POSTKANTOOR HELDER.
„Wij huldigen
het goede."
Yenchijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 cents, elkt
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Helder vestigen de aandacht van belanghebbenden op de
bekendmaking van Burgemeester en Wethouders van Wonseradeel,
Provisoren van bovenvermeld door Trijn Fedderiks Meinsma en
Benedictus Tibbinga gesticht leen, waarbij worden opgeroepen
sollicitanten naar een studiebeurs, om zich voor 1 October e. k.
bij de bestuurders, de beeren L. Britzei Lzn. en H. Kingma Mzn.
te Makkum aan te melden.
Helder, 6 September 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de eerste helft der maand Juli.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
Mcj. A. BoeklageAmsterdam.
P. Coben
Mej. M. Meijnders
P. Reinncn
Tryntje OudenbergTexel.
LankhoutUtrecht.
E. A. Halbersma
Briefkaarten
P. G. Reijdcl Amsterdam.
C. Leupcn
R. BaanstraHelder.
Brieven, verzonden geweest naar Amerika:
H. GijsbertsPcnsacola.
N. Drijver
D. v. DijkLonden.
De Directeur van het Postkantoor te Helder,
P O L V L I E T.
24)
N AN A.
Door GOLO RAIMUND.
Nana hoorde baar de trap opgaan, maar zij lette er niet op,
dat Manuela onmiddelijk daarna wcêr naar beneden kwam. Ilare
treden konden ook wel wat zachter geweest zijn, dan gewoonlijk.
De kamer, waarin Nana met bet kind zich bevond, lag aan den
togenovergestelden kant van het park en zoo kon Nana niet zien,
dat Manuela een lichte mantille over de schouders geworpen en
een stroohoed op den arm genomen had, en in weerwil van de
gloeiende hitte, die zij anders zorgvuldig vermeed, daar buiten
onder de schaduw heen en weör wandelde.
Hier en daar plukte zy een bloem, die haar beviel. Zij had
zoo lang de pracht der bloemen in potten of schoono ruikers in
hare kamers mogen bewonderen en liet hebben, dat zij ook na
nog, bij meer vrijheid, een voorliefde voor dit sieraad in hare
kamers had.
Al spelende en zonder plan verwijderde zij zich altyd verder
van huis, totdat de sierlijke bloembedden ophielden en schaduw
rijke boomen haar omringden. En nu verhaastte zij hare schreden
tot zij aan het meer kwam en, onder neêrhangende wilgentakken
aan den lagen oever, de plaats naderde, die haar vooral lief was
en waar Constantijn meestal met Nana samenkwam, wanneer
deze niet zoo lang durfde wegblijven, als de weg naar het hout
vestershuis eischte.
Het jonge meisje droeg den ruiker in de hand, dien zy gemaakt
had en speelde met eenigc verlegenheid met dc prachtige bloemen,
die zy zoo zonder nadenken geplukt had. Zij wilde Constantijn
bericht brengen, dat hy niet te vergeefs zou wachten, en nu,
toen zij nabij de plaats was, waar zij meende, dat hij wachtte,
was zij in twijfel, of het, zonder verzoek en goedvinden van
hare tante, wel gepast was, en zij was angstig bij de gedachte,
hoe hij hare zorg wel opnemen zou.
In de weinige weken van hare kennismaking met hem was
hij veranderd. Dat kon men niet ontkennen. Zijne onvriendelijk
heid en bitterheid, zijn afkeer van haar, zoo opzettelijk getoond,
waren lang geweken voor de betoovering van hare schoonheid,
voor hare zachte, hartelijke toegevendheid, voor de ongeveinsde
achting, die zij hem bewees. Maar toch was hij geen blinde aan
bidder van hare bekoorlijkheden. Manuela hoorde van hem soms
in één nur meer berisping, dan van anderen gedurende haar
ganschc leven. Maar zij gevoelde altijd, dat hij gelyk had, en
als zij dan treurig werd over haarzelf cn hare zwakheid en hij
tot haar sprak, dan klonk zijn stem zoo liefderijk en bemoedigend,
dan rustte zijn blik zoo warm en glinsterend op baar, dat zij
den haren dikwyls afwenden moest in een onverklaarbaar gevoel
van bangheid en van geluk.
De bank onder de treurwilg was leeg. Zou hij ongeduldig
over het wachten reeds vertrokken zyn? Maar toen zij nader
by kwam, ontdekte zy hem tegen den stam van een ouden iep,
vast ingeslapen. Zyn hond lag naast hem in het gras. Het dier
beurde het hoofd een weinig op, maar het kende het meisje
en stelde zich tevreden met knipoogen cn kwispelstaarten. Het
was even vermoeid als zyn meester.
Als vastgenageld bleet Manuela staan. Vol van liefde cn
geluk rustten hare oogen op de jonge en krachtige gestalte, op
de mannelijke, door de zon bruin gemaakte trekken, die zij nooit
zoo lang en zoo ongestoord had durven beschouwen, wnnneer
zy vreezen moest den blik zyner heldere, ernstige oogen te ont
moeten.
Lang uitgestrekt lag hy in het weeke gras, met de armen
onder het met lokken bedekte hoofd, terwyl zyn geweer naast
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indie gedurende de maand
September zyn als volgt
11 September Hollandsche mail (uit Amsterdam).
11 September Hollandsche mail (over Marseille).
11 September Franscho mail (over Napels).
17 September Engelsche mail (over Brindisi).
21 September Hollandsche mail (over Marseille).
22 September Hollandsche mail (uit Amsterdam).
25 September Franschc mail (over Napels).
Laatste buslichtingen aan bet Postkantoor te Amsterdam:
Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 's morgensdrukwerken
den vorigen avond 8.45.
Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk
werken 2 u. 's avonds.
Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avondsdrukwerken 2 u. 's av.
Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgensdrukwerk
10 u. 's morgens.
Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.drukwerken 10 u. 's morg.
Om van de aansluiting te Brindisi zeker te zijn, is het raad
zaam daags te voren, op hetzelfde -uur, van de voorloopige ver
zending gebruik te maken.
Binnenland,
De minister van Oorlog brengt ter kennis van belang
hebbenden, dat tegen 19 October a. s. weder pupillen op
de Pupullenschool te Nieuwersluis zullen worden geplaatst.
Van de op dien datum openstaande plaatsen zullen er
wellicht eenige kunnen worden vervuld door zonen van
niet-militairen (onder „niet-militairen" worden ook begrepen
ge pasporteerde militairen en schepelingen), tegen be
taling eener jaarlijksche bijdrage van f 50, in het begin
van ieder kwartaal, bij vooruitbetaling, telkens voor een
vierde gedeelte, te voldoen; de overige plaatsen worden
kosteloos vervuld door zonen van hen, die in die dienst,
hetzij als militair, hetzij als schepeling, gepensioneerd,
gegageerd of overleden zijn. De ouders of voogden, die
verlangen, dat hunne zonen of papillen tot de school worden
toegelaten, behooren de aanvrASg daartoe, bij een op ge
zegeld papier geschreven rekwest, vóór of uiterlijk op
1 October te richten tot den minister van Oorlog. Zie
verder de Staatscourant van 7 dezer.
hem tegen den boom stond. De warmte en het wachten hadden
hem in slaap gebracht.
Onzeker en overleggend, misschien wel geboeid door den aan
blik van den geliefden man, bleef zij staan. Zou zy wachten
tot hy ontwaakte neen, dat ging niet hem wakker maken
dat zou ongepast zijn. Manuela moest haar plan opgeven maar
zij deed het ongaarne. Zij had zoo gaarne met hem gesproken
in weerwil van hare verlegenheid op dit oogenblik. Zij ging
langzaam om den boom heen, gevolgd door dc blikken van den
knipoogenden hond. Daar stond zijn geweer, en aan een plotselingen
inval toegevend, waarvan zij later ook geen rekenschap geven
kon, stak zij haar ruiker in den loop en sloop door het bosch
weg.
Tot nu toe had de hond gezwegen, maar bij dit zeldzaam en
in elk geval aan de jacht vreemd verschijnsel, begon hij zacht te
brommen, cn als Manuela, bevreesd door de gedachte, dat Con
stantijn nu ontwaken en de bewerkster van deze onmiskenbare
hulde kennen zou, sneller haren weg vervolgde, stond de hond op
en sloeg aan.
Oogenblikkelijk ontwaakte de jager. Hij stond op, zag om zich
heen en bemerkte niemand. Slaapdronken wreef hij zijne oogen
uit en keek overal rond of Nana ook naderde. Hij was alleen
en toch bleef de hond blaffen. Hij moest dus iets in den neus
hebben cn als een echt jager greep Constantyn naar zijn geweer.
Maar hij liet verbaasd de hand zinken. Hij zag den loop met
bloemen geladen en dat ontlokte aan den ernstigen jager een
vroolyken lach. „Dat was het dus, oude, eerlijke Turk" dacht hij,
toen hij met twee sprongen aan den rand van het woud kwam
in welks richting de hond scheen tc blaffen, om zoo mogelyk de
boschnimf nog te ontdekken, die hy in zijn droom gezien en die
zeker de welriekende gave gebracht had.
Maar het gouden zonlicht speelde tusschcn de bladeren en
huppelde op het kronkelend pad, waar geen boschnimf was te
zien. Maar daar daar ginds op die kromming van den weg,
daar glinsterde een wit gewaad, dat dadelijk verdween. Een lach
van vreugde vloog over het ernstige gelaat van den man. Hij had
juist geraden. De nimf was hem verschenen.
Nadenkend keerde hij terug, nam de bloemen uit den loop
en drukte ze aan zyne lippen. Was zij dan zoo lief voor hem
En hij had nog kunnen twijfelen aan den weg dien hij door het
leven te bewandelen bad!
Constantyn zag op zijn horloge. Het was ruim vier uur, en Nana
was altijd te precies, dan dat hij haar nu nog kon verwachten.
En zijn wensch om haar te spreken was daarenboven minder
levendig geworden. Wat hy haar mede tc dcclcn had, moest toch
uitgesteld worden.
Hij wierp het geweer over den schouder en sloeg insgelyks
den weg in, waarop hy het witte kleed van Manuela had zien
blinken. Maar hoe hij ook tuurde rechts en links, hij zag niets
meer van haar. Zy had waarschijnlijk een der zijpaden ingeslagen,
die wéér op den weg uitkwamen, welke naar het meer liep. Hy
ging toen naar zijn eenzame woning. Dc warmte was drukkend
en, zooveel als hij onder de hooge boomen kon bemerken, begon
de hemel een dreigend uitzicht te verkrijgen. Hy had nog een
tamelijk langen weg voor zich. Toen bij de open plaats bereikt
bad, waarop zyne woning lag, zag hij het onweder zwaar en
donker over het bosch hangen. Juist toen hij onder dak was,
klonk de eerste donderslag over zijn huis en hij dacht aan
Manuela en haren ziekelijken angst voor het onweder. Berisping,
bespotting en redeneering waren tot nu vergeefsch geweest. Het
was daarom een geruststellende gedachte voor hem, dat zij nu
wel thuis zou zyn, Op den wervelwind, die als een gevleugelde
Uit het onlangs verschenen Jaarverslag aan den
Koning blijkt, betreffende den dienst der telegrafen in
Nederland gedurende het jaar 1885, o. a., dat het rijks-
telegraafnet op 1 Januari 1886 bestond uit 4700.7 kilo
meter telegraaflijn en 16780.3 kilometer telegraafdraad, een
vermeerdering aanwijzende van respectivelijk 159.2 en 270.5
kilometer tegen 1 Januari 1885. Het aantal nieuw geopende
rijkskantoren bedroeg 15, waarvan 11 voor telefoondienst
ingericht; door bijzondere ondernemingen werden 18 nieuwe
kantoren geopend hierdoor bedroeg het getal rijkstele
graafkantoren op 't einde van 1885 303, waarvan 72 voor
telefoondienst, dat der bijzondere ondernemingen 292. Op
164 van de 231 gewone rijkskantoren waren post en telegraaf
vereenigd.
Van de 3,444,698 betaalde telegrammen, in 1885 behan
deld, werden van 39,355 de kosten met telegramzegels voldaan,
tegen 35,133 in '84. In bet binnenlandsch verkeer werden
19,018 dringende telegrammen gewisseld, in bet buitenlandseh
verkeer 32,670, respectivelijk 1538 en 4355 meer dan 't
vorige jaar, terwijl binnen Nederland 10,565 en tusschen
Nederland en vreemde Staten 703 telegrafische postwissels
werden verzonden, d. i. respectivelijk 384 meer en 139
minder dan in '84. Van de bevoegdheid om het collati-
onnement te betalen werd nagenoeg geen gebruik gemaakt.
Bij vergelijking van het verkeer van 1885 met dat van
1884 blijkt, dat bet binnenlandsch verkeer met 1.051 ten
honderd is af- en het geheele verkeer te zamen genomen
met 3,729 ten honderd is toegenomen.
Het met de laatst aangekomen mail ontvangen nummer
der Java-Bode behelst de volgende regelen:
„De suiker gaat in den laatsten tijd weêr achteruit.
Thans zijn er zelfs tegen f geen zaken meer te doen
en mag men enkele berichten uit Midden Java gelooven,
dan moet er op een groote partij suiker, welke door tus-
schenkomst van de Handelmaatschappij werd opgeveild,
niet meer dan f 6| geboden zijn.
De uiterste grens, waarop nog fabrieken, welke in zeer
goede omstandigheden verkeeren, kunnen werken, winst
maken reeds niet meer, is dus bijna bereikt. Komt er geen
bode vooraf ging, volgden weldra zware regendroppels en schit
terende bliksemstralen. Een verdoovende donderslag schokte het
geheele licht gebouwde huis. Het onweder ontlastte zich met een,
zelfs in deze bergstreken, ongewone hevigheid. De kruinen der
boomen, die voor den storm bogen, schenen elk oogenblik
als ir> vuur te gloeien. Constantijn stond aan het venster en
beschouwde het verheven tooneel, dat hij van der jeugd af aan
gaarne gezien had. Vóór hem lag de weide, geheel door boomen
omringd, en toen hij even den blik aftrok van de donkere, vuur-
dragende wolken en dien liet ronddwalen, zag hij zeer dicht bij
het huis een in het wit geklcede gestalte, die uit de schaduw
der boomen met de snelheid van een vervolgd hert op het huis
toeylde.
Met een sprong vloog hij op en opende de deur byna op
hetzelfde oogenblik, dat Manuela er voor stond en half dood van
angst en uitputting in zijne armen zonk. Hij droeg haar meer in
de kamer, dan hij haar leidde. Zij was zoo ontsteld, dat zij zich
geheel aan hem overgaf. De regendroppels hingen zwaar in het
donkere haar. Hij droogde ze teeder met een doek af en zag
bezorgd in haar gloeiend en verhit gelaat. Hij liet zich herhaal
delijk verzekeren, dat zij geen drooge klecderen noodig had. Hij
riep zijne dienstmeid, om wijn en frisch water te brengen en
maakte haar den verkoelenden drank klaar, zooals hij het dikwijls
van Nana gezien en bespot had.
Intusschen hield het onweder niet op. Zij stonden dicht
by elkander, de tweo jongelieden, hand in hand. Bij eiken nieuwen
donderslag sidderde het meisje hevig en met de hand bedekte zij
beschermend hare oogen tegen de schitterende bliksemstralen.
„Kijk er niet naar," zeidc Constantijn, met moeite zijne sterke,
innerlijke ontroering bedwingend.
Hij legde haar hoofd tegen zyne borst en zij liet het geschieden.
Geen van beiden sprak een woord, maar bij eiken donderslag,
die haar verschrikte, gevoelde zij den druk van zijne omhelzende
armen. Zy hoorde, hoe zijn hart klopte, en vreesde bijna den
storm in zijn borst meer dan de orkaan daarbuiten. Zoo stonden
zij langen tijd zwijgend in dezelfde houding. Eindelijk verdween
ook het laatste rommelen des donders, terwijl de regen zachtjes
nederviel. Manuela beurde het schoone hoofd op.
„Het is voorbij," zeide zij diep ademend. En zonder de oogen
naar hem op te heffen, gevoelde zij toch, dat zijn blik vast op
haar rustte.
„Wat is voorbij?" vroeg hy zacht met onderdrukte stem, „de
storm of het geluk? Laat het blyven bestaan, Manuela, blyf
waar gy zijt," ging hy voort zonder haar los te laten, terwijl
zij verrast en in verwarring zweeg. „Of hebt gij niet veilig
aan myn hart gerust? Gelooft gij niet, dat het voor u een steun
en een schild kan zijn, ook tegen de stormen van het noodlot?"
„Ja," zeido zij met een heldere stem, en zoo vast en overtuigd,
dat het hem deed sidderen van geluk.
„Zie om u heen," vervolgde hij. „De woning, die ik u aan
biedt, is eenvoudig en klein, maar zeg mij, Manuela, of zij niet
groot genoeg zal zijn voor onze liefde. Zeg mij, of gij hier,
ver van de wereld met mij alleen gelukkig kunt en wilt zyn?"
„O mijn God," zeide het jonge meisje en streek, als uit een
droom ontwakend, de rijke, zwarte lokken uit haar lief gezicht,
„mijn God, hij bemint my
De jonge man hief haar tot zich op, en zij liet het toe, dat
hij haar voorhoofd en hare wangen kustte en den frisschen,
schoonen mond. En zij stortte haar blij gevoel in een vloed van
tranen uit.
„Manuela," vroeg hij eindelyk, „zijt gij dan ook gelukkig?"
(Vervolg op pag. 4.)