Men schrijft ons van Texel, dd. 15 dezer: «/Hedenmorgen is het lijk van den verongelukten schipper Eelman door Heldersche vletterlieden aan den Razenden Bol opgevischt en hedenmiddag dat van Tuinder, den knecht, aan het Hoornder strand gevonden, zoodat thans de treurige zekerheid bestaat, dat beide ongelukkigen hun dood in de golven hebben gevonden. Reeds is men bezig door middel eener op aanstaanden Woensdag door uwen plaatsgenoot, den heer Weber, te houden lezing, gelden voor de weduwen en weezen in te zamelen." Zelden heeft eene openbare verkooping van roerende goederen binnen Roermond zooveel toeschouwers getrokken als die, welke dezer dagen in bet bisschoppelijk paleis aldaar is gehouden. Iedereen verdrong zich, om een voorwerp, hoe klein dan ook, als een aandenken van wijlen den diep betreurden mgr. Paredis te bezitten. Uit Hoogwoud wordt gemeld, dat op weiland en akker alle handen druk aan den arbeid zijn. De zon heeft het graan spoedig, volgens sommigen te spoedig, doen rijpen. Koren, gerst en haver geven gering beschot, maar de hoedanigheid laat niets te wenschen over. De aard appelen hebben weinig van de ziekte te lijden, doch zijn te vroeg gestorven, om groot van stuk te zijn en daardoor veel op te leveren. De koeien hebben nog steeds veel gras; het nahooi is ruim en best. Het hoornvee is gezond; de varkensziekte evenwel richt grooie verwoestingen aan in die streken. Zaterdag 2 October a. s. zal te Utrecht worden aan besteed het bouwen van een kazerne C. a. voor een regiment vesting-artillerie aldaar; raming f 466,000. Gisteren werd te Amsterdam de zaak behandeld contra H. Geel, beschuldigd van poging tot moord op den heer J. D. Stork, commissaris van politie in de 5de sectie te Amsterdam. De feiten mogen wij als bekend onderstellen. Op Zondag 4 Juli jl. bevond de heer Stork, commissaris van politie te Amsterdam, zich in het Volkspark, alwaar een vergadering van den sociaal-democra- tischen bond werd gehouden. Daar was het dat de beschuldigde Geel op den heer Stork toetrad en onder de woorden, „zal je ons nog langer trotseeren," een revolverschot op hem loste. Door eene zijwaartsche beweging ontging de heer S. den kogel. Geel werd in hechtenis genomen en had zich gisteren voor de vierschaar te ver antwoorden. Acht getuigen verschenen ter terechtzitting. Hunne verklaringen leverden niets nieuws op. De heer Stork verklaarde o. a. dat hij, uit het vergaderlokaal buiten komende, hij het gebouw van den conciërge een vijftal mensclien zag staan, die hem sterk aankeken. Plotseling trad Geel, die in hun midden was, te voorschijn en de aanslag geschiedde. Bij zijn eerste verhoor voor den heer Stork verklaarde Geel „met weerzinwekkende bedaardheid," dat hij hem had willen dooden. Met dat plan had hij den heer S. opgewacht. Desgevraagd antwoordt de heer S. nog, dat tusschen den aanslag en G.'s eerste, verhoor ongeveer een uur verliep. Besclnddigde was bij dat verhoor uiterst kalm. Oj) eene vraag van mr. Boot, verdediger van Geel, antwoordt de heer S., dat hij hij zijne komst in het Volkspark G niet dadelijk heeft opgemerkt. Evenzoo dat op den bewusten dag de inspecteur Doornenbos in botsing is geweest met den stoet, die zich gevormd had bij dc aankomst van Domcla Nieuwenhuis. Maar de sabel is niet gebruikt, „alleen het stokje is er eventjes uit geweest." Op dit alles verklaart G., dat hij bij zijn verhoor op het bureau zeer zenuwachtig was, tengevolge van de onaangename bejegening, die men hem daar zou aangedaan hebben. Den heer Stork is van zulk eene bejegening niets bekend. Geel was z. i. zeer kalm. De rechercheurs Wagener en Panhorst, die beschuldigde per rijtuig naar het bureau voerden, verklaren dat G. onderweg hun medegedeeld heeft, dat hij den lieer S. heeft opgewacht, met het plan hem te dooden, niet uit persoonlijken haat tegen dieu ambte naar, maar om de zaak." De winkelier in galanterien Gille verkoopt revolvers als die waar mede de poging is begaan. Maar hij kan niet verklaren een zoodanig wapen aan Geel verkocht te hebben. Get. De Boer, conciërge van het gebouw in het Volkspark, ver klaart, dat Geel is bestuurslid van den bond en dat het, zoo het al niet diens taak is, dan toch op diens weg ligt de orde op het terrein buiten de zaal te handhaven en dus daar te surveilleeren. Get. Mater, secretaris van den bond, zegt, dat Geel dit kon, maar niet behoefde te doen. De Boer verklaart verder, dat beschuldigde in het algemeen kalm is, maar zich wel eens zenuwachtig maakt. Van zenuwtoevallen, waaraan G. zou lijden, weet hij niets. Bij zijn verhoor door den Voorzitter, geeft G. op, dat hij niet weet, of hij, op het oogenhlik van het schieten, den wil had den heer S. te dooden. De voorzitter wijst G. er op, dat hij door deze opgave afwijkt van hetgeen hij èn in de instructie èn voor den heer S. heeft verklaard. In de instructie verklaarde hij, den heer S. te hebben willen dooden en ten bureele zelfs, dat hij met dit plan den heer S. had opgewacht. Op dit alles komt G. thans terug. Nadruk kelijk ook ontkent hij thaus, dat hij zich geposteerd had met het doel den commissaris op te wachten en te dooden. De heer mr. Jolles, advocaat-generaal, begon met den heer Stork geluk te wenschen met de mislukking van deu aauslag en hoopt dat deze den moed en de kordaatheid, die hij immer betoond had bij de uitoefening van zijn moeielijken plicht, zoude behouden. De eenige vraag, die hier gedaan moet worden, is deze, of er voorbedachte raad heeft bestaan? Spreker beantwoordt die vraag bevestigend, vooral op grond van G's. eigen bekentenis: ik heb den heer S. opgewacht, met het doel om hem te dooden. Dat hij die bekentenis thans terugneemt, verandert niets aan de zaak. Den ernst der zaak in aanmerking nemende, eischt spreker eene gevangenis straf voor den tijd van tien jaren. Als verdediger was thans het woord aan mr. W. Boot. Deze betreurt het, dat niet de gekozen raadsman is opgetreden èn omdat deze de zaak reeds langer kende dan spreker, èn omdat deze, in ervaring, wetenschappelijke kennis en welsprekendheid zooveel hooger staat. Toch zal pleiter zijn beste krachten inspannen. In de eerste plaats betwist hij het aanwezig zijn van voorbe dachten raad. De jurisprudentie onder vigeur van den Code Pénal leert men o. a. kennen uit het arrest van het Haagsche Hof, in zake Jeanne Lorette, waarbij het niet bestaan van pracmedidatie werd aangenomen, dewijl het Hof niet zeker was dat er tusschen het tij dstip, waarop het voornemen werd opgevat eu dat, waarop het werd volvoerd, een moment van kalm beraad heeft gelegen. Dit nu is de juiste omschrijving. En al moge men haar voor den C. P. verwerpen, het nieuwe wetboek geeft geene definitie en laat dus het begrip over aan de wetenschap en deze erkent de zienswijze van het Haagsche Ilof als de juiste. Welnu, tusschen het tijdstip dat Geel het voornemen opvatte en dat, waarop hij het volvoerde, lag geen oogenblik van kalm beraad. Pleiter tracht dit te bewijzen, door o. m. te wijzen op het feit, dat G. niet poogde een tweede schot te lossen of te ontvluchten. En aan G's. bekentenis hecht hij weinig, dewijl zij ten politie-bureelc, dat wil zeggen, onder weinig kalmeerende omstandigheden werd afgelegd. Pleiter is van meening, dat G. oorspronkelijk niet het voornemen om den heer S. te dooden heeft opgevat; maar toen de heer S. passeerde, werd G. opgewonden en in dien toestand loste hij het schot. Pleiter vestigt eindelijk nog de aandacht op de omstandigheid, dat G. aan epilepsie lijdt. Spreker kan zulks niet bewijzen, maar beschuldigde en zijne moeder hebben het hem verteld. De heeren doctoren Van der Eiden en Muntendam, die G. vroeger behandeld hebben, wilden geene ver» klaring afgeven, dewijl het reeds te lang geleden was, dat G. hun patiënt was. Welnu, die epilepsie veroorzaakte bij beschuldigde een voortdurend zenuwaclitigeu toestaud, die voorbedachten raad uitsluit. Wat betreft de mogelijkheid om inet het gebruikte wapen iemand te dooden, naast de verklaring van den ter terechtzitting geboorden deskundige, die zoodanige mogelijkheid aanneemt, staat die van een in de instructie geboorden deskundige, die de mogelijkheid ontkent. Eindelijk nog protesteert pleiter tegen den zwaren eisch van het O. M. Geel toch is nooit met de justitie in aanraking geweest en heeft getoond een goed werkman te. zijn, ten bewijze waarvan spreker overlegt een getuigschrift van een vroegeren patroon van Geel. De beschuldigde is geen moordenaar van professie, hij pleegde den aanslag niet in zijn eigen belang. Eindelijk nog wijst pleiter er op, dat er bij het volk te Amsterdam een zekere afkeer tegen de politie, niet tegen de autoriteiten in het algemeen, bestaat: ons vorstenhuis, onze burgemeester zijn bemind, alleen de politie niet. Daartoe is, naar pleiters meening, wel eenige aanleiding. De taak der politie, is zeker moeilijk, maar bij de ver vulling daarvan gebruikt zij niet altijd den noodigen tact. Vandaar zekere afkeer tegen haar. Welnu, ook dit moet zijns inziens eenigszins als verzachtende omstandigheid gelden. Streng moge 's Ilofs oordeel zijn over den dief, den moordenaar van professie, waar het geldt een ongelukkige, die in opgewonden toestand handelde, zal naar pleiter vertrouwt, 's Hofs uitspraak clement zijn. Na re- en dupliek werd het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op Dinsdag a. s. des morgens om 10£ ure. De tocht met de beide ballons de „Météore" en de „Eclaireur," jl. Zaterdag te Amsterdam ondernomen, is minder gemakkelijk geweest dan uit de eenvoudige mede- deeling van het feit, dat „men op het Kamper-eiland neer daalde," zou kunnen worden afgeleid. De luit. ter zee De Bruyne, die den tocht met de Eclaireur, (luchtschipper de heer Julhes) mede maakte, schrijft er in het Hld. o. a. het volgende over: „Men bleef echter geruimen tijd in eikaars nabijheid, op ten minste 200 en ten hoogste 600 meters afstand van elkander, en er heerschte zulk een stilte in deze hooge luchtstreken, dat men elkander kon toeroepen hoe de thermometer of barometer stond, op elkanders gezondheid kon drinken of de indrukken kon mcdedeelen die de reis opleverden. De beide Frauschen vonden den tocht „très- rigolo." Zoo'n luchtreis in elkanders gezelschap hadden zij nog nooit gemaakt I De reis zou echter minder „rigolo" worden. Ten zuiden van Schokland ging de wind liggen en be gonnen de beide ballons zonder verder voort te drijven, te dalen en weldra zagen de reizigers, dat een nat pak, zoo niet erger, onvermijdelijk was. Toch stelde inen nog alle pogingen in 't werk om te blijven drijven. Ailes wat den ballon ook maar eenigszins bezwaarde werd uitgeworpen. Het hielp niet. Op een hoogte van 1500 meter werd de val al sneller en sneller en toen men de zee op een paar honderd meter beneden zich zag werden de schoenen uitgetrokken, daar het mogelijk was dat men zich met zwemmen moest trachten te redden en klom men uit den mand in den ring van den ballon, in de hoop dat men dan niet geheel kopje onder zou gaan. Nog een minuut eu daar plofte de halion in zee. De mand verdween in de golven, terwijl de reizigers niet verder dan tot aan hunne knieën nat werden. De mand kwam spoedig halverwege boven en de lucht- schipbreukelingen namen weder daarin plaats. Doordat zij nu tot aan hun middel in het water zaten en de last, dien de ballon droeg, hierdoor zeer verlicht werd, bleef deze gelukkig drijven. De heer Julhes klom in het netwerk om de opening van den ballon dicht te binden om verdere ontsnapping van gas te voorkomen, een soort noodroer werd gemaakt van 't ankertouw en deledige ballastzakken, waardoor de ballon wel niet bestuurbaar werd, maar toch verhinderd werd, dat hij als een tol in de rondte draaide en met een snelheid van ongeveer drie mijl per uur, sneed dit buitenmodel vaartuig, waarvan de ballon het zeil vormde, door het water. Om kwart over zessen was men in zee gevallen, om goed half acht landde men gelukkig op 't Kamper-eiland. Wel was men eenige visschers tegengekomen, doch deze waren niet in de mogelijkheid geweest hulp te verleenen. Het landen ging nog al met moeite gepaard. Het anker pakte niet spoedig en de ballon, die nog niet geheel ledig was, huppelde als 't ware langs den grond. Ten slotte hielden eenige personen die toegesneld waren den ballon tegen, het touw waarmede de opening, waardoor het gas kon ontsnappen, was dichtgebonden, werd losgesneden, de ballon zakte ineen en de reizigers konden uit den mand stappen. De tocht was ten einde. De heer L'Hoste viel bij de Ketel pas in zee. Ook zijn ballon werd met tamelijke snelheid voortgedreven. Het waren benauwde oogenblikken voor hemnu eens sloeg de ballon op 't water en was de heer L'Hoste geheel onder de golven bedolven, dan weder verhief zich de ballon eenigszins, zoodat de reiziger met het bovenlijf boven water was, dan weêr draaide de ballon met zijn last in de rondte. Eindelijk bereikte hij den eersten dam van de Ketel,.... maar kon er niet landen. Eerst op den tweeden dam bleef de ballon liggen en kon de heer L'Hoste zijn vaartuig verlaten. Dadelijk begaf hij zich met een bootje van een daar liggenden schipper naar de plaats, waar de andere reizigers de aarde bereikt hadden. Bijgestaan door de landbouwers L. Koppes, J. Koppes en J. Pluimder, van de hoeve Zuiderwaard, die zich gast vrij ter beschikking der heeren stelden, werden de ballons verder geledigd, het doek werd in de manden geborgen, en alles werd in een wagen naar Kampen gebracht, terwijl ook de luchtreizigers in een rijtuig dier landbouwers zich naar dezelfde stad begaven. Om kwart voor elven kwam men daar aan. De heer Julhes begaf zich met de nachtboot nog naar Amsterdam; de heeren De Bruyne en L'Hoste overnachtten te Kampen. Aldus eindigde de reis door de lucht over zee." Terwijl een Roomsch-Katholiek geestelijke jl. Dins dag namiddag in een berucht Huis in de Oudezijds Kapel steeg te Amsterdam de H. Sacramenten der stervenden had toegediend, zag hij zich, op straat gekomen, aange grepen door een beschonken vagebond, die echter onmid dellijk door eenige omstanders gevat en aan de politie overgeleverd werd. Men schrijft aan de Leidsche Crt.: „De 2l8te Juli was de warmste dag van dezen zomer. De thermometer Fahr. toch teekende toen te 4 uren nam. 89°. Wat deze zomer te kort kwam aan warmte, gaf hij in ruime mate van half Augustus tot eenige dagen in September: eene kleine masrffd""ldng, wanneer de thermo-" meter vaak tot boven de 80° teekende. Toch was deze zomer, met zijn afwisselend weêr, zeer vruchtbaar. Na eenen langen winter, tengevolge waarvan de arbeid moest uitgesteld worden, kwam in Mei de groei, en daarmede telkens een verkwikkende regen. Het weiland groende en bracht overvloed van gras voort; het rundvee Had nergens gebrek. De hooibouw slaagde uitmuntend; ook zonder op nahooi te rekenen, was de boer voor den winter geborgen. Voor de aardbeziën en frambozen was het weêr soms te koud en regenachtig; toch bleef de pluk verre van ongunstig. Er was een overvloed van aalbessen. Allerlei moeskruiden werden met volle korven gewonnende voorraad van aard appelen overtrof verreweg de behoefte aan dit gewas. De ziekte, die in den aardappel ontstond, had geen invloed op de toch reeds lage prijzen. Dat de zomer vruchtbaar was, bleek nog meer, toen geheele scheepsladingen met snijboonen, komkommers en augurken verzonden werden. Menigeen kon voor weinige centen zijn disch voorzien van malsclie tuingroenten. Hoewel met wat de vruchtboomen, zooals peren en appelen, betreft, niet gespot mag worden, is de pluk van appelen op sommige plaatsen toch voldoende. Geurige meloenen werden uit de bakken gesneden. Er kwamen pruimen, groot van stuk en eêl van smaak; ook perziken en abri kozen. Er zijn witte en zwarte druiven van het beste ge\va3 en om te stelen. Het Westland slaagt ook met zijn wijnstok van den kouden grond; de twijfel is opgeheven, dat de teelt van de beroemde Westlandsche druif, die achter was, dit jaar zou mislukken. Men dacht in Juli moerbeien te plukken, maar het koele weêr werkte niet mede; Augustus en September hebben echter daartoe nog gelegenheid gege ven. Dat deze maanden met haar blakenden zonneschijn nog goed hebben gedaan aan het rijpend ooft en de eer van den grilligen zomer hebben opgehouden, valt niet te betwisten. De roos bloeit nog even bekoorlijk als in Juni; zij verloor nog niets van hare jeugdige kracht. En zoo zijn lusthoven en buitenplaatsen nog als overvol van allerlei heerlijke bloemen. Gelderland prijst zijne tabaksteelt, en men herinnert zich niet, dat ooit de welriekende hop zoo weelderig gebloeid heeft als dit jaar. Hoe bemoedigend voor onze Hollandsche dampers en geen bier zonder hop hoe geruststellend voor onze bierdrinkers. Het is om er van „boven zijn bier" te geraken. De Zeeuw belooft lekkere late aard appelen, die zeer weinig of in het geheel niet door ziekte zijn aangetast; de zooveel voedzamer capucijner-en groene erwten zijn reeds gedorscht. Veur komt in de andere maand met een best gewas van andijvie en Rijnsburg met zijne hagelblanke bloemkool. Er zullen veel okkernoten te pellen vallen, waaruit weêrprofeten opmaken, dat er een strenge winter te wachten is." De Standaard zegt: „Succi's proefneming, om eene maand lang geen voedsel te nemen, is eene der belangrijkste experimenten van den jongsten tijd. „Deze proeve, wel verre van „humbug" te zijn, rust op bet denkbeeld, om door een krachtig vocht de werking van do maagzenuwen voor een tijdlang te verdooven, en zoodoende te voorkomen wat men honger noemtaltoos in de onderstelling, dat het lichaam genoegzamen voorraad leeftocht in de vetdeelen en in de spieren bezit om eene maand lang er op te kunnen teren. „Het is slechts de generalisering van wat op kleine schaal bij bestijgingen van hooge bergen ervaren wordt. Dan dooft de hooge lucht de werking der maagzenuwen. Men kan zelfs niet eten. En toch blijkt het lichaam tot de hoogere ont plooiing van kracht in staat. „Gelukt nu deze proeve, gelijk waarschijnlijk is, en blijkt men alzoo een vocht te bezitten, wat den menscli, onder bepaalde omstandigheden, in staat stelt weken lang te teeren op bet kapitaal aan voedsel, dat hij in zijn lichaam met zich omdraagt, dan geeft dit uitzicht op de volgende voordeelen: 1. dat voorziening van elke reddings boot van dit vocht in genoegzame hoeveelheid het vreese- lijke doodhongeren van schipbreukelingen voorkomen zal; 2. dat bij gewichtige operatiën van keel, maag of inge wanden de altoos zoo bedenkelijke inbrenging van voedsel zoo lang kan vermeden worden tot de wonde hersteld is; 3. dat men in Aziatische landen, waar plotseling hongers nood uitbreekt, tijd wint om in het ontstane gebrek te voorzien4. dat men in oorlogstijd bij kleinere expeditiën het meêsleepen van voedsel mijden kan. Misschien zou zelfs bij het insluiten van eene vesting dit middel de verweer kracht van de belegerden verhoogen kunnen. „De geneeskundigen in Italië toonen dan ook zeer wel het hooge gewicht van deze proefneming in te zien. Dezelfde uitwerking, die diepe verslagenheid of aangrijpende smart of ook religieuse aandoening nu nog somwijlen op den Oosterling uitoefent, zou op kunstmatige wijze dan een generaal middel worden, 't welk in oogenblikken van ver legenheid tot ieders dispositie stond." Als iets nieuws op het gebied van „sport" wordt gemeld, dat te Gouda eerstdaags een hoepelwedstrijd zal worden gehouden. De jeugdige deelnemers mogen geen ijzeren hoepels met haken gebruiken, maar zijn verplicht met den ouderwetschen, taaien houten hoepel in het strijd perk te treden. Men meldt uit de Groninger veenkoloniën: „Er is alhier overal een sterk streven waar te nemen naar vermeei'dering der opbrengst van den landbouw, hetwelk zoowel uit de veredeling van het vee als uit de verbetering der gronden blijkt. Vooral door coöperatie is men aan merkelijk vooruitgekomen. De Landbouwvereenigingen, die in zake landontginning licht zochten en verspreidden, en op het gebied der landbouwwerktuigen het betere voor het verouderde in de plaats brachten, doen thans niet weinig door monsteringen, keuringen en bekroningen steeds betere en meer voordeelige veesoorten te verkrijgen. De veestapel gaat er dan ook aanzienlijk vooruit, en vooral de runderen en schapen getuigen dat de zin voor uitstekend fokvee zeer is ontwaakt. Ook voor slachtvee wordt er veel van de hand gedaan, en de daardoor bekomen opbrengsten nemen vele schaduwzijden, die de tegenwoordige landbouw overal in ruime mate heeft, voor een gedeelte weg. Aan dit ernstig streven is het vooral te danken, dat in deze streken nog altijd eene zekere mate van welvaart heerscht." Door een groot aantal grossiers, koffiehuishouders, tappers, slijters en verdere belanghebbenden bij den ver koop van gedistilleerd, benevens door de afdeelingen van de Vereeniging „Vergunning," de Vereeniging „Onderling

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2