beslopen, het volgend jaar we,der eene conferentie te honden te Zeist. Wat de herdenking van het vijftigjarig bestaan der Nederlansche Zondagschool betreft, werd op voorstel van den heer T. M. Looman besloten, de herdenking te doen samenvallen met den op 17 en 18 October te houden internationalen bidstond en alsdan tevens een gedenkboekje uit te geven met bet portret van dr. Capadose. De vraag, of het wenschelijk en uitvoerbaar zou zijn, dat de Vereeniging bewijzen van bekwaamheid verschaft aan Zondagschool-onderwijzers en onderwijzeressen, werd ontkennend beantwoord; wel achtte men het wenschelijk, zoo ruim mogelijk de gelegenheid tot opleiding open te stellen en meer de door den heer Looman uitgegeven wenken voor Zondagschool-onderwijzers onder de aandacht te brengen. De vraag, op welke wijze de Zondagschool meer dienst baar te maken was aan de bestrijding van het socialisme, werd in dien zin beantwoord, dat persoonlijk bezoek van den onderwijzer aan de huisgezinnen en bevordering van het lezen van den Bijbel daartoe konden bijdragen. Yacantie op Zondagscholen en kinderkerken werd afge keurd. De „Christelijke Familiekring'" kon, meende men, meer dienstbaar gemaakt worden aan de behoeften van Zondagschool en huisgezin door meer illustratiën, boeiende verbalen en eene vragenbus. De vraag, langs welken weg de Vereeniging meer in de verschillende behoeften der Zondagscholen voorzien kan dan zij tot dusver deed, werd ingeleid door den heer G. P. Fruyt Ji\, die meende, dat ook de thans geene contri butie betalende leden daartoe moesten overgaan en ook op Zondagscholen busjes geplaatst konden worden voor de noodlijdende Zondagscholen. De bijeenkomst werd door ds. A. Loefï van Dordrecht met dankzegging besloten. Te 5 uur vereenigde men zich aan een gemeenschappe- lijken maaltijd. Des avonds had in de Prinsenkerk eene samenkomst plaats, waarbij optraden ds. J. Ph. Van der Land van Rotterdam, ds. D. G. Escher van Haarlem en ds. P. J. Muller van Nijmegen. Het Kinderzangkoor Halleluja, bestaande uit 150 Zondagschool-leerlingen, luis terde de samenkomst op. Het Hof te 's Hage behandelde jl. Donderdag in appèl de zaak contra Domela Nieuwenhuis, door de Recht bank veroordeeld wegens smaad van den Koning en be- leediging van den commissaris van politie, den heer Stork. Een incident deed zich voor. Een nieuwe getuige, W. Boelens van Amsterdam, verklaarde de schrijver te zijn van het stuk tegen den Koning. Hij had het geschreven onder den valschen naam van W. Janssen en aan Nieuwen huis gezonden. Deze had in de correspondentie van het blad Recht voor Allen plaatsing toegezegd de week voor de komst des Konings. W. Boelens bleef bij zijn verklaring. Hij had zich alleen daarom niet eerder bekend gemaakt, wijl hij dacht dat het zoo'n vaart niet zou loopen. De dag na de veroordeeling van Nieuwenhuis heeft hij zich aan dezen bekend gemaakt. Nieuwenhuis erkende, dat hij bij de Rechtbank onwaarheid had gesproken. Hij had het stuk alleen overgeschreven, gelijk alle handschriften voor de drukkerij. Hij loog om niet den onschuldigen drukker volgens onze irrationeele wet te treffen. Mi-. De Witt Hamer van Middelburg pleitte vrijspraak, omdat Domela Nieuwenhuis niet de schrijver was van het stuk. Trouwens al was hij het wel, dan nog vielen de geïncrimineerde stukken niet in de termen van de strafwet. De advocaat-generaal Bijleveld hield de aanklacht vol, na de door getuigen gestaafde bekentenis van Nieuwenhuis in eersten aanleg. De uitspraak is bepaald op aanstaanden Donderdag te lialf twee. Door mej. Wüste vergezeld, steeg L'Hoste jl. Donderdag weder met de „Eclaireur" uit den Parktuin te Amsterdam op; met flinken zuidoostenwind dreef de ballon snel in de richting van Leiden weg. Men leest in het Vaderland: „Het roerende verhaal, uit Utrecht aan de Zwolsche Crt. gezonden over het rozenstelende meisje, dat tot plaatsing in een verbeterhuis tot haar 18de jaar is veroordeeld, schijnt er op berekend, een zeer verkeerden indruk over onze nieuwe strafwetgeving te wekken. Het is niet waar, dat deze rechterlijke uitspraak een gevolg is „der nieuwe strafwetregeling." De rechter, die geoordeeld heeft, dat het kind zonder oordeel des onder scheids heeft hehandeld, zou ook naar den C. P., volgens art. 66, tot opzending naar een verbeterhuis hebben besloten. Onder de nieuwe strafwet, zoo goed als onder den C. P., staat liet overigens geheel ter zijner beoordeeling, of zulk een opzending noodig is, en zoo ja, tot hoelang, slechts met dit verschil, dat thans de ISjarige leeftijd de uiterste grens is en volgens den C. P. het verblijf aldaar tot het 20ste jaar kon worden verlengd. De Rechtbank zal wel haar goede redenen gehad hebben, om tegen liet bewuste meisje zoo streng op te treden als is geschied, doch, zoo zij in casu heeft gedwaald, is zij alleen en niet de nieuwe strafwet daarvoor aansprakelijk. De pleiziertrein, jl. Donderdag avond van 's Hage naar Arnhem teruggekeerd, is ter hoogte van Gouda tot stilstand gebracht door het gebruik van den noodrem, boven de passagierswagens aangebracht. Het onderzoek bracht aan het licht, dat door een pleizierreiziger derde klasse aan den draad was getrokken, tengevolge waarvan de trein stopte. In de wagens was een twist ontstaan tusschen eenige passagiers en een mede-reiziger over het feit, dat laatstgenoemde, de onmogelijkheid inziende, vóór Arnhem den trein te verlaten, uit het portierraam aan eene behoefte voldeed, waarvoor gewoonlijk de urinoirs bestemd zijn. Nadat van het geven van het noodsein proces-verbaal was aangezegd, werd de pleizierreis voortgezet. De persoon, die liet middel om den trein te doen stilhouden had aan gewend, werd niet op den weg gezet, vermoedelijk wegens den twijfel, of zijne daad was aan te merken als het noo- deloos maken van alarm. Onder den titelArtis in September* behelst de Amsterdam8clie Crt. de volgende regelen: In de Septembermaand, de kermismaand, ging sinds jaar en dag ieder Amsterdamsch werkman met vrouw en kroost naar den dierentuin en de dienstmeisjes, toen nog in volle glorie, prijkende met tul le hekkens, een keurig gestreken peerschje en een zwart merinos boezelaar, sommigen met liet typische rateltje, de meesten gewapend met karbies en besteedster, kregen een vrijen dag, om ook eens naar de apen te gaan zien. De karbies, gevuld met noten, fruit, eenige harde eieren eji^eeh envelop met zont, bevatte de fburage voor den ganschen dag. Neêrgehurkt op liet gras, daar de banken al heel spoedig bezet waren, werd het maal gebruikt van wat er overbleef, na aftrek van hetgeen de papagaaien, kameelen en vooral de apen, want dat waren en zijn nog altijd de lievelingen van de September-bezoekers van Artis, omdat 't „krek mense zijn" hadden ge noten. De ambachtsman, die met moeder de vrouw en kroost naar Artis trok, opende, na de beesten te hebben gezien en den kleinen de pret te hebben gegund de apen een nootje te geven, het liengselmandje, om zich in de eerste plaats te overtuigen, of de vrouw voor een kiepertje Pommerans gezorgd had. Dan ging het platte fleschje rond, men at en men dronk, onder de schaduw van de boomen, alsof men een buitenpartij vierde. Heel veel is er in den September-gang naar Artis niet veranderd, wat dit laatste betreft. Nog altijd zijn de mandjes der huismoeders voorzien van harde eieren, noten, fruit en het onontbeerlijke platte fleschje, dat onder in den mand bij een glaasje zonder voet huist; menig eitje wordt er nog in September in Artis gepeld, menig nootje gekraakt, menig kiepertje Pommerans gepakt. Een mensch mag dan ook wel één dag hebben voor z'n plezier; toen 't nog kermis was, kostte liet veel meer geld, toen waren er dikwijls vele gekke dagen. En, 't moet gezegd, de oppassers in Artis klagen volstrekt niet, zelden wordt wat beschadigd en, goedhartig als onze ambachtslui zijn, in den snuit van den olifant glipt menige cent, die de oppasser, waarschijnlijk voor zijn pleegkind? in den kermispot bewaard. Wat men echter tevergeefs in September in Artis zoekt, dat zijn de kornetjes van vroeger. Per ongeluk mag er nog eens een oude baker tusschen loopen, doch die merkt men bij een 5000 menschen, die circa dagelijks in Artis komen, niet op. De tullen mutsjes zijn reeds lang ver geten bij de uitgaande dienstmeisjesde karbies heeft voor een bevalliger spoormandje plaats gemaakt, de besteedster, aanvankelijk door een zijden parapluie vervangen, vroeger een sieraad van iedere dienstbode, dat bij het kerkboek met gouden slot, de gouden bellen en dito slot behoorde, is vervangen door een „anteka" (en-tout-cas). De effen zwarte japon, die in ruime plooien langs de breede heupen viel, wordt niet eens meer aangezien. Een dun kleedje omspant de nauwe taille en eindigt van achter in een kikereki bewaarplaats van ongerechtigheden. Op het gekapte haar drukt losjes een hoedje, waarop, om het model bij vergelijking te noemen, men het antwoord schuldig moet blijven. Kortom, ik zet het in vele gevallen den portier van Artis om uit te maken, of de binnentredende jongedochter, die zich met baar tournure in het tourniquet bevallige reeks van vreemde woorden, ook van den nieuwen tijd wringt, een dame is, of wel behoort onder de rubriek, die boven den midden-ingang is aangegeven: „werklieden en dienstboden." Men moet weten, een mensch is niet zoo, of hij wil wel een kwartje uitwinnen. Dit probeerde o. a. dezer dagen een dame, die met haar kinderen en de dienstmeid Artis wilde bezoeken. De meid had onderweg al gezegd, en ze wist het, want ze was een Amsterdamsche, al woonde ze te Haarlem mevrouw, u volgt mij maar, dat scheelt u een kwartje per persoon. Bij den ingang gekomen, was Klaartje met de jongste der kinderen reeds door den midden-doorgang, toen mevrouw vreeselijk blazende achter aan kwam met een drietal andere stamhoudertjes. De meid, bang dat mevrouw verkeerd zou loopen, riep in haar onschuld: „hier mevrouw, hier zoo!" Mevrouw wilde gehoor geven aan den wenk van haar gedienstigen geest, doch de portier merkte doodleuk op: „pardon, mevrouw, dit is alleen voor dienstboden; u moet aan den anderen ingang wezen." Een oogenblik later, terwijl ik een praatje hield met den portier aan den ingang voor vreemdelingen wie kent trouwens dien ouden kranigen man niet? kwam een juffrouw binnen gestapt, door het hek voor de leden, dat zonder controleur was. Met opgeheven hoofd wandelde het juffertje van raadselachtigen leeftijd het hek binnen, de oogen gericht op de „pappetjes/ als had zij heel wat voor hen medegebracht. „Pardon, dame," riep plotseling de portier. „Lid!" was het scherpe wederantwoord. „Wie is u dan?" „Mejuffrouw.... ik woon bij mijn oom, meneer...." „Vraag wel excuus, dame, ik heb niet de eer....* De dame maakte plotseling rechtsomkeert, zag den portier met een vreeselijken blik uit de hoogte aan en verliet den tuin, om een oogenblik later met haar woedenden oom terug te komen, die triomfantelijk zijn diploma vertoonde. „Nu is het goed," was het kalme gezegde van den portier. „Maar, portier, u moet toch weten...." „Meneer er zijn van die gezichten, die moeilijk te ont houden zijn...." Meneer draaide zich nog woedender om en liep bijna tegen den eersten papegaai, die zijn hals reeds uitstrekte om naar hem te bijtenop rood hebben de meeste beesten het niet. Middelerwijl is voor den midden-doorgang een familie geposteerdde man, een flinke, stoere kerel, met een hoogen zijden pet, een helder boezeroen, een zijden das, een stevige jekker en een lakensche broek; zijn vrouw met een net stofje en een omslagdoek; de vijf kinderen netjes in de kleêren en helder witte boorden om, stonden reeds te watertanden voor het hek, waarachter die mooie vogels zaten, die zoo aardig praten. Schuchter treedt de, man op 't loket voor werklieden toe. „Hoeveel kost 't, meneer?" „Met hoeveel?" „Voor mij en m'n vrouw en vijf kinderen, maar daar behoef ik toch niet voor te betalen?" „Wel zeker." „Maar dat is toch te gek om van te spreken..." „M'n lieve man, als we kinderen vrij lieten, dan liep morgen heel Amsterdam uit en kwamen al de schoolmeesters met hun kinderen hier." „Nou, maar dat is maar malligheid." „Een mensch is al blij als je ze knap voor den dag kan brengen en dan vijf-en-twintig stuivers voor zoo'n oogen blikje te betalen," voegt de vrouw er spijtig bij. ,/t Was goed als je wat te eten kreeg voor dat geld." „Man, ga op zij, die menschen moeten door." „Komaan vrouw, dan gaan we maar naar het Vondel- r* park; als we daar voor.twq&jLWartjefi ..fltëlk koopon, 2ltten we aan het melkhuis ook goed. Kom, jongens!" De arme kleinen keken erg bedrukt, twee begonnen weldra te huilen; de een trok vader aan zijn jaszak, de ander moeder aan haar omslagdoek om toch naar binnen te gaan, ze wilden zoo gaarne de „apies" zien. Een stevige, dikke juffer met een hoed op het hoofd, die zoowat al de kleuren van de papegaaien vertoonde, een vreeselijke kikereki en een japon van je welste, had het gesprek gehoord. Toen de familie zich een weinig van het hek verwijderd had, waar ze nog altijd verlangend stond te turen, trad ze naar den portier, haalde een zilveren knip te voorschijn, vroeg: „Vijf kinderen, niet?" en legde, op het bevestigend antwoord, f 1.25 op het bakje. Vervolgens liep ze op de menschen toe en zei: „Ga jullie je gang maar, je behoeft voor de kinderen niet te betalen; de portier heeft je maar willen foppen." Eer de ouders hun dank hadden knnnen stamelen, was de dikke matrone verdwenen en liepen de kinderen reeds bij de papegaaien. Ik heb 't mensch nog een oogenblikje nagekeken. Een dame was 't niet, al liad ze haar beste kleêren aan. Haar gezicht paste beter in een kornet, dan onder dien bespotte- lijken hoed, maar zoo breed als haar gezicht was, zoo goedig zag het er uit. En ik bekende mij zelf, dat de kleêren toch eigenlijk ook niets met het innerlijke te maken hebben. Als dat goed is, wat doel het er dan toe, op welke wijze een goed mensch is aangekleed; hij wordt daardoor niet slecht en door slechte kleêren niet goed. Hulteniana. De Moskousche Crt. betoogt, dat het niet mogelijk zal zijn, aan Bulgarije een nieuwen Vorst te geven door middel van eene verkiezing in de Bulgaarsche Sobranje. Zij meent, dat de nieuwe Vorst door de mogendheden moet worden aangewezen en dit niet aan de keuze der Bulgaarsche Volks vertegenwoordiging moet worden overgelaten. Zij ontveinst zich echter niet, dat het niet gemakkelijk zal zijn, over eenstemming tusschen de mogendheden te verkrijgen om trent de vraag, wie de „aangewezen" Vorst zal moeten zijn. In de vergadering der Academie voor Geneeskunde te Parijs heeft de heer Dujardin-Beaumetz, sedert 20 jaar als geneesheer verbonden aan de Kweekschool voor onder wijzeressen in het departement der Seine, uitvoerige mede- deelingen gedaan omtrent de allernadeeligste gevolgen, lichamelijk en geestelijk, welke de overlading der jonge meisjes, de vergelijkende examens, de steeds verzwaarde programma's, enz. op haar hebben. Hij betoogde o. a., dat deze gevolgen voor meisjes veel erger waren dan voor jongens, en herinnerde, hoe in Engeland van de 183 tot den onderwijzersstand behoorende krankzinnigen in 1882 niet minder dan 145 vrouwen waren. De verhouding, zeide hij, was in Amerika dezelfde, waar de doctoressen een ontzaggelijk aantal krankzinnigen opleverden. Te Cherbourg zijn, zegt men, eenige als priesters verkleede Duitsche spionnen gearresteerd, terwijl zij teeke- ningen maakten van de versterkingswerken^ In alle stilte en slechts in den engsten familiekring vierde jl. Woensdag de Prins van Lusignan, de erfgenaam der Armenische Koningskroon, zijn bruiloft te Milaan. De vader van den Prins, die van Rusland een groot pensioen trok, leefde vroeger te Milaan op grooten voet. Na den dood van Alexander II hield echter deze toelage op en de Prins overleed later in zeer behoeftige omstandigheden. Zijn zoon is thans kellner in een koffiehuis te Milaan en zijn jeugdige bruid was dienstmaagd in een herberg daar ter stede. Te Buenos-Ayres hadden twee duels plaats om Sarah Bernhardt, tusschen Italiaansche en Fransche journalisten. Een Italiaansch blad had beweerd, dat Sarah niet kaalde bij de beroemde treurspeelster Duse-Cecchi, waarop een Fransch blad antwoordde, dat deze slechts een slechte kopie van Sarah was. Het gevolg was een uitdaging; beide heeren kregen lichte wonden; een tweede duel vas het gevolg van het eerste en een Italiaan werd tamelijk ernstig gewond. Het paard, dat Bismarck in den Fransch-Duitschen oorlog bereed, de „Grete," is in den stal te Berlijn plot seling gestorven. Het at in de laatste jaren genadebrood. Twee Fransche luchtreizigers, Hervé en Alluard, die jl. Zondag te Boulogne opstegen met een ballon, waarmede zij Noorwegen hoopten te bereiken, zijn jl. Maandag avond te Yarmouth aangekomen. Zij waren uit zee opgevischt door een Engelsche boot bij de Cross-Sands; zij hadden zich verplicht gezien neder te dalen, omdat er aan den ballon iets defect geraakt was. Men herinnert zich, dat de Prins Hendrik in den nacht van Zondag op^Maandag een ballon boven de Noordzee zweven zag. Brieven uit de hoofdstad. 16 September. Voorzeker hebben duizende Amsterdammers en honderdduizende reizigers Dinsdagavond een kolossale zucht van verlichting geslaakt, toen zij in de dagbladen de mededeelingen van den ingenieur Leyds lazen over den toestand van het stationsterrein in de hoofdstad. Do heer Leyds heeft dan ook met de redevoering, door hem in de vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs gehouden, aan zyne stad- en landgenooten een onwaardeerbaren dienst bewezen, die hem werkelyk aanspraak geeft op algemeene erken telijkheid. Er is waarlijk tegenwoordig al zooveel reden tot onrust, zorg en spanning, dat men dubbel verheugd mag zyn als er eens een vertrouwbaar man met kennis van zaken optreedt, om op goede gronden aan te toonen, dat er althans voor dit of dat punt van publieke bezorgdheid geen bijzondere aanleiding bestaat. En dit blijkt nu gelukkig met de alarmeerende berichten omtrent de plotseling toegenomen verzakking van het stations eiland het geval te zijn. Deze reusachtige en schrikwekkende berg, in de bureaux der Amsterdamsche Courant opgestapeld, heeft thans een zeer alledaagsch muisje gebaard, waarvan iedereen het bestaan kent en dat niemand buitengewone vrees behoeft aan te jagen! Duidelijk en in kalme bewoordingen heeft de heer Leijds het aangetoond: „Dat er vroeger zettingen in den aangeplempten grond hebben plaats gehad, wie zal dit tegenspreken: het is een voudig ondenkbaar, dat zij niet zouden hebben plaats gehad. Tijdens zoodanige aanplempingen toch, en korter of langer tyd daarna, hebben altijd aanhoudend zettingen plaats, totdat evenwicht zal zijn ontstaan; in stede dus dat in zettingen en schuivingen in het onderhavige geval iets vreemds zou zijn gelegen, is het de eenvoudigste zaak ter wereld, en men kan zich moeilijk een aanplemping denken zonder zetting tydens het werk en eenigen tyd daarna, althans eene met zand of andere grondsoort. Het komt er maar op aan. hoe zich die zetting gedraagt en wanneer zy eindigt, en nu ia het een daadzaak, dat zich sedert de laatste

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2