HËLDERSCHE EV IVIEUWEDIEFER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noordertwartier. 1886. NM15. Vrijdag 24 September. Jaar'gaüg 44. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. Inenting en Herinënting. „Wij huldigen het goede." Vewchijnt Dinïdng, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Adrertentiën: Vnn 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plantsruimto. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bij deze aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de Voljaars-patenten over het dienstjaar 1886/1887, aan de Secretarie der gemeente te bekomen zijn van Woensdag 22 September tot en met Donderdag 30 September 1886, van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren, den invallenden Zondag uitgezonderd. Patenten, die niet worden afgehaald, worden overeenkomstig de wet, tegen betaling van 10 cents, door den Deurwaarder bezorgd. Helder, 21 September 1886. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. De BURGEMEESTER der gemeente Helder brengt ter openbare kennis, dat door den plaatselijben heelmeester, den Heer IIBITTER, op Maandag den 27 September c. k., en volgende nader te bepalen dagen, des namiddags te twee uren, in het Ziekenhuis eeno zitting zal worden gehouden tot kostelooze inenting en herinënting, en noodigt belanghebbenden uit, om van die gelegen heid gebruik te maken. Helder, 22 September 1886. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Binnenland. vin aanmerking nemende, dat de omstandigheden, waarin de landbouw in Nederland verkeert, de overweging nood zakelijk maken van de middelen om dien tak van nijver heid uit zijn gedrukten toestand op te heffen/ is bij konink lijk besluit van 18 September: I. eene staatscommissie in het leven geroepen tot het instellen van een onderzoek naar den toestand van den landbouw hier te lande en tot het indienen van voorstellen betreflende de middelen, waarop van Regeeringswege de ontwikkeling van den landbouw in Nederland zou kunnen worden bevorderd, alsmede tot het geven van advies, zoo dikwijls de Regeering dit van haar mocht verlangen zijn II. benoemd tot leden dier commissie mr. C. J. EEN LIEF BL0NDINETJE, door Mevrouw M. C. Frank, is de titel van het feuilleton, dat met het nieuwe kwartaal wordt geplaatst. 30) JNT jA. 3NT -A.. Door GOLO RAIMUND. Manucla lachte goedig. Herinner u slechts, mevrouw, dat juist het afgelegene en de stilte u de verschrikkelijke gedachten veroorzaakten." //Ik hoop Diet, dat gij daarmede spot," zcide de dame opge wonden. „Ik heb geen lust, ontbloot van alle menschelyke hulp, in alle stilte mij misschien te laten vermoorden. Do couranten wemelen van dergelijke afschuwelijke geschiedenissen. Hier in de volkrijkste buurt, in een veel bewoond huis heelt men ten minste toch hulp bij de hand." Het jonge meisje onderdrukte eene neiging tot lachen. „Gij zijt toch bang voor de helpers," zeide zij slechts. „Maak mij toch niet zenuwachtig, wat ik u bidden raag!" riep de kleine dame en liep met eene, voor hare jaren, ongewone levendigheid in de kamer heen en weder. „Wat moet ik doen?" „Gy moet trachten kalm te zijn," smeekte het jonge meisje op zulk een goedigen, geruststellenden toon, dat voor een oogenblik het gelaat der oude dame wat verhelderde. „Er dreigt immers nergens gevaar; wij wonen, zooals gij het na ryp overleg ook zeidet, in een groot, mooi huis, in het midden der stad, en onze buren zijn fatsoenlijk en genoeg te vertrouwen, dat wij ons niet behoeven bevreesd te maken voor diefstallen van hunne zijde." „Wanneer er maar eens brand ontstaut, dan zijn wij verloren," merkte de dame diepzinnig op, „en eene epidemie ik mag er geenszins aan denken!" Daar Manuela thans zweeg, ontstond er eene kleine pauze, die de dame echter spoedig weder verbrak. „Apropos, juffrouw Borbeck, over ziekte gesproken, daar komt mij die oude, bleeke man in de gedachte, die u gisteren groette, toen wij uit het rijtuig stapten? Ik vergat gisteren te vragen, wie hij was, daar de generaalsvrouw plotseling het woord nam, maar dezen nacht kwam het mij weder te binnen. De man zag er zeer ziek uit." „Hij woont hier ook in huis," hernam Manuela op een ietwat schalkschen toon. De dame sprong op. „Mijn God, als hij maar geen besmettelijke ziekte beeft, bij leek wel zenuwkoorts te hebben. Ik verbied u, met den man te spreken, ik verbied het bepaald; zenuwkoortsen zijn in den regel doodelijk." Thans kon het meisje een glimlach niet onderdrukken. „De man heeft volstrekt geen zenuwkoorts. Ik kan u dit nu zeer nauwkeurig zeggen; hij is een arme, oude taalmeester en heeft een hartkwaal." „Hoe weet gij dit alles?" vroeg de dame verrast. „Als ik des morgens om twaalf uur door den gang naar de eetkamer ga, om to zien of er niets aan de tafel ontbreekt, dan gaat hij omstreeks, dien zelfden tijd steeds bij de groote glazen deur mij voorby, naar zijne woning boven ons. Iiy heeft mij, van den eersten dag onzer tegenwoordigheid in dit huis af, steeds zoo beleefd gegroet, de oude man, en ik laat nooit na, hem altijd recht vriendelijk te bedanken." „Nu, dat was natuurlyk," meende de dame. „Maar als iemand beleefd groet, mijn liefste, dan begrijp ik niet, hoe men daaruit tot een hartkwaal besluiten kan?" Manuela lachte, en bet lachen klonk helder en frisscher dan Sickesz, huize de (Jloeze bij Lochein: mr. P. A. W. Gort van der Linden te Groningen; D. F. A. Bauduin te's Gra- venhage; jhr. mr. Iv. A. Godin de Beaufort te Wouden berg; G. J. Van den Bosch te Wilhelminapoltlcr; J. Van der Breggen Azn. te Waddinxveen; L. Broekema te Wage- ningenf II. F. Bultman te HaarlemmermeerW. A. Gooien te Helvoirt; jhr. G. J. Dommer van Poldersveldt te Bergen- dal; A. baron Van Dedem te Dalfsen; jhr. mr. C. Van Eijsinva te Leeuwarden; D. Fontein de Jong te Murmer- woudeW. J. Hofman te Holwerde; M. H. Hartog te Barneveld; J. M. Kabebeeke te Goes; dr. Adolf Maijer te Wageniningen; L. II. A. Magnée te Iiorn bij Roermond; dr. L. Mulder te 's Gravenbage; mr. F. S. Van Nierop te Amsterdam; C. J. Van der Öudermeulen te Wassenaer; mr. W. A. baron Van Verscliuer te 's Gravenhage; mr. D. Visser van Hazerswoude te Amsterdam; Th. J. Waller te Anna Paulowna; als voorzitter dier commissie aangewezen mr. C. J. Sickesz, als onder-voorzitter mr. P. W. A. Cort van der Linden, en als secretaris aan die commissie toe gevoegd P. A. Vernède, hoofdcommies bij het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, te 's Gravenhage; is III. bepaald: a. dat die commissie zich tot uitvoering van de haar opgedragen taak kan verdeelen in afdeelingen, met dien verstande evenwel, dat de rapporten en voorstellen gemeenschappelijk worden uitgebracht en gedaan; b. dat de commissie zal vergaderen te ?s Gravenhage of, na bekomen machtiging van Onzen minister van Water staat, Handel en Nijverheid, ook elders. De beer Van Eysinga aanvaardde jl. Dinsdag het voorzitterschap in de Eerste Ivamer met een rede, waarin hij wees op de voorbereiding der grondwetsherziening in de afgeloopen zitting en hoopte dat door onderlinge samen werking, onder leiding dezer Regeering, de grootsche arbeid onder hoogeren zegen mocht strekken tot heil van Koning en vaderland. Ingekomen zijn drie geheime brieven van den gouverneur- generaal van Nederl.-Indië, dd. Juni en Juli, over het voorgevallene in het land van Tjiomas. Zij zijn ter griffie gedeponeerd, om, na kennisneming door de leden, in een volgende bijeenkomst, zoo noodig, een beslissing te nemen. De Kamer is op reces gescheiden. wij 't ooit in Eltach gehoord hebben. „Gij hebt wel gelijk, mevrouw, zulke stoute gevolgtrekkingen maak ik ook niet. Ik heb al lang bemerkt, hoe moeielijk hem het trappen klimmen valt, hoe dikwijls hij moet blijven staan, om zijn hooge woning te bereiken. Voor eenige dagen, toen hij juist op den bovensten trap was gekomen en nog stond te kuchen en naar adem snakte, had bij het ongeluk, zijn stok naar beneden te laten vallen. Ik kon mij zijne verlegenheid voorstellen, ik had het nooit verdragen, dat de oude man daarvoor nog eens de steile trap was afgegaan, ik ben immers jong en vlug, ik sprong naar beneden en bracht hem zijn stok." „Nu dat was recht aardig, mijn kind," knikte de dame vriende lijk, „den ouderdom moet men eeren, dat is zeker, hoewel men toch altijd voorzichtig moet blijven in de keuze der menschen, waarmede men zich inlaat. En toen zeide hij u, dat hij aan een hartkwaal leed? Dat is opvallend, zulk eene voor anderen on schadelijke ziekte maakt men niet bekend bij het eerste ontmoe ten, als men daarmede niet iets ergers verbergen wil." „Hij scheen verlegen, dat ik hem van die kleine moeite bevrijdde, hij zeide mij, dat hij het niet had toegelaten, als de lastige hart kwaal, die hem lucht en adem benam, hem vergunde vlugger te zijn. Toen ik hem daarop aanmaande, zicli te outzien, hernam hij: „ach, guiïrouw, voor wien? Ik ben heel alleen op de wereld. Daarby ben ik gedwongen to loopen en te werkenwie zou mij verzorgen, wanneer ik mijne lesuren er aan gaf?" Uit die paar Woorden weet ik, wie hij is en wat hy doet; ik hoop mevrouw, dat gy geen aanleiding vindt over dit korte gesprek toornig le zijn." „Neen, o neen, lief kind, hoewel gij een groot zwak hebt, om u met iedereen bekend te maken. Ik heb ook medelijden met den man, als alles waar is, wat hij zegt. Maar men kan dat niet weten. Hij kan zich vergissen en in plaats van een hartkwaal een longziekte hebbende bekwaamste doctoren vergissen zich daarin en longziekte is overerfelijk. Maar weet gij, mijn liefste, het zou mij toch aangenamer zijn, als gij verdere gesprekken vermcedt, men kan niet weten, tot welk eene moeite eenerzijds en tot welke verplichtingen anderzijds dat leiden kan. Denk er toch eens aan, dat de man voor uwe oogen borstkramp, eene bloedspuwing of iets dergelijks kreeg men zou dan sterven van schrik!" Manucla keek baar verwonderd aan, maar zij onderdrukte het bittere antwoord, dat haar op de lippen lag. „Voor mijzelf heb ik geen vrees," zeide zy slechts, en overigens heb ik hem sedert drie dagen niet meer ontmoet." „Des te beter. En nu wat anders. Ik eet dezen middag bij de generaalsvrouw, gij zijt niet mede genoodigd en zult den dag alleen moeten doorbrengen. Ik wil u echter een genoegen ver schaffen wat kan ik voor u doen, opdat u de tyd niet te lang valt?" „Gij zyt waarlijk goed," riep Manuela, tcrwyl zij verheugd de hand der oude dame greep; „maar de uren, die mij werkelijk geheel alleen tocbehooren, vallen mij nooit lang. Dan denk ik aan mijne dierbaren en aan het verleden, en droom mij in mijn oude huis terug." „Droomenriep de kleine dame schielyk, „droomen neen, mijn liefste, dat gaat niet aan. Dan laat gij de sleutels zitten, en kisten en kofiers zijn open, zoodat alles in gevaar is. Dan is het toch maar beter, dat gij uitgaat, dan zijn de dienstboden mij zoo lang verantwoordelijk." „Zoo was het niet gemeend," bracht het meisje in. „Gij neemt al uwe sleutels en staat my toe, dat ik den dag op myn Naar alle verwachting zullen op 1 Januari Iöö7 de mindere militairen van liet Indische leger in de nieuwe uniform kunnen gekleed worden. De nieuwe proef kleeding wordt deels hier te lande, deels in Indië aangemaakt. Volgens een telegram uit Batavia, te Amsterdam bij de Vereeniging van Assuradeuren ontvangen, is er brand uitgebroken aan boord van liet stoomschip Zuid-Holland. De lading in bet achterruim is beschadigd, maar de brand is gebluscht. Jl. Maandag werd te Medemblik aanbesteed namens de locaal-spoorwegmaatschappij Hollandsch Noorderkwartier, de werken van bestek No. 6, zijnde het maken van gebouwen en verdere inrichtingen langs het gedeelte Opperdoes Hoorn van den locaal-spoorweg MedemblikHoorn. Er waren 14 inschrijvers, waarvan 5 in massa. Hoogste inschrijver was J. Tool te Hoorn voor f 61,225 en laagste J. Hoogendijk te Medemblik voor f 50,324 in massa. Het werk is terstond aan den laagsten inschrijver gegund. Aan de jl. Maandag te Medemblik gehouden hard draverij werd door 15 paarden deelgenomen. De prijs, f 200, werd behaald door de bruine ruin Dibbels, van den heer C. Bierma, te Oldebiltzij], berijder A. Sideris; de eerste premie, f 75, door de bruine bles-merrie Amator, van den heer J. Liefhebber, te Zijdewind, berijder K. De Wit; de tweede premie, f 25, door de zwarte ruin Wil lem III, van den beer C. De Graaf, te Winkel, berijder J. Koster. Onder begunstiging van prachtig weder, werd dit volks feest door eene buitengewone menigte belangstellenden bijgewoond. 's Avonds werd er een opwekkend feest gevierd in het lokaal van den heer J. C. Groot, waar de prijzen door den voorzitter der Harddraverij-Vereeniging, den heer D. Smit, onder gepaste toespraak werden uitgereikt. Het geheel werd besloten met een zeer geanimeerd bal. De openingsrede, door den minister van Binnenl. Zaken jl. Maandag uitgesproken, wordt door eenige bladen besproken. Het Illd. wijst op eenige verblijdende mededcelingen, o. a. de goede verstandhouding met de buitenlandsche mogendheden, de voldoende opbrengst der belastingen en kamertje doorbreng. Dat zul een heerlijke namiddag zijn en ik beloof u, dat ik oog en oor voor alles zal openhouden, wat om mij gebeurt." De kleine dame lachte nog al gerustgesteldwie kon zooveel bevalligheid weerstand bieden! Zij nam echter het voorstel aan, hare sleutels mede te nemen, en verliet toen, nadat zij gezien had, dat het jonge meisje op haar eigen kamer was gegaan, vol zekerheid het huis. Snel was Manuela naar haar eigene kamer gegaan, met het grootste genot gaf zij zich over aan de stilte en de vryheid, die zij reeds lang had leeren waardeeren als de grootste vreugde. Nadat zij een poos had zitten peinzen, haalde zij uit haar kastje eenige brieven te voorschijn, koos er een van, die met vaster hand geschreven was dan do overigen, en begon te lezen. Hoe dikwijls had zij dat gedaan zij kende elk woord van buiten en toch stemde het haar zoo blijde, op deze letters weêr eens te turen. De brief was van Constantijn, op verzoek van zijne moeder geschreven, toen deze wat ongesteld was, en bevatte nauwelijks iets bijzonders. Het begin zelfs luidde tamelijk afge meten, de lof, dien hij haar toezwaaide, dat zij zoo flink volhardde in een betrekkelijk lastigen toestand en den ernst der omstandig heden juist in 't oog vatte, zou koel genoeg hebben geklonken, al3 niet het verzoek van Nana, dat Manuela in den loop van het volgende jaar te Eltach kwam logeeren, zijnerzijds van harte wns ondersteund. „Kom toch, lieve Manuela," vroeg hij „mijne moeder heeft lang genoeg getreurd over deze verwijdering, zij verlangt vurig naar hare dochter." Lieve ManuelaDat waren de woorden, waarop haar oog onafgewend rustte. Had het hart die ingegeven, of had de hand die gedachteloos als een ouden vorm neêrge- schreven Lieve Manuela noemde hij haar zoo, dacht hij dan werkelijk beter over haar, en kon zij aan dit vluchtige woord ook verwachtingen verbinden? Neen, neen, zij weerde ze van zich, ze verdrong ze met geweld, deze droomen, en het was een geluk, dat zij met groote wilskracht oog en oor behield voor de werkelijkheid. Manuela zou anders den zwaren val niet gehoord hebben, die boven haar hoofd plaats had. Dat was in de kamer van den ouden taalmeester, dien zij sedert drie dagen niet gezien had op zijn gewonen gang; angst en schrik overvielen het meisje, dat hem iets overkomen kon zijn. Er woonden wel eenige jonge menschen naast hem op dezelfde verdieping, moar omstreeks dezen tijd waren allen buiten het huis naar hun arbeid, de oude man was dan geheel alleen. Gelijk de bliksem schoot het jonge meisje de gedachte aan zijne ziekte en verlateuheid door het hoofd, en zij vloog haastig de trap op. Toen zij op haar haastig kloppen geen antwooid kreeg, opende zy snel besloten de ongesloten deur en zag bij den eersten blik, dat hare ergste verwachtingen beves tigd waren. De oude man zelf was gevallen, hij lag ge kleed en lang uitgestrekt op den grond, zonder eenig teeken van leven tc geven. Zij trachtte hem op te richten en schoof, daar haar dit niet gelukte, een kussen onder zijn hoofd, om dan de dienstboden der dame te roepen. Zij haalde eau de Cologne en spiritus, zij besprenkelde hem met water en zond in hareu hevigen angst een der meisjes naar den eersten, den besten dokter, daar hare pogingen, den ouden man weder tot bewustheid te brengen, zonder gevolg bleven. De schoenmakers vrouw van de vierde verdieping verleende haar dadelijken bijstand. Met hulp van haar man tilde zij den levenlooze op het schamele bed en legde daarna, oplettend op het stille gelaat turend, de hand op zy'n hart. (Vervolg op pag. 4.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1