HELDERSCHE
EN JVIEVWERIEPER COURANT.
Nieuws- en Adwteiitielilaii voorHollanfls Noorderkwartier.
1886. N°.117.
Woensdag 29 September.
Jaargang 44.
„Wij huldigen
het goede."
Vmehijnt Dingdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementaprij» per kwartaalf O.OO.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad ver ten tien: Van 1i regels 60 cents, elk*
regel meer 15 cents. Groots letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
Volgens het Vaderland zou het de bedoeling zijn van
de Regeering, aan de commissie voor de landbouw-enquête
een blijvend karakter te geven, zoodat zij als een soort
van „raad van landbouw" zal fungeeren.
Is dit het geval, dan zou de klacht van de Asser Crt.,
dat de provincie Drente in 't geheel niet in 't Comité
vertegenwoordigd is, nog meer recht van bestaan krijgen.
De Arnh. Crt., die ook in de enquête-commissie een
soort van Landbouwraad ziet, vraagt of het wel aangaat,
zulk een college in het staatsorganisme binnen te smokkelen
onder het voorwendsel van zekere tijdelijke „omstandig
heden?* Zou het niet behoorlijk en wettig geweest zijn,
dat over een dergelijken maatregel de Raad van State was
gehoord?
Tengevolge van het overlijden van den heer G. J.
Van Leeuwen, te Alkmaar, werden jl. Zaterdag de stoom-
booten „Nieuwediep," „Burgemeester van Alkmaar* en
„Purmerend," van de firma Van Leeuwen Swerver, publiek
verkocht.
De „Nieuwediep," die geregeld elke week goederen vervoerd
tusschen Rotterdam en Alkmaar, werd aangekocht door
den heer G. Swerver te Alkmaar; de beide andere booten
door den heer Holtzapffel te Amsterdam.
Men leest in de Zwolsche Crt.:
„Op 1 Januari a. s. zal er een begin worden gemaakt
om de koloniale troepen te Harderwijk in de nieuwe uniform
van het Indische leger te kleeden. De op dien datum nog
in de magazijnen voorhanden zijnde monteering-stukken
zullen successievelijk worden opgebruikt door de militairen,
voor het West-Indische leger bestemd.
Van de thans nog gedragen wordende uniform komen
te vervallen: de laken korte jas met schouderpassanten en
halssnoeren, de laken pantalon, de blauw katoenen pantalon
en de pet waarvoor in de plaats komen: de attila (in
groot tenue met drie borsttressen) en de pantalon van
donkerblauwe serge, de pantalon van dril en de helm, met
bovendien nog een uniform-muts. De equipement-stukken,
EEN LIEF BL0NDINETJE, door Mevrouw
M. C. Fbank, is de titel van het feuilleton,
dat met het nieuwe kwartaal wordt geplaatst.
32)
NANA.
Door GOLO RAIMUND.
Manuela wilde wel eerst den volgenden dag vertrekken, maar reeds
des morgens te vier ure, in gezelschap van den wethouder, die
haar naar het station zou brengen en daar zouden voor den ouden
vriend slechts weinig woorden overblijven. Zij was daarom bij
hem gekomen, zooals dat sedert de terugkomst van den wethouder
en zijne vrouw in den laatsten tyd vaak gebeurd was, om ge
zelliger te kunnen praten, en deze bezoeken brachten eene ver
trouwelijkheid en een welgevallen om den ouden, eenzamen man,
wier betoovering hy zich, ondanks alle tegenstreven, niet ver-
heelcn kon.
Het jonge meisje droeg een grooten ruiker in de hand, dien
zij uit den tuin van den wethouder had meêgebracht en dien
zij stil in twee glazen verdeelde, welke zij aan de meid gevraagd bad.
„Gij zult zooveel van de lente hebben, als in mijne macht
staat, u te geven," zeide zy. Een paar dagen houden zich de
bloemen goed, dan weet gij er toch iets van, als ik weg ben."
„In Eltach duurt zy langer," zeide de president en dwong
zich tot lachen. „Zij is schoon, dc lente in Eltach!"
„O zoo schoon," riep zy, „en met Pinksteren vooral. Dan
wordt het huis versierd met meitakken van boven tot beneden,
en als het feest niet te vroeg valt in het jaar, dan worden ook
de bloemen niet gespaard. Gij weet niet, hoe treffend het is,
oIb het des avonds stil geworden is, en de arbeiders komen uit
het dal met vrouw en kind en zingen ons voor het huis goeden
nacht toe. De linden zyn groot geworden, die gij geplant hebt,
zij vinden allen plaats daaronder, en de jongens zijn nu mannen.
Maar anders zal het er zijn als van ouds."
„Als van ouds wordt het nooit weder," zeide hij.
Zij keek hem strak aan. „Meent gij dat er voor het hart
geen lente is?"
Hij maakte een afwerende beweging met de hand, maar zij
liet zich niet afwyzen.
„En welk eene leDte kon het worden," zeide zy. „Alles, wat
als heilige en dierbare herinneringen stil in het hart begraven ligt,
kon opnieuw tot eene schoone werkelijkheid herleven. Gaat toch
mede," smeekte zy zacht en vleiend.
Hij sprong op, byna toornig klonk zyne stem, toen hy riep:
i,o laat ons daarover toch zwijgen wat zou ik thuis brengen
dan een verloren leven en daarbij eene onveranderde gezindheid I
Voor Eltach en zyne bewoners ben ik lang doodwellicht denken
zij, dat ik werkelijk gestorven ben. Of hebt gij het hun verteld,
dat ik leef, en hoe ik leef," voegde hy er na een oogenblik
zwijgens vorschend aan toe.
Zy schudde het hoofd. „Geen woord," zeide zy, „ik durfde
het niet."
„Gy durfdet niet myn naam noemen en wilt mij nu ondoor
dacht er heen lokken," riep hij vol bitterheid, „hoe is dat te
rymen met elkaar?"
„Dat ik ten minste niet de verantwoordelijkheid op mij mocht
nemen, in tante's liefdevol hart nog eens verwachtingen levendig
te maken, wier vervulling zoo twijfelachtig is. Zy is te oud, te
moede voor teleurstellingen en stryd ditmaal zou zy de over
wonnene zijn."
Hij liep met groote stappen heen en weder in dc kamer. Hy
wierp nog een blik op de bloemen, ademde den zoeten, heerlijken
geur in, en dan kwam hy *by het jonge meisje en legde zyne
zooals: kapotjas, blauw katoenen mouwvest, dassen en
schoenen, blijven onveranderd.
De uniform voor de verschillende wapens is, behoudens
de uitmonstering, geheel dezelfde.
De attila is een gewijzigd model van die, welke door onze
hnzaren worden gedragen, met in dagelijksche tenue
slechts vier gebombeerde knoopen op de rechter- en een
gelijk aantal op de linkerborst. Al de naden van het
kleedingstuk zijn bestikt met soutache.
De helm liever helmhoed is van vilt vervaardigd
naar het model, bij de Engelsche troepen in gebruik; zij
is licht, practisch en smaakvol versierd met stormketting,
n, enz.
De uniform-muts is naar dé Schotsche of scheepsmutsen
gemaakt, die vroeger aan de detachementen bij vertrek
naar Indië werden uitgereikt. Zij is van blauwe serge en
uitgemonsterd evenals de attila, met de kleur van het
wapen. (Infanteriegeel, overige wapensrood.)
De uniform wordt vooralsnog in beproeving aan het
leger verstrekt en zal eerst later, na rekening te hebben
gehouden met proefondervindelijk gebleken fouten, definitief
worden vastgesteld. De kleeding der officieren blijft dan
ook tot nader order onveranderd.
„De nieuwe monteering voldoet aan het oog wel. Zij
kleedt vlug en martioal.
„Wat ons echter onbegrijpelijk voorkomt, is het hand
haven van de afschuwelijke gele uitmonstering der infan-
terie-uniform, die haar ook in ons leger in zoo hooge mate
ontsiert en duur maakt. Voor een tropisch klimaat is
die kleur bovendien onpractisch gekozen, aangezien zij
spoedig verbleekt en zeer smetachtig is, waardoor algauw
het frissche van de overigens nette tenue zal verdwijnen.
Lichtblauw zooals op de attila's onzer blauwe huzaren
b.v. ware naar onze meening een veel betere keus
geweest.
Uit Aartswoud wordt gemeld:
„De oogst is binnen; met uitzondering van erwten mag
hij redelijk geslaagd heeten. De zwaarte der granen laat
hand op haren schouder. „Hoe zal ik u missen, Manuela,"
zeide hy aangedaan, „mijn lieve, wijze, mijn strenge, kleine
raadgeefster. Wilt gij in mijne eenzaamheid mij iets van u
laten hooren, wilt gy nu en dan schrijven ik meen van n,
van uw eigen leven!"
„Hoe gaarne!" antwoordde zij. „Maar aan het tafereel, dat
ik u van dat mijn toekomstig leven zal kunnen geven, zal de
oude lyst ontbreken. Ik blijf toch niet in Eltach, de weinige
weken zullen snel genoeg voorbijgaan, en het leven eener
gouvernante biedt in hare naaste omgeving weinig aan om te
troosten."
„Gelooft gy dan, dat het tafereel mij alleen behaagt om dc
lijst, waarin het gevat is?" zeide hij. „Ik stel ernstig belang
in uw leven, Manuela, en als ik ook om uwentwille begeer, dat
het in Eltach moge voorbijgaan, zoo zal ik er toch op iedere
andere plaats belang in stellen."
Zij kleurde een weinig, zij wist, hoewel zij juist dit gedeelte
van haar verleden voor hem verzwegen had, dat hij hare betrek
king tot Constantijn gedeeltelijk geraden had. Zy stond op en
trok haren mantel vaster om de leden.
„Wilt gij heengaan?" vroeg hij plotseling, als verschrikt.
„Ik moet," antwoordde zy een weinig treurig, „ik kan toch
aan de kleinen niet weigeren, den laatsten avond bjj hen door te
brengen, en zy gaan vroeg naar bed."
Een diepe zucht was al ziju antwoord.
„En hebt gy mij geen groet op te dragen, aan niemand, ook
niet naar huis?" vroeg zij met hare gevoelvolle, welluidende stem.
„Geen enkelen," zeide hy.
„En het is toch alles als anders, slechts oneindig schooner,"
ging zy voort. „De boomen, waaronder gij als kind gespeeld,
als jongeling gedroomd en als man liefgehad hebt, zij staan er
nog allen."
„En kennen den grijsaard niet meer," viel hij droevig lachend
in. „Gij zijt eene gevaarlijke toovenares, Manuela, en wie niet
op zyn hoede is, dien kunt gij wel verlokken tot dingen, die
hem eeuwig zouden berouwen. Wy leven echter niet meer in den
sprookjestijd, wij gebruiken geen tooverwapenen meer, maar
slechts bedachtzaamheid en vasten wil."
„O, er zijn toch schoone sprookjes," zeide zy warm, „er zijn
er, waaraan een diepe zin ten grondslag ligt. Kent gy het
sprookje van het doornroosje, dat honderd jaren sliep? Dat is
uw hart vol liefde," sprak zy zacht en aangedaan voort, „het is
niet dood, het slaapt slechts als het doornroosje in zyn jeugd en
pracht, en de doornen, die het omgeven, zijn uw eigen trots en
hoogmoed. Maar als de tijd nu voorbij was, en ik vond het
rechte woord en den rechten weg en wekte het roosje, gelooft
gij niet, dat alle rozen weder biociden en zoudt gy de toovenares
niet gewillig volgen?"
Hij keerde zich diep getroffen af. „Maak het kort, Manuela,"
zeide hy, „gy weet niet, hoe zwaar het scheiden voor een mensch
valt, die geen schadeloosstelling vindt."
Zij schudde bedroefd het hoofd; hare poging was mislukt.
„Het ga u dan wel," zeide zij innig en keerde haar helder
voorhoofd een weinig naar hem toe tot zyn vaderlijken kus, „en
God zy met u en doe u vrede vinden."
Hy drukte haar aan zyn hart; het was haar alsof zij zyn
hart voelde kloppen en ineenkrimpen als in den doodstrijd. „God
zegene u eeuwig voor den troost, dien gij mij gegeven hebt,"
zeide hy en geleidde haar zelf naar de deur.
Zij snelde haastig de trappen af, zonder op te zien naar hem,
die boven stond, maar hij keerde terug in de kamer naar het
venster en zag haar lang, lang na. Zij ging heen, de lichte
gestalte, om nooit weder te keeren, naar haar, naar zyn huis.
Zyn hart klopte en bonsde, het trok hem haar na met alle
echter te wenschen over. Tarwe van 80 kilogram per
hectoliter zal moeielijk te vinden zijn; de meeste landbou
wers zullen al zeer tevreden zijn indien ze 75 kilogram kan
halen. Aardappelen leveren, trots de ziekte, een vrij goed
beschot, en ook de kwaliteit valt niet tegen."
In Oostfriesland heeft eene verzekeringmaatschappij,
in aanmerking nemende de vele gevallen van brand door
het inslaan van den bliksem in molens, aan hare verzekerden
de helft der kosten van aanleg van eenen bliksemafleider
toegestaan, waarop dadelijk 64 van de 220 verzekerde
windmolens zich van bliksemafleiders voorzien hebben.
Men schrijft ons van Den Hoorn op Texel, dd. 23 dezer
„Heden avond werd door 't Rederijkersgezelschap „Het
rijske wordt allengs een boom," een genoegelijken avond
verschaft aan alle ingezetenen, die blijken gegeven hadden
van hun offervaardigheid, waar 't betreft het lenigen van
den nood der armen.
Als men in aanmerking neemt dat dit dorp slechts klein
is en voor 't meerendeel uit arbeiders bestaat, dan is de
bij inteekening bijeengebrachte som van f 53 (drie-en-vijftig
gulden) niet gering te noemen.
Daar alle onkosten door 't gezelschap gedragen werden,
is deze gehecle som toegezonden aan de Commissie in
zake het innen van gelden voor de weduwen en kinderen
der beide verongelukte visschers, te Oosterend en te
Oude Schild woonachtig."
Op de proefvelden der Rijkslandbouwschool zijn dit
jaar proeven genomen met roggesoorten, om als groen-
voeder gemaaid te worden. Hiervoor zijn uitgezaaid de
volgende soorten: St. Jans, Correns Stauden, Markische
Stauden en Champion-Stauden. Ze zijn de eerste maal
gesneden op 15 Augustus 1885, de 2de maal op 20 Sep
tember '85. De Stauden-roggen brachten de grootste
hoeveelheid groenvoeder op, terwijl bij het oogsten, op
22 Juli 1886, de St. Jans-rogge ongeveer de helft meer
opbracht dan de Stauden-rogge. De St.-Jans-rogge was
veel meer gestoeld, terwijl de andere soorten maar met
enkele halmen opschoten. Van de overige roggesoorten
macht. Aan den hoek bleef zy nog eens voor het laatst staan,
wendde het hoofd en groette met de hand het scheen, alsof
zy wenkte. En toen was zij verdwenen, en alles was als vroe
ger de president was alleen!
Het was Zaterdag, de Zaterdag voor Pinksteren en in Eltach
maakte men alles gereed voor het feest. De tuin praalde in al
zijn luister, goudenregen en vlier geurden nit elk boschje en het
jonge groen der boomen weerkaatste in het meer.
Sedert vier en twintig uur was Manuela thuis; de natuur in
haar feestgewaad, de vroolijke menschenharten om haar, dit had
hare ontvangst recht feestelijk gemaakt. Nana's aandoenlijke blijd
schap, waarmede zij haar lieveling ontving, toonde duide
lijker, dau alle klachten het vermochten, wat zy gemist had;
bijna met wangunst zag Constantijn op het schoono meisje, dat
haar recht op Nana's moederlijke liefde zoo standvastig wist te
handhaven.
Hijzelf had haar afgehaald van het station en zijne ontvangst,
hoe hartelijk ook gemeend, had toch iets terughoudends. De rust
en het vriendelijk, ingetogen voorkomen van het meisje, dat
reeds bij de eerste begroeting zich duidelijk vertoonde, verrasten
hem, het bewees hem, dat zij geen leiband en steun meer noodig
had, en hij moest, in plaats van zijne meerderheid te doen ge
voelen, nu een anderen toon aanslaan. Vriendelijk en bevallig
was zij, lief en schoon als vroeger, maar geheel ongedwongen,
zonder cenige gedruktheid, die v<5<5r haar scheiden, nog de
herinnering aan haar onrecht, hare smart en vergeefsche moeite
om haar verloren geluk te bereiken, op haar uitoefende. Het
scheen, dat zij noch gekweld werd door vergeefsch berouw, noch
door onvervulde wenschen, op haar gelaat straalde slechts de
vreugde van het weerzien. Maar nooit was zij hem voorgekomen
als thans, nu zij aan zyne zjjde in het open rytuig reed, vroolijk
en levenslustig om zich heen ziende, rechts en links de arbeiders
groetend, die hier en daar aaD den weg stonden en verbaasd de
bekende en, hun plotseling vreemd geworden verschijning na
staarden. Was dat dan de gekke Spaan3che? Was het Manuela,
de dweepende waterlelie, zooals Constantyn haar zoo vaak
genoemd had? Klaar en rein en liefelijk was hare schoon
heid, en de stempel der rust en van het zelfvertrouwen
lag er op, een waas van jeugdige levenslust. Constantyn zag
haar heimelijk van ter zijde aanals iemand buiten zichzelf was,
dan was hij het nn. Diep en levendig gevoel straalde uit haar
blik en woord; zonder eenige zwakke weekheid, eenvoudig en
klaar sprak zy van haar leven in den vreemde, van al de onaan
genaamheden in het huis der kleine dame, van den schrik, toen
zij plotseling werd weggezonden. Zij verhaalde alles, slechts de
ontmoeting van den president niet, zy moest nog eerst met zich
zelf te rade gaan, of- en hoe zij dit zou vertellen.
„En waarom wenddet gy u niet naar huis in uwe verlegen
heid," vroeg hy verwijtend, „gij hadt my toch eene belofte
gedaan
Dit woord ontlokto een straal van vreugdo op haar gelaat.
Slechts als de nood mij drong," antwoordde zy. Maar men
moet vrienden niet lastig vallen, zoolang men zichzelf helpen
kan men doet dan onrecht aan anderen en ook aan zich
zelf?"
Met teederen trots zag hy nu vrij in het schoone gelaat. „Gij
hebt gelijk," zeide hij, „en hoe schoon staat u uw trots."
Zy lachte. „Anders prijst men juist trots niet, maar ik kan
ook deemoedig zyn." Een schaduw, als eene herinnering, vloog
over haar helder voorhoofd, maar slechts vluchtig, als een wolken-
schaduw over een in de zon schitterend landschap.
(Slot volgt.)