hebben best voldaan de Probsteier, Zandwinter, Spaansche,
Zeeuwsche, Bolieemsclie, met buitengewoon lange aren.
Ze hebben echter over het algemeen korter stroo en lich
tere zaden dan in 't vorige jaar.
Nog is een proef genomen met Vicia Vilosa onder haver
en rogge. Die onder haver is tweemaal gesneden voor
groen voeder; de eerste maal, op 15 Juni, bracht per Hectare
op 18,800 kilogram, de 2de maal op 30 Juli en bracht
toen op 8000 kilogram per Hectare. Van de derde snede
kan niet veel verwacht worden, wegens de droogte. Die,
welke onder rogge werd gezaaid, is blijven staan tot rijp
wording en heeft goed rijp zaad gegeven. De beide partijen
waren gezaaid op 25 Maart 1886, op onbemesten zandgrond.
De meik-opbrengst van 6 koeien der Rijks-Land
bouwschool te Wageningen, na het kalven tot 1 Januari
1886, is geweest, van: Juffer, Noordhollandsch ras, gekalfd
11 Februari, 5606 liters; Witvoet, idem ras, gekalfd 13 Nov.
1884, 5343 liters; Aafke, Friesch ras, gekalfd 3 Maart,
4571 liters; Oele, Zeeuwsch ras, gekalfd 4 Maart, 4030
litersGriet, Noordhollandsch ras, gekalfd 10 Mei, 3899
liters, en Anna, gekalfd (2 k.) 26 Februari, Groningsch
ras, 3150 liter; totaal opbrengst van 6 koeien 26,599 liters.
De melk werd grootendeels aangewend om de verschil
lende methoden van boter- en kaasbereiding aan de leer
lingen te doen zien.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 27 dezer:
„Nabij de ton van het Scheer 1 liep heden het tjalkschip
van schipper N. Mostert op het Burgzand aan den grond.
Het vaartuig, dat met steenkolen beladen was voor Leeu
warden, zat spoedig geheel onder water. De bemanning
redde zich in de scheepsboot en werd door een Texelsche
blazerschuit opgevischt. Van inventaris en tuigage werd
een gedeelte geborgen en hier aangebracht.
Naar men beweert, zijn schip en lading verzekerd.
Vermoedelijk zal de tjalk totaal verloren zijn/'
In de Texelsche polders is thans het rooien der
winter-aardappelen in vollen gang. Zoowel beschot als
hoedanigheid mag in alle opzichten bevredigend genoemd
worden. Van ziekte wordt bijna in het geheel niets ver
nomen. Naar den vasten wal hebben reeds flinke verzen
dingen plaats.
Door de Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar is
tegen den voortvluchtigen voormaligen onderwijzer aan de
openbare school te Cocksdorp op Texel, Johannes Jacobus
Polman, rechtsingang verleend ter zake van feitelijk vergrijp
tegen de zeden.
De officier van Justitie te Alkmaar verzoekt met de
verblijfplaats van dezen beklaagde per telegram te worden
in kennis gesteld, ten einde hem te doen dagvaarden en
te doen brengen voor den rechter-commissaris voor straf
zaken bij genoemde Rechtbank.
Jl. Zaterdag werd feestelijk liet standbeeld van Hugo
Grotius op de Groote Markt te Delft onthuld. De ministers
Heemskerk en Van Karnebeek woonden de plechtigheid bij.
De feestredenaar, het Kamerlid rar. W. H. De Beaufort,
schetste Grotius als geleerde, staatsman en Christen, die
boven alles recht en gerechtigheid liefhad. De voorzitter
van het hoofdcomité, de heer Cremers, droeg het beeld aan
de gemeente over. De burgemeester aanvaardde het. De
muziek der Koninklijke Kapel en eene feestcantate door
een kinderkoor luisterden de plechtigheid op, die besloten
werd met het teekenen eener oirkonde op het Raadhuis.
Op het feest ontbrak natuurlijk de maaltijd niet. Er
werd veel getoast en niemand dergenen die iets hadden
bijgedragen tot de feestviering, werd vergeten. Enkelen
der sprekers bewogen zich op meer algemeen terrein. Zoo
vestigde o. a. prof. Asser de aandacht op de eigenschap
van Hugo De Groot als nationaal rechtsgeleerde bij uit
nemendheid, en toonde aan hoe ook door het internationale
recht, waarvan Hugo De Groot de grondlegger is, de zelf
standigheid der kleine natiën wordt gewaarborgd. Een
zelfstandigheid, die ook door onze tegenwoordige diplomatie,
onder leiding van den minister Van Karnebeek, hoog ge
houden wordt. Ook de minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer Heemskerk, wees op de kostelijke gedachte, die
aan dit feest ten grondslag ligt. De geest van Hugo De
Groot is levenwekkend geweest. Wij mogen thans, op de
schouderen onzer vaderen, zijn geklommen op een standpunt,
dat in zijn tijd zelfs een man als De Groot onbekend moest
Onder den titel: „Een Septomberavond in het Panopticum,"
behelst de Amsterdamsche Crt. de volgende regelen:
Zoo'n September-Maandag is voor menig Amsterdamsch huis
gezin nog een Maandag met een gaatje. Op andere dagen valt
't zoo niet, maar 's Maandags, weet je, 't is net of de handen
in het eerste schaft verkeerd staan. Dat een mcnsch in een zoo'n
Zondag het werken zoo ontwennen kan
Voor de meeste werklui, vooral die per uur of op stuk werken,
is de Maandag de slechtste dag van de week. De meeste ge
zinnen, die het er nu eenmaal op gezet hebben er een September-
dagje van te nemen, kiezen bij voorkeur dan ook daarvoor den
Maandag. Artis en het Panopticum, het Panorama cn wat al
zoo tot de September-vermakelijkheden gerekend kan worden,
genieten dien dag het drukste bezoek.
In Artis wordt er reeds afspraak gemaakt, „waar zullen we van
avond heen."
„Wel, naar het Panopticum," is het gereede antwoord.
Zoo vonden wij jl. Maandag een familie bijeen in Artis. Het
gezelschap bestond uit vier personen, twee vrouwen en twee
mannen, die, daar ze allen uit dén korfje aten, waarschijnlijk
hutje bij mutje gedaan hadden.
„Wel, Jan, waar gaan we van avend nou nog eens heen? We
mosten 't nou maar in eens afdoen."
„Wel, mens," was het antwoord van de andere juffrouw, „we
gaan naar 't Panoptiekem. Is 't niet, Hein?" voegde ze tot haar
eigen mari er bij, die van de gelegenheid gebruik maakte, om
achter zyn vrouws rug een wippertje te nemen.
„Nou, Hein, wel, die pakt 'em stiekem. Zeg, geef Jan der nou
ook nog eentje en dan is 't uit hoor, denk er om, 't is nog
lang eer 't avend is," merkto de vrouw van Jan op.
I Jan, door de zorg van zijn wederhelft niet weinig gevleid,
kon niet nalaten, alvorens hy zijn breede lippen om het glaasje
sloeg, zijn makker een knipoogje te geven, en om zijn vrouw in
der hum te houden, te zeggen: „Wat een mens, hè? Een zorg
voor me.... Nou, ouwe, vertel nou eens op, waar wou je van
avend heen, hè? Je kunt 't krijgen, zooals je 't hebben wil.
Wil je naar de Selon, naar Van Lier, of naar 't Panoptiekem?"
„Hé, nee, laten we nou maar niet naar de Kemedie
gaan, dat kan je altijd nog eens doen," merkte de vrouw van
Hein op.
„Ja, maar ik ben niet zoo erg op al die lykies gesteld, niet
da'k bang ben, maar ik heb er altijd een schrik voor gehad, en
om nou voor jo plezier al die dooije mensen te gaan kijken,
daar heb ik niet veul schik in."
„Ben jo mal, buurvrouw, ze zijn toch allemaal aangekleed, ze
leggen toch niet in do kist. Daar mot je je maar over heen
zetten,"
blijven, het is niet te ontkennen, dat hij intellectueel hoog
stond, en dat, door hem te eeren, thans een feest wordt
gevierd, in den waren zin des woords nationaal. Want De
Groot was, wat ook zijti denkbeelden zijn geweest aangaande
de stadhouderlijke partijeen man die in de eerste plaats
werd gedreven door liefde voor zijn vaderland.
De minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Van
Karnebeek, herdacht De Groot als de Nederlander die,
universeel en onbetwistbaar overal bewonderd en erkend,
aan onze tegenwoordige staatslieden den grootsten steun
verleent, en mag worden geroemd als de patroon der
Nederlaudsc.be diplomatie.
In het Provinciaal Blad van Noordholland No. 70 is
afgekondigd de door de Staten van dit gewest vastgestelde
verordening op de scheepvaart in de vaart van het Schouw
over Monnikendam naar Edam. Zij treedt in werking den
22 October a. s.
Heden zal voor het Gerechtshof te Amsterdam
worden behandeld de zaak tegen Van Wulff'ten, beschul
digd f 49,000 uit de stadskas gestolen te hebben.
Verdediger is mr. Haas.
De Rechtbank te 's Hage behandelde gisteren de
zaak tegen ds. Vlug uit Leiderdorp, beklaagd wegens het
met geweld beletten eener godsdienstoefening, welke opge
dragen was aan den predikant Wildeboer.
De heer Wildeboer, het eerst als getuige gehoord,
kon niet constateeren dat zijn ambtsbroeder het volk had
opgezet of zich met geweld van den preekstoel had meester
gemaakt.
De waarnemende burgemeester van Leiderdorp, de heer
Permentier hield zich overtuigd, dat de woeste tooneelen
niet zouden zijn voorgevallen indien ds. Vlug overeen
komstig zijn waarschuwing niet kerkwaarts ware gegaan.
Bijna eenstemmig verklaarden de meeste getuigen dat
ds. Vlug de luidruchtige menigte buiten de kerk aange
maand had geen psalmen te zingen, omdat hij haar daartoe
binnen de kerk gelegenheid zou geven.
Twee getuigen a décharge weerspraken dit, beweerden
dat ds. Vlug de menigte tot kalmte had aangemaand en
niet met geweld naar den preekstoel was gedrongen. Zij
meenden in de houding van ds. Wildeboer iets uittartends
te hebben opgemerkt.
Ds. Vlug bleef volhouden niets te hebben gedaan om
wanorde te verwekken, niet het volk te hebben opgezet en
dat de kerkvoogdij hem den toegang tot den kansel en de
kerk niet ontzegd had.
Het O. M. eischte 45 dagen gevangenisstraf en f 8
boete.
Mr. Vaillant verdedigde ds. Vlug.
Gisteren is een aanvang gemaakt met de voorberei
ding van den herbouw van het Badhuis te Scheveningen.
De schade, door den brand geleden, is tusschen experts
van beide partijen geregeld en vastgesteld als volgt: ge
bouwen f 522,863, inventaris f 202,400.
Het bericht, volgens hetwelk onder het puin muziek
instrumenten van de leden der kapél-Mannstiidt zouden
gevonden zijn, wordt door; het Dagblad tegengesproken.
Naar de N. Rott. Crt. verneemt, is thans het konin
klijk besluit geteekend, waarbij aan prof. Pekelharing en
dr. Winkler te Utrecht wordt opgedragen een onderzoek
in te stellen naar de berri-berri-ziekte in Nederl.-Indië.
De beide geleerden zullen zich op 25 October a. s. te
Marseille inschepen aan boord van het stoomschip Prins
Alexander, hetwelk op 13 October a. s. uit Amsterdam
vertrekt.
Verder verneemt genoemd blad, dat dr. C. Eykman, officier
van gezondheid bij het Nederl.-Indische leger, met opoffering
van den verderen tijd van zijn verlof zich tegelijk met de
heeren Pekelharing en Winkler naar Indië zal begeven, en,
aldaar aangekomen, waarschijnlijk hun ter adsistentie zal
worden toegevoegd.
Als een bewijs hoe geducht de veeprijzen in den
laatsten tijd zijn gedaald, kan worden gemeld, dat door
een der voornaamste slagers te Apeldoorn eerste kwaliteit
rundvleesch met been reeds wordt verkocht voor 60, en
zonder been voor 80 c. per kilogram.
Door de Italiaansche Regeering werden voor de ver
dediging van Spezzia bij de firma Krupp aangekocht 4
kanonnen van 40 cM., bestemd om 2 aan 2 in koepels van
„Nou, als de mannen het goed vinden, ik wil geen spel-
breekster zijn."
„Afgeloopen. Vin jij 'tgoed, Hein?"
„Mij best, Jan."
„Dan zit 't."
„Om acht uur van avond present op do ouwe botermart, daar
mot je de kaartjes halen aan do kiosk, dat scheelt j'en maflic."
Te acht uur was liet viertal present cn stond het, gewapend
met een blauwe kaart, voor den ingang.
't Was druk in de Amstclstraat. 't Krioelde van de menschen,
die af en aan liepen.
Op de trap van 't Panopticum verdrong men zich als 't
ware.
Onze vrienden stapten gearmd binnen, doch nauwelyks zyn
ze voor de trap gekomen, of de vrouw van Jan, die zoo bang
voor lijkies is, sprong met een gil terug.
„Jan, kom hier, laat die agent eerst die dronken kerel der uit
brengen."
Jan, Hein en diens vrouw proesten het uit van 't lachen.
„Ben je mal, Sien, 't zyn maar poppen."
Bedeesd treedt Sien naderbij. Ze is er toch een beetje huiverig
voor, maar nu zij zich overtuigd heeft dat 't werkelijk maar poppen
zijn, krijgt ze wcêr moed.
„Hoe is 't mogelyk, hé....? Kijk 'em zijn oogjes is lodderig in
zyn kop staan."
„Kijk daar eens, die is ook nog laat aan 't glazen wasschen
daar
„Waar?"
„Wel daar, voor 't raam."
„Die mense hebben hier ook nooit gedaan, schijnt 't."
Dat 't ook al een pop was, begrepen de beide vrouwen niet.
Daar staan ze in eens in de groote benedenznal. 't Was er
propvol.
„Gut, gut, wat 'n mense, Sien!"
„Verschrikkelijk, en wat 'n deftigheid is er onder. Kijk daar
is, wat mooie soldaten. Sakkerloot, der heb je do Koning ook.
Jongens wat een prachtig spul heeft ie an."
„Nou, buurvrouw," gaat Sien in eenen adem voort, „daar heb
ik nou verleden week nog ruzie met vrouw Jansen om gehad,
die beweerde bij hoog cn laag, dat je de kinderen der kousc-
bandjes boven de knie moest vastmaken."
„Nou en wat zou dat?"
„Wel, de Koning heeft de kouseband ondor do knie, krek als
ik bij kleine Jan altijd doe."
„Dat begrijpen jullie wéér niet," komt Jan tusschenbcidcn,
„dat is geen gewone kouseband, dat is een ridderorde. Je hebt
toch wel eena gehoord, dat do Koning ridder van den kouae-
hardijzer van Gruson geplaatst te worden, op overeen
komstige wijze als hier te lande voor kustverdediging is
geschied op de Ilarssens en aan den Nieuwen Maasmond.
Op dit oogenblik is dit wel het krachtigste geschut dat
bestaat. Wij geven hieronder enkele opgaven om het reus
achtige daarvan onder cijfers te brengen.
Het kanon is 14 Meter lang en weegt 121,000 KG. liet
sluitstuk alleen weegt 3760 KG., d. w. z. nog 700 KG.
zwaarder dan het zwaarste vestingkanon op onze landforten.
Voor het vervoer van een kanon is een dubbele wagen
geconstrueerd met 16 assen en van een gezamenlijk gewicht
van 97,300 KG. De projectielen wegen 920 KG. en worden
verschoten met 330 KG. bruin prismatisch buskruit, waar
door zij een snelheid verkrijgen van 550 M. in de seconde.
De druk in de kamer bedraagt daarbij 2400 atmospheeren.
De levende kracht aan de monding is niet minder dan
14,000 metertonnen, waardoor het projectiel in staat is om
een smeedijzeren plaat van 88 cM. te doorboren of wel 2
platen van respectievelijk 40 en 63 cM. dikte. Op 3500 M.
afstand kan het nog een pantser van 68 cM. of twee platen
elk van 40 cM. doorboren.
Wanneer men nagaat dat de laatst aangemaakte schepen
(1.885) der Engelsche Marine, zooals Anson, Benbow, Howe,
Rodney enz. alle pantsers hebben van ongeveer 46 cM.
met ruggeplaat van 5 cM., dan blijkt dat deze schepen nog
op ongeveer 6000 M. kunnen doorboord worden.
Er schijnt dus wel op gerekend te zijn om schepen van
belangrijk dikker pantsering op middelbare afstanden met
groote overmacht te kunnen bestrijden. Volkomen ver
klaarbaar komt dit voor, als men den prijs dezer kanonnen
in aanmerking neemt. Met voldoende uitrusting aan munitie
kan deze zeker op 1 millioen gulden per stuk gesteld
worden, en moet men bij het brengen van zulke enorme
offers, bijna volkomen zekerheid hebben, dat die offers niet
spoedig een tweedemaal zullen moeten worden gebracht.
De aardbevingen in Amerika. De Amerikaansche
bladen behelzen eenige bijzonderheden van de rampen, welke
de jongste aardbevingen in Noord-Amerika hebben veroor
zaakt. Volledig zijn de beschrijvingen nog niet, want het
zal nog eenigen tijd vorderen, alvorens het onderzoek over
de geheele uitgestrektheid van het tooneel der verwoesting
zal zijn afgeloopen. Toch staat men reeds nu versteld èn
over den omvang, èn over den duur van 't natuurverschijnsel.
Op 27 Augustus jl. werden de eerste schokken van
aardbeving waargenomen en zij duurden tot 3 September,
dag aan dag voort; in den avond van 31 Augustus waren
de schuddingen 't hevigst, terwijl vooral de omtrek van
Charleston (Zuid-Carolina) en meer in 't bijzonder de stad
Summerville daarbij het meest werden geteisterd; daar lag
het centrum van het natuurverschijnsel, dat zich echter
van Mobile tot Toronto (Canada), van den Atlantischen
Oceaan tot Ornatra openbaarde, dat is over een oppervlakte,
6 a 8 maal grooter dan het grondgebied van Frankrijk.
Te New-York werden de schokken ook gevoeld, maar
noch langdurige noch hevige, alleen tusschen 9£ en 10 uur
in den avond van 31 Augustus. Zij veroorzaakten daar
ook geenerlei schade. Daarentegen waren ze te Washington
reeds veel sterker; één schok zelfs hield daar 4£ minuut
aan. Dit zegt echter niets bij hetgeen in de Zuid-Ooster-
Staten is ondervonden. Atlanta en Savannah, Georgia,
Richmond, Virginië, Raleigh, Noord- en Zuid-Carolina
hebben vreeselijk te lijden gehad en juist in die streken
bleek de bevolking er van nature ook Jt meest door te worden
ontsteld; onbeschrijflijk was de uitwerking van de aard
beving op de kleurlingen. Te Charleston, Savannah, Atlanta
enz. wierpen zij zich in de straten op de knieën, in vurige
gebeden, vast geloovende dat het einde der wereld daar
was. Zij deden boete voor hunne zonden en bereidden zich
voor, om voor 's Heeren aangezicht te verschijnen. Te
Raleigh trok juist een troep jongelui, die op de jacht was
geweest, de stad door, op het oogenblik dat de aardbeving
't hevigst was; de jongelui begonnen toen uit al hun macht
op de hoorns te blazen en de kleurlingen riepen elkander
toe: „Dat is het laatste oordeel! Hoort, het trompetgeschal
van Gabriël!"
Maar helaas elders zijn de feiten van veel treuriger
aard. Charleston, een der schoonste steden van 't Zuiden,
de prachtigste haven van Amerika aan den Atlantischen
Oceaan, is als 't ware geheel in puin gelegd. Twaalf
band is?"
„Neen," roepen beide vrouwen te gelijk, terwijl ze met stomme
verbazing naar den kouscband aan 's Konings linkerbeen staren.
„Zeg, Jan," vraagt Hein, daar heb ik al eens meer van ge
hoord, krijgen ze die niet van do Koningin van Engeland?"
„Precies, zij heeft onze Koning dien kouseband present gedaan
en die draagt ie nou altijd."
„Nou, dat zou me bij jou niet motten gebeuren. Als jij met
een kouseband van een andere vrouw thuis dorst te komen, dan
smeet ik jou met je kouseband en al de deur uit," bijt Sien
haar man toe, tot niet gering genoegen van de omstanders.
„Hierheen, jongens, daar heb je de Pinkstcrblommen
„Hoe is 't mogelijk, kijk me nou toch dat lieve leven is aan,
je zou in do wereld van God zeggen, 't kon niet bestaan."
„Kijk me die leelijko bult is, wat is ic zoenderig."
„Da's ook 'n beste, kijk die daar, die trekt waarachtig der
krinolien op straat uit.
„Wat natuurlyk, hè? hoe kunnen ze 't zou namaken?"
„Nou, maar kom eens hier, zie je dien kiezentrekker daar, 't
is krek of je nog op de ouwe botermart bent."
„Och hemel, kijk die arme stumpert een dikken mond hebben."
„Kijk hem erreis bloeien!"
„Dat is geen wonder, als ze met zoo'n kurketrekker in jo
kakebeene huishouden peuteren," merkt een matroos op, die naast
onze luidjes staat.
„Daar staat een broer van je," zegt een andere juffrouw tot
den spreker.
„Zoo leelyk hou ik ze der niet op na."
n't Is allemachtig aardig, kijk dien kraai daar met z'n porreplu
„Dat is dezelfde, die op den ducdalf gestaan heeft laatst,"
werpt een grappenmaakster in 't midden.
„Wat uwes zeit, juffrouw, pas maar op, dat hij uwes niet in
de gaten krygt!"
Onder deze en soortgelijke op- en aanmerkingen en uitroepen
van bewondering, dringt men langzamerhand vooruit, langs ver
schillende deftige heeren, die onze bezoekers weinig belang in
boezemen. Alleen de uniformen cn die zwarte nikkers, die Sien
allen voor moordenaars aanziet, trekken de aandacht. Omtrent
de eerste merkt de matroos, die nog altyd bij het clubje loopt,
aan, dat ze hun knoopen wel eens mochten oppoetsen. Voor
het beeld van Bismarck maakt Hein de opmerking„nou, dikkop,
je hebt hier niets te vertellen, hoor!"
„Pas maar op," zegt Jan, „Wilhelm staat vlak by hem, laat
ie je maar niet hooren."
„Als hy dat kon, zou ik zooveel praatjes niet hebben, maar
't zyn toch kranige kerels, hé, en ze zitten goed in 't pak ook.
'k Wed, dat oome Jan er nog een tientje opgeeft." (Slot op pag. 4.)