HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COÜRAMT.
en Adrertentieblad wor Hollands Noorderkwartier.
1886. N°.122.
Jaargang 44.
Zondag 10 October.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
EEN LIEF BLONDINETJE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertcntièn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
131n t~i enland.
De Middelb. Crt. gelooft niet dat het Regeerings-voorstel
tot beperking van liet recht van vereeniging het verder
zal brengen dat tot het in het leven roepen van een voor-
loopig verslag.
Kwam het nog in openbare behandeling, dan zou zij
versterkt worden in hare meening, dat onze vertegenwoor
diging door een socialistenkoorts is aangegrepen.
De Belgische Indépendance noemt het voorstel „een wet
van enkel redactie.' „Wij hopen, zegt het blad, dat er
in Nederland geen meerderheid zal worden gevonden om
liet voetstoots aan te nemen. Aldus opgevat, zou het recht
van vergadering en vereeniging niet meer zijn dan een
ijdele klank.'
De eerste vergadering van de Staatscommissie tot het
instellen van een onderzoek naar den toestand van den
landbouw enz. zal worden gehouden op Maandag 18 dezer,
in het gebouw van het Departement van Waterstaat, Handel
en Nijverheid.
Aan een brief uit Atjeh, voorkomende in het Alg.
Dagbl. van Ned.-Indië, is het volgende ontleend:
Kotta-Radja, 23 Augustus.
Onze buren van Lampagger waren den 14den weder
bijzonder onrustig, zóó, dat het noodzakelijk was eenige
granaten naar hun kampong en in hun loopgraven te
dirigeeren. Ook tusschen Pakan Kroentjoet en Lamjong
wem hevig door hen gevuurd. Lamith en Saban werden
den 15den door de Atjehero weder geducht beschoten.
Terwijl zij dus aan den eenen kant ons als hun dood
vijanden vermoorden en beschieten zooveel zij kunnen,
profiteeren zij aan den anderen kant van onze middelen
van vervoer, zijn trouwe passagiers van de stoomtram en
bezoeken meer dan vroeger de Missigit, waar hun huwelijken
worden ingezegend.
Daartoe bedienen zij zich van dos-a-dos, en zoo'n lange
reeks van die kleine rijtuigen, gevuld met Atjehsche
schoonen in hare veelkleurige coatuums, doet onwillekeurig
aan een boerenbruiloft in Noordholland denken.
De Westboot, welke den 19den arriveerde, bracht slechts
een veertigtal militairen mede. Onder de passagiers be
vonden zich de inspecteurs van den geneeskundigen dienst
en de Japansche dokter Sugnay, welke hier de berri-berri
komen bcstudeeren. Mogen zij er in slagen de oorzaak
van deze vreeselijke ziekte te ontdekken, die thans het Indische
leger geheel desorganiseert. Gebrek aan behoorlijk Voedsel
is het niet, dat is doorgaans voldoende, doch vele man
schappen verkoopen het, en nog meerderen deelen het met
een inlandsche vrouw en kinderen, en zoodoende komt er
vaak weinig van in de maag van den belanghebbende
terecht. Het samenwonen met inlandsche vrouwen in de
kazerne is een misbruik, hetwelk zoo spoedig mogelijk
moest worden afgeschaft. In de legers der andere koloniale
mogendheden wordt het ook niet geduld, daar de lichtzijde
er van voor den soldaat lang niet tegen de schaduwzijde
3)
Door Mevr. M. C. FRANK.
opweegt. Met de Westboot werden den 21 sten weder 143
zieken geëvacueerd. Indien dit zoo doorgaat-, kan men
vrij juist uitrekenen wanneer de laatste soldaat Atjeh zal
verlaten.'
De denkbeelden der commissie voor de in 1887 te
Amsterdam te houden tentoonstelling van voedingsmiddelen
zijn o. a. om bij de wedstrijden uit te loven:
a. een prijs van f 500 voor de best gekeurden leercursus
ten gebruike van een kookschool
b. een prijs van f500 voor de best gekeurde populaire
verhandeling over de voedingswaarde van de meest gebruike
lijke voedingsmiddelen in verband met den gemiddelden
koopprijs, zoo ingericht, dat ook minder ontwikkelden
gemakkelijk een keuze kunnen doen uit zoodanige voedings
middelen, als zij in gewone gevallen voor hun gezin, en
in bijzondere gevallen voor enkelen, zouden behoeven,
alsmede over den invloed der bereiding van de gebruike
lijkste voedingsmiddelen op hun voedingswaarde, en over
het opsporen van de meest voorkomende vervalschingen.
c. een medaille in goud en f 500 voor de best ingerichte
volledige volksgaarkeuken in werking;
d. het eerediploma en een medaille in goud voor de best
gekeurde inzending van voedingsmiddelen, welke tot heden
hier te lande weinig of in 't geheel niet bekend waren, en
door hoedanigheid en prijs van grooten invloed kunnen
zijn op de voeding in het algemeen;
e. een prijs van f 500 voor de best gekeurde studie
over militaire voeding, zoo in het garnizoen als te velde
en aan boord van schepen, zoo onder als buiten de troepen
(de bekroonde studie zal, zoo mogelijk, voor rekening der
hoofdcommissie in een of meer vreemde talen worden over
gebracht en, door hare tusschenkomst, aan buitenlandsche
gouvernementen toegezonden worden);
f. het eere-diploma en een medaille in goud voor de best
gekeurde verzameling voedingsmiddelen in beknopten vorm
voor troepen te velde.
Wat de cursussen betreft, is de hoofdcommissie voor
nemens geschikte personen uit te noodigen om gedurende
de tentoonstelling vrouwen in de gelegenheid te stellen
cursussen bij te wonen over het behandelen, bereiden, toe
dienen en bewaren van voedingsmiddelen.
Het blijkt nader, dat de Bakkerstentoonstelling te
Amsterdam zoo gunstig geslaagd is, dat geen 20 pCt. van
het waarborg-knpitaal behoeft te worden aangesproken.
Naar aanleiding van de ontboezeming in de Standaard,
dat liet standbeeld van De Groot terecht aen rug toekeert
aan de kerk, schrijft de hoogleeraar Alberdingk Thijm aan
het Hld.
„Met moet rechtvaardig zijn. Ik heb mij indertijd ver
oorloofd het gemeentebestuur van Delft opmerkzaam te
maken, dat de jury het verkeerde model van den heer
Stracké Jr. bekroond had; ik heb de vrijheid genomen
dezer dagen in het weekblad de Amsterdammer aan te
toonen, dat hel opgerichte beeld niet verdient toegejuicht
„Zwijg toch van je turf boer en die ellendige belastingenJuist
omdat we zoo kaal to voorschijn komen, maken die lui het ons
zoo lastig! Een ander costuum heb ik hoog noodig; in drie
maanden heb ik niets anders aan 't lijf gehad dan dit, en ik
kan mij zelve daar niet meer in uitstaan?'
En „Dory" plukt driftig aan de ryen knoopjes van haar blauw
kleeder zyn nu ook tranen in hare oogen
„Nu, ik weet er meer dan dén, die u heel goed kan uitstaan
en u zelfs niet liever ziet, dan in dit kleed, dat u zoo goed staat:
lo bleu est le fard des blondes, weet ge wel?" zegt de oudere
zuster schertsend, en streelt de lange, zachte krullen die Dorine's
gelaat half verbergen.
„En dan, Ju, moet gy ook eens iets nieuws hebbenHet kan
zoo niet langerge lijkt precies een oude vrouw, met uw gladde
zwarte pij, en die nare boezelaars I"
„O, ik ga mijn grijze japon keeren en anders garueeren cn dan
kan ik het er dezen winter nog best mee doen.
„Bah! ik word zeeziek van al dat gekeerde en geverfde goed,
die eigen gemaakte costumes en oudbakken hoedjes, gelapte laarzen
cn handschoenen die een uur ver naar naphthaline ruiken!" roept
het meisje driftig uit.
„Kom, kom, zoo erg is het nu niet; niemand kykt naar my,
en we zullen wel zorgen, dat onze Dory er goed uitzietgy houdt
toch altijd het fatsoen op voor de hecle familie!"
„Ja, dat is het juist, wat me zoo hindert: dat „fatsoen op
houden!" Dat beteekent: ellendig arm zijn, honger cn kou lijden,
alle mogelijke en onmogelijke kunsten uithalen met allerlei oud
voddengoed, om er als een dame uit te zien en de wereld wijs
te maken, dat men 't goed heeft. Maar, och lieve hemel! de
wereld is even wijs als wy en ziet gauw genoeg wat er steekt
achter die „fatsoenophoudcryO, wat is het toch een
ramp, zoo arm te zynkijk, Ju, als ik al de meisjes op „Toon
kunst" zie, met haar élegante toiletjes, die daar staan te gillen
en valsch te zingen, dat ik er van ril, en ik denk aan uw goed,
lief gezicht, uw aardig figuurtje, en uw mooie stem, dan zou ik
die schepsels zoo wel haar moois willen afnemen, om het u te
geven en u eens daar brengen om uw zuivere alt te laten hooren.
Iie, wat zouden ze jaloersch zijn! En dan te denken, dat het
nimmer, nimmer zal kunnen gebeuren, omdat we zóó arm
zyn
„Foei, kindlief, dat zyn booze gedachten. We hebben het nog
te worden: maar de man uit de Standaard is onbillijk,
wanneer hij klaagt dat Hugo De Groot, met zijn gezicht
naar het stadhuis, zijn rug toekeert aan de kerk. Hij komt
uit de kerk en gaat naar het stadhuis. In de kerk zijn
de beginselen geformuleerd, op het stadhuis worden ze
toegepast."
Deze verklaring, zegt het Hld., is zeker vernuftig. Er
kunnen nog andere worden gevonden. De Tijd, waarin
men onlangs lezen kon dat De Groot in het eind zijns
levens naar het Katholicisme overhelde, zal kunnen beweren
dat het beeld te recht aan de Protestantsche kerk den rug
toedraaid. Zij die zich De Groot's eerste belangrijk werk
op het gebied van het volkenrecht herinnerenMare liberum,
waarin hij de vrijheid op zee verdedigde, zullen het goed
keuren dat het gelaat naar het zuidwesten, dus zeewaarts
gewend is.
De oplossing van het vraagstuk, meent het Hld., kan
alleen het hoofdcomité geven.
De Arnh. Crt. brengt hierbij in herinnering, dat, toen
indertijd het standbeeld van De Ruyter te Ylissingen werd
opgericht, er sprake was hoe liet te plaatsen, met den rug
naar de zee ging niethij mocht toch den rug niet keeren
naar de zee waarop hij zijn roem had verworven. Met
den rug naar de stad ware onbeleefd jegens de plaats waar
hij het levenslicht aanschouwde en wier burgers hem thans
hulde brachten.
Aan de plaatsing van het standbeeld van Hugo De Groot
wordt nu de beteekenis gehecht, dat hij evenals in zijn
leven de kerk den rug toekeert. Maar als men het beeld
omkeerde, zou men dan niet kunnen beweren dat hij tot
de kerk een vermanend woord richtte? Alleen Janus, zegt
het blad, is zoo gelukkig, dat hij allen kan bevredigen.
Men blijft te Utrecht druk vergaderen over 't plan
voor de feestviering op 's Konings 70sten verjaardag, maar
er blijkt nog weinig van de genomen beslissingen. Men is
't in hoofdzaak eens over het programma, dat echter nog
niet is vastgesteld. Alleen is bepaald, dat men op 26 dezer
weêr vergadert, om te beslissen over de oprichting van
een permanente nationale feestvereeniging.
De Rechtbank te Haarlem heeft jl. Donderdag de
beide jongens, die de vorige week terechtstonden wegens
het stelen van peren door overklimming uit den tuin van
den heer W. aldaar, veroordeeld tot 6 dagen gevangenis
straf voor ieder.
Aan het U. D. wordt gemeld, dat de artillerie-offi
cier, die een procédé gevonden heeft voor de vervaardiging
van gietstaal, waarmede, zooals gemeld is, onlangs proeven
werden genomen, welke aan de verwachtingen volkomen
hebben voldaan, is: de 1ste luitenant der vesting-artillerie,
gedetacheerd aan 's Rijks stapel- en constructie-magazijnen,
jhr. F. C. Van der Does de Bije.
Voor het Gerechtshof te 's Hage stonden jl. Donderdag
terecht C. A. S., zeeman, wonende te 's Hage en W. O.,
koffiehuisbediende, wonende te Helder. De eerste werd ten
lang zoo slecht niet; velen benijden ons nog en zoolang dit hot
geval is, komt het mij voor, dat wij op verre na niet de armsten
zijn: denk eens aan onze buren!"
„Ja, 't is hier de wijkplaats van gevallen grootheden. Maar,
n'importe; ik kan 't niet uitstaan, datwy er bij behoor en. En Ju,
weet ge, de meeste meisjes hadden van avond van die bonten
toques op, en ze vroegen of ik er ook niet een zou nemen. Er
waren er, die ze volstrekt niet goed stonden maar 't is de laatste
mode, ziet ge'k heb die van Hermine van Arlen eens op gepast,
en o, die stond me keurig!"
Glimlachend ziet Ju neer op het lieve gezichtje: wat zou daar
niet „keurig" bij staan? denkt ze, en weêr streelt ze Dorine's
blond kopje en zegt troostend:
„Nu, dat toqüetje zult ge hebben, dat durf ik wel te beloven
maar met het overige zullen we wat meer moeten overleggen,
waarlijk, Doortje, ik kon soms niet slapen als ik dacht aan alles,
aan dien turf boer...'
„En aan de belastingen," valt Dorine spottend in de rede; „o,
goede oude Ju, moeder Ju," zegt ze, zich omkeerend en beide
armen om Ju's gezet figuurtje slaande; „moeder Ju, gij hebt gelyk,
wèg met de beren! A bas mort aux tyrans! Ik ben een ijdcl,
coquet nest, om zooveel voor mij alléén te verlangen, terwijl gy,
goede ziel, in zak en asch zit over al uw wilde dieren. Zeg,
hebben we er nog veel?"
Ju heft beide handen en oogen omhoog en antwoordt zuchtend
„Een heele menagerieArtis is er een kind bij, de Zoölogische
tuin kan niet in de schaduw er van staan! Ge begrijpt; portwijn
voor Ma, de dokter, de apotheker, biefstuk, thee en de kachel al
van Augustus af en... en..."
„En de turf boer!" zegt Dorine, nu hartelyk lachend. „Ju, dat
wildet ge toch zeggen, maar ge durfdet niet. O, Ju, had tante
toch maar wat meer gezonden; ik kun u niet meer zien met dat
oude wollen doekje om uw hals. Precies als ons courantenvrouwtje.
Morgen breng ik dadelijk wat anders voor u meê, hoor!"
t- „Morgen! Goddank, dat we dat geld hebben; ge weet niet
hoe ik beefde voor morgen: den vijftiende; o, we zullen ons nu
best redden, als Ma maar niet weêr erger wordt. Ze trekt zich
den brief zoo aan."
„Ja, apropos, wat moet er van komen Wie van ons zal gaan
Dat Ma daar zoo tegen is! 't is een uitkomst; gij zult wel gaan,
daar ge als oudste den voorrang hebt, en toch ik ik ben
een nutteloos voorwerp, een lastpost, dien Ma best kon missen....
maar gij zijt de oudste...."
„Eu Ma kan niet buiteu mij ik meen, het huishouden kan
niet buiten my en, en Doortjelief, Ma kan haar lief blondje,
haar zonneschijntje óók niet afstaan.... ik weet waarlijk niet,
hoe 't gaan zal!"
„Ik wel, Ju; ge gaat maar cito cito heen, doet een rijk huwelijk,
komt gauw terug en helpt mij ook aan een goede partij, een
Raad van Indië of directeur, of een schatrijken suikerlordmaar
ouder dan vijf en twintig jaar mag hy niet zijn, en 't moei een
knappe, mooie man zijn ook... een generaal daar wil ik me ook
wel meê tevreden stellen, mits hij jong, mooi en rijk is."
„Lieve hemel, wat een verbeelding heeft dat kind! Kom, wo
zullen van avond niet meer over die zaak spreken; ik heb Ma
laten beloven, dat ze er vooreerst niet eens over denken zou;
laat ons nu een boterham eten, dan gaat ge naar bedje bultzak;
ik moet nog eenige knoopsgaten maken aan die kabajas; morgen
vroeg komen ze er om van „arbeid adelt," zegt Julic.
nArbeid adelt! Wat verfoei ik die woorden! Ze doen mc altijd
denken aan arme, oude freules en andere gewezen rijke dames,
die haar oude oogen moeten blind kyken op al dat fijne naaiwerk,
om een paar stuivers te verdienen. „Arbeid adelt!" als ik die
woorden zie op de doos, zie ik allerlei ellende, verborgen,
maar niet minder hatelijk!"
„En toch is die inrichting een weldaad voor zoo velen, onder
anderen ook voor mijvan het loon van die twaalf kabajas, kan
ik al weêr een heele boel doen. Maar laat ons nu eten."
„Ju, is dat nu uw „fatsoen ophouden?" Welke dame spreekt
van „loon" en noemt haar souper neten;" kuut ge niet zeggen:
„het honorarium" en „soupeeren?" Dat moet ge alvast leeren,
tegen dat ge als een groote dame uit Indië komt."
„In Indië zijn geen „groote dames," wel rijke; daarom geven
ze zich ook niet zooveel airs als de werkelijke of would-be groote
dames hier. Ja, Indië!" zij zucht, „ik zou mijn mooi
geboorteland wel gaarne wederzien, maar ik denk, Doortje
dat dat gy er eerder zult komen dan ik."
„Ju, ik dacht, dat dit onderwerp voor heden verboden was?"
zegt Dorine, maar Ju's woorden hebben haar een kleur van
blijdschap aangejaagd.
Een half uur later vleit Dorino het blonde kopje op 't hoofd
kussen neêr en murmelt, reeds half slapend: „had ze maar wat
meer gezonden! 't is niet half genoeg maar mijn toqua
krijg ik toch arme Ju!"
En Ju zit y'verig te pikken aan haar kabajas, en ru3t niet eer
ze drie dozijn knoopsgaten af heeft. Wat denkt zij wel, als ze
om twee uur ter rust gaat:
„Goddank, dat is alweêr gedaandie goede tante Betsymaar
Dorine moet gaankassian, 't zal Ma hard vallen, enfin 't ia
voor 't geluk van het kind. Maar wat zal het hier treurig zijn
zonder onze Dory I"
(Yervolg op pag. 4).