EN IIELDËKSCIIE NIEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1886. NM29. Jaargang 44. Woensdag 27 October. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Blrmenlancle „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 ceuts, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers hij abonnemeut belangrijk lager. „Belastinghervorming en bezuiniging" is de titel van een vlugschrift, dat dezer dagen bij den boekhandelaar Noovdhoff te Groningen in 't licht is verschenen. De schrijver, de heer J. Bakker Lz., leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Warfum, gaat in deze brochure de bestaande belastingen na, dringt op betere grondslagen aan en wil bezuinigen, o. a. op de uitgaven voor Leger en Vloot en voor Onderwijshij wenscht beperking der Staats bemoeiing en vermindering van het ambtenaren-personeel; verplaatsing van den belastingdruk en belasting naar de draagkracht der inwoners. Dit vlugschrift, dat allerbelangrijkste wenken en opmer kingen bevat, verdient in veler handen te komen. Nu in onze dagen herhaaldelijk over belastinghervorming gesproken wordt, is het zeker niet van belang ontbloot, met een zoo lezenswaardig geschrift kennis te maken. Het ernstig woord aan 't slot van dit vlugschrift laten we hier volgen: „De kritiek van onze belastingen heeft de gebreken, die haar aankleven, duidelijk in 't licht gesteld. De heerschende malaise in alle takken van bestaan, maakte radicale her vormingen niet alleen ge wenscht, maar zelfs hoogst noodzakelijk. Aan die noodzakelijkheid ontleent deze beweging haar recht van bestaan. De haast, waarmede de beweging zich voortplant, is een bewijs van de innerlijke kracht van het beginsel, waarvoor wij strijden, het zuivere beginsel, dat onze belastingen evenredig moeten zijn aan de draagkracht. Maar, die haast is tevens noodzakelijk, wanneer wij letten op den politieken toestand van Nederland. Een dichte nevel breidt zich over ons vaderland en zijne koloniën en bezittingen uit; bijna nergens zien wij lichtpunten. Onze Tweede Kamer geleek een tijdlang meer op eene catechiseerkamer, waar wijd en breed over kerkelijke ge schilpunten werd geredeneerd, terwijl de stoffelijke belangen der natie vaak over 't hoofd gezien werden. De kerk verbindt niet langer,maar verdeelt, brengt gisting in de gemoederen en werkt hier en daar de onder mijning van het gezag in de hand. En ondertusschen woelt het in de hoofden van hen, die, vreemd aan 's levens lusten, brood eischen voor de hunnen en deelgenootschap aan 't staatsbestuur voor zich zeiven. Het volk werd mondig. Het beperkte kiesrecht volgens den census is reeds veroordeeld, 't Is nog slechts de vraag, welke beperkingen men moet maken op het algemeene stemrecht. 10) EEN LIEF BLONDINETJE. Door Mevr. M. C. FRANK. Vier uur dreunde de klok in de gang en nog had Mevrouw Darling geen oogenblik gerust; het morgenlicht schemerde reeds door de gordijnen; haar oogen brandden van do tranen, die nog steeds vloeiden, heet en bitter; haar hoofd ach, het was vol bange vrees, vol ijsclyke voorstellingen van al de rampen, die haar lieveling konden treffen op de lange, verre reis. Schipbreuk in alle vormenbrand, storm, het springen van den ketel stootcn op een klip, vergaan in volle zee; zinken door een lek, hongersnood; oproer onder de equipage, zeeroovers; weken lang in open booten zwerven op den onstuimigen Oceaan, dat alles maalde haar door 't hoofd, en mocht de vermoeienis ook nu en dan haar zware oogleden doen neerzinken, een van de schrikbeelden die baar voor den geest kwamen, wekte haar op uit die korte rust, en dan drukte zij liet afgematte hoofd opnieuw in 't kussen, en byna overluid weende en jammerde zij om liaar kind, haar lieveling, die haar van 't hart gerukt werd. „O, Dory, Dory, myn geliefd kind, o Dory, die mij altijd de liefste waart, Dory, voor wie ik zooveel heb geleden en gewaakt, myn kleine Dory, ge zyt weg, verloren voor mij; ik heb u moeten afstaan, mijn dierbaar kind, God weet waarvoor! En nimmer, nimmer zult ge tot mij wederkeeren, zoo lief, zoo schul deloos, zoo rein als ge nu zijt! Ach, dat mijn hart toch in eens mocht breken, dat de Heer mij wegnam, en aan dit bitter lijden een einde maakte. Nu kan ik om u weenen, myn kind; ik ben alleen, alleen in dezen stillen nacht; niemand hoort mij; God alleen, Hij weet wat ik lijd, hoe zwaar het mij valt u te missen, mijn lief kind. Nog maar twee uren, en dan, en dan heb ik mijn kind verloren, voor altijd verlorenO God, help mij, God, geef mij kracht om dit te dragen of vcrlo3 mij van die pijn!" En in toomelooze smart wierp do arme moeder zich op de knieën, borg het hoofd in de kussens, en snikte en weende overluid, en hare vermagerde handen drukte zy tegen de borst, als om de wilde, verterende pijn te bedwingen, die haar hart dreigde te doen bersten, en zij kermde, alsof lichamelijke pijn haar kwelde. „Mamaatje, moederlief, ach, ik heb zoo'n kassian met u! Ik weet wat u gevoelt, al heb ik geen kindik weet hoe mijn arme Papa was, toen Frits ons verliet! Zeg, Mevrouwtje, zeg, weet u, dat ik bij u ben, dat ik met u schrei en treur? Kassian, hier, leg uw hoofd op mijn schouder; arme, lieve Ma'; ik houd zoo veel van u, alsof u mijn eigen moeder waart, die ik nooit gekend heb. Ach, Mevrouwlief, geloof me, ik weet wel, dat ik u niet kan troosten; maar ik kan met u trenren. Den heelen nacht heb ik wakker gelegen en aan u gedacht, en toen het schemerde, kon ik het niet langer uithouden, cn ik ben stilletjes naar bene den geslopen en nu ben ik bij u, Mamaatje? U is immers niet boos, dat ik u zóó noem Kom, laat mij uw tranen drogen laat my uw kussen eens opschudden. En zie hier, drink eens Ju, die goeie Ju, heeft het voor u klaargezet, en leg nu uw arm En middelerwijl dreigt in de verte het roode spook der sociale revolutie, dat niet bezworen kan worden door drei gende wetten en kerkerstraffen. Bij al dit woelen der geesten, die doet beseffen dat wij aan den vooravond staan van groote politieke en sociale hervormingen, bleef het leerstellig vechten in onze Tweede Kamer aan de orde van den dag. De strijd om de openbare school verdeelt de natie in twee vijandige kampen; maakt de politieke partijen blind voor de matriëele belangen van Nederlanddoet door stil stand het raderwerk der staatsmachine verroesten; houdt hervormingen tegen en voert daardoor telkens nieuwe recruten in de gelederen der sociaal-democraten. Of wij zullen slagen in onze plannen? Dit is moeielijk te zeggen. Veel, ja alles hangt hier af van de natie, van de kiezers in de eerste plaats. Wanneer zij weikelijk met geestdrift en met vaderlands liefde bezield zijn, werkelijk verbetering willen, zullen hervormingen niet achterwege blijven. De liberale partij worde de volkspartij. De jongste ver kiezingen hebben getoond, dat de natie verbeteringen wil, dat zij van de liberalen hoopt te verkrijgen de hervormingen, die door den nood der tijden niet alleen, maar ook door de rechtvaardigheid worden geëischt. Laten nu de liberalen toonen, dat bun wetgevend ver mogen, waaraan reeds velen begonnen te twijfelen, nog niet is uitgeput, dat zij zich willen bewegen in democra tische richting, in welke richting de maatschappij zich blijkbaar voortbeweegt. Wordt dit vertrouwen der natie beschaamd, dan is liet te vreezen, dat wij spoedig zullen staan aan 't sterfbed der liberale partij. Het plan tot verbetering van den voor het verkeer onhoudbaren toestand,door de ligging van het spoorwegstation te Haarlem teweeggebracht, en waaraan de Gemeenteraad zijn zegel heeft gehecht, is, naar „De Ingenieur" mededeelt, door den ingenieur Telders, hoogleeraar aan de Polytech nische School te Delft, ontworpen. De kosten zijn globaal geraamd op 1 millioen, waarvan de Hollandsche Spoorweg maatschappij f 610,000 voor haar rekening neemt. Het hoofddenkbeeld is de gelieele spoorbaan met de brug over het Spaarue 2 a 3 M. te doen rijzen. Het goederenstation met los- en laadplaatsen gebracht aan een haven, even noordwaarts van de brug in het Spaarne mondende. Het perron langs het hoofdgebouw wordt 3 M. verhoogd, uit sluitend voor het lokaal verkeer met Amsterdam en Zandvoort bestemd. Het hoofdverkeer wordt overgebracht op een hoofd gerust op mijn schouder en schrei naar hartelust. Och, arme lieve Mevrouwtje; ik weet wel, hoe bedroefd u moet zijn. Maar, Ju en ik en... Frans, wij blijven bij u, en we zullen ons best doen, om u te vergoeden wat u verliest; maar we kunnen toch nooit zoo lief cn mooi zijn als onze lieve Dory; dat weet ik wel. Maar toch, wat ik kan doen om u op te beuren, zal ik trouw doen. En, weet u, Pa-zelf heeft kassian met n; hij weet wel, wat het is, als er een kind heengaat; Mevrouwtje, toen onze Frits naar Indic ging, was die arme Pa wanhopig, en ik vreesde, dat hy het zou besterven; maar Frits schreef zulke lieve, geestige, lange brieven, en ik deed zoo mijn best om Pa optcbeuren, en onze Jaan hielp mij zoo trouw, en iedereen was zoo lief en deelnemend, en Frits maakte weldra promotie en dat troostte Pa, en, en... o, lieve Mevrouw, het is wel hard, maar, ziet u, u houdt Ju en Frans toch bij u, en, en mij als u wilt, als u een beetje van mij houdt En op hare beurt zocht Rika troost by de arme vrouw, en borg haar betraand gelaat aan den boezem van haar, met wie zij zoo innig begaan was, en snikte hartstochtelijk. „Stil, stil, mijn arm kind, stil, mijn lief Riekje; ja, zeker, ik hou veel van u, kind; arm kind, je hebt geen moeder. Deze woorden doen haar wcêr denken aan haar eigen kind, dat zoo spoedig hare moeder zal verlaten, om die wellicht ja, zeer waarschijnlijk nimmer wcêr te zienImmers de moeder is zóó zwak, zóó uitgeput door lijden, dat zij niet verwacht, nau welijks durft hopen, nog cenige jaren te leven. Arme, bedroefde kleine Rika; het was een zware taak, haar eigen droefheid te bedwingen, om dc klagende moeder te troosten. „Ach, hoe kan Dory het toch over haar hart brengendacht zij. „Hoe kan ze daar zoo gerust liggen slapen dezen nacht, ter wijl zij weet dat het de laatste is, en hare moeder zoo vrceselijk bedroefd, zoo zwak is, dat het een wonder zal wezen als zij dien schok te boven komt. O, als ik eene moeder had!" Ze had er geen, dit kleine, bruine meisje, en wat zij zich herinnerde, van do moeder die zij eenmaal had gehad, was mis schien weinig geschikt om innige, kinderlyke liefde op te wekken eene gewone Javaansche vrouw, die in het huis van haar heer en meesier weinig meer was geweest, dan eene dienstbode. Maar toch, zij was eene goede moeder geweest en Riekje, ofschoon ze pas vijf jaar was toen die moeder stierf, had haar nog niet ver geten en zelden sprak zij over die moeder, zonder bittere tranen te storten. „Nooit zou ik myn moeder hebben kunnen verlaten," dacht zij, „al was zij maar eene Javaansche." En de teederheid, die zij nog steeds in haar hart voelde voor do overledene, steunde haar thans om deze moeder te troosten, die het kind beweende, dat zij had afgestaan aan de wereld. Rika gaf den besten troost, zij weende met de treurende en beproefde niet, zooals andere, „praktische" troosters, Mevrouw Darling te bewijzen, dat het „onverstandig" en „onredelijk" was, te schreien over haar kind, dat nu voortaan in zoo veel betere omstandigheden leven zou, en „welks vooruitzich ten nu zoo schitterend waren," zooals die troosters be weerden. breed eiland-perron met wachtkamers en bureaux, waarheen een doorgang uit de vestibule van liet hoofdgebouw leidt. Voor de goederen is een afzonderlijke tunnel met heftoestel ontworpen. De begrooting der stad Alkmaar voor 1887 bedraagt in ontvangst en in uitgaaf f 254,722.18, waaronder f 40,000 voor tijdelijk op te nemen en weder af te lossen gelden. Onder de ontvangsten vindt men 50 opcenten op de perso- neele belasting, f 25,610; vaste uitkeering in plaats van het 4/5, f 44,827hoofdelijken omslag f 30,000 en schoolgelden voor lager onderwijs f 8000. De uitgaven bedragen o. a. voor lager onderwijs f 44,441, voor armwezen f 15,730, voor rente en aflossing f 34,575. De gemeenteschuld bedraagt f 324,000. Het U. D. merkt in een artikel, getiteld: „Leerplicht," allereerst aan, dat, hoe men ook jammere over achteruit gang in zaken, de toestand ten onzent toch waarlijk in de verste verte nog niet van dien aard is, dat wij daaruit het recht zouden kunnen putten, gelden te beknibbelen, waar het de wetenschappelijke opleiding en de lichamelijke ge zondheid van het opkomend geslacht betreft. Ook ter bevordering of aankweeking van kunstzin wil het blad meer gedaan hebben. Wil men dadelijk en rechtstreeks het geheele volk bereiken, dan moet 's lands Regeering het voorbeeld geven, dan moeten onze openbare gebouwen en werken het middel worden om den kunstzin in ons wakker te schudden en onzen smaak te louteren en te veredelen. Van alle openbare gebouwen zijn de scholen voor dat oogmerk het meest geschikt, omdat zij nergens, zelfs in het kleinste dorp niet, mogen ontbreken en door hare bestemming, naast onze kerken, het meest de aandacht trekken van jong en oud. Daarom juicht het blad het toe, indien bij den bouw onzer scholen niet uitsluitend op hechtheid, doelmatigheid en duurzaamheid, maar tevens op schoonheid en bevalligheid wordt gelet. Na die opmerking komt het blad tot zijn eigenlijk onderwerp. Alle partijen hebben met gelijke liefde en volharding, zij het langs verschillende wegen, geijverd om het lager onderwijs bij de behoeftige klasse meer en meer ingang te doen vinden, en indien er nog zoo talloos veel arme kinderen zijn, die niet of niet voldoende lager onder wijs genieten, dan moet zulks aan den onwil van de ouders of pleegouders dier kinderen worden geweten. Als middel om dien ohwil volkomen en voor goed te breken, verdient de invoering van leerplicht bij de wet de meeste aanbeve ling, niet alleen omdat dit middel afdoende is, maaromdat het buitendien staat boven den strijd der partijen. Waarbij Maar Riekje's tranen, haar zachte stem, die der zieke sussende woorden toefluisterde, als spraken zij tot een bedroefd kind, brachten de hartstochtelijke smart tot kalmte; en eindelyk vloten de tranen langzamer, het heftige snikken bedaarde, de roodge weende oogleden sloten zich, en Dory's moeder sliep. Toen Ju tegen half zes in de kamer trad, nog moe van de drukte van den vorigen dag, en met gezwollen oogen, die lang niet zoo helder als anders rondzagen, vond zij hare moeder in Riekje's armen liggen, en Riekje's bruin gezichtje, op 't kussen der weduwe rustend, was over het reeds grijzende hoofd gebogen, als ware zij een teedere moeder, die den slaap van haar kind bewaakt. Maar ook het meisje sliep rustig, en Ju vond het beter die twee nog maar wat rust te laten. „Het zal over een half uur nog tijdig genoeg zijn, en Dory is toch nog niet geheel klaarals zij beneden komt, roep mij dan dadelijk," zei ze tegen Frans, die reeds een half uur geleden gekomen was. „Hoe korter afscheid, hoe beter" meende Frans, „dat liecft oom Dorus ook gezegd. Maar, Ju, wat ga je toch doen?" „O, ik moet nog 't een en ander klaar zetten, en iets op het leitje schrijven, voor Riekje, weet je, opdat ze niet in de war raakt, terwijl ik weg ben." „Dat kan je gerust laten, hoor, Riekje is even handig in een huishouden, als als jij, Ju; en nu maak ik jelui beide een groot compliment, want knapper huishoudstertje dan jij bent, weet ik al niet. Kom, Ju, blyf hier by mij; ik weet niet waarom, en 't is niet, dat ik zoo erg van Door houd, maar 't is me van morgen zoo zoo vreemd; het huis lykt zóó, ik zou byna zeggen, spookachtig; vind je ook niet?" „Ja, wel zoo iets; natuurlijk, dat is „de schaduw die vooraf komt," het zal hier stil zijn, als onze Dory weg is...." En Ju houdt de hand voor de oogen en groote, heldere droppels rollen over haar blozende wangen. „Kom, kom, Ju, oudje; wij blijven toch bijeen vooreerst en en wo hebben Riekje nog!" zegt hij, liefkozend den arm om Ju's gezet figuurtje leggend. „O, Riek, dat kind! Kijk, Frans, als ik ooit iets tegen haar heb gezegd, als ik ooit heb getoond, dat ik iets had tegen uw engagement, Frans, ik neem het nu alles terug; zij is, zij is... een engel, daar!" Ju's geestdrift schynt aanstekelijk, althans haar broer kust haar zoo hartelijk, als hij 't zeker in jaren niet deed. „Hoe hebt ge dat zoo in eens ontdekt?" vraagt hij, niet zonder trotsche zelfvoldoening zyn jeugdig, blond kneveltje strcelend. „Toen ik zooevcn in Ma's kamer kwam," zegt Ju met zachte stem, „toen vond ik Riek bij Ma, Ma sliep in hare armen kassian, die arme Ma! ze zag er zoo oud en zwak uit, en zoo bleek als een lyk, en ik kon zien, dat ze veel gehuild hadmaar, Frans, ze lag in Riekjes arm te slapen, net als een kind bij zijn moeder. En o, Frans! denk toch, wij, Ma's eigen kinderen, wij hebben van nacht gerust geslapen; Dory zelfs, die toch het meest maar enfinEn zij, Rika, die ons eigenlijk niet aangaat, zij heeft; Ma onze moeder getroost en bemoedigd, alsof zij haar eigen kind was!" (Vervolg op pag. 4.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1