HËL1»ERSCHE KV NIEIIWËDIEPER COURAKT. Nieuws- ei AdrertentieUad ¥«or Hollands Noordertwartier. 1886. NM31. Zondag 31 October. Jaargang 44. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentién: Van 14 regels 00 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonuemcut belangrijk lager. Het Gemeentebestuur van den Helder brengt ter kenni3 van de daarbij belanghebbende ingezetenen, dat op V r ij d a g den 26 November 1886, des namiddags tusschen 12 en 2 ure, aan het Raadhuis der gemeente, eene vergadering van kiesgerechtigden zal worden gehouden, om de plaatsen aan te vullen van de twee leden der alhier gevestigde Kamer van Koophandel en Fabrieken, die met het einde van dit jaar aan de beurt van aftreding zijn. De lijst der kiezers is op de gewone kantooruren ter Secretarie der gemeente ter inzage ncdergelegd. Bezwaren tegen die lijst kunnen bij het Gemeentebestuur worden ingeleverd. Van deze vergadering worden geene afzonderlijke kennis gevingen verzonden. Voorts wordt in herinnering gebracht, dat men om kiezer to zijn: 1°. Nederlander, meerderjarig ingezeten der gemeente, en in het volle genot der burgelijke en burgerschapsrechten moet zyn. 2°. Ter zake van een bedrijf van handel of fabriekswezen in het patentrecht moet zijn aangeslagen tot een bedrag van minstens zeven gulden. Helder, 26 October 1886. Het Gemeentebestuur voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Binnenland. Vooral gedurende de laatste dagen wordt de Indische pakketvaart druk behandeld. Jl. Woensdagavond werd zij te Rotterdam besproken in de Nijverheidsafdeeling en ook daar waren vele belangstellenden opgekomen. Met 15 tegen 3 stemmen 11 leden bleven buiten stemming werd ten slotte deze motie aangenomen: „Het departement spreekt de wenschelijkheid uit dat voor het vervolg de pakketvaart zij in banden eener Nederlandscbe Maatschappij, waarvan de bestuurders in Nederland gevestigd zijn. „In bet contract dient onder de bepalingen te worden opgenomen: dat minstens de helft van bet materiaal in Nederland worde vervaardigd; dat de gezagvoerders, stuur lieden en machinisten Nederlanders zijn; en dat vooral bet oog gevestigd zij op de belangen van den handel in Neder- landsch-Indië." In de Amsterdamsche afdeeling van Nijverheid werd de vraag jl. Woensdag door den beer H. J. Van der Mandele, oud-zeeofficier, ingeleid. Na op de voorname rol gewezen te hebben die waterwezen en pakketvaart in den archipel vervullen, werd de huidige toestand en het contract breed voerig besproken en de nadeelen aangetoond welke daaruit zijn voortgevloeid en in de toekomst nog zijn te wachten, wan neer de pakketvaart in Engelsche banden blijft. De ver scheping van Indische producten is geheel aan vreemden 12) EEN LIEF BLONDINETJE. Door Mevr. M. C. FRANK. overgegaan. In elk opzicht achtte hij Nederlandscbe exploi tatie wenscbelijk en bij legde zijn conclusie neder in een viertal punten, waarin o. a. de meening wordt uitgesproken dat algemeene inschrijving slechts zal leiden tot bestendiging van bet bestaande, en dat onder de gegeven omstandigheden de voorkeur verdient een onderbandscb contract met Neder landers, onder goedkeuring der wetgevende macht. De conclusie werd met op een na algemeene stemmen aangenomen. De voordracht van den beer Van der Mandele zal in druk verschijnen. Postspaarbanken. De Minister van Waterstaat, enz., brengt ter algemeene kennis, dat gedurende de maand September 1886 zijn ingelegd en terugbetaald de volgende bedragen, als: Bedrag der inlagenf 524,445.63^ u u terugbetalingenf 342,089.36 Alzoo meer ingelegd dan terugbetaald f 182,356.27^ Aan het eind der maand Augustus 1836 was ten name der verschillende inleggers ingeschreven een bedrag vanf 8,057,782.27^ zoodat bet gezamenlijk tegoed der verschil lende inleggers aan het einde der maand September bedroegf8,240,138.55 In den loop der maand September zijn 2617 nieuwe spaarbankboekjes uitgegeven, en 776 boekjes zijn er geheel afbetaald, zoodat er aan bet einde der maand 132,999 in omloop waren. Het bestuur der Zuiderzee-vereeniging, gevestigd te Amsterdam, heeft zich tot de besturen van gemeenten en waterschappen gewend met een adres, waarin verzocht wordt door toekenning van subsidiën de pogingen dezer vereeniging te steunen. Uit dit adres, dat door bet bestuur in persoon aan den Burgemeester van de hoofdstad des lands werd overhandigd, blijkt dat door den hoofd-ingenieur den beer v. d. Toorn een begrooting is opgemaakt, die over drie jaren verdeeld een eindcijfer van f 125,000 aan wijst en waarmede de uitgaven voor bet geheel kunnen worden bestreden. Deze uitgaven zullen moeten worden gedekt door contributiën der leden en subsidiën van ge meenten, waterschappen en corporatiën. In eene beschouwing van de Tijd over het wetsont werp betreffende bet recht van vereeniging en vergadering, komt de volgende opmerking voor. „Het kwaad, 't welk men hier verhinderen wil (het verspreiden der uitvallen van de sociaal-democraten), kan door de Nederlandscbe pers worden verhinderd. De Neder landscbe pers mag, op enkele schendbladen na, met bet oog op de zaak die ons bezighoudt, een ordelijke heeten. Hij antwoordde niet, maar stapte voort, naar het eind der brug, waar twee lantaarns, ofschoon zij door den mist met een sluier omgeven waren, meer licht gaven, dan de óóne lantaarn op het midden. „Zie hier, en ge zult me begrypen," antwoordde hij ruw, en hij rukte driftig de regenjas los, die om zijn lange, vermagerde gestalte hing en hem van den hals tot de voeten bedekte. „Charles!" kreet zij, ontzet de handen ineenslaande. Onder den regenmantel, zag zij de grove, grijze jas met de koperen knoopen, waaraan de „kolonialen" kenbaar zijn. Zij zag op naar zijn gezicht: ja, de zorgvuldig onderhouden haren waren verdwenen, kort bij 't hoofd afgeknipt, en zelfs zijn kneveltje, waarop hij eertijds zoo trotsch was, was weg. Met ontbloot hoofd, de regenjas over den arm, stond hij voor haar, en zag haar onderzoekend aan. Zij kon geen woord uitbrengen, zoo ontroerd was zij. „Nu, begrijp je nu, waarom ik niet komen kon en waarom ik je toch moest spreken? Ik wilde je een onaangename verrassing besparen, Dory. Als je mij naderhand in dit fraaie C03tuum mocht ontmoeten, ben je er op voorbereid, en zul je, door van mij te schrikken, zooals daareven, jc niet compromitteeren. Begrijp je dat?" „Maar waarom in vredesnaam, waarom, heb je dat begonnen? O, Charles, 't is een dwaze streek, die je zeker eenmaal zal berouwen." „Dio mij nu al berouwt, meen je: waarom ik 't deed? Luister, en neem nu maar aan, dat ik over mij zelve spreek, even kalm als over een vreemde; vooral, dat ik niemand iets verwijt, dan mij zelve misschien, omdat ik zoo verblind, zoo ijdel en zoo vertrouwend of zoo dwaas was. Neen, Dory, schrei niet; 't is uw schuld niet; ten minste, ik beschouw het niet zóó......." „Wij dachten allen, dat je in België bij je oom waart, dat je er een goede betrekking hadt in zijne zaak en dus al lang uw. verdriet zoudt vergeten hebben." „Dat alles wan waar; ik was in België bij mijn neef, niet bij mijn oom, hij had mij een vrij goede betrekking gegeven, op proef, in zijne fabriek, en alles zou wól gegaan zijn, als ik als men maar kon vergeten, een nieuw leven beginnen, wanneer men wil; maar zulk verdriet als datvergeet men niet. Zie, Dorinc, ik weet thans zeer goed, in hoever ik een ijdcle dwaas ben geweest, in veel, in alles eigenlijkik begryp, dat ik ernstiger, ijveriger had moeten zijn, dat ik vele jaren in domme zorgeloos heid liet voorbijgaan, die ik beter had kunnen besteden, wilde ik myn doel bereiken. Dat begreep ik pas, toen ik alles ver loren had; alles behalve dat eene: het recht, dat mij eenmaal gegeven was, en dat ik nooit afgestaan heb, Dat bleef my, dat Waarom maakt zij zich door haar verslagen medeplichtig aan de sociaal-democratische onzinnigheden en misdaden? Waarom teekent zij de dolhuistaai en erger op, die door Domela, Fortuyn, Jansen, en hoe de verdere warhoofden, mannelijke ijdeltuiten en zedelijke straatslijpers mogen heeten, wordt uitgekraamd? De kunst van doodzwijgen is in Nederland niet onbekend. Men heeft nu een gelegenheid, om haar ten algemeenen nutte te doen schitteren. Indien morgen de pers over de sociaal-democraten zwijgt, dan is het rumoer spoedig voorbij. Want rumoer is hun leven." 't Bovenstaande zegt de Arnh. Crt. Zou het niet goed zijn dit punt eens in een vergadering van den „Journalistenkring" ter sprake te brengen? Dat naar aanleiding van het schrijven van de N. Rott. Crt., nopens de weinig practische opleiding te Wageningen voor den Indischen landbouw tegenspraak zou volgen, was te verwachten. Ziehier wat de heer E. A. G. J. Van Delden, leerling aan die school, in genoemd blad schrijft: „Het schijnt dat de schrijver niet goed op de hoogte is hoe de R. L. S. is ingericht. Wij hebben hier namelijk 3 afdeelingen: De H. B. S. met 3 j. cursus, waarop on middellijk aansluit de afdeeling B (eveneens een 3 j. cursus). Slechts zij, die met gunstig gevolg eind-examen II. B. S. 3de klasse hebben afgelegd, kunnen in B toegelaten worden. Vervolgens is er een afdeeling A (ook 3 j. cursus), voor namelijk ingericht ter opleiding van zonen van landbouwers hier te lande. „Een leerling, die de afdeeling B heeft doorloopen, heeft dus een 6 j. cursus medegemaakt. Daar nu aan onze inrichting nitstekend onderwijs in scheikunde (zoowel practisch als theoretisch) wordt verstrekt, en wij dus ook zeer vele analyses (ook suiker-analvses) moeten maken, mag een gediplomeerd leerling van B III volstrekt niet terugschrikken, wanneer hem wordt opgedragen zulk een suiker-analyse uit te voeren. In A gaat het onderwijs aangaande de scheikunde lang niet zoo ver. Die „zoon van een suikerfabrikant in Cheri- bon" is dus óf een leerling van de afdeeling A (dan is het hem te vergeven), óf een niet gediplomeerd leerling van B. Heeft hij echter den cursus B IH medegemaakt (en geen diploma gekregen), dan zou hij de analyse nog best kunnen uitvoeren, met slechts geringe moeite," en om de eer der R. L. S. op te houden." Het bestuur der vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier heeft zich met een adres tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal ge wend, om de tusschenkomst der Kamer in te roepen, opdat de heffing der wik- en weegloonen op de kaasmarkten te Alkmaar, Hoorn, Purmerend en Edam in overeenstemming worde gebracht met art. 254 der gemeentewet. trok mij terug naar Holland, dat deed mij mijn nieuwen werk kring verlaten om mijn recht te volgen, om het te handhaven. Want, dat zeg ik u, Dorine, en ik herhaal nog eens, dat ik u geen verwijt doe, het recht dat ge mij eens geschonken hebt, ge weet het nog wel, op Sint-Nicolaasavond dat recht, dat mij boven alles lief en waard was, geef ik niet op! Neen, ook nu niet, nu ik in dit armzalig kleed voor u sta, als koloniaal; omdat ik u volgen, in uw nabyheid zijn wil, heb ik dien onbe raden stap gedaan, zooals ge het terecht noemt, want nü reeds, was ik bij mijn neef gebleven, had ik onder gunstiger voorteekenen naar Indië kunnen gaan. Maar 't leidt er nu een maal toe; ik zal de gevolgen van mijn onvoorzichtigheid moeten dragen, niet geduldig, maar zoo goed en zoo kwaad als 't uitvalt. En luister, Dorine, het toeval wil, dat wij op dezelfde boot do reis zullen doen; gy als dame, als passagier le klasse, gevierd en gevleid om uw schoonheid, en om de rijke lui, die u laten uitkomen; ik, als dat verachte, rampzalige voorwerp, onder den naam „koloniaal" bekend, gebrandmerkt, zou ik byna zeggen. Maar naderhand, Dorine, als we daar ginds zijn, zal het waar schijnlijk veranderen; er steekt misschien nog wel meer in den soldatenransel dan een maarschalksstaf. Wie weet! Maar onthoud wel: wat ge mij eens plechtig beloofd hebt, met uw hand in de myne, in mijn arm rustend, daar ginds op het Plein, onder Gods sterrenhemel, dat blijft zoo, daar houd ik mij, en u aan. Nu, als koloniaal! later, in andere omstandigheden." „Maar, Charles, ik weet waarlijk niet... ik geloof, dat je ver geet... enfin, alles is nu veranderd! Je moest bedenken...." „O, ik weet alles wat je zeggen wilt. Ja, alles is veranderd; we gaan nu naar de Oost, jij als groote dame, ik als slaaf, chair ii canon, waarschijnlijk; ja, in zóóver is alles veranderd. Maar er is iets, dat niet veranderd is, en zoolang ik leef, niet veranderd kan worden, namelijk: datje my toen, op 5 December van 't vorige jaar, 's avonds om negen uur, toen ik u ergens afhaalde, op het Plein in Den Haag ik zou je den boom nog kunnen aanwijzen plechtig gezworen hebt, mij, en niemand anders ooit toe te behooren; ik weet, dat ik u een ring gaf, (dien je mij later terug zondt, maar dat doet er niets toe) en dat je mij den dag daarna ook een ringetje en een haarlok gaaft, die ik u niet terugzond, en op dit oogenblik bij my heb. Ik weet, dat je mij toen eindelijk bekend hebt, dat je mij lief hadt; o, je behoeft jc nü evenmin daarover te schamen als toen, al ben ik nu, wat ik benIk weet, dat je mij toen alles gegeven en toegestaan hebt, wat een meisje „in eer en deugd," haar verloofde kan en mag geven en toestaan." „Charles ik bid je! waartoe dat alles?" „Waartoe? Zie, Dory, ik heb u meer dan eens vóór dien dag gekust, maar gij mij nooit; en op dien dag, weet je nog! heb je mij een kus gegeven, uit eigen beweging, en toen toen pas heb ik er eigenlijk prijs op gesteld, dat ik dat ge mij toestondt, u te liefkozen, zooals ik nooit, neen, nimmer een andere vrouw zou kunnen doen. Maar ik wil ook geen anderen man toestaan, mij dat recht te ontnemen of het te deelen. Alleen de dood kan mij daarvan doen afstaanen ik waarschuw u, Dory, laat niemand zich tusschen u en mij dringen; het zou noodlottig uitkomen. Jc gingt heen zeker met het idóe, dat alles nu afgedaan wasmaar vergist uhet begint nu eigenlijk pas, zooals je ziet. Denk er aan; denk er altyd aan, dat ik niet opgeef, al heb je mij opgegeven „Maar Charles, wat moet dat worden? Op dezelfde bootWat zullen... was zal ik...." „Och ja? Wat zullen de menschen denken, en wat zal ik doen Wou je dat niet zeggen Nu, 't is juist om je dat te vertellen, dat ik je wilde zien. Het noodlot wil, dat we op dezelfde boot naar 't land van belofte zullen varen; ik heb het niet gezocht, niet geweten zelfs vóór dezen morgen; en ik had u niet kunnen waarschuwen, had ik niet toevallig een ouden schoolmakker her kend in onzen luitenant, die mij verlof gaf om uit te gaan. Je weet nu dat je mij wellicht nu en dan zult zien; verder zal onze respectieve positie aan boord niet licht gaan. Welnu, je houdt u maar, alsof je mij nooit gekend hadt, aHof je me in 't geheel niet zaagt, al stond ik vlak voor je. Doe als bestond ik niet, maar onthoud daarbij, dat dit alleen den koloniaal geldt; in u zelve moet ge altijd denken, dat Charles van Toll u nabij is, u niet vergeet en vooral u niet loslaat: neen! Dat zweer ik, al lei men mij een koningskroon aan de voeten als belooning, ik laat u niet los; ik geef u uw woord niet terug!" „Wat moet dat worden, Charles, hoe kan je zoo zijnzegt Dory, nngstig de handen vouwend. „Wat het moet worden, wie weet- het; wat het is weet ik maar al te goed. Hoe ik zoo zijn kan? Wel, ik ben, wat gij of de omstandigheden van mij gemaakt hebben; een man, die lang in 't onzekere was, maar nu weet wat hij wil. De rest laat ons daar nog niet aan denken. Ik weet alleen, dat ik u niet, neen nimmer opgeef of afsta, aan wien ookDenk daaraan Zij zag hem smeekend aan, en lei haar kleine, blanke hand op zijn arm. Hy keek naar dat bandje, dat op zijn ruïgen mouw lag, met iets dat naar medelyden en verlangen zweemde, maar bij maakte geen gebaar, om dat handje te drukken. Kalm, met een vastberaden uitdrukking op 't gelaat, zooals zij bij hem nooit te voren had opgemerkt, stond hij voor haar; hare tranen, haar bleekheid, hare ontroering schenen hem koud te laten hoe was 't mogelijk, Charles, die eertijds geen blik, geenlachjo van haar kon weêrstaan „En wat moet ik dan nü doen, Charles?" vroeg ze onderworpen, en hem met die lieve blauwe oogen aanziende, als een onschuldig, schreiend kind. Zij twyfelde nog niet aan de tooverkracht van die oogen en die tranen, en wilde dio nog eens beproeven. Maar hij bleef onbewogen. (Vervolg op pag 4.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1