HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AdverteitiebM voor Hollands Noorderkwartier. Jaargang44. 1886. N0.134.^jk9,, Zondag 7 November. Uitgever A. A. BAKKER Cz. EEN LIEF BLONDINETJE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 00 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnenland.. Met de hulde, dr. Schaepman door Z. M. onzen Koning gebracht, stemt voorzeker ieder in, zegt de N. Rott. Crt. Maar hoe algemeen ook de daad des Konings zal worden toegejuicht, wij gelooven dat geheel het land liever zou gezien hebben, dat den voortreffelijken Nederlandschen dichter de Orde van den Nederlandschen Leeuw geschonken ware, in plaats van een onderscheidingsteeken, waarover de Koning buiten medewerking van zijne Regeering beschikt. Het Ministerie zou niet te vreezen hebben gehad, dat één ontwikkeld man in Nederland daarin iets anders zou gezien hebben dan een welverdiende hulde aan een der geniaalste zonen des lands. Hoe men ook over de kwistige besteding van 's Rijks gelden en de opdrijving der uitgaven voor de staatshuishouding moge klagen, niemand zal beweren, dat de goede stelregel om «op de kleintjes te passen," in de ministeriëele bureaux niet wordt opgevolgd. Een vernieuwd en prijzenswaardig voorbeeld daarvan vinden we in de circulaire, door den Minister van Oorlog, naar aanleiding van een voorstel van den generaal-majoor, chef van den militairen geneeskundigen dienst, tot de garnizoens-comman- danten gericht, en waarin bepaald wordt, dat door de offi cieren en mindere militairen, die vrije geneeskundige behandeling en verstrekking van geneesmiddelen uit de garnizoens-apotheken genieten, de potten en medicijnflesschen uit die apotheken moeten worden beschouwd, als in bruik leen te zijn afgestaan, doch het eigendom blijven van het Rijk. (Vaderland.) Uit het in druk verschenen verslag over het onder zoek omtrent de schatting der typen voor de herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen, namens de Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Land bouw, blijkt een 6tal grieven, in een missive aan de hoofd commissie voor de herziening ontwikkeld, nl.: 1. De klacht is algemeen dat de schalen van schatting en typen te hoog zijn. 2. Bovendien komt van de vele hooge gronden, in de beide provinciën Gelderland en Overijsel gelegen, de klacht, dat, indien de graanprijzen niet stijgen, vele gronden, waar niets anders kan verbouwd worden dan rogge, braak zullen moeten blijven liggen, waarom de vrees niet ongegrond is, dat over het algemeen die hooge, schrale gronden, verge leken met de kleigronden in andere provinciën, veel te hoog zijn aangeslagen. 15) Door Mevr. M. C. FRANK. 3. Uit een rapport van een commissie uit Culemborg volgt, dat de betere gronden van Gelderland, in vergelijking met de zeeklei van Noordholland, Zeeland, enz. te hoog zijn geschat. 4. Wordt geklaagd dat de taxatie der boomgronden en bosschen in de verschillende districten niet volgens den zelfden maatstaf is geschied. 5. De schatting van de gronden bij de bebouwde kommen der gemeenten in Gelderland en Overijsel, is hooger dan in Zeeland, Noordholland, Friesland en Groningen. 6. De klacht is gerezen, dat men niet overal gelukkig is geweest in de keuze der typen; op verschillende plaatsen zullen gronden moeten worden geschat, naar daarmede niet gelijkstaande typen. Het hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft de bijzondere aandacht der departementen gevestigd op een met zeer gunstigen uitslag bekroonde bemoeiing, waaraan sedert een grooter of kleiner aantal jaren eenige departementen een deel hunner krachten wijden. Die departementen zijn Loppersum, Oude Pekela, Uithuizen, Veendam en VVildervank, en de bemoeiing, waarvan sprake is, bestaat in het verstrekken van tuingrond tegen matigen pachtprijs aan arbeiders, opdat dezen in hun vrije uren aardappelen en groenten kunnen telen voor de behoefte van hun gezin. Een droevig voorval bracht jl. Donderdag storingen ontsteltenis in de vergadering der Provinciale Staten van Gelderland. In het begin der zitting overleed plotseling een der leden, de heer Basten Batenburg, burgemeester van Lichtenvoorde. De zitting werd daarop tot Dinsdag a. s. verdaagd. De gezamenlijke bestuurderessen der Nederlandsche diaconessen-inrichtingen, mej. N. C. Dermout, te Utrecht; mevr. S. K. De Bronovo, te 's Hage; mej. A. J. Hoog, te Haarlem, en mej. J. Yan Nes, le Arnhem, hebben zich naar aanleiding van het 50jarig jabilé der oudste diaco nessen-inrichting, de Kaiserswerther Diaconessenbond, met eene circulaire tot de predikanten en kerkeraden in ons land gewend, waarin zij op verschillende wijze krachtige medewerking vragen, om belangstelling voor dit liefdewerk op te wekken. In Duitschland bestaan thans 30 inrichtingen met 4800 diaconessen, die, over omstreeks 1200 plaatsen verdeeld, met veel vrucht arbeiden. Buiten Duitschland bestaan bijna evenveel diaconessenhuizen, waaruit omstreeks 1500 diaconessen op meer dan 300 plaatsen werkzaam zijn. Batavia 17 Juli 187... Liefste Ma, Ju en Frans! Aangezien ik 10 Juli, dus pas een week geleden, ben aangekomen, kan ik u nog niet zoo heel veel nieuws vertellen. Van de reis heb ik alles meegedeeld in mijn brieven uit Engeland, Napels, Port-Sald, enz., dus daar hoef ik niet op terug te komen. Het laatste gedeelte der reis was ook niets aardig, ik meen interessant. Het spreekt vanzelf, dat oom mij aan den Boom kwam afhalen dat verwachtte ik, maar ik verwachtte ook, dat de neven er zouden zijn om mij te verwelkomen, daar zij toch al genoeg van mij hoorden en mijn portret ook wel gezien zullen hebben. Maar zij waren er niet, de neefjes, dus werd nichtje heel eenvoudig, wel een beetje droog, in ontvangst genomen, en ik kon 't niet helpen, maar hij deed me dadelijk denken aan „Droogstoppel." Ik geloof waarlyk, dat oom Karei alle mogelyke Ooster8che wijsheid bijeengegaard had om mij er op te tracteeren, ten minste, wat al raad, inlichtingen, terechtwijzingen, enz. ik op dien rit van den Boom naar Menteng, heb ontvangen, dat is inderdaad ongelooflijk. Ik durf zeggen, dat oom geen woord kan spreken, zonder iemand een les te geven, en daar ik op dat oogenblik met hem alleen was, was ik de dupe der historie, 't Eenige wat mij eenigszins troostte was, dat ik weer eens in «eigen ry- tuig" reed. En 't ziet er keurig uit, hoor, dat rijtuig; alles even chic en royaal. Oom wees mij, onder 't les lezen, alles aan, bijvb.: «nichtje, dit is een heel oude poort met twee groote beelden aan weerskanten; ze stellen voor..." nu, wat ze eigenlijk voorstellen, weet ik niet meer, want ik dacht te veel over andere dingen, ook over dien dag, toen wij het laatst door die poort reden, met ons allen, om Indië te verlaten. «Nichtje, dat is het Stadhuis, nichtje dat is... dat groote kanon, waar de inlanders by gaan bidden;" zoo ging oom maar voort, en ik liet 'ra maar praten, ofschoon ik alles even goed wist als hij, want zoodra ik het zag, herinnerde ik me alles, 'k Was immers ook al elf jaar oud, toen we naar Holland gingen! Wat ik 't aardigste vond, was, dat Oom, terwyl hij mij alle bijzonderheden aanwees, toch voortging met raadgevingenzoo alsmond dicht liouên, hier, nichtje: die rivier geeft zoo'n ongezonden damp, en «mond dicht" is ook overigens de leus, die men hier te land moet aan nemen, en opvolgen; niet te veel spreken, vooral niet te veel spreken, nichtje." Waarlijk, oom is precies als die oude vrouw, die veel hield van goeden raad, maar er voor zich zelve nooit gebruik van maakte, want terwyl hij my het zwijgen aanbeval, als een heilzamen maatregel, stond zyn mond geen oogenblik stil, en ik, ik had, na de eerste begroeting, geen drie woorden meer gezegd. Ik had er ook niets geen lust toe, want o, ik dacht zoo aan Holland, en ik vond de stad zoo vuil en benauwd, en oom verveelde my zoo. Hij vroeg weinig naar u allen, en scheen er in 't geheel geen notitie van te nemen, hoe ik er uit zag, en ik had nog wel dat allerliefste grys popelinen costuum aan, dat lieve hoedje met die korenbloemen, hetzelfde Costuum waarmee ik te Napels furore maakte, omdat het me beeldig staat. Maar denk je dat oom Karei er op lettel Ik geloof niet, dat hy er iets van gemerkt heeft. Heel anders was tante Betsy; het was vijf uur in den namid dag, en zij stond al geheel gekleed aan 't hek om naar mij uit te zien. O, Ma en Ju, wat 'n toilet! Barbaarsch, hoor! dat viel me in 't oog, eer ik nog uitstapte. Maar tante was aller hartelijkst: ze kuste en omhelsde mij en huilde, en riep maar telkens, dat ik toch zoo op haar Carolientje leek, (en dat is niet waar, immers Caro was tamelijk leelijk, en klein en gezet, net als jij, Ju) en zij prees mijn taille, mijn haar, mijn oogen en mijn toilet, dat zij zeer bewonderde. Enfin, tante was en is zeer hartelijk en ik hou waarlyk veel van haar; zij doet al wat zij kan, om 't me naar den zin te maken en overlaadt mij met cadcaux; ik kan je niet opnoemen, wat er al op mij te wachten lag, en wat ik iederen dag weer er bij krijg. Tante bederft me waarlijk; 't is maar onaangenaam, dat ze altijd zegt, dat «haar Carolientje" zoo op mij leek; ze had «net dezelfde tanden en oogen, precies zulke lieve handjes en voetjes;" en ik iceet dat het maar verbeelding is van 't goeie mensch, want zooals je weet, was Caroline alles behalve mooi. Soms is 't vervelend om aan te hooren, maar dan ga ik naar mijne kamers, (ja kamers, want ik heb er ticeegeheel alleen voor mij) en ga wat liggen lezen, of ik amuseer me met al mijn mooie cadeaux nog eens te bekijken, of een nieuw costuum aan te passen. Tusschen twee haakjes, Ma en Ju, alles zit vrij goed, en is goed overgekomen, en ik twyfel er niet aan, of jelui «kleine Door" zal opgang maken in de Bataviasche beau monde. Verbeeldt u, tante heeft mij een massa byouterieën van «haar Carolientje" gegevendie was wel voorzien, hoor! Hoe akelig toch, om te sterven, als je zoo alles hebt! Ik moet zooveel over het arme doode schaap aanhooren, dat ik iedere keer verwacht «Carolientje" te zullen zien verschijnen. Gelukkig heb ik hare kamers niet, die zijn en blijven gesloten als een heiligdomik heb de twee kamers, aan den rechterkant van 't huis, je weet wel, in dien vleugel, die er als een uitstek of uitwas by gebouwd is. Mijn slaapkamer is vlak naast die van oom en tante, dus ben ik wèl beschermd in de eerste nachten was ik wel wat bang, zoo alleen in die twee groote vertrekken; maar nu slaapt een myner meiden voor de deur van mijn slaapsalon, in de zitkamer, dat is gezelliger. Tante heeft mij een groote, oude baboe en een kleine, jonge meid gegeven, om my te bedienen, enz. «Dat had «mijn Caro lientje" ook," zei ze, «en jij moet alles precies hetzelfde hebben als zij." Nu, als dat waar is, moet ik ook een rijpaard hebben, en een wagentje met een span ponnies, want dat had «mijn Carolientje" ook; maar ik heb het nog niet. Nu, wat niet is, kan nog worden, ja?" «Yan de neefjes heb ik nog niets gemerkt. De een was te Tjandjoer, op oom's land, den anderen had oom voor «zaken" naar Socrahaia moeten zenden. Weet ge wat ik er van denk? dat het een veiligheids- of voorzichtigheidsmaatregel is van oom hij is zeker bang, dat zij dadelijk een van beide, of samen, op hun arm nichtje zullen verlieven. Nu, voor mij bestaat er geen gevaar; volgens hun photographie zijn Frits en Willem alles behalve mooie jongens. Ik herinner mij niets van henzij waren immers al naar Engeland gezonden om te leeren, lang voor wij naar Holland gingen? Tante zucht en huilt dikwyls, als ze van hen spreekt; trouwens, het goeie mensch zucht en huilt zoo In ons Vaderland betreft dit werk nog enkel ziekenverpleging, maar minder de arbeid der bewaarschool en weezen-opvoe ding, de redding van gevallenen en gevangenen en het armbezoek. In ons land bestaan thans 4 diaconessenhuizen, te Utrecht (gesticht in 1844), te 's Hage (in 1865), te Haarlem (in 1875) en te Arnhem (in 1884). Te Utrecht is aan de inrichting eene afdeeling verbonden voor ver waarloosde kinderen en eene voor oude vrouwen, en te Haarlem eene afzonderlijke inrichting voor lijderessen aan toevallen, terwijl te Heemstede een gesticht is gevestigd voor mannelijke epileptische lijders. Ten slotte zeggen de besturen dier inrichtingen: De niet algemeene bekendheid van het werk der dienende liefde in ons land en van bovengenoemde inrichtingen, is waar schijnlijk eene der oorzaken, waarom deze tot hiertoe zich niet in die algemeene belangstelling der Christenen mogen verblijden, zooals bijv. in Duitschland het geval is. Daarom nemen zij de vrijheid, het vriendelijk verzoek tot leeraars en kerkeraden te richten om ook dezen christelijken liefde- arbeid te steunen, door kranken te wijzen op deze gelegen heden om door den dienst der Christelijke liefde verpleegd te worden, en vooral ook jeugdige personen opmerkzaam te maken op dezen tak van Christelijke werkzaamheid. Maar bovendien zou het hun zeer verblijden, wanneer vele jonge dochters en kinderlooze jonge weduwen zich opge wekt mochten gevoelen, om zich aan dezen arbeid te wijden. Schriftelijke aanvragen worden door persoonlijk bezoek gevolgd. Tot tweeden geneesheer aan het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen te Utrecht wordt met ingang van 1 Februari a. s. benoemd de heer J. Timmer, med. doctor en arts te Wieringerwaard. In de laatste dagen is de handel in diamanten te Amsterdam weder levendiger, dan in geruimen tijd het geval was. Alle geslepen steenen worden met graagte gekocht, naar men zegt, voor Japan en China via Amerika. De groote afzet doet natuurlijk den aanvoer van ruw toe nemen, en de klovers, snijders en slijpers hebben volop werk of spoedig werk te wachten. Het is nu maar te hopen, dat, wanneer er weer gulden tijden voor de dia mantwerkers aanbreken, gelijk voor eenige jaren, zij er een nuttig en niet roekeloos gebruik van zullen maken. In de laatste dagen werden op verscheidene plaatsen in de omstreken van Tielerwaard tal van verpachtingen gehouden van bouwlanden. Opmerkelijk was het, dat de veel, meer dan mij aangenaam is, hoor." «Ik zit nu stil in mijn slaapkamer; het is nog vroeg in den morgen; zoowat zes uur; daar gij allen de ligging van 't huis en het uitzicht kent, hoef ik u daar niets van te vertellen, en als gij u herinnert, hoe tante's huis gemeubeld is, weet ge ook zoowat, hoe mijn kamers er uitzien, behalve dat alles nu veel rijker en mooier is, dan tien jaren geleden. Ik kon niet goed meer slapen, maar ik zal 't van middag wel inhalen. O, Ma, het is toch wel lekker, zoo'n groot huis, met al wat erbijhoort; maar tot nu toe is het erg eentonig, zoo met oom en tante alleen. Ik ben nog niet uit geweest, nog nergens naar toe; oom zegt, dat ik eerst wat moet rusten van de reis! Verbeeld je, alsof ik een ouwe bes henIk ben niets vermoeid, en ik verlang, o zoo erg, om eens uit te gaan, al was 't maar eens op een receptie j daar, ik verlang niet eens dat er gedanst zal worden, al heb ik nog zoo'n zin om eens te dansen. Bezoeken komen hier ook weinig; oom en tante leven zeer stil, naar dat zij rijk zijn; ik heb nog niemand gezien, dan een paar reisgenooten en eenige oude kennissen van oom en tante. Nü, daarover later meer. «Schrijft me toch vooral hoe het met u allen, en vooral met mijn lieve Ma gaat. Is Ma nu wat sterker met den zomer, en is Ma al eens gaan wandelen? Tante weet, dat ik u schrijf, zy zou er een woordje bijvoegen, maar nu is ze nog in haar provisie kamer bezig; zij staat alle dagen al om vijf uur op, verheelt u! Liefste Ma, houd maar goeden moed; ik zal u dikwijls schrijven, en alles vertellen; Ju en Frans zullen zeker goed voor u zijn Malief en over vijf jaar zien we elkaar toch weêr; oom heeft gisteren nog gesproken over «repatrieeren;" en tante verlangt er ook naar. Dus moet u maar niet te treurig zijn, ja, Malief?" «Tante roept mij, om bij haar te komen; zeker om in de achtergalerij een kop koffie te gebruiken, zooals alle ochtenden hier «en familie" geschiedt. Ik zal dus vandaag niet meer schrijven, maar met de volgende mail weêr een langen. Adieu, liefste Ma en Ju en Frans; ik kus u allen uit de verte, maar niet minder hartelijk, vooral mijn lieve Maatje; adieu! Uwe innig liefhebbende Dory." P.S. «O, Ma, o Ju! we kregen van morgen een invitatie voor een grrroot bal, en oom wil, dat ik daarmcê mijn entrée hier doe; en tante heeft me het allerbeeldigste paarlcn garnituur gegeven om bij mijn rosezijden balkleedje te dragen! O, ik ben zoo blij 1 ik zal u later alles vertellen van dat eerste uitgaan, en, nu, ik denk wel, dat ik het aankijken waard zal zijn. Adieu, Ma, adieu, allen! uwe D." N.B. «Groet Riekje Barley voor mij, ja?" PN. «En als je kennissen ziet, zeg hen vooral, dat ik het erg, erg, naar myn zin heb, en heel gelukkig ben. t.t. D." Heel gelukkig, schreef zy, maar dat dit geluk niet zoo geheel onbewolkt was, bleek uit den brief aan Ju, die zorgvuldig ver zegeld en van 't volgende opschrift voorzien was: «Voor myn ouwe, lieve Ju, voor hóór alleen; het zijn onze kleine meisjesgeheimen, dus mag niemand anders dezen lezen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1