HELDERSCHE NIEUWEOIEPER COURANT. en Adrertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1886. N°.144. Jaargang 44. Woensdag 1 December. KENNISGEVING. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf O 90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De Burgemeester der gemeente Helder geeft bij deze den Neringdoenden in overweging, de viering van den zoo- genaamden Sint-Nicolaas-avond te doen plaats hebben op Zaterdagavond 4 December 1886. De Burgemeester, STAKMAN BOSSE. POSTERIJEN. De Directeur van het Postkantoor te Helder brengt ter algemeene kennis: 1°. dat op Zondag 5 December a. s. het kantoor voor aanneming- van postpakketten geopend zal zijn van 6 tot 10 's m. en van 12 u.2 u. 's av. 2°. dat het aantal bestellingen op 2, 3, 4, 5, 6 en 7 December e. k. met zooveel zal worden vermeerderd als zal blijken noodig te zijn, opdat alle pakketten op den dag van aankomst ook weder besteld kunnen worden. 3°. dat op bovengenoemde datums postpakketten 30 min. voor het vertrek van de eerstvolgende post moeten bezorgd zijn, om met die post te worden verzonden. 4°. dat hij het publiek beleefd, doch dringend verzoekt, de adressen zooveel mogelijk op de pakketten te schrijven of vast te plakken onder het kruistouw, in dier voege, dat zij niet kunnen losraken. Het gebruik maken van lak is niet aan te bevelen. 5°. dat vooral bij gelegenheid van en met het oog op de groote verzending op het Sint-Nicolaasfeest eene goede en stevige verpakking en eene nauwkeurige met inkt geschrevene adresseering eene eerste ver- eischte zijn en dat hierop zeer zal worden toegezien. 6°. dat mén zorg drage bij de pakketten geschrevene kaarten te hebben, met duidelijke adresseering en geheel in overeenstemming met het adres van het pakje, waarbij de kaart behoort, terwijl het publiek beleefd verzocht wordt, zooveel mogelijk het ver 25) EEN LIEF BLONDINETJE. Door Mevr. M. C. FRANK. 't Is een levendige, vroolijke mazurka die nu gedanst wordt; men zou al zeer oud, zeer zwak, zeer treurig gestemd moeten zijn, zoo die opwekkende tonen niet onwillekeurig de beenen in beweging brachten. Men ziet dan ook al wat nog „tanzliihig" is, opspringen en zich een standplaats of liever een uitgangs punt kiezen. Men ziet het menige matrone aan, dat ze nog tlolgaarne zou meê doen, ware het maar niet, dat ze eenige volwassen dochters te chaperonneeren en bovendien geen uitnoo- diging ontvangen heeft; maar anders... zij is willig en vermetel genoeg om het op die mazurka nog eens te wagen. Ook Dory stort zich in den maalstroomhaar cavalier is een kloek gebouwd, lang man, maar toch is 't alsof de tengere sylphide in zijn armen hém voortsleept, eerder dan hij haar. Zij danst met hartstocht, met woede zou men bijna zeggen. En eigenlijk is 't ook zoo: ze is woedend, zoo woedend namelijk, als zulk eene lieve, zachte blondine worden bance n'est pas jurer groszal men zeggen nu, de tijd zou 't leeren. Evenwel was het wel te verontschuldigen dat zij woedend was. Begrijp eens daar had ze zich nu stellig overtuigd gehouden dat Otto Stern- dorff een der meest wenschelijke „partijen" aan de huwelijks markt, haar heden avond hart en hand zou aanbieden, en zij had zich zoo stellig voorgenomen, dit aanbod te aanvaarden, voorloopig ten minste, ja zelfs met hem te trouwen, als hij haar vóór het huwelijk niet reeds verveelde, wel te verstaan, of', als er geen begeerlijker partij kwam opdagen, en daar komt hij haar zoo waar vertellen, dat hy nog aan Ju denkt I Ju, die oude, onnoozele, leelijke, allesbehalve élégante Ju! Die asschcpoetster Was zij nu een vrouw voor hem? En zij, Dory, ze had zich nogal zoo verheugd in 't vooruitzicht, over allen te triomfeeren; over oom en tante, die hem zoo koel bejegenden, omdat hij hun Carolien (zaliger) niet gevraagd had, ofschoon het in 't oog viel, dat die hem aanbad en die, zooals zij zich verbeeldden, uit hartzeer daarover gestorven was; over Ju, die zich verbeeldde (het bleek nu toch dat ze gelijk had, en dat maakte de mooie, lieve Dory niet minder boos) dat Otto nog aan zyn belofte dachtover ja, over honderd anderen die hem beide han den toegestoken zouden hebben, had die moderne Antinous haar maar goedkeurend aangezienmaar vooral, maar bovenal zou zij oom Karei zegevierend tegemoet getreden zyn met zulk een futuroom Karei, die zich zooveel moeite getroostte om zijne beide zonen te beschermen tegen 't gevaar, op haar Dory te verlieven, alsof hun en zijn leven er meê gemoeid was. En nu was die schoone droom der ijdelheid vernietigd! En 't ergerlijkste was, dat, als hij naar Europa gaan zoumaar neen, dat zou hij niet doen, vooreerst; misschien zou Ju wijs genoeg zijn om oom Dorus' aanzoek gunstig op te nemen, en dan zouden zij zeker spoedig trouwen en dan was alles, bijna alles gered! 't Was dus te hopen, dat Otto maar niet spoedig naar Holland zou gaan; en wie weet, als Ju's huwelyk een vol dongen feit was, als zij Dory Otto nog eenigen tyd als ouden vriend wist te boeien misschien zou hij... eindelijk... schuldigde port vooraf in postzegels op de kaart te plakken. 7°. dat de pakketten niet zwaarder mogen zijn dan 5 KG., een inhoud mogen hebben van 25 kub. decim. en eene breedte, lengte of hoogte van 80 cM. De Directeur voornoemd, POLVLIET. Binnenland. Eene belangrijke voordracht werd dezer dagen te Utrecht gehouden door den heer Löhnis, directeur der Maatschappij van Weldadigheid. De Maatschappij verdient meer bekend te worden en voor hem, den directeur, die nu reeds 10 jaar aan het hoofd staat en dus met haar zaak vereenzelvigd is, lag er een zekere roeping in haar door 't gesproken woord meer algemeen en meer van nabij bekend te maken dan dit door 't geschreven woord mogelijk schijnt te zijn dit laatste toch blijkt niet veel af te doen, niet genoeg door te dringen. Als aanleiding gaf spreker een uitvoerig overzicht van de geschiedenis der stichting van generaal Van den Bosch in 1818 en sinds dien tijd. Zijn plan vond steun omdat men het gronddenkbeeld door en door gezond achtte. Men zag in zijn stichting een school, waarin maatschappelijk afge- wekenen weer voorbereid zouden worden voor hun terug treden in de maatschappij. De keuze van den grond voor de stichting achtte men mede gelukkig, en kocht dien dus van den heer Nobel te Elburg, en den 25 Augustus 1818 kon tot de eerste steenlegging worden overgegaan. Een uitvoerige uiteenzetting volgde hierop van de in richting, ook in haar werking. Het bleek spoedig dat de illusiën, die men zich gesteld had, niet verwezenlijkt werden. Daarvoor waren verschillende oorzaken. De eerste bereke ningen faalden, zoowel die betreffende de financiën als den arbeid. De financiëele toestand werd wankel door ondeug delijke administratie, de arbeid leverde geen vruchtendoor verkeerde organisatie. In 1854 toch had men een tekort van circa vier millioen, voor zoover de toenmalige balans dat kon doen blijken. Werkelijke balansen werden trouwens toen nog niet opgemaakt; dit geschiedde eerst in 1859, toen naar aanwijzingen van den heer Duymaer Van Twist een boekhouding werd ingevoerd, die nu nog gevolgd wordt. Wat wonder dat onder zulke omstandigheden de sympathie en daarmee de steun voor de Maatschappij verloren ging. Verbetering in den toestand bracht 1859, toen een wie weet... En in afwachting daarvan had zij in elk geval nog de twee neefjes, die haar hulde bewezen, cn die zij kon aanwenden als middelen, om oom, wien zy van ganscher harte verfoeide, te kwellen. En zoo danste zij voort, al sneller, tot zij eindelijk, toen de muziek zweeg, hijgend en bijna ademloos aan den arm van haar cavalier hing. „Laat ons wat gaan wandelen in den tuin, ja?" vraagt Frits Ridders, Dory's oudste neef; en reeds wil hij haar naar buiten geleiden. „Je had me wel eerst eens mogen vragen, of ik ook iets ge- bruiken wil," merkt de jonge dame spijtig op. „O, neem 't me niet kwalyk. Weet je, ik wou u zoo gaarne een oogenblik spreken, en je weet wel, dat er thuis geen gelegen heid toe is. Pa houdt me zoo in 't oog." „Zóó, waarom?" vraagt Dory, alsof zij iets nieuws vernam, ofschoon zij oom's handelwijze en de redenen daarvan reeds lang kent. „Och, wat zal ik u zeggen? Bemoeizucht van den ouden heer, en... en... Ga hier even zitten, dan zal ik u wat ijs brengen; of wil je iets anders?" „Is er champagne te krijgen gefrappeerde, meen ik?" vraagt zij, en begcerig, als een poes naar de melk, zwerft haar roodc tong over hare nog rooder lippen. Och ja, Dory hield van cham pagne en van alle goede dingen der aarde... „Dadelijk ben ik terug!" en de jonkman vloog heen. Eenige oogenblikken later kwam hij weerom met de gevraagde versnape ring. Zijn knap bruin gelaat was een weinig verbleekt, zyn oogen zwierven onrustig in 't rond, alsof hij vreesde overvallen te zullen worden cn daar had hij reden toe, want reeds had meer dan een het rustige plekje, op den achtergrond der breede galerij, en het paar dat daar zat, in 't oog gekregen, en zeker zou de schoone blonde weldra door den gewonen stoet bewonderaars omringd worden. Haastig dronk zy het glas leeg. Zij ver moedde wel, wat neef Frits tc vertellen zou hebben, en, ofschoon zy volstrekt niet voornemens was, zijn wenschen vooreerst te verhooren, zou zij hem ook volstrekt niet „finaal den bons geven," zooals ze bij zich zelve dacht, al was 't alleen om oom te treiteren. „Kom aan nu maar, neefje!" en ze lei de hand luchtig op zyn arm, en hij, de dwaas of liever de arme, eerlijke jongen, die haar oprecht liefhad, hij drukte dat fijne handje zacht, en met een opgeklaard gezicht, fier als een vorst, stapte hy door de lange galerij de trappen af, naar den tuin. Daar schoot, van achter de groep sierplanten in bakken en reus achtige bloempotten, die aan weerszijden van den trap stonden, een kleine vlugge gestalte op het jonge paar toe, greep den jonk man bij den arm en vroeg: „Waarheen? Frits, hoe kun je zoo onvoorzichtig zijn? Na zoo'n geanimeerden dans, verhit waarschijnlijk sterk in trans piratie, de nachtlucht in en uwe nicht heeft niet eens iets om.... dat gaat niet, boy!" „Och, oom, 'k heb myn zakdoek om den hals!" „Dory, laat ons teruggaan om uwe sortie, heeft Mama die in bewaring?" vraagt Frits ongeduldig. „Met of zonder sortie, 't ia niet goed, dat Dory nu nog den tuin nieuw bestuur optrad. Ook dit slaagde wel niet steeds in 't overwinnen der moeilijkheden en leed tengevolge van begane misslagen, maar langzamerhand kreeg men betere resultaten. Landbouwbedrijf, onderwijs, fabriekswezen werden verbeterd; de particuliere fabriek van den heer Sepp bracht der Maatschappij voordeel aan; sympathie en steun keerden wederde weezen verpleging leidde tot goede uitkomsten, en zoo openbaarden zich achtereenvolgens weer gelukkige lichtpunten. Maar toch bleek de groote illusie: vermindering der armoede, nog niet bewaarheid te zijn. Men had gemeend in heiontginning op groote schaal het middel gevonden te hebben om de armen uit de steden te kunnen halen, en hen op de heide in eigen- en landsbelang te kunnen doen werkzaam zijn. Helaas, spoedig bleken zij onbruikbaar voor den arbeid; de Maatschappij lokte en kweekte daar in Drente een groote wijk van armoede, wier bewoners slechts kunstmatig, door bedeeling en onderhoud in 't leven konden gehouden worden. Ook dit was dus niet de op lossing van het sociale vraagstuk. Hoe daartoe te komen? Door bij 't vele goede, dat de Maatschappij reeds had nog meer goeds te voegen, en dit zag spreker niet in heiontginning op zoo groote schaal, maar in rationeelen boschcultuur. Met de voorbeelden van Duitschland en Denemarken voor oogen moest men hier komen tot een practische opleiding van boschbazen. Dit zou nuttig kunnen werken, daardoor zou 't mogelijk kunnen zijn, voordeelige resultaten van de Maatschappij van Wel dadigheid te verkrijgen. Evenals de Van Swietenschool een practische opleiding geeft voor tuinbouwkunde, wilde spreker ook een inrichting voor boschcultuur, en duidelijk zette hij daartoe een plan uiteen, dat volgens hem niet duur zou wezen. Maar daarvoor is steun noodig, veelzijdige steun. Dien steun te vragen achtte spreker mede zijn plicht. Daardoor zou 't mogelijk zijn, dat de Maatschappij van Weldadigheid aan haar goed doei in alle opzichten kon beantwoorden, en op dien grond verdient zij ondersteuning. Schenkt haar diehet behoud der Maatschappij is eene eerezaak voor ons land! Want in den tegenwoordigen tijd, zoo vol sociale beproevingen, mag de aandacht niet van de Maatschappij afgewend worden. Daar zijn de gegevens van oplossing van 't sociale vraagstuk, ook omdat daar de man uit de lagere klasse leert begrijpen en gevoelen dat ook hij mensch is. In de groote Maatschappij leert hij de hoogere standen ingaat; aanstonds, als er vuurwerk wordt afgestoken is 't tijd genoeg, en dan zal ik haar onder mijne hoede nemenhet past vol strekt niet, dat zij nü met den dón, dan met den ander in een bijna donkeren tuin zwerft; gaat nu maar kalmpjes meê Mama opzoe ken," klinkt het bevelend. 't Is hier de plaats niet om een scène van verzet tegen wettig gezag te vertoonener is dus niets aan te doen. Dory gaat, tusschen oom en neef, godwee medemaar hare blauwe oogen schitteren van alles behalve onschuldige vroolijkheid, terwijl het scherpe blosje op hare kaken nü niet geheel aan den geanimeerden dans te wijten is; en zoo zij hare fijne lipjes niet ten bloede bijt van spijt, is 't alleen omdat zy weet, dat die mime haar gelaat zou ontsieren, anders zij zou bijna zia hebben om oom-zelve te bijten, zoo toornig is ze. Maar oom schijnt het niet eens te merken. Zeer gelijkmoedig, naar den schijn, wandelt hij voort naast zyn nichtje, en praat tegen zijn zoon, alsof er niets byzonders voorgevallen ware. Frits gaat met gebogen hoofd; zijn fraaie witte tandon zijn duidelijk zichtbaarhet doet denken aan een hond wien een kluif ont roofd is en die nu toornig gromt en de tanden laat zien. O jammer, op dat jeugdige en inderdaad mooie gezicht, is op dit oogen blik meer dan één booze gedachte te lezen, 't Zal wellicht ook hier blijken, dat al te veel waakzaamheid vaak het doel mist. Met vriendelijk schertsende woorden vertelt oom Karei aan zijn in zwart satyn en juweclen stijf gebakerde gade, welk een on voorzichtig poppetje hun nichtje toch is. Maar zijn scherpe, zwarte oogen, des yeux percés a vrille, zeggen iets anders, en tante Betsy begrijpt welke taak manlief haar opdraagt. Waken, waken, en nog eens waken. „Want," heeft hij eens aan de goede vrouw gezegd, „jij wilt haar in de plaats van ons goed Carolientje stellen, maar dat is een illusie. Ze is gevaarlijk voor alle mannen, laat staan dan voor onze twee jongens, die nog nooit zoo'n schoone, maar ook nog nooit zoo'n coquette hebben gezien. Onlangs las ik ergens van zulk soort vrouwen, dat zij een étiquette moesten dragen, met gevaarlijk er op, even als de fiesschen in do apotheek, waar men vergift op leest...." „Och kom! Zeker ook met een doodshoofd cr op! Dat arme, lieve kind!" meende tante toen. „Zeker, waarom niet! Ze zou er prachtig uitzien in het zwart fluweel met zilveren doodshoofden geborduurd," en hij lachte boosaardig vergenoegd over zyn boosaardige would-be geestigheid. „En ik zag liever de jongens beide aan drank of spel verslaafd ja, dood zelfs, dan met haar getrouwdDenk daaraan Betsy voegt hy er by. En met die woorden had hij een der dierbaarste illusiën der goede vrouw den bodem ingeslagenwant zij zag geen kwaad in 't beeldmooie kind, dat haar hart veroverd had, on dat zy zoo gaarne haar eigen had willen noemen. „Frits, ik hoor, dat de mail zooeven aangekomen isga jij eens kijken of de bulletins er al zynik verwacht belangrijke be richten en kyk eens rond naar onzen mandoor; 'k heb hem ge last, de brieven hier te brengen," (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1