zeevogels. Ik zou dan echter afdwalen van de vraag:
waar bevindt zich, en waaruit bestaat, de wereld van pela-
gische planten, klein genoeg om aan enkele millimeters
groote dieren tot voedsel te strekken?
Daar, waar de koude poolstroomen den van het zuiden
komenden golfdriftstroom ontmoeten, hebben we de plaats
te zoeken, waar die micro-flora ontstaat. Bij het Beren
eiland en aan de zuidwestkust van Spitsbergen, waar koude
en warme strooraen aan de oppervlakte der zee samen
komen; waar, door de werking der laatste in de zomer
maanden, het drijfijs begint te smelten,hebben de Noorsche
onderzoekers een eigenaardig verschijnsel waargenomen.
Onder het smeltende ijs bevond zich een zoo groote massa
kreeftjes en slakken als nergens was waargenomen, en
tusschen de drijvende ijsschollen nam een ontelbare menigte
kabeljauwen aan de jacht op het aat deel. Met zekerheid
is aangetoond, dat het deze dorschen zijn, die later in
Januari in groote scholen zuidwaarts trekken, om bij de
Lofodden kuit te schieten. En tusschen die scharen van
dorsehvisch en aat was het zeevlak mijlen in het rond
gevuld met een kleverige, geelachtig bruine massa, die
vooral aan den onderkant der drijvende ijsschot6en dikke
lagen vormde. Die stof, bij de Noorweegsche visschers
reeds lang bekend als rük, en door de natuuronderzoekers
zeeslijm genoemd, is het voedsel der kleine diertjes. De
bestanddeelen van het zeeslijm zijn volgens Sars tweeërlei.
Vooreerst een slijmige, volkomen doorschijnende, vormlooze
stof, die onder het microscoop duidelijke levensverschijn
selen, de karakteristieke bewegingen van het protoplasma,
vertoont. Ten tweede: milliarden dier kleine sierlijke
organismen, welke, van een uiterst regelmatig gebouwde
kiezelschaal voorzien, onder den naam van staafjes-algen
(diatomeën) bekend .zijn. Het zijn echte chlorophylhou-
dende, eencellige planten, die in zoet water in talrijke
soorten voorkomen en het bekende bruinroode slijm op de
oppervlakte van kleine poelen en vijvers vormen. Dezelfde
wezens, wier sierlijke schalen van wonderbaar fijnen en
regelmatigen bouw tot proef-objecten voor de scherpte van
microscopen dienen; wier ledige kiezelpantsers uitgestrekte
lagen uit vroegere aardperioden opbouwen en thans met
nitroglycerine gedrenkt het dynamiet vormen. Deze kleine
algen behoeven slechts water met de daarin opgeloste
stoffen om te gedijen; ze zijn aan de bovenste waterlagen
gebannen, omdat ze als planten licht behoeven; ze zijn
klein genoeg, om nog door de nietigste kreeftjes en slakjes
bemachtigd te worden; kortom, zij vormen den eersten
schakel in de keten, de eerste organische oorzaak van het
geheele krachtige leven der noordelijke zeeën.
En de vischperioden van ongeveer 70 jaren, waarin de
haringen vooral, doch ook de kabeljauwen beurtelings in
geweldige scholen zich vertoonen, om gedurende het vol
gende tijdperk slechts in geringe massaas te komen; van
waar dat verschijnsel? Nog heeft de wetenschap de
verklaring niet kunnen geven, doch de natuurlijke weg,
langs welken ze tot die verklaring eens komen zal, is
aangeduid. Er is gevonden, dat het diepe bekken van den
Atlantischen Oceaan en zijn voortzetting, de noordelijke
IJszee, niet onmiddellijk aan de kust van Noorwegen,
maar eerst op een aanmerkelijken afstand er van begint.
Zoo is de zee tusschen en om de Lofodden betrekkelijk
ondiep; deze vlakke kustzee gaat steil in oceanische diepte
over. Noordwestelijk van de Lofodden heft zich op den
bodem een geweldige rotsmuur omhoog; naar den kant
van den oceaan zeer steil; naar het land toe langzaam
glooiend. Deze barrière tusschen kustzee en oceaan loopt
in een tamelijk rechte lijn noordwaarts langs de westkust
van Spitsbergen tot 80° N.B., en is van het uiterste belang
voor de verbreiding der arctische diex-enwereld naar zuide
lijke streken. Tegen dezen machtigen, steil uit de diepte
oprijzenden rotswand stuwen de van het noorden en het
zuiden komende zeestroomen, zoodat aan den rand der
barrière en boven haar hier en daar geweldige draaikolken
en stroomingen ontstaan. Maar tegelijk stuwt er ook de
groote massa van het met de stroomen meegevoerde zee
slijm tegen, en dus ook het aat, waaraan het tot voedsel
dient, dus ook de visschen, die het aat volgen. Ligt hierin
niet reeds de verklaring van het verschijnsel, dat zulke
ontzettend groote scharen van dieren zich op weinige be
paalde plaatsen verzamelen En wat hier in Europa gebeurt,
vinden we volgens het onderzoek van Hind aan de oost
kust van Amerika terug, doch op lager breedte, waarvan
het gevolg is, dat de vischplaatsen bij Newfoundland volle
20° zuidelijker liggen dan die der Lofodden.
Waarschijnlijk is het verder, dat de poolstroomen en de
golfdriftstroomen periodieke wijzigingen in richting en kracht
/Niets, Rika, niets! De laatste was van December toen
Dory schreef, dat ze een poosje logeerde bij vrienden van oom
Dorus; sedert niets meer. Maar ik bid u, zeg niet aan
Ma, dat er een mail aan is, anders maakt ze zich weer zoo
angstig, en 't helpt toch niet
„Neen en bovendien, nu moet de volgende mail zeker berichten
brengen," meent Riekje.
«Wij willen het hopen," zucht Ju. ,/Maar, meisjelief, ga gauw
naar binnen, anders bespat ik u nog; wil je alvast voor de thee
zorgen? Ik ben aanstonds klaar dit hoekje nog en dan is 't
gedaan, dan kan Chrisje de rest wel in orde brengen."
Riekje knikt toestemmend en gaat de achterkamer inJu hervat
haar werk, met zooveel kracht en moed, als haar overblijven
na een langen, yermoeienden dag en de treurige gedachten, die
door Rieka's bericht niet minder treurig geworden zijn.
't Is dan ook in den laatsten tijd al zeer ongelukkig gegaan:
eerst kwam de catastrophe met oom Dorus, die de familie van
zijn krachtdadige ondersteuning beroofde; toen werd Frans ziek
en lag weken achtereen in 't hospitaalhet schrijfwerk, waarmeê
hij in zijn vrijen tijd eenig geld verdiende, ging voor hem ver
loren, waarover de arme jongen bitter bedroefd was, want hij
was toch zoo blijde geweest, toen hij Ju's zorgen kon verlichten
door die kleine bijdrage. Terzelfder tijd begonnen Dory's brieven
kort en schaarsch te wordentante Betsy liet niets van zich
hooren; dit bracht Mevrouw Darling in een toestand van aan
houdende zenuwachtige spanning, terwijl de winterkoude, zooals
gewoonlijk, haar nog zieker maakte. Zij leed veel, dat was
zeker, doch zij vergrootte haar lijden en maakte Ju's moeilijk
en vreugdeloos leven nog onaangenamer, door hare eindelooze
klachten, haar ongeduld en ontevredenheid over alles en allen.
Voor Ju was 't inderdaad eene zware beproeving, maar het
ergste van alles was dat hare moeder haar onophoudelijk verweet,
dat zij het aanzoek van oom Dorus geweigerd en daardoor haar
hecle familie «in 't ongeluk gestort had," en «alleen om een
gril, een hersenschim, een kinderachtige dwaasheid," zei de zieke
dan«Dory zou zoo niet gehandeld hebbenDory zou zich,
desnoods, voor ons opofferenbovendien, 't is geen opoffering,
met een schatrijken man te trouwen, die daarbij een braaf, edel
mensch, in zijn beste jaren en lang niet onknap is!"
(Wordt vervolgd.)
ondergaan, samenhangende met de koude onzer winters;
welke wijzigingen indirect, alweder door bemiddeling van
rak en aat, invloed hebben op plaats en tijd van het ver
schijnen der groote vischscharen. Ligt hier niet de weg,
waarlangs men tot de verklaring der vischperioden zal
geraken? Misschien is het reeds van belang, dat de
perioden, waarin de haring aan de kust van Bohuslau
wegbleef, volgens het onderzoek van den Zweed Ljungmann
(1880) nagenoeg juist samenvallen met de perioden, waarin
zich het kleinste aantal zonnevlekken heeft vertoond. Vol
gens natuur- en sterrekundigen van naam oefenen deze
een onmiskenbaren invloed uit op de warmteverhoudingen
van onze aarde.
Er wordt gezocht; moge de verklaring gevonden zijn,
vóór dat de periode der magere jaren weer intreedt.
Helder, Januari "87.
Binnenland.
Het laat zich aanzien, zegt het Vaderland, dat voor
de trouwens nog niet vacante portefeuille van Marine geen
titularis zal worden gevonden. De heer Gericke geniet in
zoo volle mate de sympathie en het vertrouwen van de
Marine-officieren in het algemeen, dat niemand genegen is
als zijn opvolger op te treden.
Zal dan het eind der historie zijn, dat deze Minister de
portefeuille behoudt?
Ons dunkt, dat, als de heer Gericke zelf van oordeel
is, dat dit hem niet onmogelijk is na zijn houding in de
Tweede Kamer, daartegen van geen zijde bezwaar behoeft
te worden gemaakt. Wij hebben terstond na het votum
der Kamer, dat hem deed wijken, gezegd, en wij blijven
van die meening, dat ten onrechte door den Minister poli
tieke beteekenis is gehecht aan een amendement, dat geheel
op zakelijke gronden werd verdedigd en onmogelijk een
politieke bedoeling kon hebben. Te kwader ure heeft de
Minister aan slecht beraden adviseurs gehoor verleend, toen
hij zijn leven zette op dien worp. Zoo het van den Minister
geen pretext was om heen te kunnen gaan, was het een
politieke onhandigheid. Alleen de verblinding, waartoe
groote ingenomenheid met de persoonlijkheid des Ministers
leidt, kan dit ontkennen.
Nog altijd is het gevraagd ontslag niet aangenomen. Zou
het nu niet op den weg der Eerste Kamer liggen, nadere
verklaringen te vragen en desnoods een weg aan te wijzen
voor den Minister, om op zijn gevraagd ontslag terug te
komen?
De onzekerheid heeft inderdaad reeds lang genoeg geduurd.
Dezer dagen mochten de heeren W. Francis en C. A.
Hoogschagen, te Haringhuizen, den dag herdenken, waarop
zij vóór 25 jaren benoemd werden, de eerste tot voorzitter
en de tweede tot secretaris-penningmeester van den Slikven-
polder. Ter herinnering aan dezen dag werd aan ieder
hunner een fraai aandenken vereerd.
Jl. Maandag avond trad in een vrij talrijke vergadering
van de Amsterdamsche kiesvereeniging «Burgerplicht* de
heer H. J. Van der Mandele op, die tot onderwerp van
behandeling gekozen had: «De verbetering der haven- en
sluiswerken te IJmuiden, in verband met de aanhangige
regeeringsvoorstellen."
Na een zeer uitvoerige bespreking van de verschillende
plannen, ook dat van prof. Huet, kwam de spreker tot
de volgende conclusie: 1. Aan de haven- en sluiswerken
te IJmuiden kleven gebreken, gedeeltelijk aan het uitge
voerde ontwerp zelf eigen, gedeeltelijk een gevolg van de
verhoogde eischen door de scheepvaart gesteld, met welker
opheffing of verbetering niet alleen de welvaart van Am
sterdam, doch ook die van een aanzienlijk deel des Rijks
wordt gebaat. 2. De opheffing of verbetering dier gebreken
geschiedt het beste door een uitvoering der door de Regee
ring aangekondigde plannen. 3. De stichting vin een
veilige en gemakkelijke visschershaven op onze Noordzee
kust is van onberekenbaar nut en kan nergens beter en
met minder onkosten geschieden dan te IJmuiden. 4. De
uitvoering van een en ander kan geen uitstel lijden, wil
men niet te laat komen.
Deze conclusie werd, na eenig debat, door de vergade
ring aangenomen en besloten daarvan aan de Regeering
mededeeling te doen.
Het Hld. verneemt, dat een reusachtig plan in aan
tocht is tot het maken van een entrepotdok met bijbehoo-
rende inrichtingen, in de onmiddellijke nabijheid van de
Handelskade te Amsterdam, en zoodanig gelegen, dat het
veilig laden en lossen aan die kade bij alle weersgesteld
heden volkomen is verzekerd, omdat het entrepot haar
tegen de Oostenwinden beschut. Tevens is het ook zoo
danig ontworpen, dat de Rijnschepen uit het Merwedekanaal
varende, onmiddellijk naast de groote zeeschepen kunnen
komen. Is het blad wèl ingelicht, dan worden reeds
pogingen tot verwezenlijking aangewend, en kan wellicht
spoedig dienaangaande iets naders worden vernomen. Het
plan is op grootsche schaal ontworpen, want geheele over
neming en veranderde bestemming van het bestaande Rijks-
entrepot wordt bedoeld. De architect I. Gosschalk is de
ontwerper der bedoelde plannen.
Burger Domela Nieuwenhuis, die zooals men weet
tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld is, hield jl. Dinsdag
avond in het Volkspark te Amsterdam zijn afscheidsrede.
Vele honderden waren reeds voor 8 uur in het Park bijeen.
De groote zaal was geheel gevuld, zoodat ook de neven
zaal in beslag genomen moest worden, die zelfs niet vol
doende bleek om de talrijke schare te bevatten; tot aan
de Raampoort stond het vol menschen.
Tot onderwerp zijner rede had de heer Nieuwenhuis
gekozen: «Ween niet over mij, maar over u zeiven en
uwe kinderen."
Nadat Van der Stadt, die in de groote zaal presideerde,
met eenige woorden de vergadering geopend had, zong de
Vrouwenvereeniging den heer Nieuwenhuis een lied toe.
Een tweetal meisjes reikte daarna een krans van levend
groen met roode linten over.
De rede van den heer Nieuwenhuis werd met luiden
bijval begroet en met een «leve Domela Nieuwenhuis!"
beantwoord. Eenige leden zongen hem daarnanog een lied toe.
Namens de Vrouwenvereeniging sprak juffrouw Poes den
«burger" toe in gebonden en ongebonden taal.
De partijgenoot uit België, Van Beveren, sprak namens
de Belgische broeders. Hij verzocht den aanwezigen, even
als de Belgische socialisten bij het afscheid van Anseelen
hadden gedaan, hier plechtig trouw aan het roode vaandel
te zweeren, aan welk verzoek met gejuich werd voldaan.
Onder een herhaald geroep van«Leve Domela Nieuwen
huis!" sloot Van der Stadt de vergadering en ging men
onder het zingen van het Vrijheidslied uiteen. Vervolgens
nam Nieuwenhuis afscheid in de kleine zaal en verspreidde
men zich langzaam en rustig.
Een droevig ongeval heeft te Schiedam plaats gehad.
Zekere B. kon, van zijn werk thuiskomende, de deur van
zijne woning niet binnenkomen, daar er blijkbaar iets achter
lag, dat het openen belette. Hoewel hij herbaalde malen
luid klopte, kreeg hij geen antwoord. Toen het hem
eindelijk gelukte door eene kleine opening binnen te komen,
vond hij zijn 18jarige echtgenoote dood achter de deur
liggen. Volgens geneeskundige verklaring was zij waar
schijnlijk van de trap, die naar de bovenwoning voert,
gevallen, waardoor zij een hersenschudding had bekomen,
die den dood onmiddellijk tengevolge heeft gehad. De
ongelukkige was eerst zes weken geleden gehuwd.
Jl. Zondag zijn een paar jongelieden, zoon en dochter
van den predikant te E. (Friesland), op schaatsen naar
Wartena rijdende, in de nabijheid van Warga door het
ijs gezakt. Door onmiddellijk toegeschoten hulp is het
meisje nog gered, doch de 19jarige zoon, theol. student
te Leiden, is onder het ijs geraakt en verdronken.
Terwijl jl. Zaterdag te Ingen onder Tiel een groote
schaar menschen zich vermaakten met schaatsenrijden, brak
onverwacht het ijs en 25 jongelieden zakten er tegelijk
door. Allen werden gelukkig gered, zoodat ze met den
schrik en een nat pak vrijkwamen.
Men schrijft uit Woubrugge:
«Die het onderste uit de kan wil hebben,* zegt het
spreekwoord, «krijgt het deksel op zijn neus.* Toen het
Woensdag 5 dezer zoo erg sneeuwde, was een kruideniers-
en manufacturiersjongen, met een wagentje met deksel er
op, bij Ofwegen onder een hevige sneeuwbui. Goede raad
was duur. De jongen deed zijn schoenen uit en zette die
omgekeerd onder den wagen, waaronder tevens een hond
was gespannen, deed het deksel open en kroop daarin, doch
bij ongeluk sloeg het deksel op slot. Daar lag het ventje.
Door gebrek aan lucht zou hij anders gestikt zijn, ware het
niet, dat de Woubrugsche schipper, die uit Leiden kwam,
argwaan kreeg. De knecht van den schipper zei, dat er
een kerel in het wagentje zat, doch de schipper ging aan
den slootkant zien, denkende dat er een ongeluk gebeurd
was. De knecht maakte den wagen, die op den weg stond,
open en vond den kleinen kruidenier met het schuim op
den mond, en verloste hem uit zijn doodkist. Alweder
een voorbeeld, om steeds in alle dingen de voorzichtigheid
in acht te nemen. De jongen kwam gelukkig bij en is
weder gezond als te voren.
De Rechtbank te Crefeld heeft zekere Franziska
Scholten, die er haar werk van maakte, jonge meisjes be
trekkingen in ons land te bezorgen, wegens misbruik van
het in haar gestelde vertrouwen, tot zes jaren tuchthuis
straf veroordeeld.
Buitonland.
Bismarck heeft in den Rijksdag bij de behandeling van
de legerwet eene belangrijke speech gehouden. Ziehier
wat hij van Frankrijk zeide:
Alle moeite hierop kwamen zijne woorden neder
om met Frankrijk trots den oorlog van 1870 op een ver-
trouwelijken en vriendschappelijken voet te komen, gelijk
ons dat met Oostenrijk trots den oorlog van 1866 gelukt
is, was te vergeefs. Geen enkel Ministerie in Frankrijk
had den moed en de kracht om tegenover de revanche-
kraaiers eene politiek van oprcehte verzoening te volgen,
en daarom kunnen wij niet weten, of Frankrijk ons over
10 dagen of weken of over 10 jaren den oorlog zal ver
klaren. Maar wij zullen niet nalaten, ons daartegen te
wapenen en van daar is de aanneming dezer wet nood
zakelijk, terwijl wij welk ook het lot dezer wet moge
zijn in elk geval de toegangen aan onze westelijke
grenzen zullen versterken en nog krachtiger dan tot dusver
bewaken. Maar hierop kan Frankrijk rekenen, als het ons
weder tot een oorlog dwingt en wederom overwonnen
wordt, de vredesvoorwaarden van den overwinnaar zullen
dan verpletterd zijn; omgekeerd kunnen wij weten, dat
Frankrijk ons tot den laatsten druppel bloeds zal aderlaten,
wanneer wij overwonnen werden. Dat mogen de tegen
standers dezer wet bedenken.
Jl. Zondagmiddag te 4 ure was de Infante Isabella,
de tante van den tegenwoordigen jongen Koning van Spanje,
in het bosch van het Pardo, in de omstreken van Madrid,
uit rijden. Daar zij des avonds te half twaalf nog niet
terug was, maakte men zich ten Hove en in de stad zeer
ongerust, te meer omdat de telephoon naar het Pardo toe
vallig onklaar was. Eindelijk verscheen de Prinses en het
bleek, dat zij tengevolge van een ongeluk met haar rijtuig
het grootste gedeelte van den weg te voet had afgelegd.
De Stads-Schouwbug te Göttingen is jl. Maandag
afgebrand, gelukkig zonder verlies van menschenlevens.
De brand barstte even na middernacht uit, twee uren
na afloop der voorstelling.
Omtrent den brand van het Alcazar te Toledo wordt
nader gemeld, dat dit gebouw, hetwelk als Militaire Aca
demie dienst deed, behoorde tot de vier fraaiste overblijfsels
van Moorsche architectuur, welke Spanje tot sieraad strekten.
Het verhief zich op één der zeven heuvelen boven geheel
Toledo en was reeds tweemaal te voren in brand geraakt,
de eerste maal in 1710, toen Toledo door de Portugeezen
bezet werd. Het was oorspronkelijk een gewoon monster
kasteel, maar werd onder Karei V verfraaid en voltooid.
Vooral de zuidzijde, door Juan Herrara gebouwd, was
ongemeen schoon en werd voor een meesterstuk der Spaansche
Renaissance gehouden. In de vorige eeuw werd het ten
deele gerestaureerd.
Baron Felder, oud-burgemeester van Weenen, die
jaren lang buiten alle ambtelijke betrekking was, omdat hij
zoo goed als volslagen blind was geworden, heeft zich dezer
dagen aan eene operatie onderworpen, die hem het gezicht
teruggegeven heeft.
Volgens de Figaro, heeft de zoon van Napoleon III
een onechten zoon nagelaten, de vrucht van een amourette
te Londen, die in een trein begon. De dame was onkundig
van den stand van haar minnaar en ontdekte dien eerst
later, toen hij in Afrika was gesneuveld, en zij het portret
van den Prins voor de ruiten der photografen zag.
In de Figaro ontraadt Albert Wolff den vader van
Gambetta, het stoffelijk overschot van zijn zoon van Nizza
naar Parijs te laten overbrengen. De begrafenis van Loon
Gambetta was indertijd nog treffender dan die van Victor
Hugo; een tweede plechtigheid zou noodzakelijk daarbij
afsteken, want Parijs heeft inmiddels weêr anderen, waar
voor het zich warm maakt; op het oogenblik is het generaal