consul-generaal der Nederlanden, legde een bezoek af bij den prefect der provincie; deze bijeenkomst was van beide kanten zeer hartelijk. De militaire waclit van den prefect ontving den commandant met alle eerbewijzen, aan zijnen rang verschuldigd. Onmiddellijk daarna legde de prefect, vergezeld van zijnen secretaris, een tegenbezoek af. Commandant Bogaert heeft door middel van zijne stoom- barkas gewichtige diensten in de baai bewezen aan de sleepbooten, die tengevolge van de jongste overstroomingen vastgeraakt waren en in groot gevaar verkeerden. Ook tot eenige groote rivierlichters heeft zich de bijstand, door de Atjeh verleend, uitgestrekt. De Atjeh vertrok vervolgens naar Cartagena. Ook te dier stede stede zal, evenals te dezer plaatse, de Nederlandsche vlag met vreugde worden begroet. Nooit toch heeft zij zich aan onze kusten ver toond dan als de vlag eener bevriende mogendheid, en beide volkeren zijn steeds aan elkander gehecht door banden van wederkeerige waardeering en van hartelijke gevoelens. Het bedrag van de belastbare opbrengst der onge bouwde eigendommen, volgens de uitkomsten der kadastrale leggers, was op 20 October 1885 in het geheele Rijk f 46,405,415.29; in 1886 verminderden die bedragen over eenkomstig de bepalingen van de 2de afdeeling der wet op de grondbelasting met f 13,293.504 en f 4,411.43 en ver meerderden ze met f 47,355.87 en f 5,346.824, zoodat ze op 20 October 1886 bedroegen: vQor het geheele Rijk f 46,439,477.654. Over 1887 zal het te heffen bedrag der belasting voor het geheele Rijk zijn f 5,536,926.60 en voor: Noordbrabant f 694,576.14, Gelderland f 617,276.96, Zuidholland f 923,066.06, Noordholland f 618,947.00, Zeeland f 475,244.01, Utrecht f 309,370.97, Friesland f 715,339.86, Overijsel f291,877.08, Groningen f487,336.65, Drente f 97,520.20, Limburg f 306,371.67. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 24 dezer: „Naar wij met zekerheid vernemen, zal er eerlang voor zien worden in de vacature van burgemeester alhier, terwijl de vorige titularis, de heer C. E. Perk, besloten heeft, zich niet weder beschikbaar te stellen." Op 's Rijkswerf te Amsterdam kwamen gisteren eenige hoofdofficieren, officieren van gezondheid en officieren van administratie der Marine bijeen, in commissie benoemd om na te gaan of er verbeteringen te brengen zijn in de kleeding der schepelingen. Carl Werner, van Christiania, heeft te Amsterdam de groote gouden medaille van de Amsterdamsche Sport club verworven, waarop staat gegraveerd: Meesterschap voor Nederland. De brooduitdeelingen in het Volkspark te Amsterdam geven, volgens de Haarl. Crt., een allertreurigst beeld van de ellende, die onder de armen der hoofdstad heerscht. Sommigen komen zóó uitgeput in 't verwarmd lokaal, dat zij te nauwernood de kachel bereiken kunnen om zich te verwarmen en de kracht missen om 't lang ontbeerde voedsel te verorberen. Een 70jarig man zag men er Vrij dag jl. 24 tarwebrooden achtereen verslindenhij was letterlijk uitgehongerd. Er zijn dien dag weer 2500 brooden uitgereikt. Woensdag zal brood worden uitgedeeld door eenige leden van de Broodbakkers-vereeniging „de Voor zorg/' op initiatief van den heer S. W. Siemons, haar voorzitter, die tot Maandag te zijnent aanmelding inwacht van bakkers, die mede bereid zijn tot eene gift in brood voor de werkloozen. Bij het bestuur zijn tot hiertoe omstreeks 2000 personen als werkloos ingeschreven. Te hunnen behoeve is ontvangen ruim f 800. Te Amsterdam heeft zich eene commissie van Israë lieten gevormd, om als hulde aan Z. M. den Koning, bij zijn zeventigsten verjaardag, een fonds te stichten tot kostelooze plaatsing van een of meer weezen in het Cen traal Israëlitisch Weeshuis te Utrecht. Zoodra voldoende gelden voor de stichting van het fonds zullen zijn bijeen gebracht, wenscht de Commissie dat fonds, onder den naam uOranje-fonds," in den daarvoor te kiezen vorm aan Z. M. op te dragen. De Commissie van uitvoer bestaat uit de heeren mr. A. F. K. Hartogh, te Amsterdam, voorzitter, mr. A. Teixeira de Mattos, te 's Hage, vice-voorzitter, J. Mulder, penningmeester, Martin Wolff, B. Meijer Dzn. en mr. D. Simons, secretaris; laatstgenoemden allen te Amsterdam. Verder bestaat de Commissie uit aanzienlijke Israëlieten in de voornaamste plaatsen van het land. Op uitnoodiging van de hoofd-commissie der Ten- Jaik kan 't niet helpen, eerwaarde heer, ik blijf er bij, 't is ellende met dien jongen. Hij kan niets en begrijpt niets; van den morgen tot den avond loopt bij tusschen de bergen rond, en daarbij is bet alsof hij van dag tot dag dommer wordt. Van hem zal nooit een knap jager of iets anders bruikbaars groeien. 't Is alles boter aan de galg gesmeerd." Deze woorden kwamen uit den mond van een man, wiens uiterlijk reeds verried, dat hij het jagershandwerk beoefende. Hij was van geweer en weitascb voorzien, kort en dik maar forsch van gestalte, met breede schouders en grove wezenstrekken. Haar en baard waren geheel in wanorde; zijn kleeding, half van een jager, half van een boer, was niet minder verwaar loosd, daarbij een stem, zoo grof en onbehouwen als zijn geheele voorkomen zóó stond hij voor den geestelijke. Beiden bevonden zich in de pastorie van Sint-Michaël, de kleine, hoog in het gebergte gelegen bedevaartsplaats, en de pastoor, die aan zijn schrijftafel zat, schudde afkeurend het grijze hoofd. „Wolfram, ik heb je al zoo menigmaal gezegd, dat ge geen slag hebt met Michaël om te gaan. Met schelden en dreigen krijgt ge niets van hem gedaan, ge schrikt hem daardoor nog maar meer en meer af, en hij is waarlyk al beschroomd en angstig genoeg, als hij met andere menschen in aanraking komt." „Dafc's juist een bewijs van zijn domheid," beweerde de hout vester. „De jongen weet van toeten noch blazen, hij slaapt letterlijk met open oogen, men moet hem flink aanpakken om hem wakker te schudde* en ik heb u immers op de hand moeten beloven, eerwaarde heer, om hem niet meer te slaan." „En ik hoop dat ge woord zult hebben gehouden. Gij hebt je dikwyls genoeg aan dien knaap bezondigd. Eer ik hier kwam, hebt gij en je vrouw hem bijna dagelijks mishandeld." „Dat deden we enkel voor zijn best. Slaag is voor alle kinderen nuttig en Michel heeft van jongsaf een dubbele portie verdiend. Nu, hij kreeg die dan ook; als ik ophield, begon mijn vrouw, maar het heeft nooit iets geholpen en verstandiger is hij daardoor ook niet geworden." „Neen; maar hij zou onder die ruwe behandeling bezweken zijn, als ik er mij niet mede bemoeid had." Wolfram schaterde het uit van lachen. „Er onder bezweken? Michel? Hij zou 't wel hebben uitge houden, al was 't nog tienmaal erger geweest hy is zoo sterk als een beer. De jongen moest zich schamen; hy is zóó sterk dat hij met gemak een boom uit den grond kan rukken, en toch laat hij zich door de dorpskinderen bespotten, zonder een vinger toonstelling van -Voedingsmiddelen te Amsterdam is het eere-voorzitterschap dier commissie aanvaard door de heeren mr. J. Heemskerk Azn., Minister van Binnenlandsche Zaken; jhr. mr. J. M. W. Schorer, Commissaris des Konings in de provincie Noordholland; mr. G. Van Tienhoven, burgemeester der stad Amsterdam. Woensdag 26 Januari a. s. zullen de bureelen der Ten toonstelling van Voedingsmiddelen zijn overgebracht op den Singel 451, naast het oude gymnasium. Te Vlissingen zal door de Vereeniging voor „Volks voordrachten en Volksvermaken" een Floralia worden ge organiseerd, afwijkende van andere tentoonstellingen van dien aard. Men zal namelijk voor kinderen van eiken rang of kuDne, tusschen den leeftijd van 815 jaren de deelneming openstellen. Voor de best gekweekte groep of plant zullen prijzen worden uitgereikt, terwijl elk kind, dat aan den wedstrijd deelneemt, aan een kinderfeest zal kunnen meedoen, dat aan het Groote Badhótel aan het strand in den aanstaanden zomer zal worden gegeven. Op die wijze kweekt men de liefde voor bloemen reeds bij de jeugd aan. We vinden dit denkbeeld zeer gelukkig, zegt het Vaderland. Naar men verneemt, heeft de raad van justitie te Batavia rechtsingang met dagvaarding verleend tegen den heer A. F. W., thans met pensioen in Europa vertoevende, gewezen controleur 1steklasse bij het binnenlandsch bestuur, onder beschuldiging van op 2 October 1840, tijdens hij contróleur was der onder-afdeeling Sindangstreken (afdee ling Tebing-Tinggie, residentie Palembang), op het erf zijner woning te Oelang Tanding, den inlandsclien veroor deelde Rigoem alias Arigoem, omdat deze onwillig was te werken, aan den paal van eene duiventil heeft doen vast binden met eene mand vol steenen aan zijn hoofd, door welke onvoorzichtige handeling hij oorzaak zou geweest zijn, dat genoemde veroordeelde, die herhaaldelijk zijn hoofd achterover wierp om het van den zwaren last te bevrijden, ongeveer een half uur nadat hij was vastgebonden, den nek brak en onmiddelijk daarop is overleden. De ondersteuning, door particuliere bijdragen aan mevrouw Hansen verstrekt, bedraagt 2024 p. st. Volgens het verslag omtrent den afloop van de lichting der nationale militie van 1886 bedroeg het getal ingeschrevenen 38057, tegen 37307 in 1885. Ingelijfd werden 10963 maner ontbraken aan het cijfer der lichting 37 man, waarvan 35 tengevolge van gebrek aan beschik bare lotelingen in 28 meestal kleine gemeenten en 2 om andere redenen. Voor de zeemilitie, waarbij 600 man ingelijfd werden, meldden zich 1922 lotelingen aan. Het aantal plaatsvervangers was 1673, ruim 1/7 deel van het aantal afgeleverde manschappen, tegen 1730 en het aantal nummerverwisselaars 702 tegen 686 in 1885. Vrijgesteld werden: wegens gemis van de gevorderde lengte 1053; wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken 2795; wegens eenige wettige zoon 5133; wegens eigenen militairen dienst of broederdienst 11543. Het aantal vrijgestelden samen bedroeg 20573, tegen 20365 in 1885, 20193 in 1884 en 20897 in 1883. Aan 48 militieplichtigen werd ontheffing van den werkelijken dienst verleend als geestelijke en bedienaar van den godsdienst bij de kerkgenootschappen of als student in de godgeleerdheid. Omtrent schutters-uniformen wijst V. in het Militair Blad op de afwijkingen bij veie korpsen in de bestaande uniform. „In de eerste plaats," zegt hij, „wijzen wij op het ver schil in de uitrusting van het kader, hetgeen dadelijk in het oog springt, wanneer men bij een schietwedstrijd ver schillende korpsen bijeenziet. Bij sommige schutterijen, zelfs in groote gemeenten, ontvangt het kader geen kapot- jassen, waarvan het ongelukkig gevolg is, dat men soms de grootste abnormaliteiten op het gebied van militaire kleeding ontmoet. Zoo zagen wij eens een sergeant-majoor met een soort van burnou, voorzien van lakensche knoopen een andermaal een paar onderofficieren met eene gewone demi-saison over hunne korte jas. Het is dan ook geen wonder, indien ambitieuse leden van het schutterij-kader zich laten weerhouden 's winters de vrijwillige kader-oefe ningen bij te wonen, omdat zij geen kapot jas bezitten. Voorts is te Utrecht ééne der compagniën voorzien van groene schouderpassanten; men noemt haar de „jagercom pagnie," doch schijnt niet op te merken, hoe leelijk dat groen bij het rood en wit van de uniform staat. Te Gro ningen heeft men uitgevonden, de besté schutters aan te uit te steken. Ik weet wel, waarom hij vandaag weer niet met mij medeging, maar volstrekt later wilde komen. Hij durft met mij niet het dorp door en maakt liever den heelen omweg door het bosch, zooals altyd als hij naar u toe gaat laffe jongen die hy is!" „Laf is Michaël niet!" antwoordde de pastoor ernstig. „Dat weet ge toch ook wel, Wolfram! Ge hebt mij immers zelf gezegd, dat hb', als hij ééns driftig wordt, bijna niet tot bedaren is te brengen." „Ja, dan is hij als krankzinnig en moet men hem maar laten loopen. Als ik niet wist dat het daar boven in zijn bol niet recht pluis was, zou ik nog wel anders met hem omspringen, maar 't is en blyft een ongeluk! Wél is het vreemd, dat hy het wild zoo goed weet te mikken, als hij het ten minste ziet, maar dat gebeurt niet dikwijls. Meestal kijkt hij naar de boomen en de lucht, en onderwijl loopt het hert zijn neus voorby. Ik ben niet nieuwsgierig, maar toch zou ik wel eens willen weten, van waar die vleeschklomp eigenlijk afkomstig is!" Een pynlijke trilling vertoonde zich bij deze woorden om Valentijn's lippen, maar hij antwoordde kalm: „Dat kan u immers niets schelen. Breng Michaël zulke gedachten maar niet in het hoofd; dan zou hij daarover licht kunnen gaan peinzen en u met vragen aan boord komen, die ge niet kunt beantwoorden." „Daarvoor is hij veel te dom," hield de houtvester vol, voor wien deze eigenschap van zijn pleegzoon een onomstootelijk dogma scheen te zijn. „Ik geloof dat hij eigenlijk niet eens weet dat hij geboren is. Maar daar hoor ik mijn Tiras aanslaanhij zal Michel gezien hebben." Inderdaad hoorde men buiten het vroolijk geblaf van een hond en naderende voetstappen, en spoedig daarop trad Michaël binnen. Hij was een jonkman van omstreeks achttien jaren, buitenge woon groot en krachtig ontwikkeld voor zijn leeftijd; maar die forsche gestalte met die lompe bewegingen bezat niets jeugdigs of innemends. Zijn gelaat, onregelmatig en onschoon, had een half schuwe, half droomerige uitdrukking, die het nog minder aantrekkelijk maakte. Het dikke blonde kroeshaar viel wild en verward over voorhoofd en slapen, eu daaronder staarden een paar oogen voor zich uit, donkerblauw van kleur, maar zoo hol en dommelig, alsof zich geen greintje zieleleven daarachter ver borg. Zijne kleeding was niet minder verwaarloosd en half boersch, evenals die van dcu houtvester; in zijn gansche uiterlijk had hij niets, dat eenige sympathie kon wekken. (Wordt vervolgd.) duiden door een sterretje op de mouwen; dient dit tot aanmoediging, dan verwonderen wij ons, waarom dit eene plaatselijke gewoonte is, en dat hiervoor geen algemeene bepalingen bestaan. Hoeveel grooter moet de verwarring bij eene mobilisatie niet wezen, als ieder schutterij-korps er zijn eigen distinctieven op na houdt. Bij het eene korps zijn verder de roode mouwopslagen veel langer dan bij het andere, en worden de chevrons van het kader met witte in plaats van, zooals het behoort, met roode biezen omzoomd, dikwijls alleen, omdat men de kleedermakers niet met hnnne verplichtingen bekend maakt. Waarom, vragen wij verder, blijft men bij sommige schutterij-korpsen nog van die ouderwetsche petten, model „kepi", dragen. De modelpet van 7 8 cM. kleedt on eindig beter. Ook ziet men op de koppelplaten allerlei wapens en granaten, zoodat soms geen twee onderofficieren derzelfde compagnie hierin overeenkomen. Wij keuren ook de gewoonte af, om korporaals vergunning te geven, de onderofficierspet te dragen; in ieder geval moet dit een voorrecht blijven, dat alleen aan zeer verdienstelijke kor poraals geschonken wordt, en in geen geval aan schutters, zooals wij ook wel eens zagen. Een schutter-korporaal met eene pet geeft bovendien dikwijls aanleiding tot verwarring met een sergeant-majoor. Ook het dragen van buiten model sabelkwasten moest onder de wapens niet vergund worden; nu ziet men er van allerlei soort, en juist het kenmerk van een militairen troep moet uniformiteit boven alles zijn." De schrijver acht het dus hoogst weuschelijk, dat er, hetzij van uit Den Haag, hetzij door de korpskomraan- danten, paal en perk worde gesteld aan al deze afwijkingen. Een ongeluksvogel! Een boer, bij Alraeloo woonachtig, viel van een wagen met hout en brak zijn linkerarm. Hij reed spoedig huiswaarts, doch voor zijn woning viel hij nogmaals en brak zijn rechterarm! DE CHOCOLADE. Naar aanleiding van een bezoek aan de fabriek der firma J. en C. Blooker te Amsterdam. Door Dr. E. VAN DER VEN. (Op verzoek ontleend aan Eigen Haard.) Wat is chocolade? De meesten, die deze vraag hooren, vinden haar allicht vrij onnoozel, als zij niet verder denken dan aan dien kos- telijken, geurigen drank, dien zij als melk-chocolade of water-chocolade bleven liefhebben. Liefhebben, ook nu zij lang reeds den leeftijd zijn ontwassen, waarop zij het vol strekt niet beneden zich achtten dien bij „Saartje, onze oude, goede baker," te gaan drinken. Dat was bepaald melk chocolade, en dan van die ouderwetsche, met groote vet oogen er op, dien ze ons niet lekkerder maakten. En kinderlijk diplomatisch zeiden we dan aan Saartje, dat ze keurig lekker was, „maar of ze er in het vervolg niet liever wat minder vet in zou doen." „Maar lieve gunst, kind, ik doen er geen vet in, geen kriezeltje; dat zit 'm in de koekies." En dan kwam er een pakje voor den dag; een wit papieren pakje met een wonderbaarlijk zwemmenden leeuw er op gedrukt en een rood bandje er om heen. Precies zoo'n bandje als moeder had om de zilveren lepels en vorken, die in reserve lagen. Boven den leeuw stonden drie A's. Dat was van de beste, zei Saartje; er waren ook pakjes met A en met A A, maar die was lang zoo goed niet. Later, in de dagen toen wij zulk een product van vijf factoren al veel korter schreven, bemerkten wij dat er ook A A A A A bestond; Saartje was óf niet op de hoogte ge weest, óf.... zij had weer een sprookje verteld. Maar geen bluf was het dat zij het vet dan daar gelaten heerlijke chocolade wist klaar te maken. Wat ging er een suiker in, zooals ze zeide. En steunende op dat zeggen, haalde ik naderhand medelijdend de schouders op over handboeken, die stoutweg vertelden, dat chocolade een mengsel was van cacao, suiker en vanille. Die zoo schrijven hebben haast niet verder gekeken dan een choco lade-sigaar lang ishoogstens een banketbakkers-winkel rond. De eerste Zeeuwsche chocolade, de chocolade met het „Luctor et emergo" er op, was bitter; de suiker moest ze goed maken. Zij deed in dit opzicht niet onder voor hetgeen juist onder dien vreemden naam „Cacao" in de kruidenierswinkels bij 't gewicht werd verkocht en afkom stig was van die groote, bruine, vierkante steenen afge knotte vierhoekige piramides bleken het later waarmede zij uitstalden. En als er vanille in was, dan waren het, scheikundig gesproken, „sporen." Summa summarum bleef er in ons begrip geen ander onderscheid over dan wat uitgebreidheid en vorm betrof; tusschen chocolade en cacao plaatsten wij een gelijkteeken en daardoor gingen wij, zooals later bleek, niet ver bezijden de waarheid. Ik weet niet hoe in andere landen de loop is geweest van de cacao-fabricatieook niet hoe ver en hoe lang bij de groote centra der beschaving in ons vaderland de achter hoek ten achteren bleef, waar onze jeugd vervlood. Maar, als het geheugen mij niet bedriegt, dan had voor een veer tigtal jaren de cacao in massieven vorm nog bijna onaan gevochten het rijk in. Eerst toen trad daarnaast de zoo genaamde poeder-chocolade, dat is cacao in den poedervorm, op; aanvankelijk zeer bescheiden, verpakt in platte, donker groene flesschen met onpraktisch nauwe halzen, uitsluitend voorzien van de niet opzichtige etiketten van ééne firma. Daarna, van kracht tot kracht voortgaande, in blanke bussen, versierd met etiketten in kleurendruk, die om het zeerst wegens de zuiverheid, de oplosbaarheid en wat dies meer zij, het daarin besloten fabrikaat aanprezen, tot het nu zoover gekomen is dat men geen dag meer kan doorleven zonder een- of meermalen opzettelijk te worden herinnerd aan het bestaan van zuivere cacao. Onze eeuw mag eens in de geschiedenis op meest verschillend gebied met een haar kenmerkend epitheton prijken; op dat der voedings middelen heette ze daar vrij „de chocolade-eeuw." Voor een jeugdig gemoed, dat in den tijd der koekjes werd gevormd, was dit optreden der poeder-chocolade een ware „puzzle." Van nature geneigd om de meest voor de hand liggende verklaring de ware te achten, meende het, dat het nieuwe fabricaat niets anders was dan het gestampte of gemalen oude. Natuurlijk voor het gemak van Saartje. Zóó toch liet het zich bepaald beter mengen. Maar voort gezette waarneming wierp deze verklaring omver, als zij leerde, dat met den ouden vorm ook het vet was verdwenen. Een nieuwe conclusie lag eehter voor de hand. Wat wij nu hebben is de zuivere grondstof, en dat vet.... welnu, dat werd er vroeger door gedaan om aan het geheel een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2