HELDERSUHE
NIEITWEDIEPER COURANT.
- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 13.
Jaargang 45.
Zondag 30 Januari.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
Brieven uit de hoofdstad.
SINT-MICHAEL.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdngnami
Abonnementsprijs per kwartaal
dag.
0.90.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elk*
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
franco per post
1.20.
B
UREAU: MOLENPLEIN.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
27 Januari.
„Valt er veel af te dingen op de door de socialisten
gebezigde middelen om hunne beginselen ingang te doen
vinden, ik zal de eerste zijn dit te erkennen, doch te ont
kennen is 't zeker, dat de beginselen „zoogenaamd" zijn
en dat Domela Nieuwenhuis een man is zonder verdiensten."
Aldus de heer K. uit de Zijpe, die in het nommer van
Zondag 23 Januari jl. eenige opmerkingen tot mij richt,
welke ik in dezen Brief al dadelijk wil beantwoorden.
Die opmerkingen lezende, kwamen mij de woorden te
binnen, welke Augustus Jessopp onlangs in The Nineteenth
Century aan de inkleeding en het karakter van brieven
wijdde. „Er zijn sommige dingen, waarvoor vertrouwelijke
brieven bij uitnemendheid geschikt zijn," zegt hij, sprekende
over een groot geleerde, die in een brief aan een vriend
een grappige spookgeschiedenis had opgedischt; „in een
brief kunt gij zoo speelsch zijn als ge wilt, en dan kunt
gij u regelen naar uw vriend, al naarmate hij bijgeloovig
is of niet, maar in ieder geval weet ge, dat hij u niet al
te zeer bij uw woord zal houden. In onze brieven worden
wij niet geacht, met liniaal en passer te schrijven."
Doch al heeft de heer K. mij nu eens bij mijn woord
gehouden en bij het lezen van mijn brief dd. 13 Januari
zelfs liniaal en passer ter hand genomen, ik denk er vol
strekt niet aan, hem daarvan een verwijt te maken. Integen
deel, het onderwerp is tegenwoordig (helaas l) weer bijzonder
aan de orde van den dag, en ik kan dus slechts met
graagte gebruik maken van de mij aangeboden gelegenheid
om het door mij geschrevene nader toe te lichten.
Zoo b. v. wat het bovenaangehaalde woord „zoogenaamd"
betreft. De heer K. vat dit op, alsof ik hiermee had
willen te kennen geven, dat de socialistische leiders zich
bij hunne handelingen niet naar een vooraf beraamd plan
of eene door hen gekoesterde overtuiging richten. Contrarie
van dien, waarde heer! Maar juist het heillooze van dat
plan en het verderfelijke van die overtuiging deden mij
spreken van „zoogenaamde beginselen," omdat dergelijke
drijfveeren eigenlijk den edelen naam van beginsel niet
4)
Door E. WERNER.
Op dat oogenblik trad Valentyn weêr binnen, en toen hij zijn
broeder met het schrijlboek in de hand zag zitten, vroeg hij
„Hebt gij Michaël geëxamineerd? Hij is een goed Latinist,
niet waar?"
„Wel zeker! Maar wat moet hij met zijn Latijn in een
afgelegen houtvesterawoning tusschen de bergen uitvoeren? Zijn
vader heeft zeker geen geld genoeg om hem verder naar school
te sturen?"
„Neen, maar ik hoop langs een anderen weg iets voor hem
gedaan te krijgen," antwoordde de pastoor. „Als de arme jongen
maar niet zoo leelijk en ongemanierd was," liet hij er zacht op
volgen, terwijl Michaël zyne zaken in de kast wegborg. „Alles
hangt van den indruk af, dien hij op zeker iemand zal maken,
en ik vrees dat deze niet gunstig zal zijn."
„Leelijk, nu [ja, dat is hij ontegensprekelijk, en toch toen hij
straks een zeer verstandige opmerking maakte, kwam er onver
wachts een trek op zijn gelaat, die mij onwillekeurig deed denken
aan nu weet ik 't aan graaf Steinruck."
„Aan graaf Steinruck?" herhaalde Yalentijn min of meer ver
legen.
„Ik meen niet dengeen, die nu gestorven is, maar zijn neef,
het hoofd van den oudsten tak. Hij was ook te Berkheim, waar
ik hem heb leeren kennen. Maar zeker zou hij zich door zulk
een gezegdo beleedigd achten en daarin had hij groot gelijk.
Die knappe Steinruck met zijn deftig voorkomen, en dan die
slaapkop daar ginds! Geen enkelen trek hebben ze met elkander
gemeen en ik weet eigenlyk niet hoe Jk op eens op die
dwaze gedachte ben gekomen, toen ik die oogen zoo zag opflikkeren."
De pastoor liet dit gezegde onbeantwoord en trachtte het
gesprek over een anderen boeg te wenden, door te zuchten: „Ja,
wél is Michaël een slaapkopKoel en onverschrokken als hij is,
komt hij mij dikwijls als een nachtwandelaar voor."
„Nu, dan zou het nog zoo erg niet zijn," merkte Wehlau aan.
„Nachtwandelaars kan men wekken, als men hen maar bij den
rechten naam roept, en als die jongen daar eens wakker wordt,
komt er misschien nog wel iets redelijk goeds van hem terecht.
Zyn werk is nog zoo kwaad niet."
„En toch is het leeren hem moeielyk genoeg gemaakt. Dik
wijls moest hij storm en onweer trotseeren, om mijn onderwijs
niet te verzuimen, en toch heeft hij mij nooit tevergeefs laten
wachten."
„Dat zou iets voor mijn Johan zijn geweest!" zeide Wehlau
droogjes. „Die teekent in de schooluren allerhande caricaturen
van zijn onderwyzers, en ik heb al een paar malen ernstig daar
tegen moeten opkomen. De jongen wordt al te overmoedig,
omdat hij eigenlijk zoo'n soort van geluksvogel is. Alles wat
hij onderneemt gelukt hem, overal waar hij aanklopt vindt hij
open deuren en harten, en daarom verbeeldt hij zich, dat men
zich op niets ernstig behoeft toe te leggen en dat het leven van
het begin tot het eind enkel plezier is. Nu, ik zal hem wel tot
andere gedachten brengen als hij eens in de philosophie begint
te studeeren."
„Heeft hij zin in die studie?"
„Goede hemel, neen! Hij heeft in niets anders zin dan in
krabbelen en kleuren, en als hij ergens een schilderstuk ruikt,
is hij niet te houden; maar ik zal hem die dwaze kunsten wel
afleeren."
waard zijn. Would-be principles zou de Engelschman in
dit geval zeggen. Sommige menschen kunnen uit een zeer
innige overtuiging handelen, en toch op zeer onaangename
wijze met den strafrechter kennis maken. De moordenaar,
die voor de Rechtbank zijn misdrijf zou trachten goed te
praten met een beroep op zijne diepgewortelde overtuiging
dat zijn vijand, dien hij doodsloeg, zijn geluk in den weg
stond, en zijn beginsel dus meebracht, den man van kant
te maken, zou op gevoelige wijze ondervinden dat zijn
redeneering niet opging. Met zijn wraakzuchtige over
tuiging en zijn moordenaars-beginselen gaat hij onver
biddelijk achter de tralies, tot straf voor zijn gruwelstuk
en tot veiligheid der maatschappij. Wil men in dien zin
van „socialistische beginselen" spreken, dan heb ik er
vrede mee, wijl het volkomen strookt met hetgeen ik door
„zoogenaamde" beginselen heb willen uitdrukken.
Wie goed lezen wil, trachte de woorden steeds in het
juiste verband en de juiste beteekenis te verstaan. Zoo
ook wie zich van het geschreven woord bedient. Ik kan
dit den heer K. niet genoeg op het hart drukken. Waar
ik van „zoogenaamde" beginselen sprak, heeft hij mij
blijkbaar verkeerd begrepen en er ,de beteekenis van gecne
beginselen aan gegeven. En waar hij in den aanvang van
zijn schrijven gewaagt van „de belangeloosheid van
de hoofdstad des Rijks in de viering van 's Konings aan
staanden verjaardag," heeft hij ook iets anders gezegd,
dan hij inderdaad heeft willen zeggen. Belangeloosheid
legt de hoofdstad in deze zaak ganschelijk niet aan den
dag, want belangeloosheid kan nooit anders beteekenen
danonbaatzuchtigheid, opoffering van eigen voordeel, en
daarvan is hier geen sprake. Wat de heer K. bedoelde,
maar niet schreef, isgebrek aan belangstelling, onver
schilligheid, geringe sympathie, of iets dergelijks. Ik wijs
hier niet op, om er den heer K. een grief van te maken,
maar alleen om te doen zien, hoe men bij het lezen èn bij
het schrijven „op zijn woorden moet passen."
Neen, beginselloos zijn de socialisten allerminst, in dien
zin, dat zij niet volgens een bepaald aangenomen stelsel
zouden opereeren! Maar wèl kan de tegenstander hun
beginselloosheid verwijten in de eigenlijke beteekenis, dat
„Maar als hij nu aanleg voor schilderen heeft bracht
do pastoor hiertegen in, doch zijn broeder viel hem driftig in de
rede:
„Dat's juist zijn ongeluk, dat hij aanleg heeft! Nu brengen
zijn teekenmeesters hem allerlei dwaasheden in het hoofd en on
langs vroeg een schilder, een oude kennis, mij op waarlijk tra-
gischen toon, of ik het voor de wereld kon verantwoorden, haar
zulk een talent te onthouden? Ik kon er mij niet uitredden en
ben kortheidshalve maar tegen den man uitgevaren."
Yalentijn schudde afkeurend het hoofd.
„En waarom laat ge uw zoon dan maar niet zijn eigen zin
volgen?"
„Vraagt ge dat nog? Omdat ik mijn geestelijke erfenis
aan niemand anders gun dan aan hem. Mijn naam heeft
een goeden klank in de wetenschappelijke wereld en deze
zal Johan in zijn volgend leven alle deuren en poorten ontsluiten.
Als hij mijn voetstappen drukt, in zijn fortuin als zoon van zijn
vader gemaakt. Maar zijn ongeluk is niet te overzien, als hij
het in den zin krijgt, een zoogenaamd genie te worden."
Michaël had intusschen zijn boeltje gepakt en kwam nu
naderbij om afscheid te nemendaar de les dien dag geen voort
gang kon hebben, bestond er voor hem geen reden langer in de
pastorie te blijven. Op zijn gelaat lag weêr de gewone suffe en
droomerige uitdrukking, en toen hij heenging, zeide Wehlau half
luid tot zijn broeder:
t Is waar, hy is afschuwelijk leelijk de arme drommel!"
De graven van Steinruck waren een oud, vroeger zeer machtig
adellyk geslacht, welks stamboom reeds verscheidene eeuwen
had bestaan. De beide takken konden wel is waar op denzelfden
stamvader bogen, maar waren nu nog slechts van verre ver
maagschapt, en zelfs was er een tijd geweest, dat zij in het
geheel niet met elkander in aanraking kwamen, waartoe het
verschil in godsdienst natuurlijk het zijne bijdroeg.
De andere protestantsche linie, die in het noorden van Duitsch-
land woonde, bezat slechts een majoraat, dat een middelmatig
inkomen opleverde; de zuid-Duitsche neven waren daarentegen
eigenaars van uitgebreide allodiale goederen en behoorden tot de
rijksten des lands. Voor het oogenblik waren al die rijkdommen
in de hand van een achtjarig kind vereenigd, daar het dochtertje
van den onlangs overleden graaf diens eenige erfgenaam was.
Toen hij zijn einde voelde naderen, had hij zijn neef bij zich
ontboden en dezen tot uiterste-wilsbeschikker en voogd van zijn
kind benoemd. Hiermede kwam tevens een eind aan de ver
wijdering, die sedert jaren tusschen de beide families bestond,
naar aanleiding van een eerst goedgekeurde en daarop plotseling
verbroken verbintenis.
Graaf Steinruck had, behalve zijn zoon, nog een dochter gehad,
een schoon, talentvol meisje, de lieveling van haar vader, dien
zij in aard en karakter geleek. In tijd en wijle zou zij met
haar neef, den thans overleden graaf, in het huwelijk treden,
wat reeds sedert lang in de familie was besloten, en de jonge
gravin had dientengevolge dikwijls weken achtereen ten huize
harer aanstaande schoonouders gelogeerd.
Maar nog eer de formeele verloving plaats had, kwam er een
geheele verandering in het leven van het achttienjarig meisje
door een dier plotseling opgekomen genegenheden, die ten ver-
derve voeren, voeren moeten niet ten gevolge van het
verschil in stand, ook niet door de hierdoor zoo onvermijdelijke
familietwisten, maar omdat er het eenige aan ontbreekt, wat
zulk een verbintenis duurzaam geluk kan waarborgen de echte,
zij elke edele grondstelling missen, dat de liefde die
toch voor ons allen het hoogste gebod blijft ten eenen-
male aan hunne „beginselen" ontbreekt, en dat al wat zij
tot dusver in ons midden gesproken en vooral gedaan
hebben, louter tot schade en schande van de maatschappij,
van recht en orde en van het algemeen welzijn strekte.
Haat en wraakzucht zijn hunne drijfveeren, oproer en
moord hunne wapenen, en met de roode bloedvlag in de
hand, prediken zij openlijk de revolutie en maken zij de
regeering en de volksvertegenwoordiging voor moordenaars
uit. Als er politieagenten worden uitgezonden om hunne
pogingen tot het maken van straatrumoer te verijdelen,
worden zij door hunne beginselen genoopt om de dienaren
der wet, die toch niets meer dan hun plicht doen, witte
peper in de oogen te werpen. Als een Commissaris van
politie krachtens zijn ambt een vergadering in het Volks
park gaat bijwonen, komt er van achter een boom een
socialist te voorschijn, die hem, puur uit beginsel, op een
kogel uit zijn revolver onthaalt. Als het wreedaardige en
in ieder geval door de wet verboden „palingtrekken" door
de politie verhinderd wordt, weten de socialisten hunne
blinde volgelingen aan te hitsen tot een verzet, dat slechts
met geweld en ten koste van vele dooden en gewonden
bedwongen kan worden. Zeg ik te veel? De heer K. raad
plege het zaakrijke verslag, door den burgemeester van
Amsterdam in dato 11 Januari over de Juli-ongeregeldheden
uitgebracht. Wie waren de eigenlijke aanrichters van het
bloedbad? Daaromtrent zegt de rapporteur zeer duidelijk:
„Als oorsaak kan en mag naar mijne vaste overtuiging
in welke overtuiging door allen wordt gedeeld, wier zware
taak het ten vorigen jare was, om de orde in deze gemeente
te handhaven niets anders worden aangemerkt dan het
drijven van hendie reeds sinds eenige jaren aanvingenmaar
vooral na Augustus 1885 met toenemende driestheid voortgingen
om een deel der burgerij op te zetten en weerspannigheid te
kweeken. Men ontzag zich daarby gaandeweg niet, om ge
welddadige middelen en zelfs gewapend verzet als geoorloofde
maatregelen tegen het openbaar gezag en de handhaving
der openbare orde aan te grijpen."
Ik laat de feiten spreken. Gewelddadige middelen en
gewapend verzet, ziedaar dan de beginselen der socialisten
ware liefde. Het was een roes, door teleurstelling en berouw
gevolgd; maar deze kwamen eerst toen het te laat was.
Louise leerde iemand kennen, die, hoewel van burgerlijke
afkomst, zich toch tot de aristocratische kringen toegang had
weten te verschaffen. Met zijn verblindend uiterlyk, schitterende
hoedanigheden en innemende vriendelijkheid gelukte het hem
zich overal in te dringenmaar hij was een van die wispelturige,
onsolide menschen, die het in geen enkele betrekking en op geen
enkele plaats uithouden. Door een onweerstaanbaren zucht naar
weelde en genot gedreven, had hij niets geleerd om zich deze
door eigen kracht en inspanning te verschaffen en was een
chevalier d" industrie in den volsten zin van het woord. Misschien
hield hij werkelijk van de jonge gravin, misschien wilde hij door
haar slechts een positie in de maatschappij veroveren hoe
het zy, hij wist haar zóó te betooveren, dat zij besloot ondanks
den hoogst waarschynlijken tegenstand van haar vader en geheele
familie zijne vrouw te worden.
Het kon niet missen dat graaf Steinruck de zaak op het spoor
kwam en haar aanstonds met kracht poogde tegen te gaan. Hij
meende met een wachtwoord, met bevelen en bedreigingen daar
aan een eind te kunnen maken, maar lokte hiermede slechts dien
geest van verzet uit, dien zyne dochter van hem had geërfd. Zij
weigerde hardnekkig hem te gehoorzamen, bood heftig tegenstand
aan alle pogingen om haar tot een onmiddellijke verloving met
haar neef te dwingen, en wist ondanks de strengste bewaking in
betrekking met haar minnaar te blijven. Eensklaps was zij ver
dwenen, en reeds na weinige dagen kwam het bericht, dat de
trouwplechtigheid voltrokken en zij mevrouw Rodenberg geworden
was.
Het huwelijk was volkomen wettig, ondanks de haast en ge
heimzinnigheid, waarmede het zijn beslag had gekregen. Roden
berg had hiervoor gezorgd en sedert Tang alle voorbereidende
maatregelen genomen. Hij rekende er op, dat graaf Steinruck
den man zijner dochter ten slotte niet aan zijn lot overlaten en
hem in genade aannemen zou en vertrouwde op de genegenheid
van den vader voor zijn lievelingskind; maar hij kende diens
onverzettelijk karakter niet. Steinruck beantwoordde de huwelijks
communicatie, door zich voor goed aan zijne dochter te onttrek
ken en haar te verbieden hem ooit weer onder de oogen te komen
zij bestond voortaan niet meer voor hem.
Hij hield dit met onverbiddelijke consequentie vol, tot aan en
zelfs tot na haar dood. Rodenberg wendde in het begin nog
pogingen aan om goed- of kwaadschiks eenige toenadering met
den vader zijner vrouw tot stand te brengen; maar eindelijk
kwam hij tot besef, dat hij van den graaf niets ter wereld gedaan
kon krijgen, en daar alle hulpbronnen hem waren afgesneden,
ging hy met vrouw en kind weer het avontuurlyk leven leiden,
dat met zijn losbandigen aard maar al te zeer in overeenstemming
was.
Wat nu volgde, was een aaneenschakeling van schuld en ar
moede, een trapsgewijs verzinken in den afgrond van ellende, en
het lot der jonge vrouw aan de zijde van dien man, wien zij
glans en rijkdom, vaderland en familie ten offer had gebracht,
was gemakkelijk te raden, daar al de hoop en verwachtingen
schipbreuk leden, die hij aan haar en haar bezit had vastgeknoopt.
Ook thans verloochende zij haar karakter niet en hield het uit
aan de zyde van den echtgenoot, wiens vrouw zij nu eens was
geworden, zonder ooit een poging aan te wenden om hulp en
redding by haar vader te zoeken; zy wist maar al te goed, dat
deze haar niets zou baten.
Zelfs haar dood kon hem niet met hare nagedachtenis ver-