HELDERSCHE
EK NIEUWËDIEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 16.
Zondag 6 Februari.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
Brieven uit (le hoofdstad,
SINT-MICHAEL.
„Wij huldigen
hel goede."
Verschijut Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1-20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
3 Februari.
„Al wat openbaar maakt, is licht/' zegt de Schrift; doch
wat dan door dat licht openbaar gemaakt wordt, heeft
dikwijls veel overeenkomst met de donkerste duisternis.
Zoo ook de arbeid der Commissie, die thans den toestand
der werklieden onderzoekt, in officiëelen stijl de „Commissie
van enquête" geheeten. Over de vraag, waarom dit zoo
heilzaam werkende lichaam niet kortweg Commissie van
Onderzoek mocht heeten, wil ik mij thans niet moeilijk
makener zullen voor die uitheemsche benaming misschien
even „overwegende redenen" bestaan hebben als voor de
verwerping in den Amsterdamschen Gemeenteraad van het
amendement des heeren Delprat, welk raadslid de vreemde
vlag van ons nieuwe „abattoir" wilde neerhalen, om de
Hollandsche driekleur van de Amsterdamsche „slachtplaats''
te laten wapperen. Maar het zij zoo: Commissie van
enquête dus, ofschoon ik voor mij liever van haar onderzoek
blijf spreken. En welke treurige resultaten geeft ons dat
onderzoek te aanschouwen
O zeker, sterke drank, onzedelijkheid, luiheid, speelzucht
al die kankers der maatschappij richten groote ver
woestingen onder ons volksleven aan. Het valt niet te
loochenen, dat voor een zeer groot deel //eigen schuld" de
oorzaak is, waardoor de werkende klassen thans in zulke
bijna wanhopige omstandigheden verkeeren. Maar hoe groot
is ook de schuld van den Staat in deze. De wetgever
heeft het in zijn macht, de exploitatie van kinderen door
onverstandige en ontaarde ouders tegen te gaan, maai
de Staat heeft in lijdelijke berusting Gods water over Gods
akker laten loopen. De wetgever had er voor behooren
te waken dat in fabrieken en werkplaatsen voldoende
gezorgd werd voor het leven en de gezondheid der arbeiders
maar de wetgever deed niets. Gevangenissen als
paleizen verrezen er, weelderig ingerichte scholen zijn er
gebouwd; maar als het de quaestie van de veiligheid en
het welzijn der fabriekarbeiders betrof, werd de zaak op de
7)
Door E. WERNER.
Zijne antwoorden klonken dof en werden half binnensmonds
gegeven, maar de vroegere onverschilligheid in Micliaël's uiterlijk
was geweken en had voor iets vreemds, iets straks en sombers
plaats gemaakt, dat niets daarmede gemeen had. De geestelijke
zag hem bezorgd aan.
„Dan hadt ge bij mij moeten komen. Ik verwachtte dit."
„Ik kom nu immers ook, eerwaarde heer, en wat ze u van
mij gezegd hebben, is niet waar. Ik ben geen dief
„Dat weet ik! Ik heb het geen minuut geloofd cn nu zijt ge
bovendien van alle verdenking ontheven. Het vermiste is terecht
de kleine freule Hertha had het meegenomen om mede te spelen."
Michaël streek zich het kletsnatte haar van het voorhoofd en
een zonderling bittere uitdrukking verscheen op zijn gelaat.
„O, dat kind met die rossige krullen en die groote ondeugende
oogen? Heeft zij al dat kwaad gesticht?"
„De kleine freule heeft geen schuld; maar als een verwend
kind, heeft ze in de kamer van haar oom naar eenig speelgoed
gezocht en is later daarmee bij hare moeder gekomen. Alles
is alleen je eigen schuld. Had gij jc bedaard en verstandig
verdedigd, dan zou de zaak terstond zijn opgehelderd, terwijl nu
Hoe is het mogelijk, Michaël, dat gij de hand tegen graaf Stcinruck
hebt opgeheven?"
„Hy noemde my een dief!" antwoordde Michaël, de tanden
op elkander klemmende. „Als ge wist hoe hij my behandeld
heeft!" Bekennen moest ik het gestolene moest ik weerom
geven! Hij vroeg niet eens of ik schuldig was hy zou mij
het liefst de kamer hebben uitgeschopt!"
Deze woorden klonken pijnlijk en bitter en Valentijn scheen te
gevoelen, hoe zijn beschermeling tot waanzinnig wordens toe
geprikkeld was geworden."
„Ge zyt onrechtvaardig beoordeeld," hernam hij, „zeer onrecht
vaardig, maar ge mocht niet zoo onbesuisd daartegen in verzet
komen en de gevolgen van je oploopendheid zullen zwaar genoeg
op je eigen hoofd neerdalen. De graaf is natuurlijk verontwaardigd
over het voorgevallene. Ge behoeft voortaan niet meer op zijn
bescherming te rekenenhij wil niets verder van je hooren.
„Niet? Maar hij zal van mij hooren! Ten minste noge'éns!"
„Wat meent ge daarmee? Ge wilt toch niet
„Naar hem toe! Ja wel, eerwaarde heer! Nu hij weet, dat hij
mij onrechtvaardig heeft beschuldigd, zal hij dat herroepen."
„Wilt gij graaf Steinruck rekenschap vragen?" riep de geeste
lijke in de grootste ontsteltenis. „Welk een dwaze gedachte! Die
moet ge opgeven."
„Neen!" zeide Michaël, koel en hard.
„Michaël
„Eerwaarde heer, ik doe het toch, zelfs al verbiedt gij 't mij.
Ik zal hem vragen, waarom hij mij een dief heeft genoemd."
Al zijne gedachten draaiden slechts om dit e'éne punt: om
den smaad, die hem was aangedaan en hem als een gloeiend
ijzer in de ziel brandde. Valentijn was ten einde raadhij ge
voelde dat zijne macht hier te kort schoot, en de woeste wraak
zucht, die uit dat voornemen sprak, vervulde hem met een onbe-
sehrijfelyken angst. Als Michaël den graaf werkelyk rekenschap
van zijn gezegde durfde vragen en deze zich liet vervoeren den
„ruwen, ontembaren knaap" een kastijding toe te dienen dan zou
het ongeluk niet te overzien zyn. Ten koste van eiken prys
moest dit voorkomen worden.
„Nooit had ik gedacht, dat ik zoo allen invloed op u zou
verliezen," hernam hij op bedroefden toon. „Welnu, dan moge
iets anders u tot inzicht brengen. Hetzij de graaf je al dan
lange baan geschoven. Men heeft het nu zwart op wit
voor zich in de verklaringen van den Geneeskundigen
Inspecteur voor Noord-Holland. Er zijn stapels plannen
en ontwerpen, hoe de fabrieken en werkplaatsen op de beste
wijze geïnspecteerd kunnen worden, maar de lijst der
op dit gebied verrichte daden is blank.
Leerrijk, hoogt leerrijk, is uit dit oogpunt een opstel van
Dr. S. Sr. Coronel, in de „Vragen des tijds" van October 11.
geschreven, dus lang vóór den aanvang der verhooren van
de enquête-commissie. De volkomen vertrouwbare en des
kundige schrijver besprak in dat stuk verschillende publieke
belangen, die met de regeling en den arbeid van het Genees
kundig Staatstoezicht in verband staan, en o. a. ook de
veiligheid en gezondheid der werklieden.
Regelen, zegt hij, voor een onderzoek naar de fabrieken
en trafieken uit een sanitair oogpunt werden vastgesteld
(„vastgesteld!") doch tot een stelselmatig onderzoek is het
nooit gekomen, een leemte die des te meer is te betreuren,
omdat de geneeskundige ambtenaren de aangewezen per
sonen waren, om de Regeering voor te lichten bij eene
regeling van den arbeid van vrouwen en kinderen en over
de middelen tot voorkoming van ongelukken in fabrieken.
De wet op de inrichtingen die gevaar, schade of hinder
kunnen veroorzaken, waakt voor alles, behalve voor de
gezondheid en veiligheid der arbeiders, aldaar werkzaam.
Het aantal ongelukken neemt echter bij den dag toe, en
toch zijn de geneeskundige ambtenaren noch de gemeente
autoriteiten bij machte daarin tusschen beiden te treden,
omdat de wet hun geenerlei bevoegdheid daartoe schenkt.
In de vergadering (van 15 November 1885) van den
Geneeskundigen Raad voor Noord-Holland ontspon zich, naar
aanleiding van een voorstel van het rechtskundig lid, prof.
Van Hamel, om vanwege het Geneeskundig Staatstoezicht
een gezet onderzoek te doen instellen naar de gezond
heid en veiligheid der arbeiders in fabrieken, over dat
onderwerp een belangrijk debat, waarbij o. a. de voorzitter
constateerde, dat de inspecteurs bij de bestaande gebrekkige
wetgeving (op de inrichting der fabrieken) voor de werk
niet onbillijk heeft behandeld, 't was in elk geval zonde dat gij
de hand tegen hem ophieft. Ge moogt hem nooit of nimmer
vijandig behandelen, hoort ge gij staat in nadere betrekking
tot hem dan ge wel denkt."
„Ik? Met graaf Steinruck?"
„Ja. Wat tot hiertoe nog een geheim voor je is gebleven,
had ik je eerst later willen mededcelenmaar dat dwaze voor
nemen om naar het kasteel te gaan dwingt mij dit nu al te
doen. Ge zoudt in staat zijn je voor de tweede maal te ver
grijpen aan je grootvader!
Michaël ontstelde. Strak en met wijd geopende oogen staarde
hij den spreker aan.
„Mijn grootvader? Is hij
„De vader van je moeder! Maar op dien band moogt ge
geenerlei hoop of verwachtingen bouwen. Je moeder is onterfd en
verstooten geworden. Haar huwelyk heeft haar voor altijd van
hare familie vervreemd, en zoo is ze heel ongelukkig aan haar
eind gekomen."
Hij zweeg en zag Michaël aan, die geen geluid deed hooren.
Men kon echter duidelyk zien, hoezeer die mededeeling hem had
doen ontstellenzyne trekken waren zonderling verwrongen en
zijn borst ging onstuimig op en neer. Eindelijk zeide hij op doffen
toon
„En toen Of wilt go mij niets meer zeggen?"
„Neen, mijn jongen, voorloopig niet. Het is een treurige
geschiedenis, die in droefheid en ellende eindigt, een rampzalig
samenweefsel van schuld en ongeluk, dat gy nog niet kunt be
vatten. Later, als ge ouder en wyzer zijt geworden, zult ge
alles vernemen, stel je nu tevreden met het feit zelf, ik stavoor
de waarheid daarvan in. Ge begrijpt nu, naar ik hoop, dat de
persoon van graaf Steinruck je heilig moet zijn."
„Heilig? Omdat hij mij als een dief uit zijn huis heeft ge
jaagd?" barstte Michaël eensklaps driftig uit. „Hij wist dat hij
mijn grootvader was en heeft mij toch zoo behandeld. Als een
hond, dien men wegschoptEerwaarde heer, dat hadt gij mij maar
niet moeten zeggen dat niet! Ik heb den graaf gehaat, omdat
hij hard cn zonder medelyden was voor een vreemde, maar nu
nu zou ik hem
Hij balde dé vuisten met zulk een verwoedheid, dat Valentijn
verschrikt achteruitweek.
„In 's hemels naam, ge wilt toch niet
„De hand aan hem slaan? Neen! Ik weet nu immers dat ik
die niet tegen hem mag opheffen, maar kon ik op een andere
wijs met hem afrekenen, mijn leven zou ik daarvoor veil hebben."
Valentijn zweeg; maar het was niet alleen die onverwachte
uitval, die hem deed verstommen. Hij zag thans ook, wat zijn
broeder destijds zoo had getroffen, dat zonderling opflikkeren,
dat als een bliksemflits verscheen om even schielijk weer te ver
dwijnen. Het waren nog diezelfde onschoone, onregelmatig ge
vormde gelaatstrekken, maar de droomerige uitdrukking wa3
verdwenen; alsof er een sluier was opgelicht, vertoonden zich
op eens een ander voorhoofd en geheel andere oogen, en de be
weging, waarmede Michaël zich naar de deur wendde, bad iets
opgewekts en krachtigs.
„Waar wilt ge heen?" vroeg de pastoor haastig. „Naar de
houtvesterij
„Neen, daar heb ik niets meer te maken, nu in geen geval
meer Vaarwel, eerwaarde heer!"
„Blijf hier! Waar zoudt ge anders heengaan?"
„Ik weet niet weg ver weg de wyde wereld in!"
„Alleen? Zonder middel van bestaan? Geheel onbekend met de
wereld en het leven? Wat zoudt ge aanvangen?"
„Ongelukkig aan mijn eind komen evenals mijne moeder!"
zeide Michaël norsch ea bitter»
lieden niets kunnen doen. Tot verbetering dwingen kunnen
zij alleen dan, wanneer de voorwaarden, waarop den fabrie-
kant concessie is verleend, door hem niet nageleefd worden.
Meestal, zoo besloot bij, wordt aan de door den inspecteur
voorgeschreven maatregelen ter verbetering, door den
fabriekant geen gevolg gegeven. Het lid Teixeira de Mattos,
vroeger inspecteur voor Noord-Holland, deed bij die gelegen
heid uitkomen, dat vele fabrikanten concessie hebben, zonder
dat hun voorwaarden gesteld zijn, dit is de hoofdzaak.
Daarbij komt, dat bij de oprichting van fabrieken hier te
lande, het Geneeskundig Staatstoezicht niet geraadpleegd
wordt. Ook dit is een groot kwaad, zeide hij; ook hierin
behoort verandering gebracht te worden. De vergadering
besloot, aan den Minister het verzoek te richten om op
ruimere schaal en stelselmatige wijze een onderzoek door
middel van het personeel der geneeskundige ambtenaren
te doen instellen. Ditmaal was het antwoord van den
minister spoedig gegeven: het hield in, dat hij... een com
missie had benoemd om deze zaak... voor te bereiden tegen
de inspecteursvergadering van... September 1886. Tijd
gewonnen, veel gewonnenHet publiek gerucht beweerde
toen, dat de Minister niet gezind was tot zulk een onder
zoek over te gaan, zoolang het wetsontwerp op de kinder
arbeid bij de Kamer aanhangig is. In dit geval had het
publiek gerucht in zoover den spijker op den kop geslagen,
dat de zaak op de lange baan werd geschoven. Laat ons
hopen, dat de uitkomsten der „enquête" thans de betrokken
autoriteiten tot den noodigen spoed zullen aansporen, en
de fabrikanten dientengevolge door wettelijke bepalingen
er aan herinnerd worden, dat zij voor de veiligheid en de
gezondheid hunner werklieden minstens even goed zorg
behooren te dragen als voor die hunner paarden. Beide
partijen zullen bij den nieuwen staat van zaken gewonnen
hebben.
Het schijnt wel of wij door de dagelijksche wandelingen
der werkloozen hier ook al een nieuwen staat van zaken
beginnen te krijgen. Het houden van optochten zonder
vergunning der politie is ten strengste verboden, en het
„Neen, bij den hemel! Dat zult ge niet!" riep de geestelijke,
terwyl hij zich met buitengewone geestkracht oprichtte. „Ofschoon
mijn gelofte mij de handen bindt, zoodat ik niet zelf voor u
kan zorgen, kan ik die zorg toch aan een ander opdragen,
't Is een beschikking van de voorzienigheid, dat mijn broeder
juist hier is. Hy zal my zijne hulp niet weigeren, daarvoor
ken ik hem."
Michaël schudde somber en afwerend het hoofd.
„Laat mij trekken, eerwaarde heerl Ik ben immers gewend
overal mishandeld en voortgedreven te worden, en een vreemdeling
mag ik niet tot last zijn. En zóó veel erger kan het daar ginds
ook niet wezendat weet ik nog uit mijne kindsheid. Een goed
woord hebben moeder en ik nooit van vader gehadmaar geslagen
heeft hij ons dikwyls genoeg het was niet veel beter dan
later in de houtvesterij alleen heb ik daar ook meer honger
moeten lijden."
Valentijn huiverde, terugdenkende aan de vrouw, die hij te
midden van voorspoed en weelde had gekend. Dat was dus het
einde geweest? Een afgrijselijke blik in de diepte van mensche-
lijke ellende!
„Gij gaat niet heen, Michaël," zeide hij zacht, maar vast
beraden. „Naar de" houtvesterij kunt ge in geen geval terug-
keeren en ge blijft onderwijl hier, totdat ik antwoord van mijn
broeder heb gekregen. Ik twijfel eigenlijk niet hoe dit luiden
zal, maar zoolang staat ge onder mijne bescherming."
Michaël sprak niet verder tegen en wendde ook geen poging
meer aan om weg te gaan. Zwijgend en somber keerde hij zich
om, begaf zich naar het venster en keek naar buiten, de armen
over elkander geslagen en met denzelfdcn weêrspannigen trek
nog op het gelaat, waarmede hij straks had willen wegsnellen.
Ja, de nachtwandelaar was ontwaakt, toen men hem bij zijn
naam had geroepen; maar het was een hard wakker schudden
en een bitter ontwaken geweest!
Op den mistigen ochtend was een heldere najaarsdag gevolgd,
die de bergen te voorschijn deed komen en de dalen met koesterend
zonlicht vervulde.
De kleine stad, die omstreeks een uur van het kasteel Stein
ruck verwijderd, schilderachtig aan den ingang van het dal was
gelegen, herbergde op dit oogenblik een beroemden gast. Professor
Johan Wehlau, die zich reeds lang ook buiten de wetenschappe
lijke kringen, waarin hij thuis behoorde, een naam had verworven,
logeerde bij zijn zwager, den burgemeester van het vlek. De
professor woonde sedert tien jaren in de hoofdstad van noord-
Duitschland, wAar hij een gewichtige betrekking aan de Academie
vervulde. Sedert den dood zijner vrouw had hij zich min of
meer uit de samenleving teruggetrokken, te meer daar ook zijne
beide zonen door hun werkkring van hem verwijderd waren. De
jongste voltooide zyne philosophische studies, die hy onder de
vaderlijke leiding was begonnen, aan een andere hoogeschool, en
de oudste eigenlijk een aangenomen zoon, het kind van een
vroeg gestorven vriend had de militaire loopbaan gekozen en
lag met zijn regiment in eene provinciestad in garnizoen. Tezamen
had men echter het plan ontworpen, een uitstapje naar het
gebergte en de familie te doen. De professor was reeds sedert
eenige weken hier en zijne zonen waren den vorigen dag aan
gekomen.
Het fraaie en groote huis van den burgemeester S. lag aan
de markt, en de bovenkamers, die gewoonlijk niet gebruikt
werden, waren ter beschikking van de gasten gesteld. Mevrouw S.
deed haar uiterste best, om den echtgenoot van hare overleden
zuster het verblijf ten haren huize zoo aangenaam mogelijk te
maken, wat des te verdienstelijker van haar was, dewijl zij eigenlijk
op voet van oorlog met hem stond. Zij wankelde steeds tusschen