fiedelen door enkele personen of door groepen van meer
personen eveneens. En tocli geschieden deze dingen thans
in- de hoofdstad ten aanschouwe van de burgerij, en ieder
die het ziet, schudt bedenkelijk het hoofd en vraagt: Waar
moet dat heen? Ja, waar moet dat heen?! Het en corps
optrekken der werkloozen naar het kantoor van den heer
Hovy, in een stoet mannen en vrouwen van omstreeks
een duizendtal, met het kennelijk uitgesproken doel om
daar ondex'stand te gaan vragen, is een opmerkelijk teeken
des tijds. Nu dit feit zich eenmaal heeft voorgedaan en
ongehinderd zijn verloop heeft gehad, zullen wij waar
schijnlijk nog wel zonderlinger dingen zien gebeuren. Want
heeft bij de schare eenmaal de overtuiging post gevat, dat
er op die wijze hulp kan verkregen worden en dat dit de
weg is 0111 zich redding uit den nood te verschaften, dan
zal zij er geen bezwaar in zien om beslist op dien weg
voort te gaan. Als het met optochten cn bedelen to winnen
is, welnu, dan zal men zich die moeite gaarne getroosten.
Het afwijzend antwoord van den heer Hovy (lid van den
Gemeenteraad en eigenaar der bekende bierbrouwerij de
Valk van de firma Van Vollenhoven Co.), dat hij op
die manier geen hulp verleenen kon, baatte hem weinig
de gedeputeerden van den stoet gaven hem te kennen,
dat zij dit antwoord niet konden overbrengen, en trokken
eerst af toen hun de som van f 60 was ter hand gesteld.
Zoo lieten zij zich afkoopen. Er was dus ontegenzeggelijk
zekere intimidatie in 't spel, die den „bezochte" noopte,
zich de ongenoode gasten hoe eer hoe beter van den hals
te schuiven. Maar voor deze kan het aldus ontvangen
geld eene aanmoediging zijn, om hetzelfde middel ook bij
andere gefortuneerde ingezetenen te beproeven. Gisteren
hier, vandaag daar, morgen weer elders, zal dat de
taktiek worden dezer stelselmatige bedeltochten? Wij
kennen hier wel „huiszittende armen," die om redenen van
ziekte of armoede bedeeling ontvangen (vandaar het hier
aanwezige Huiszittenhuis), maar straatloopende armen, die
bij troepen van duizend tegelijk hunnen onderstand gaan
ophalen, waren hier nog onbekend, en het laat zich be
grijpen, dat de politie tegenover dit optreden der lieden
verlegen staat, hoe zij met de toepassing en handhaving
der verordeningen in zake optochten en bedelen moet
handelen.
En de politie-autoriteiten zijn de eenige niet, aan wie
deze brooduitdeelingen en bedeltochten en meetings van
werkloozen harde noten te kraken geven. Als men daar
dien stoet van armoedig, zelfs haveloos gekleed volk ziet
optrekken, bedaard en zwijgend langs 's Heeren straten
voortstappend, de vrouwen voorop, de mannen en jongens
achteraan, allen met een en hetzelfde doe!, allen bukkend
onder een en hetzelfde juk van armoede en gebrek,
dan gaat het zoo uiterst moeilijk, aanstonds naar stok en
zwaard te grijpen, om deze overtreders van artikel zooveel,
paragraaf zooveel der politie-verordening met geweld uiteen
te drijven. Het hart heeft in deze dingen ook een woordje
mede te spreken, al moet het gezond verstand dat pronken
met de ellende ook beslist veroordeelen, en al is het ook
in lijnrechten strijd met de wettelijke bepalingen. En de
geest van den tijd schijnt nu eenmaal dat „openbaar ver
toon" mede te brengen. De armoede op straat, de politiek
óókViert men elders 's Konings 70sten verjaardag met
muziek en volksspelen, wij zullen hier dien dag vergast
worden op een demonstratie ofte-wel optocht der Algemeen
Stemrechters. Nieuwe tijden, nieuwe zedenAmstelaar.
Binnenland.
Met het oog op de menigvuldige klachten over overlading
onzer jongelingen en al te groote inspanning van den
geest, is het aardig en nuttig tevens, het oordeel te ver
nemen van een man, die het hooger en middelbaar onder
wijs in al zijn takken bij ondervinding kent. Aan een
belangrijk opstel van prof. P. Van Geer te Leiden, geplaatst
in de Vragen des Tijds van deze maand, ontleenen wij de
volgende regelen
„Ten slotte nog een woord tot de ouders der gymnasi
asten, waaronder ik mijzelven ook mag rangschikken. In
den eerbied voor zijne beroemdheid, die haar als schoonzuster
streelde, en den afkeer van zijn „goddelooze" philosophische
leerstelsels, waaraan hij die beroemdheid te danken had, en het
was haar grootste verdriet, dat haar neef, dien zij bij gebrek
aan eigen kinderen als een zoon liefhad, zich op bevel van zijn
vader ook op dat vak had moeten toeleggen.
Het was nog vroeg in den morgen. De professor stond voor
het raam en liet den blik over het stille marktplein weiden.
Wehlau was in de laatste tien jaren slechts weinig veranderd;
hij had nog dezelfde scherpe en geestige gelaatstrekken, dezelfde
doordringende oogen; alleen was zijn haar wat vergrijst. Naast
hem stond mevrouw S., zijne schoonzuster, een knappe, statige
dame, wie de booze tongen van Tanberg wel is waar ten lasto
legden, dat zij van haar kant den regeerenden burgervader re
geerde en in huis onvoorwaardelijk het meest te zeggen had.
„Onze jongens zijn er dus ook," zeide de professor, blijkbaar
zeer in zijn nopjes. „Nu zal het druk en woelig genoeg by u
worden, want Johan heeft er slag van, zooals ge wel weet, om
het geheele huis het onderstboven te keeren. Maar beiden zien
er opperbest uit; vooral Michaël heeft al een recht flink voorkomen."
„Johan is veel knapper en ook veel beminnelyker," antwoordde
mevrouw S. op zeer gedecideerden toon. „Michaël is noch het
een noch het ander."
„In het oog van een vrouw althans dat stem ik toe. Maar
in plaats daarvan bezit hij een ern9t en een degelykheid, waaraan
onze spring in-'t-veld een voorbeeld kan nemen, 't Is geen
geringe onderscheiding voor zulk een jong officier, tot luitenant
bij den staf benoemd te worden! Bij zyne komst hier heeft hij
mij met dat nieuws verrast terwyl het nog de vraag is of
Johan met zijn doctoraal examen klaar zal komen."
„Dat's de schuld niet van dien armen jongen," verdedigde zijn
tante hem. „Hij is immers altijd maar met zyn halve ziel bij
dat gedwongen werk geweest. Het heeft mijne zuster indertijd
in stilte menigen traan gekost, dat gij zoo onverbiddelijk waart
en hem dwongt zijn schoon talent in den grond te begraven."
„En u geheele tranenbeken!" antwoordde de professor spottend.
„Gij hebt mij in dien tijd het leven zuur genoeg gemaakt. Ge
waart allen te zamen in komplot met den jongen, totdat ik ein
delijk een krachtig woordje sprak, waaraan hij zich goed- of
kwaadschiks moest onderwerpen."
„Met de wanhoop in het hart! Ge hebt hem met zijn kun
stenaarsillusie ook van al zijn idealen en van alle poëzie beroofd."
„Blijf mij van het lijf met die poëzie!" viel Wehlau in. „Van
die dame wil ik niets weten, daar ze enkel onheil sticht en de
menschen het hoofd op hol brengt. Ik heb myn zoon het zijne
nog juist bijtyds op zijn plaats gezet. Van wanhoop heb ik
overigens nooit iets bij hem bespeurd; daartoe ontbreekt hem
althans alle mogelijke talent."
„Goedenraorgen, papa!" riep een heldere stem, terwijl het
voorwerp van het gesprek zich op den drempel vertoonde.
(Wordt vervolgd.)
plaats van te klagen over het onderwijs, ware een strenger
toezicht op hunne zonen wel zoo nuttig. Terecht wordt
verlangd dat zij, nevens de inspannende studiën, tijd voor
lichamelijke oefening, voor geoorloofde ontspanning zullen
hebben. Aan de gelegenheid daartoe is waarlijk tegenwoordig
geen gebrek, doch men zie toe, dat een gepast gebruik
niet in misbruik ontaarde. Het cricketspel, het roeien,
schaatsenrijden, wielrijden en zoovele andere lichaamsbe
wegingen geven een uitnemende afwisseling voor de
inspanning van den geest. Maar wanneer wij in onze
omgeving nagaan en door de dagbladen van verwijderde
kringen lezen, hoevele misbruiken in deze oefeningen
sluipen, hoe zij dikwijls ontaarden in gewoonten en ge
bruiken, die bij den jeugdigen leeftijd volstrekt niet passen,
dan moet daartegen met den moesten ernst gewaarschuwd
worden. Waar de clubgeest met zijn aanhang en gevolgen
overheerschend wordt, waar hij aanleiding geeft tot na
bootsing van studentengezelschappen, tot het houden van
wedstrijden, feesten en gelagen, die ver buiten de grenzen
van den leeftijd gaan, daar is voor de jongelingschap meer
gevaar van overlading en bederf, dan in de zwaarste
eischen der studie. Geene wetten of koninklijke besluiten
kunnen hier iets uitrichten, slechts de zedelijke invloed
en het strenge toezicht der ouders kunnen het kwaad voor
komen. Zoo is het „herzie uzelven" ook hier van toe
passing. Slechts dan kan de voorbereiding goede vruchten
geven, wanneer wetenschappelijke studie, kunstoefening,
lichaamsbeweging elkander in zoodanige mate en onderlinge
verhouding afwisselen, dat zij ieder haar behoorlijk aandeel
in de harmonische ontwikkeling van lichaam en geest bij
dragen."
De geruchten, die in de laatste dagen vrij algemeen
ingang hadden gevonden, als zou Z. M. de Koning zich
in minder welvarenden toestand bevinden, kunnen op
goeden grond worden tegengesproken. Er zijn feiten, die
ze, gelukkig, allerminst bevestigen. (Het Vaderland.")
In zake de herziening van de belastbare opbrengst
der ongebouwde eigendommen, zegt de Arnli. Crt., waaraan
reeds vier jaar gewerkt is en wat men dacht in twee jaar
klaar te zullen hebben, deelt men mede, dat de schalen van
schatting en de belastbare opbrengst der typen ingevolge
het 2de lid van artikel 21 der wet van 25 April 1879
(Staatsblad No. 89), weldra door de hoofdcommissie zullen
worden vastgesteld. Met de berekening der polderlasten,
dat een zeer omslachtig en moeilijk werk is, zijn de com
missieleden in de meeste districten nog bezig. Na de
vaststelling der schalen van schatting volgt het tweede
gedeelte van het werk, de afschatting. Als hieraan nu in
de vroege lente van dit jaar kan worden begonnen, dan is
het te voorzien, dat iu 1888 de werkzaamheden geheel
zullen afloopen.
Naar het Vaderland verneemt, is de heer Keuchenius,
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vrij ernstig
ongesteld. Bij een bekomen brandwond aan het been, ver
toonden zich verschijnselen van koudvuur, die uitbranden
noodzakelijk maakten. Hoewel er thans geen gevaar is,
kan de toestand van den lijder niet geheel bevredigend
worden genoemd.
De Lantaarn schrijft:
„De heer Dr. Dozy, inspecteur van het geneeskundig
staatstoezicht in Noordholland, wordt eerstdaags tot groot
kruis van den Nederlandschen Leeuw benoemd, wegens
zijne uitmuntende houding voor de parlementaire commissie
van enquête."
De Gemeenteraad van Alkmaar heeft f 800 beschik
baar gesteld tot viering van den 70sten veijaardag van
Z. M. den Koning.
In overeenstemming met het advies der Kamer van
Koophandel te Alkmaar, is door den Gemeenteraad aldaar
besloten, vooralsnog niet over te gaan tot het vervoer van
de kaas op de kaasmarkt met bakken, zooals dat te Pur-
merend geschiedt, doch vooraf na te gaan welken invloed
de vergrooting van de markt op het gebruik daarvan zal
hebben.
De leden der commissie, die op het 39ste Landhuis-
houdkundig Congres te Leeuwarden zijn benoemd tot rege
ling van het 40ste te Alkmaar te houden Congres, hebben
geweigerd die benoeming aan te nemen, op grond, dat zij,
nooit officieel van die benoeming mededeeling ontvangen
hebbende, thans den tijd te kort achten, om die regeling
te doen plaats hebben op eene wijze, waardoor het Congres
in de toekomst nut kan stichten.
De Gemeenteraad van Alkmaar heeft daarom thans
ingetrokken zijn ten vorigen jare genomen besluit, waarbij
hij zich bereid verklaarde dit Congres in 1887 te Alkmaar
te ontvangen.
De dienstbode van den landbouwer D., te Koedijk,
zag jl. Woensdag het anderhalfjarig kind des huizes met
het hoofd voorover in de sloot liggen. Hoewel hevig
ontsteld, greep zij een stok, dien zij in de buurt vond en,
daarmee het kind naar zich toehalende, gelukte het haar,
het op te trekken, voordat andere hulp kwam opdagen.
Na toepassing van doeltreffende maatregelen, in afwachting
van de hulp des geneesheers, werd de drenkeling weder
bijgebracht. Het kloeke gedrag der 19jarige verdient ver
melding.
Vijf personen, aan het postkantoor te Hoorn werkzaam,
hebben jl. Woensdag op een 1/10 lot der thans trekkende
Staatsloterij de f 50,000 gewonnen.
Het trekt algemeen de aandacht, zegt het Nieuwsblad
van Nederland, dat onder de werkloozen, die te Amster
dam de stad bij groepen doorkruisen, zelfs niet één enkel
knap werkman wordt opgemerkt. Het meerendeel bestaat
uit mannen, die geheel en al het voorkomen hebben van
sjouwers, en verder uit opgeschoten knapen, die van deze
gemeenschappelijke wandeling een pretje maken.
In de Berkmeer is een boerenplaats met 27 hectaren
land verkocht voor f 27,000. Eenige jaren geleden bracht
dezelfde plaats bij verkoop f 72,000 op.
De herbouw van het Kurhaus te Scheveningen gaat
steeds voort zijne geregelde snelle vorderingen te maken.
Met voldoende zekerheid kan nu aangenomen worden, dat
de inrichting omstreeks den 1 Juni e. k. uit hare asch
zal herrezen zijn en in de helft dier maand voor het publiek
heropend zal kunnen worden.
De bekende schaatsenrijder Carl Werner ontving
onlangs een dubbelzinnig compliment van een der meest
bekende manufacturiers te Amsterdam. Deze verzekerde,
dat hij nog nooit een Duitscher zoo iets goeds op staal
had zien leveren.
Sedert de 16de eeuw werden er in Europa 286
oorlogen gevoerd.
De naar men hoopt van duizenden handteekeningen
voorziene gelukwensch der residentie aan Z. M. den Koning
op zijn 70sten verjaardag, zal aangeboden worden in eene
palissanderhouten cassette met purperen kussen, waarop de
teekenen der koninklijke waardigheid, op een deksel en
rustende op zilveren leeuwen met wapen, den datum en
het jaartal als verdere versiering.
Door den raad van justitie te Batavia is uitspraak
gedaan in de zaak van den beklaagde C. J. E. Klencke,
gewezen administrateur der tinmijnen, tevens algemeen
ontvanger van 's lands kas te Soengeilliat (Banka). Hij is
veroordeeld tot 7 jaren tuchthuisstraf en zes geldboeten,
vier van f 50, ééne van f 250 en ééne van f 2600.
Men schrijft uit Monnikendam, dd. 4 dezer:
„Nauwelijks was de tijding bekend, dat onze stadgenoot,
de heer W. Sligcher, in herstemming met den heer D. F.
Pont van Edam, tot lid van de Provinciale Staten van
Noordholland was gekozen, of de vlaggen wapperden in een
oogwenk boven de hoofden der opgewekte bevolking.
Terstond werden er maatregelen genomen om het nieuwe
lid eene waardige ovatie te brengen."
Een nieuw soort wedstrijd er wordt ook een veel
leelijker naam aan gegeven is dezer dagen in 't N. v. d. D.
aangekondigd. 't Blad behelsde de volgende advertentie:
„Prijsvraag. Een prijs van f 10 en een premie van
f 5 wordt voor de beste oplossing uitgeloofd; zijn er meer,
dan wordt prijs en premie door loting toegekend: 6, 7, 8,
13, 9 is een bergplaats, 4, 11, 12 loopt ieder over, 1, 2,
3, 4 verschaft bestaan, 6, 5, 2, 3 bereidt men van de koe,
10, 8, 4 wordt gebruikt voor een hond. Het geheel is
een kwaal van gansch Europa.
„De mededingers moeten 25 cents aan postzegels met
duidelijk adres inzenden aan het N. v. d. D., onder motto
„Prijsvraag" vóór 8 Februari, waarna de uitslag in het
N. v. d. D. wordt bekend gemaakt."
Den volgenden dag schreef de directie van het N. v. d. D.
„De advertentie werd ons toegezonden door een bij ons
zeer goed bekend staande boekhandelsfirma, en uit dien
hoofde werd zij aangenomen. Later bleek ons evenwel, dat
wij hier te doen hadden met een dier praktijken, die uit
Engeland naar hier overgewaai 1 schijnen te zijn, doch
waarbij wij allerminst geneigd zijn verder ons adres te
verleenen. Dit is in de gegeven omstandigheden bij ver
gissing geschied. Over den aard van dergelijke doorzichtige
advertentiën zullen wij ons verder niet uitlatenhet oordeel
daarover blijve den lezer; doch in elk geval stellen wij er
prijs op, uitdrukkelijk aan hen, die het tegendeel meenden,
te verklaren, dat deze soort van prijsvraag niet uitgaat van
het Nieuws van den Dag."
Thans meldt het blad dat te zijnen bureele de politie
afgifte heeft gevraagd van al de op de advertentie ingekomen
brieven (310 stuks) en van de kopie van de advertentie
zelve, 't Blad heeft daaraan gevolg gegeven.
Van oudsher is het op vele plaatsen eene gewoonte
om kippen en ander gevogelte overal, zelfs op velden en
akkers van anderen, te laten rondloopen. Menigeen kwam
daardoor in vijandschap, althans in min vriendelijke ver
standhouding met de overige bewoners zijner buurt, doch
nimmer, zoover wij kunnen nagaan, voor den rechter. Dit
kan nu onder de tegenwoordige strafwet wel gebeuren
en is reeds den landbouwer L., nabij Denekamp, over
komen. Tegen hem is dezer dagen proces-verbaal opge
maakt, wegens het laten loopen van ganzen op den grond
van een ander, en hij zal als overtreder van art. 458 van
het strafwetboek, zich moeten verantwoorden.
Bij de vele proeven, die Nederlandsche boeren met
vreemde landbouwgewassen nemen, kan het niet dan aan
genaam zijn te vernemen, dat men zich bij onze naburen
eveneens met onze gewassen bezig houdt. Zoo vermelde
de Deutsche Landw. Presse de voortreffelijkheid onzer
Zeeuwsche rogge. Het blad zegt, dat een landbouwer als
proef op denzelfden grond Probsteier en Zeeuwsche rogge
zaaide, van welke de eerste 19.26 hectoliter, doch de
Zeeuwsche 30.90 hectoliter per hectare opbracht, terwijl
de Zeeuwsche rogge zwaarder was dan de Probsteier en
een derde meer stroo leverde.
In het „Tijdschrift v. d. Maatschappij v. Nijverheid*
lezen we:
De heer Ch. Arnaud, ons eerelid te Parijs, die voor
durend van zijne belangstelling in de Nederlandsche Maat
schappij ter bevordering van Nijverheid doet blijken, deelt
ons mede, dat een Japannees, leerling van een der Parijsche
lyceën, het middel heeft gevonden om van zeewier een zeer
fraai, doorschijnend papier te vervaardigen; dit is zoo sterk,
dat het voor vensterglas kan gebruikt worden, en doordien
het zeer goed doorschijnende kleuren aanneemt, kunnen op
die wijze geschilderde glazen worden nagebootst. De heer
Arnaud zal, zoodra hij meerdere bijzonderheden omtrent deze
uitvinding verneemt, daarvan verder mededeeling doen.
Dertig jaren geleden kostte een kanon van het grootste
kaliber f 1400 en kwam zijne lading op niet meer dan
f 7. Thans kosten de grootste stukken geschut f 143,750
en elk schot ruim f 2300.
Ook een prettige vrijer! Eene dienstbode te
Amsterdam heeft haar vrijer bij de politie aangeklaagd van
diefstal van haar gouden horloge met nikkelketting, ter
waarde van f 27.
Buitenland.
De Wiener Allgemeine Zeitung blijft aan vrede gelooven;
zij erkent wel, dat in Frankrijk het onverwachte dikwijls
eene rol speelt, maar zij ziet geen enkel teeken, dat Frankrijk
nu reeds een oorlog begeert. Ook in het Oosten acht zij
den staat van zaken nog niet rijp voor een oorlog tusschen
Rusland en Oostenrijk-Hongarije.
In de couloirs der Fransche Kamer werd verzekerd, dat
door den Minister van Buitenlandsche Zaken eene dépêche
ontvangen is van den ambassadeur Laboulaye, volgens welke
de Czaar en Minister Giers naar aanleiding van Duitsch-
Iands wapeningen tegelijkertijd getelegrapheerd hebben aan
Keizer Wilhelm en aan Prins Bismarck, en beiden gelijke
verklaring ten antwoord ontvangen hebben, dat die wape-
niugen een zuiver defensief karakter dragen en Duitschland
stellig voornemens is Frankrijk niet aan te vallen.
Dit jaar is een jaar van gedenkdagen. Behalve het
jubilé des Pausen en de ÖOjarige Regeering van Koningin
Victoria van Engeland, die den 20 Juni 1837 haar oom
Willem IV opvolgde, valt op 1 Augustus dezes jaars de
lOOjarige gedenkdag van het sterven van St. Alphonsus
Liguori, en op andere datums, van den geboortedag van
den Duitschen dichter Uhland, den schilder Cornelius en
den Franschen staatsman Guizot, alsook de 200jarige ge-