den vaak kostbaren tijd laat verloren gaan, er zijn ook
zelfs enkele goede, sommige die ons een glimlach af
persen, maar er zijn er ook onder, die of als ondoelmatig,
of als gevaarlijk in de handen van onkundigen moeten
worden beschouwd.
Tegen zulke raadgevingen en het zelf-doctoren moet
ernstig gewaarschuwd worden. Het gebruik van opium,
braakwortel, zalf met loodglit er in, enz., enz. kan zeer
gevaarlijke gevolgen hebben, en moet niet anders worden
voorgeschreven dan door deskundigen, die in staat zijn te
beoordeelen of het geneesmiddel in ieder ziektegeval te
pas komt of niet, hoeveel men daarvan voorschrijven mag
naar gelang van den aard der kwaal, het gestel des lijders,
den leeftijd van dezen en hoe lang het gebruik mag
worden voortgezet. Zelfs schijnbaar onschuldige midde
len zijn dit, blijkens de ervaring, somtijds niet. Bloeding te
doen ophouden door het opleggen van spinnewebben schijnt
iets zeer onschuldigs. Doch niet lang geleden veroorzaakte
het opvolgen van dien maatregel een acute bloedvergiftiging,
die den dood ten gevolge had.
De commissie hoopt dan ook, dat de bezitters van den
bewusten scheurkalender zich te goed zullen doen aan het
humoristisch gedeelte, maar voor raadgevingen, 't zij op
hygiënisch, 't zij op geneeskundig gebied, bij anderen en
wel bij geneeskundigen ter markt zullen gaan. Wellicht
besluit de samensteller van dien scheurkalender voortaan
zijn krachten uitsluitend te wijden aan het humoristisch
gedeelte.
Een geestig woord, dat een hartelijken lach wekt, doet
alleen geen kwaad, zooals een verkeerde raad, maar is uit
een hygiënisch oogpunt meer waard dan 3G5 quasi -weten
schappelijke raadgevingen.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 15 dezer:
,/Beter laat dan nooit." Zoo is het ook hier met betrek
king tot het a. s. Koningsfeest.
Gisteren avond is vanwege de IJsverceniging, daar een
voorgenomen hardrijderij op 's Konings verjaardag ver
moedelijk niet zou kunnen doorgaan, besloten een extra-
bedeeling in levensmiddelen aan de armen te doen plaats
hebben. Een commissie van 15 leden is daartoe reeds
werkzaam door het inzamelen van gelden; staande de ver
gadering werd hereids voor een beduidend bedrag geteekend,
terwijl van enkele niet-aanwezige leden schriftelijk ook een
ruime gift was toegezegd. Vervolgens zal de IJsvereeniging
in eene buitengewone vergadering op Zaterdagavond a. s.
het feit van den dag herdenken."
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 16 dezer:
„In de op heden gehouden vergadering van den Raad
dezer gemeente werd, als opzettelijk daarvoor belegd, alleen
behandeld een adres van de Commissie voor het Konings
feest alhier, waarbij eene subsidie van gemeentewege, groot
f 95, werd verzocht tot goedmaking der kosten, vallende
op het arrangeeren der hier op 19 dezer te houden volks
spelen, wijl, moesten die geheel uit de ontvangen bijdragen
worden bestreden, er te weinig zou overblijven voor de
op dien dag uit te reiken feestgaven. Nadat op dit adres
gunstig was beschikt, werd de vergadering door den Voor
zitter gesloten."
Gisterenmiddag ongeveer te 12 uur had de aange
kondigde match op de ijsvlakte te Slikkerveer plaats.
De bezoekers waren weinig in getal, hetgeen te wijten
was aan de weinige publiciteit die aan den wedstiijd was
gegeven.
Aan de match namen deel 2 Engelschen, nl. deheeren
James Smart en George See, en 2 Hollanders, nl. Arie
Van den Berg uit Benthuizen en B. Kingma, uit Grouw.
De uitgeloofde prijzen waren voor den eerstaankomende
f 100, voor den tweede f 50.
De uitslag van den eersten rit was, dat George See won,
die de baan van 3200 meter aflegde in 5 min. 51^ sec.
Bij den 2den rit werd overwinnaar James Smart, die
met Kingma reed, en de baan aflegde in 5 min. 55 sec.
De einduitslag was, dat de 1ste prijs ten deel viel aan
George See, die de baan aflegde in 5 min. 45f sec., ende
premie aan James Smart, die in 5 min. 53 sec. de baan
afreed.
Heden te half 12 ure zal de tweede match plaats hebben,
waaraan dezelfde rijders om gelijke prijzen zullen mede
dingen.
De wakken op de ijsvlakte zijn goed afgezet, en er bestaat
bij een mogelijken toevloed van mensehen geen gevaar.
Het Dagblad schrijft onder het opschrift „Aanmatiging"
het volgende:
„De Amsterdammer beweert op het voetspoor van mr. Kerdijk,
prof. Buys, enz.: „dat het jaar cellulair, op grond van eene
belecdiging des Koning, aan Domela Nieuwenhuis opgelegd,
niet in overeenstemming is met het rechtsgevoel der natie."
Men mag vragen, hoe de Amsterdammer en genoemde
heeren dat weten? Is hunne bewering gegrond op eene
enquête of op eene stemming? Er behoort geene geringe
aanmatiging toe om dat wat men in zijn eigen, altijd be
perkten, kring over eenige zaak oordeelt of wat men
met zijne geestverwanten bepaalt voor te stellen als
„het gevoelen der natie." Dat wordt dikwijls gedaan, en
soms niet zonder succes. In dit geval zullen echter Amster
dammer, mr. Kerdijk en prof. Buys op hunne insinuatie
niet veel succes hebben. Als men bij plebisciet moest laten
uitmaken, wat met Domela Nieuwenhuis te doen, is het
best mogelijk, dat de meeste stemmen zouden zeggen: „laat
hem nooit meer los."
Jl. Vrijdag is bij openbare aanbesteding het verplaatsen
der kapitale boerenwoning van wijlen den heer Jn. Rezel-
man naar het land van den heer J. C. Nagelhout, in de
Weere, gemeente Winkel, en het opbouwen dier plaats op
dat land gegund aan den laagsten inschrijver, den heer
Dk. Kramer, te Schagen. voor f 2575.
Prof. Donders deelt aan 't U. D. het volgende mede:
„De keuze van papier voor schrift en druk is inderdaad
een zaak van gewicht. Vooral komt het aan op de tint.
De meeste papiersoorten spelen meer of minder in het
geel of blauw, ze hebben een warme of koele tint, het
neutrale wit of grijs vindt men zelden. Van die beide
tinten nu verdient de warme, bepaaldelijk de geelachtige
roomtint, verre de voorkeur.
Vergelijkende proeven hebben geleerd, dat de getemperd
zwarte drukinkt daarop het best uitkomt, zonder storend
contrast. Op die tint leest men dan ook gemakkelijker
dan op iedere andere, en houdt het langer vol, zonder het
oog te vermoeien. Dit is van dubbel gewicht; want
lezende zonder inspanning en zonder hinder, vat men
het gelezene ook beter en sneller en wordt men meer
bekoord door het schoone. Nog zij gezegd, dat het ver
schil geldt voor dag- en avondlicht, maar vooral voor het
laatste.
Het Nederlandschc volk heeft een zekere voorliefde voor
blauwe tinten. Bij de wasch cn op de muren, die voor
wit moeten doorgaan, wordt het blauwsel niet gespaard.
Men vindt de tint dan helderder en frisschei'. Zou het zijn,
omdat men er „het vuil" minder op ziet? Aan grauw
papier meent men nog een schijntje te geven, door het wat
blauw te kleuren. Stellig evenwel kaatst het, zonder dit
bijmengsel, meer licht terug en is dus helderder. Inderdaad
is bij ons volk op dit punt een vooroordeel te overwinnen.
.Tan Smolders, een couranten-rondbrenger te Eind
hoven, lootte in 1876 voor de nationale militie en trok
nommer een; in 1879 kwam zijn broeder Hendrik aan
de beurt en bracht nommer twee te voorschijn: in 1881
lootte zijn derde broeder, Jozef, met nommer drie. Voor
de schutterij trok eerstgenoemde Jan vier, terwijl zijne
broeders achtereenvolgens de nomniers vij f en zes haalden.
Dezer dagen lootte Jacques, de jongste der broeders,
woonachtig te Zeelst, voor de nationale militie en trok
nommer zeven. Daar er slechts tien lotelingen waren, lootte
hij vrij.
Wegens de voortdurend dalende prijzen van het
rundvee beginnen vele landbouwers in sommige streken
heb alléén mijn weg gevonden en zal dien ook verder alleen
gaan.
De graaf trok dreigend de wenkbrauwen samen. Hij wilde
edelmoedig vergeten en meende zich met zijne onwillig afgelegde
verklaring bijzonder verdienstelijk te maken en nu werd bet
een en ander kortaf van de band gewezen
„Dat klinkt zeer verwaand en aanmatigend!" zeide bij streng.
„Ge zult wél doen dien ongepasten trots ten onder te brengen.
Eéns zijt ge onreebtvaardig beschuldigd, en dit excuseert uw ant
woord eenigszins. Ik zal doen alsof ik 't niet gehoord heb. Ge
zult ongetwijfeld tot betere gedachten komen."
„Heeft Uwe Excellentie mij nog iets te bevelen?" vroeg Michaël
op koelen toon.
„Neen!"
Een toornige blik trof den jongen officier, die het waagde uit
eigen beweging heen te gaan, zonder af te wachten dat hem zijn
ontslag werd gegevenmaar Michaël scheen dit „Neen" als zoo
danig te beschouwen, groette op soldatenwijs, keerde zich om en
ging heen.
Zwijgend en in zichzelf gekeerd staarde de generaal hem na.
Hij kon nog altijd niet bevatten, wat hij daar toch voor zich
zag. Indertijd had men hem wel is waar medegedeeld, dat die
„mislukte jongen" zijn pleegvader ontloopcn en waarschijnlijk
uit vrees voor straf niet teruggekomen was. Hij had het niet
de moeite waard geacht den vluchteling te laten opsporen: als
de knaap wegbleef, des te beter, dan was men hem kwijt eu
verdween met hem de laatste herinnering aan een familiedrama
dat ten koste van eiken prijs voor het oog van de wereld met
den sluier der vergetelheid bedekt moest worden. Wel kwam
van tijd tot tijd als een zwart spooksel de vrees weer boven, dat
de verdwenen persoon vroeger of later uit schande cn ellende
opduiken en zijne familiebetrekkingen, die nu eens niet te loo
chenen waren, met geldafpersingen als anderszins lastig vallen
konmaar men had zijn vader onschadelijk weten te maken,
toen deze iets dergelijks beproefde, en men zou hém dus ook wel
in bedwang weten te houden. Dc graaf was niet iemand om voor
spooksels te vreczen.
En nu dook dc verdwenen persoon werkelijk weer op, maar
in denzelfden kring, waarin de grafelijke familie Steinruck zich
bewoog; thans werd hij genoemd als een diergenen, die eens
zonder hulp van vreemden, door eigen kracht carrière zouden
maken, en nu waagde hij het de bescherming af te slaan, die
hem wel i3 waar gedwongen en met tegenzin maar tdch aan
geboden werd. Het had werkelijk al den schijn, dat hij thans
zijne familie van moederszijde wilde verloochenen!
Het voorhoofd van den graaf stond nog altijd bewolkt, toen
hij in den kring der gasten terugkeerde. Juist kwamen ook
Hertha en hare moeder weer in de zaal, en de jonge freule werd
aanstonds het groote aantrekkingspunt. Alles verdrong zich
om haar heen, alles fêteerde haar, Johan Wehlau bewoog zich
letterlijk in een kometenbaan door het salon om in hare nabij
heid te komen, en zelfs Steinruck's sombere gelaatstrekken ver
helderden zich vluchtig, als hij zyn schoone pupil aanzag.
Alleen luitenant Rodenberg scheen niet op de terugkomst der
dames te letten. Hij stond in een hoek met een ouden heer te
pralen, die in het lange en breede over den natten, kouden
zomer en het mooie najaar uitwijdde en scheen daarnaar met
de grootste belangstelling te luisteren. Maar zijne blikken hingen
aan dien tcoverkring, dien hij echter geen enkele schrede
naderde, met even vurig verlangen als straks aan de roos bij zijn
voet, en toen zijn spraakzame bekende hem eindelijk verliet,
mompelde hij:
„De domme Michel! Was ik d;it maar gebleven!"
Graaf Michaël Steinruck bekleedde in de hoofdstad een zeer
hooge betrekking. Bij den aanvang van den laatstcn veldtocht
tot generaal benoemd, had hij zich als een der knapste en degc-
lijkste aanvoerders doen kennen cn was zijne stem steeds van
beslisaenden invloed in alle militaire zaken geweest.
Nu zes jaren geleden had de generaal zijn cenigen zoon ver
loren, die bij de ambassade te Parijs geplaatst was geweest, en
van dien tijd af woonden zijne schoondochter en zijn kleinzoon
bij hem. De laatste had eerst militair zullen worden op ver
langen of liever op bevel van zijn grootvader, die zich stellig
had voorgenomen zijn wil, zelfs tegen den zin van de ouders,
door te drijven maar zoover was het echter niet gekomen. Raoul,
dio inderdaad niet sterk van gestel was, werd juist ziek in den
tijd, toen er omtrent zijn toekomstige loopbaan een beslissing
moest worden genomen, en dit wel zóó erg, dat de geneesheeren
eenstemmig verklaarden, dat hij niet bestand zou zijn tegen de
vermoeienissen van het militaire leven. Al3 waarschuwend voor
beeld wezen zij op de borstkwaal van den vader, die zich reeds
destijds openbaarde en waarvan de kiem zich waarschijnlijk ook
in den zoon zou ontwikkelen, als men hem niet buitengewoon
ontzag en die zoon was immers de eenige en laatste afstam
meling van het oude geslacht! Dit alles bedenkende, onderwierp
ook graaf Michaël zich eindelyk aan dat besluit; maar hij kon
het nog altijd niet verkroppen, dat zijn lievelingswensch niet
vervuld was geworden, en dit nog des te minder, daar Raoul,
toen hij den kritieken leeftijd achter zich had, tot een gezond en
krachtig jonkman opgroeide. Nadat hij zijne studies aan een
Duitsche academie had voltooid, was hij in staatsdienst getreden
en voorshands aan het bureau van Buitenlandsche Zaken werk
zaam, hoewel hij, zijne jeugd in aanmerking genomen, hier nog
een ondergeschikte betrekking vervulde.
De generaal, thans sedert tien jaren eigenaar van het kasteel
Steinruck, had de gewoonte van zijn overleden neef gevolgd en
bracht er evenals deze den herfst- en jachttijd door, daar zyne
militaire betrekking hem zelden een langer verlof toestond.
Schoondochter cn kleinzoon vergezelden hem dan meestal op
deze uitstapjes, men ontving een reeks van gasten, legde jacht
partijen aan, en in het oude verlaten kasteel heerschten een korte
poos druk leven en vertier, totdat het na eenige weken weer
geheel ontvolkt en eenzaam achterbleef.
Het was 's morgens na de komst van graaf Raoul. Hij be
vond zich in de kamer zyner moeder en beiden waren in eon
van Noordbrabant weder zelf hun vee te slachten, om het
op die manier met meer voordeel van de hand te doen.
Zoo liet dezer dagen een landbouwer te Tilburg bij bekken
slag bekend maken, dat hij een beste koe geslacht had en
het vleesch voor 20 a 25 cents per half kilogram ver
krijgbaar stelde.
Uit Groenloo wordt gemeld:
„Het beruchte kanon, dat reeds vóór den Franschen
tijd op onze wallen prijkte, de merkwaardigheid bij uitne
mendheid van onze gemeente, zal, ter gelegenheid van
's Konings 70sten verjaardag, eenige keeren afgeschoten
worden. Het zal den ouden Grollenaars zeker goed doen,
wanneer ze daardoor zien, dat hun vesting nog te ver
dedigen valt.
Alle bewoners van de aarde, op welk punt zij ook
wonen, hebben, gedurende het tijdsverloop van een jaar,
allen juist even lang'het genot van het zonnelicht, schoon
dat licht in zeer ongelijke portiën wordt toegedeeld.
De polen hebben een dag van een halfjaar, alsmede een
nacht van gelijken duur: dit geeft zes maanden licht en
zes maanden duisternis.
Een plaats onder de linie heeft dagen en nachten altijd
even lang, en wordt, gedurende twaalf uren niet en al,
door de zon beschenen; kon men die dagen van twaalf
uren en die nachten van twaalf uren saêmvoegen, de optel
som zou weder tot uitkomst geven: zes maanden licht,
zes maanden duisternis.
Voor breedten tusschen 0 en 90° is soms de dag, dan
weder de nacht korter; op lange dagen volgen korte nachten,
en op lange nachten korte dagen; maar over 't geheele
jaar staat voor ieder punt de balans weder gelijk: een tijd,
die aan zes maanden gelijk is, heeft ieder licht, en zes
maanden duisternis.
Het Licht is dus voor de menschen, hoe ongelooflijk
het bij den eersten oogopslag schijnc, gelijk verdeeld; en
ook het Geluk is voor de mensehen niet zoo ongelijk
verdeeld als de oppervlakkigheid meentde omstandigheden
verschillen, maar de mate van innerlijk geluk niet; en waar
een overmaat, een te veel aanwezig schijnt, wordt dat te
veel aan de andere zijde weer afgetrokken van de rekening:
een hooge staat heeft de glorie, maar ook het heirleger
van zorgeneen lage staat mist den glans, maar heeft den
blijden lach der zorgeloosheidde bedelaar, die een fortuintje
heeft gehad, en tegen een haag geleund in den zonneschijn
zijn penningen zit na te tellen; de hertog, die in zijn
rijtuig voorbij rolt; het meisje, dat voor haar eerste bal
is uitgedost, en de redenaar, die zegevierend uit het debat
terugkeert, zij genieten, ieder op zijn manier; en kon
men het leven van die onderscheiden personen overzien
in zijn geheel, men kwam waarschijnlijk tot de conclusie,
dat zij dezelfde hoeveelheid van aangename opwekkingen
hebben genoten. D. Iiume.
Buitenland.
De Standard merkt aan, dat de tijdelijke kalmte in den
woeligen en onrustbarenden toestand van het vasteland van
Europa door hen, die aan het behoud van den vrede
wcnsclien te gelooven, als een gunstig teeken beschouwd
wordt. Het blad zou gaarne in die opvatting deelen, maar
kan niet nalaten, op te merken, dat, terwijl in woorden
voor het oogenblik geene bedreigingen tegen de rust van
Europa geuit worden, de meer feitelijke bedreiging, die
gelegen is in het haastig voortzetten der wedijverende
wapeningen, geen teeken van stilstand doet zien. De houding
van Frankrijk, zegt het blad, is juist thans zeker onbe
rispelijk, en toch zou het ijdel zijn, te beweren, dat er
eenige vermindering in Frankrijks oorlogszuchtige krachts
ontwikkeling te bespeuren is. Het blad acht het onbe
twistbaar, dat Frankrijk, alsof het naderend gevaar bespeurt,
wijze voorzorgen neemt om er op voorbereid te zijn. Ook
de Oostenrijksche Regeering ziet niet af van het voltooien
van hare militaire toebereidselen, en hoewel het niet ge-
hoogst bclangryk gesprek verdiept, maar het onderwerp daarvan
scheen hen niet vroolyk te stemmen. Moeder en zoon zagen er
althans ernstig cn verstoord uit.
Gravin Ilortense van Steinruck was ongetwijfeld een schitte
rende schoonheid geweest. Nog thans, als moeder van een vol
wassen zoon, kon men de sporen daarvan zien, en zij verstond
meesterlijk de kunst, zich nog altijd bevallig voor te doen of
althans haar toilet tot dit doel dienstbaar te maken. Het
geestig gelaat met dc donkere, levendige oogen had iets onweer
staanbaar bekoorlijks, dat haar leeftijd deed vergeten, en de
eenigszins gezette gestalte bewoog zich niet minder gracieus dan
vroeger.
Raoul geleek in het oog vallend op zyne moeder, wier schoon
heid hij in allen decle geërfd had; geen enkele trek in die jeug
dige, slanke gedaante herinnerde aan zijn vader of grootvader of
aan de familie Steinruck in het algemeen. Hij had een prachtigen
kop met dik, donker krulhaar, een geniaal voorhoofd en sprekende
donkere oogen; maar het vuur, dat daarin blonk, kon soms
driftig opvlammen, en zelfs als hij schijnbaar kalm in gesprek
was, konden ze plotseling verzengende stralen schieten. Hoe
onbetwistbaar schoon de jonge graaf mocht wezen, toch had die
schoonheid iets vreemds, iets demonisch, dat haar wel is waar
nog des te aantrekkelijker maakte.
„Heeft hij u dus nog gisteren avond laten roepen?" zeide
Ilortense opgewonden. „Ik zag wel, dat er weer een storm opstak
en deed wat ik kon om hem af te wenden; maar ik had niet
gedacht, dat hij terstond den eersten avond zou losbarsten."
„Ja, grootpapa was geweldig boos," antwoordde Raoul, niet
minder opgewonden. „Hij vroeg mij rekenschap van een paar
dwaze streken, alsof het staatsmisdaden waren. Ik had ze u al
verteld, mama, cn op uwe voorspraak gehoopt."
„Op mijne voorspraak?" herhaalde de gravin op bitteren toon.
„Ge weet toch immers wel, hoe machteloos ik ben, voornamelijk
als het u geldt. Wat geeft die man, die gewoon is zonder aan
zien des persoons alles naar zijn wil te buigen, en te breken wat
niet buigen wil, om moederlijke liefde en moederlijke rechten?
Ik heb er zwaar genoeg onder geleden, dat uw vader zoo geheel
afhankelijk was, dat ik het ben na zijn dood, daar ook ik vol
strekt geen vermogen bezit Hoe menigmaal heeft dat gevocE
van afhankelijkheid my gepijnigd!"
„Ge vergist u, mama!" kwam Raoul hiertegen op. „Wat mij
in bedwang houdt, is niet de macht, die grootpapa over ons uit
oefent, maar zijn geheele persoonlijkheid. Daar ligt iets in zijne
oogen, in zijn stem, waartegen ik mij niet kan verzetten. Ik
durf de geheele wereld aan, maar hém niet."
„Ja, hij heeft je goed gedresseerd! Dat zijn de vruchten van,
een opvoeding, waarbij ieder uitsluitend bedacht is geweest, mij.
allen invloed te ontrooven en u enkel en alleen aan hém te-
hechten. Die gebiedende toon, die bevelende blik boezemen u:
nog ontzag in, maar ik beschouw ze slechts als tirannie, waar
aan ik mij, zoolang ik getrouwd ben geweest, heb moeten onder
werpen. Maar zo zal niet eeuwig duren
(Wordt vervolgd.)