Dam, beiden ongehuwd, hebben dezer dagen geheel hersteld het Ziekenhuis te Amsterdam verlaten. Tweede Kamer. Ingekomen is jl. Dinsdag een telegram der Vereeniging van landhuurders in de Vorsten landen, aandringende op intrekking der muntwet als het eenige middel om de crisis te bezweren. Het algemeen debat over grondwetsherziening is voortgezet. De motie-Keuchenius ^herziening der kiestabel) werd verworpen met 72 tegen 10 stemmen. De motie-De Geer (besperking van de grondwetsherziening tot kiesrecht) werd mede verworpen met 57 tegen 27 stemmen. Het debat over Hoofdstuk I is verdaagd tot hedenmorgen 11 uur. Bij de door dijkgraaf en heemraden van den polder de Schermeer gehouden aanbesteding van 200,000 straat- steenen, is de levering toegewezen aan M. De Wild, te Alkmaar, ad f 13.45 per 1000 stuks. De vreemde ziekte, die te Goes heerscht en die zich o. a. kenmerkt door pijnlijke zwelling van het hoofd en stijfheid in de ledematen, moet, zooals thans is gebleken, worden toegeschreven aan het gebruik van met trichinen bezet varkensvleesch. Door een der doctoren aldaar, den heer Isebree Moens, zijn nl. bij een lijderes drie trichinen uit den voorarm te voorschijn gehaald. Een enkele wanklank wordt gehoord, wat de viering van het Koningsfeest betreft. Te Leiden kwam een troep van circa 100 personen met een roode vaan voor den dag. Toen twee inspecteurs van politie hen kalm aan 't verstand brachten, dat zij iets deden dat verboden was, kreeg een van hen op verraderlijke wijze zulk een hevigen slag op 't hoofd, dat hij ineen zonk. De vlag verdween intusschen en de troep stoof uit elkander. De toestand van den gewonde baart geen zorg. Te Haulerwijk werd dezer dagen een rund van den landbouwer Reinders, dat door de „luis' geplaagd werd, met arsenicumwater gewasschen, hetgeen tengevolge had, dat het dier aan de gevolgen bezweek. Multatuli, E. Douwes Dekker, is overleden aan de gevolgen van een hevigen aanval van asthma, waaraan hij in de laatste jaren leed. Op zijn verlangen zal zijn lijk te Gotha worden verbrand. #In Multatuli, zegt de Arnb. Crt., verliest Nederland een der grootste letterkundigen die het ooit bezat. In oorspronkelijkheid overtrof hij allen. Zijn stijl munt uit door kracht en duidelijkheid, ondanks den dichterlijken gloed. Hij schonk ons in „Max Havelaar" een meester stuk, dat eene hervorming in onze letterkunde teweeg bracht. Over zijn werkkring als ambtenaar in Indië moge men verschillen van meening, zijn „Koffieveilingen" hebben meer uitgewerkt ten goede, dan rapporten, betoogen, rede voeringen en vlugschriften. Hij was een groot man; kleven hem ook de gebreken aan van groote mannen, die zijne tijdgenooten hinderden, het nageslacht zal van een hooger standpunt hem beoordeelen. Zijn tijdgenooten bracht hij tot nadenken. Hij is een der weinigen, die schreef en alleen schreef als zijn geest getuigde. Toen hij voelde dat hij oud was geworden, legde hij de pen neder. Zijn twintigjarige arbeid, van zijn veertigste tot zijn zestigste jaar, verrijkte onze letterkunde met werken van blijvende waarde. De strekking van die werken druischt lijnrecht aan tegen het gevoelen van zeer velen, ja van de meerderheid van ons volk; maar niemand zal ontkennen, dat hij zijne begin selen verkondigde met ongeëvenaard talent, en zoo deze strijden met de godsdienstige overtuiging van velen, wie zal het tegenspreken dat ook hij het goede wilde en naar waarheid streefde." Op 23 dezer zijn bij het instructie-bataillon te Kampen 32 jongelingen in dienst gesteld; afgekeurd 19, bedankt4, niet opgekomen 3. Op 's Konings 70sten verjaardag heeft de firma H. P. Gelderman Zoon, te Oldenzaal, aan 750 zijner arbeiders een spaarboekje gegeven met een inschrijving van f 5. Vóór in ieder boekje leest men: het venster gekeerd; hij drukte het voorhoofd tegen dc ruiten en bleef nog in deze houding staan, toen het verhaal reeds lang uit was. „Ge zult het vandaag erg druk in huis hebben, eerwaarde heer," zeide hij eindelijk, „en ik wil den koster ook liever geen last aandoen. Het zou misschien maar het beste zijn als ik naar de houtvesterswoning ging en daar tot morgen bleef." „Hoe komt het je in de gedachte!" riep Valcntijn ontevreden. „Ik kan begrijpen, dat gij je wat minder op je gemak met die menschen gevoelt, zooals Johan je verwijt, maar dat gaat nu toch te ver!" „De gravin weet niet dat ik hier ben, en als gij het ook ver zwijgt „Dan hoort ze het toch van Kaatje of van den koster. Een gast is zulk een groote zeldzaamheid in mijn stille pastorie, dat ze natuurlijk daarover praten, en waarmede zou ik dan tegenover de gravin uwe vlucht kunnen verontschuldigen?" „Mijn vlucht?" barstte de jonge man uit. „Ja, dat moet ze wel denken, daar ze uwe betrekking op hare familie immers niet kent." ,,'t Is waar," zeide Michaël, diep ademhalende, „'t Zou een lafhartige vlucht zyn ik zal blijven!" „Ja, voor kalme overreding zijt ge niet vatbaar," hernam Valentijn met een voorbijgaand glimlachje, „maar zoo gauw men het woord vluchten noemt, wordt de militair in je wakker en dwingt je op je post te blijven. Maar ik moet nu zien wat Kaatje doet; het hoofd loopt haar zeker om en ik zal haar wel met raad en daad moeten bijstaan." Michaël bleef alleen achter. Hij had immers willen heengaan, hij was immers gedwongen om te blijven, en toch vertoonde zich een tinteling in zijne oogen, terwijl hij naar den rijweg staarde, die zich ginds uit het dal opwaarts kronkelde. Vlucht! De jonge krijgsman had zoo verontwaardigd opgezien bij dat woord, en toch was hij reeds sedert verscheidene weken op de vlucht voor een macht, waarvoor hij zich niet wilde buigen en die hem nochtans steeds achtervolgde. Alsof ze een verbond met den Booze had gesloten, zat ze hem altijd op dc hielen, nü daar ginds in het druk en gezellig maatschappelijk verkeer, dan hier in dat eenzame dorp in de Alpenjuist als hij haar op verren afstand waande, dook zy plotseling in zijne nabijheid op. Thans moest hij die macht trotseeren, en Michaël wist wat dit voor hem beteekende; maar toen hij zich nu oprichtte, somber, vastberaden, strijdvaardig, zag hij er voorwaar niet uit, alsof hij in dien stryd zou onderdoen. De verwachte gasten waren op den bepaalden tyd aangekomen, dc gravin in een kleinen, uitsluitend voor zulke tochten bestemden bergwagen, terwijl hare dochter had verkozen den weg te paard af te leggen. Een kamenier, die mede in het rijtuig zat, en een knecht te paard vergezelden de dames, waarbij ook mevrouw Hortense eerst plan had gehad zich aan te sluitenzij was echter „Ik lieb er altijd prijs op gesteld dat het mijne arbeiders goed gaat en dat zij door zuinigheid en overleg in hunne behoeften voorzien. Er zijn velen die dat kunnen en zelf nog aardig besparen, en die dat niet doen, zijn dikwijls in verlegenheid. Thans sparen ongeveer 250 arbeiders en 500 doen het niet; de eersten hebben het goed,delaatsten veelal slecht. Daarom verzoek ik u dringend oin wekelijks minstens tien cents in de spaarkas der fabriek gedurende een geheel jaar te laten staan en wie dat doet ontvangt van mij vijf gulden, die nu reeds ingeschreven worden. Ik geloof dat gij, eenmaal aan het sparen zijnde, daar mede zult voortgaan en ieder cent tweemaal zult omkeeren alvorens gij hem eenmaal onnut uitgeeft. De rust en het geluk van uw geheele leven is daarmede gemoeid, daarom dan flink begonnen; ik zal er op toezien en hoop, dat na jaren de meesten uwer mij nog dankbaar zullen zijn voor deze opwekking. H. P. Gelderman. Uit Oldeboorn wordt dd. 22 dezer aan de N. R. Ct. gemeld Gisterenavond heeft men bij 17 ingezetenen alhier de glazen ingeslagen. De oorzaak moet worden toegeschreven aan de bittere verwijdering op kerkelijk gebied, die hier sedert de komst van ds. Homoet uit Putten onder de vroeger altijd zoo rustige burgers is ontstaan. De woning van ds. Homoet werd dan ook niet vergeten. De verza melde menigte mannen, vrouwen, jongens en meisjes bestond uit p. m. 100 personen. De orde werd gelukkig hersteld, dank zij de goede maatregelen van den burgemeester. Men schrijft uit Venendaal: Nadat bij dr. Homoet, te Oldeboorn, de ruiten zijn stukgeslagen en door de menigte meer bedreigingen werden geuit, is hij met vrouw en kind naar hier, waar zijne ouders wonen, gevlucht. Naar men verneemt, heeft hij zich thans persoonlijk tot den Minister van Justitie gewend, daar, volgens zijne bewering, hem geene bescherming is verleend, niettegenstaande hij daarop, ook bij autoriteiten in de pro vincie Friesland, reeds vroeger aandrong. De zuivere opbrengst van de tooneelvoorstellingen, onlangs door eenige Leidsche studenten in enkele plaatsen des lands gegeven, bedraagt, naar het Hld. verneemt, on geveer f 850, een niet te versmaden bate voor de kas der Tooneelschool, waarvoor die gelden bestemd zijn. In het dorpje Tudderen, bij Sittard, is zekere Leonard Schurgers, een behoeftig man, ruim 70 jaren oud, vermoord in zijn woning gevonden. Men kan niet vermoeden wat de aanleiding tot de misdaad was, veel minder door wien het gruwelstuk is gepleegd. Nadeelen van het turfstrooisel. Blijkens het Tijdschrift Hufschmied is in Engeland en uit de waar nemingen van de veeartsen Uhlich te Chemnitz en Harten- stein te Dresden gebleken, dat het turfstrooisel zeer nadeelig werkt op de gesteldheid van de hoeven der paarden. De hoeven worden nl. tengevolge van de vochtige gesteldheid en het gehalte aan humuszuur van het strooisel, week, brokkelig en zeer gevoelig. De geestdrift, welke zich jl. Zaterdagavond te Am sterdam wegens 's Konings 70sten verjaardag zoo levendig bij het volk uitte, gaat over tot uitersten. Men komt in botsing met de sociaal-democraten. Reeds Zaterdagavond was er in de Hoogstraat eene vechtpartij. Van der Stadt, de bekende leider, beliep een ongemakkelijk pak slaag. Maandagavond trok een stoet van 300 a 500 man uit den Jordaan, allen met oranjestrikken en vlaggen, in optocht door de stad, zonder op de politie te stuiten. Voor 's Konings paleis vatte de stoet post op verboden terrein, de kleine steentjes, en zong hij vaderlandsche liederen, welke de wacht met een „salut" beantwoordde. Men trok vandaar naar het Waterloo-plein en sloeg daar bij den sociaal democraat Penning de ruiten stuk, totdat bewoners uit den omtrek aan de baldadige geestdrift een einde maakten. Verder ging het langs de Keizersgracht tot het huis van den burgemeester, waar mede juichtonen en liederen werden aangeheven. Van daar trok de stoet langs de Lauriergracht naar de woning van den boekhandelaar en socialistischen colporteur Bos in de Hazenstraat. Voor de deur hadden eenige partijgenooten postgevat. Toen een vlaggestok eene ruit verbrijzelde, raakten de partijen hand gemeen, waarbij de socialistische minderheid~het onderspit dolf. Men poogde tevergeefs de deur in te trappen, doch wreekte zich toen dermate aan de vensterruiten, dat eindelijk de politie tusschenbeide trad en de Hazenstraat afzette. Het huis van Fortuyn lag aan de beurt, doch men zag voor het oogenblik van verdere plannen af, daar de stoet zich allengs verspreidde. Men zegt, dat Dinsdag aan Bos door zijn huisheer de huur is opgezegd en dat meer opzeggingen zullen volgen, daar de eigenaren weinig geneigd zijn, de kosten te dragen van de schade, die aan de woningen der socialisten wordt toegebracht. Op het Waterlooplein is het Dinsdagavond alles behalve rustig afgeloopen. Kwart vóór elven kwam een troep van wellicht 400 opgeschoten jongens, met het vaandel voorop, uit den Jordaan, passeerde het paleis over de kleine steentjes, zoo lang juichende tot de wacht salueerde, en trok toen naar het Waterlooplein. Eene talrijke politiemacht had de toeschouwers op behoorlijken afstand van Pennings bierhuis „de Leeuw van Waterloo* gehouden, doch versperde den troep, die aanhoudend hetzij nationale of anti-socialistische liederen zong, den doortocht niet. Of vertrouwd werd in de goede bedoelingen, dan wel of de politie eene passive houding wilde aannemen tegenover eene zooveel talrijker volksmenigte, kan in dezen niet worden beslist. Maar tien minuten over elven trok de troep weder voorbij het huis, een steen vloog door de ruiten, weldra door een tweeden en derden gevolgd, en daar knalden uit „De Leeuw van Waterloo" achtereenvolgens drie revolver schoten. De verwarring, welke toen ontstond, is bijna onbeschrijflijk. Een oorverdoovend gegil ging uit de menigte op, efen paar gewonden werden weggedragen of vluchtten in het nabijzijnde politiebureel en de overige vluchtenden geraakten onder den voet of in kelders. Ontzettender was het tooneel nog in „De Leeuw van Waterloo" zelf. Zoodra de schoten gevallen waren, be stormden de agenten als één man met de blanke sabel het door de socialisten bezette huis, en sloegen daar links en rechts om zich heen, zonder iemand of iets te ontzien. Wie het gelukte door den eenigen uitgang den ingang te ontkomen, viel in de macht van de woedende menigte en werd niet door agenten, maar meerendeels door de burgers opgebracht. De politie had handen vol werks om eene vernieling van Pennings huis te beletten en het meest wel toen Penning zelf' voor eigene veiligheid door haar werd naar het bureel gebracht; het scheen toen, alsof het volk de lynchwet op hem wilde toepassen. Bij het tumult werden 34 personen gewond, waaronder 5 politie-agenten en ook de vrouw van den socialist Eckhardt, die met haar man bij Penning vertoefde; zij moest per raderbaar naar het Gasthuis worden vervoerd. In het politiebureel verleenden de chirurgijn E. J. De Vries en dr. Van Wezel de eerste hulp aan de gewonden. 29 per sonen zijn gearresteerd, waaronder wederom Van der Stadt. Het bleek nu, dat Pennings huis tot een formeel arsenaal was ingericht. Revolvers, krissen, dolken, ploertendooders, lange en korte messen werden uit het huis gehaald of bij de arrestanten gevonden. Duizenden bewogen zich nog tot laat in den nacht in deze overigens rustige buurt, terwijl de Oranjevierende troep weder zingende den Jordaan introk. Verzekerd wordt, dat te half elf uur een inspecteur in „De Leeuw van Waterloo' binnenging en den daar aan wezigen aanried, nu het buiten kalm was, één voor één langzamerhand af te trekken, opdat er geene botsing zou volgen. Die raad werd echter in den wind geslagen. Een kindje van vier maanden werd onder het gevecht in „De Leeuw van Waterloo" doodgedrukt. Gisterenmiddag te 4 uur is Penning, de kastelein van genoemd koffiehuis, tevens onder-voorzitter van de Ara- sterdamsche afdeeling van den Sociaal-Democratischen Bond, ontslagen. Van der Stadt bevindt zich nog in arrest. nog lijdende aan dc gevolgen van een zenuwaandoening, zoodat zij den vermoeienden rit door het gebergte niet durfde ondernemen. De dames hadden zich terstond na hare aankomst kerkwaarts begevende plechtige mis zou echter eerst den volgenden morgen gevierd worden. Nu was het middag en de pastoor wandelde, in gezelschap van zijn beide jonge gasten, langzaam het dorp door. De gravin, die zich vermoeid gevoelde, was in de pastorie achtergebleven, maar Michaël had zich bij de wandelaars aange sloten of liever moeten aansluiten, daar freule Hertha, die gewoon lijk zeer oppermachtig over hare omgeving beschikte, hem daartoe had uitgenoodigd op een manier, die geen tegenspraak duldde. Het was reeds half September, maar dien dag buitengewoon warm geweest. Zelfs op die hoogte deed de hitte zich gevoelen en heerschte een zoele, drukkende temperatuur. Het groene weiland, waarop Sint-Michaël verspreid lag, baadde nog in zonne schijn en de lucht was nog helder, maar de nevels trokken dreigend langs do bergruggen samen, en rondom de toppen, die nu verhuld, dan weer zichtbaar waren, pakten zich alleng3 dikke wolken opeen. „Ik vrees, dat we tegen den avond onweer krijgen," zeide Valentyn. „Het was ook een dag als midden in den zomer." „Ja, dat hebben we ondervonden, toen we straks den berg opreden," stemde Hertha toe. „Moeten we omkeeren, dunkt u?" „Neen," beweerde Michaël met een onderzoekenden blik op de bergen. „Als de wolken daar ginds by den Arendswand samentrekken, zooals nu, blijven ze meestal uren lang boven de rotsen hangen, eer zij werkelijk losbarsten, en ontlasten zich dan gewoonlijk in de dalen, zonder dat wij iets daarvan meekrijgen. Maar onweeren zal het wel daar flikkert al Sint-Michaël's vlammend zwaard Tevens wees hij naar den Arendswand, waar het inderdaad weerlichtte, nog flauw en veraf, maar toch duidelijk zichtbaar. „Sint-Michaël's vlammend zwaard?" herhaalde Hertha op vragenden toon. „Ja. Kent ge het oude volksgeloof niet, dat hier overal in het gebergte verbreid is?" „Neen, ik ben altijd maar kort hier geweest en bijna nooit met het volk in aanraking gekomen." „Nu, dat geloof ziet in het weerlichten het zwaard van den vertoornden aartsengel, dat de wolken klieft, en de onweders, die zoo dikwyls onheil in de dalen aanrichten, worden als zyn strafgericht beschouwd." „Sint-Michaël houdt 'van wind en vuur," zeide Hertha. „Ik ben er altijd trotsch op geweest, dat juist de aanvoerder der hemelsche heerscharen, de machtige oorlogsengel, de schutspatroon van ons geslacht is. Gij heet ook naar hem, evenals oom Stein- ruck, niet waar?" Valentijn wierp zijn voormaligen kweekeling een snellen, min of meer bezorgden blik toe; maar diens gelaat onderging niet de minste verandering en hij antwoordde kalm: „Ja, toevallig!" „De feestdag van den heilige is aanstaande," dus wendde de jonge gravin zich tot den pastoor. „De bedevaartsplaats wordt dan zeker druk bezocht, eerwaarde heer?" „De bewoners van de omliggende dorpen komen dan gewoonlijk hierheen, maar het eigenlijke, door de kerk ingestelde feest van ons vlek valt op den achtsten Mei, Sint-Michaël's Openbaring. Dan stroomen al de bergbewoners toe, van de hoogste bergen en uit de afgelegenste dalen, zoodat kerk en dorp nauwelijks de zich elkaar verdringende menigte kunnen bevatten. De overlevering laat den aartsengel op dien dag nog altijd onzichtbaar langs den Arendswand afdalen en met zijn flikkerend zwaard de aarde klieven, zooals het blijkbaar voor eeuwen geschiedde, toen het heiligdom werd gesticht." Zij waren bij deze laatste woorden bij een kruisbeeld blijven staan, dat zich hier eenzaam op een groene weide verhief en van waar men juist het uitzicht had op den arendswand. Een wilde rozestruik slingerde zich rondom den paal van het kruis en bedekte dit bijna geheel met zijne ranken. De dichte groene takken omringden en overschaduwden het beeld als een levende lijst, die evenwel reeds veel van hare frischheid had verloren. Nochtans hadden de warme en zonnige herfstdagen nog eenige late knoppen doen ontluiken, niet geurend en mot frissche kleuren prijkende, zooals hare zusters in de vlakte, maar bleekc, wilde bergrozen, die heden ontloken, morgen reeds weer door den storm wind ontbladerd werdenen toch schemerden zij lichtrood in het donkere groen, als een laatste groet van den ten einde spoedenden zomer. Daar zagen de drie wandelaars een jongen boer eenigszins beschroomd en met den hoed in de hand op hen afkomen; hij had een boodschap aan den pastoor, dien hij reeds tevergeefs in het dorp had gezocht. Zijne moeder was erg ziek en verlangde zeer naar een toespraak van zijn Eerwaarde; de woning lag dichtbij, nauwelijks tweehonderd schreden ver, en als de eer waarde heer nu even wilde komen, zou dit dc zieke vrouw zeker tot troo3t en verkwikking zyn. „Dan zal ik wel even met Gijs moeten meegaan," zeide Valen tijn. „Ik laat de freule onder uwe bescherming achter, Michaël, als zij naar de pastorie wil terugkeeren „Neen, mijnheer de pastoor, wij zullen u hier wachten," viel Hertha hem in de rede. „Dat gezicht op den Arendswand is prachtig!" „Ik kom ook aanstonds terug," hernam Valentyn, waarop hij met een vriendelyken hoofdknik groette en zich met Gijs naar de kleine woning begaf, binnen welker deur beiden ver dwenen. „Dit onverwacht allcenzyn, den eersten keer sedert zij elkander kenden, scheen de beide achtergeblevenen min of meer te benau wen. Het straks nog zoo druk en levendig gesprek verstomde althans plotseling. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2