Nobelstraat, dien hoek af te ronden, door welke afronding
aldaar eene niet onbelangrijke verruiming en verbetering
in het belang der algemeene passage door de gemeente zal
worden verkregen. Het Dagelijksch Bestuur ziet hierin
een der bijzondere gevallen, die veroorloven eene vergunning
boven het maximum te verleenen. Zoodoende komt de
drankwet nog aan de verfraaiing der steden efi straten ten
goede.
H. M. de Koningin bezocht met het Prinsesje dezer
dagen herhaalde malen het Huis ten Bosch. De tuin van
dit paleis is nieuw aangelegd.
Blijkens een door den Minister van Binnenlandsche
Zaken aan 's Konings Commissarissen gezonden mededeeling,
acht de Minister van Koloniën bevordering van de werving
voor het leger in Oost-Indië wenschelijk.
Thans is de hulp van heeren burgemeesters opnieuw
ingeroepen. In een betrekkelijke circulaire wordt dienaan
gaande gezegd:
,/Te dezen aanzien komt het den Minister van Koloniën
niet onmogelijk voor, dat door u, als uit den aard der
zaak meer van nabij bekend met de bijzondere sociale toe
standen in uwe omgeving, met het oog daarop of wel
rekening houdende met bezwaren van practischen of finan-
ciëelen aard, bij de bevordering dier werving voorgekomen,
wenken zouden gegeven kunnen worden, welker behartiging
aan de resultaten der koloniale werving zou kunnen ten
goede komen.
//Dergelijke wenken zal de Minister gaarne ontvangen
en overwegen en er, zoo mogelijk, gevolg aan geven.
z,Het belang dezer zaak, welke ten volle de aandacht
verdient, geeft mij aanleiding, onder mededeeling van het
voorgaande, u uit te noodigen, mij bekend te willen maken
met hetgeen door u in dit opzicht bij de bevordering der
werving mocht zijn opgemerkt en met die maatregelen,
welke naar uw oordeel in de gewenschte richting zouden
kunnen werken."
Gisteren is door de politie te Delft aangehouden en
aan de militaire autoriteiten overgeleverd S. A. de B. V.,
vuurstoker 3de klasse bij de Nederlandsche Marine, in
1884 van passagieren te Singapore achtergebleven, en wiens
opsporing en aanhouding is verzocht in het Algemeen
Politieblad van 1885.
Ds. E. J. Horaoet, van Oldeboorn, heeft met vrouw
en kind de vlucht genomen naar Venendaal, waar zijn
ouders wonen, nadat men de ruiten in zijne pastorie had
ingegooid en hem op allerlei wijze had bedreigd.
Naar men verneemt, heeft hij zich onmiddellijk bij den
Minister van Justitie beklaagd over de weinige bescherming,
welke hij heeft genoten, hoewel hij daarop meermalen bij
de bevoegde macht in Friesland aandrong.
Het uitvoerend comité voor de Apiilfeesten, te Am
sterdam te houden, heeft aan Kabelaar een brief geschreven,
waarin het verklaart „behoefte te gevoelen om een woord
van warmen dank en hulde te brengen aan den wakkeren
koetsier, die aan het Koninklijk Huis en aan het vaderland
in het oogenblik van gevaar zulke onwaardeerbare diensten
bewees."
De Kamer van Koophandel te Amsterdam heeft be
sloten, zich per adres te wenden tot den Minister van
Waterstaat, in zake uitbreiding der zeehaven- en sluiswerken
te IJrauiden. Zij verzoekt om die uitbreiding binnen den
kortst mogelijken tijd te doen uitvoeren.
Door de justitie wordt te Amsterdam een uitgebreid
onderzoek ingesteld naar de plaats gehad hebbende onge
regeldheden. Onderscheiden verslaggevers van dagbladen
zijn door de politie uitgenoodigd inlichtingen te geven
omtrent hetgeen zij jl. Dinsdagnacht op het Waterlooplein
hebben gezien.
de lamp op den bezoeker liet vallen.
„Neem mij niet kwalijk, dat ik er zoo op aandrong binnenge
laten te worden," maar ik stond wezenlijk op het punt van weg
te spoelen," zeide Johan met een buiging, waarbij de regendroppels
aan ulle kanten om hem heen spatten. „Heb ik de eer, den heer
des huizes voor mij te zien?"
„Udo, baron van Eberstein-Ortenau op Ebersburg," antwoordde
deze met groote plechtigheid. „En gij, mijnheer?"
„Johan Wehlau Wehlenberg van Yorschenstein," luidde het even
plechtige antwoord.
Deze naam scheen den ouden baron te bevallen. Hij boog met
het hoofd en zeide statig: „Gij zijt mij welkom, mijnheer Johan
Wehlau Wehlenberg! Volg mij!"
Hij sloot zorgvuldig de deur weer dicht en ging daarop vooruit,
om zijn gast den weg te wijzen. Zij liepen eerst door een groot
portaal, waarvan het dak niet zeer hecht en sterk scheen te zijn,
daar de regen overal op den grond zijn sporen had nagelaten.
Vervolgens beklommen zij een smalle kronkeltrap met afgesleten
steenen treden en kwamen toen in een eindeloos lange gang,
waar elke stap op de roode tegels weergalmde en waar de lamp,
die de burgheer droeg, het eenige licht in de duisternis was.
Eindelyk opende hij een deur en trad deze met zijn geleider
binnen.
„Deze kamer is ter uwer beschikking," zeide hij, terwijl hij
de lamp op de tafel zette. „Ge hebt geducht veel van het slechte
weêr te lijden gehad, zooals ik zie. Verkleed u nu eerst; ik
wacht u dan aan tafel. Tot ziens, mijnheer van Wehlau Wehlen
berg."
Hy groette hem met een handgebaar, dat werkelijk iets voor
naams en ridderlijks had, en ging heen. Johan begon met de
omgeving in oogenschouw te nemen: het was een klein, donker
en zeer eenvoudig gemeubileerd vertrek en alleen het groote
ledikant, dat tegen den muur stond, scheen een pronkstuk nit
vroeger tijd te zijn; maar het kunstig beeldhouwwerk was bescha-
'digd en gebroken, de zijden gordijnen waren gescheurd en ver
schoten en de lakens en slopen van het grofste linnen.
„Ik zou liefst dadelijk naar bed gaan," zeide Johan, terwijl
hij om en bij de kachel droogzoldertje begon te spelen. „Maar
daar die Udo, baron van Eberstein-Ortenau mij ten eten verzocht
heeft, ben ik wel verplicht aan die uitnoodiging te voldoen. Hoe
zal ik zoo gauw aan droge bovcnkleeren komen Misschien vind
ik wel ergens een oude wapenrusting of een ander kostuum uit
de middeleeuwen, dat ik kan aantrekken. liet zou hier zeker
niet weinig indruk maken, als ik zoo rammelend en kletterend
de ridderzaal binnentrad. Laten we maar eens zoeken
Hij voegde de daad bij het woord en ontdekte ook weldra
een kast in den muur, waarin de sleutel stak en die de geheele,
wel is waar zeer eenvoudige garderobe van den heer des huizes
scheen te bevatten. Zonder zich lang te bedenken, koos Johan
het beste stuk, een pelsjas, daarvan uit en was nog bezig met
van kleeding te verwisselen, toen een reeds bejaarde vrouw ver
scheen, die een grooten doek over het hoofd droeg en mijnheer
„den baron" in zuiver bergdialect uitnoodigdc aan tafel te komen.
„Maar baron ik had mij op zijn minst tot graaf verheven
zeide Johan minachtend, terwijl hij aan de uitnoodiging voldeed.
De oude dienstmaagd bracht hem weer een eind de gang door
en vervolgens in een vertrek, dat blykbaar tot woon-, eet- en
receptiekamer diende.
(Wordt vervolgd.)
Men schrijft ons nit Schagen, del. 27 Februari jl.:
„Eindelijk zijn wij hier, wat betreft publieke verma
kelijkheden, gelukkig aan eene pauze gekomen; met de
hier jl. Vrijdag gehouden Volksvoordracht is die serie
voor eenige weken gesloten. Ik zeg gelukkig, want waarlijk,
wanneer in eene betrekkelijk kleine plaats, de kosten altijd
door ongeveer hetzelfde publiek moeten worden gedekt, en
dezelfde plaatselijke krachten daarvoor telkens in het geweer
moeten komen, dan kan het om meer dan eens reden,
werkelijk goed zijn, dat er ook eens„plaats rustwordt
gecommandeerd. Dat ik deze „Volksvoordracht" onder
de rubriek „publieke vermakelijkheden" rangschik, zal mij
wel niet euvel worden geduid, wanneer ik mededeel, dat
uw plaatsgenoot, de heer De Timmerman, welwillend gevolg
had gegeven, aan de uitnoodiging der commissie om
alhier op te treden met zijne Dessol vingViews, terwijl
door de nog wel niet geconstituëerde, doch naar ik ver
neem feitelijk reeds bestaande Rederijkerskamer „de Roos",
Rosier Faassens blijspel: „de Koopman in oudheden" werd
opgevoerd, een en ander afgewisseld door de muziek onzer
Harmoniekapel, wier afdeeling strijkorkest zeer verdienste
lijk den in genoemd blijspel voorkomenden zang bege
leidde. De heer De T. had alle eer van zijn werk; menig
schoon tafereel ontlokte kreten van bewondering, menig
komisch beeld verwekte uitbundige hilariteit, terwijl bij
het voorkomen van de beelden onzer Vorstelijke Familie
door geheel het publiek, als een blijden nagalm van ons
Koningsfeest, de Volksliederen werden aangeheven!
Ook de opvoering van het blijspel was zeer verdienstelijk
alle medespelenden waren rolvast, en spanden zich blijk
baar in, om mede te werken tot een goed geheel, iets wat
menigmaal uitstekend gelukte. Als medewerkenden traden
op de heeren Honing, (titelrol) Vrijburg en Clay, en de
dames A. Roggeveen Jd. en N. Stammes Jbd. Een
compliment aan die dames over haren zang mag niet worden
onthouden, terwijl ik mij overtuigd houde, dat de mede
werkenden met mij zullen instemmen, wanneer ik de eere-
palm toeken aan den heer H., voor zijn uitstekend, soms,
naar mijn oordeel, onverbeterlijk vertolken der hoofdrol.
Het was een recht genoegelijke avond, waaraan de attentie
van den heer Kos om de versieringen in de zaal, van 19
Februari tot na deze uitvoering te laten blijven, zelfs een
eenigermate feestelijk aanzien gaf.
Twaalf Maart a. s. krijgen wij hier iets anders te hooren.
Op uitnoodiging namelijk der Vrijmetselaars-societeit „Recht
door Zee" zal alsdan in het Noordhollandsch koffiehuis op
treden Professor B. H. Pekelharing tot het houden van
Staathuishoudkundige beschouwingen. Nog is er verder
sprake van, dat er pogingen worden aangewend voor het
optreden alhier van den heer Schaepman. Velen met mij
zouden ongetwijfeld den als Staatsman en dichter hoog
aangeschreven doctor gaarne eens willen hooren."
Bij de te Schagen gehouden aanbesteding van het
maken der Kaasfabriek te Dirkshorn waren ingekomen 3
biljetten, als van: Dk. Kramer, te Schagen, ad f 1795; Jn.
Klerk, te Dirkshorn, ad f 1588, en Jn. Levendig, aldaar,
ad f 1290. Aan den laagsten inschrijver is het werk gegund.
Jl. Zaterdag is tegen twee personen te Alkmaar
proces-verbaal opgemaakt wegens het op de markt brengen
van koppen boter, die door de politie te licht bevonden zijn.
Het kindje, dat bij het oproer op 't Waterlooplein te
Amsterdam doodgedrukt zou zijn, is.... gezond en wel.
De ruwe wijze, waarop het volk te Amsterdam zijn
afkeer van de socialisten en hunne theoriën heeft kenbaar
gemaakt, wordt op andere plaatsen nagevolgd.
Te Rotterdam werden jl. Zaterdagavond venters van
„Recht voor Allen" en andere schotschriften door een aan
tal personen op de vlucht gejaagd en achtervolgd, tot zij
in herbergen de wijk namen of op andere wijzen uit het
gezicht verdwenen.
Te Leiden waren de ongeregeldheden van ernstiger aard.
Aldaar werden Zaterdagavond en in den daarop volgenden
nacht in socialistische tapperijen de ruiten ingeslagen en
de inboedels vernield; voor zooveel bekend is, zijn echter
geene verwondingen van personen voorgekomen. Ter voor
koming van verdere baldadigheden was voor Zondagavond
door de burgerlijke overheid de hulp der militaire macht
ingeroepen. Niettemin werden weder optochten gehouden
en hier en daar ruiten ingeslagen. Door patrouilles cavallerie
en infanterie werd aan de ongeregeldheden een einde gemaakt
en te middernacht was de orde hersteld.
Op beide plaatsen zong de joelende menigte het uit
Amsterdam overgewaaide lied: „Hop, hop, hop! Hang de
socialisten op!" en vaderlandsche liederen.
Te Leiden was gisteren eene talrijke militaire macht
op de been. Vele straten en stegen waren afgezet. Tegen
10 uur werden op de Langebrug weêr ruiten ingeslagen.
Het O. M. bij de Rechtbank te 's Hage is, zooals
het Vaderland nader verneemt, niet in hooger beroep ge
komen in zake den Kurhausbrand.
Eene zeug van den landbouwer M. Mosterd, te
Maasland, die verleden jaar 19 biggen wierp, heeft er nu
weer 20 geworpen, waarvan 18 in welstand verkeeren.
In Overijsel blijven de boterprijzen zeer hoog. Vooral
naar de fijne soorten is veel vraag. Ook de veehandel is
vlugger. Het buitenland doet groote inkoopen.
Wanneer men voet aan wal zette op een onbekend eiland
in de Stille Zuidzee en uit alle ramen der huizen scherp
geladen geweren zag loeren en voor ieder huis een kanon
zag staan, kunt ge er op rekenen dat de reiziger het
onheilspellend oord zou ontvlieden; in zijn reisjournaal zou
het heeten: „het Roovereiland."
Daarentegen tooit het tot de tanden gewapend Europa
zich met den naam van „het beschaafde werelddeel."
G. C. Lichtenberg.
Vereeniging tot behandeling van op de
Zeemacht betrekkmg hebbende onderwerpen.
De luitenant ter zee le klasse W. Derx, hield Vrij
dag jl. in genoemde Vereeniging alhier een lezing over
„De zee-oorlog; b. de nationaliteit van personen en goederen,"
welke voordracht een voortzetting was van die, door den
zelfden spreker gehouden den 19de11 April 1886, over „De
zee-oorlog; a. de nationaliteit van het terrein."
De inleider begon met er op te wijzen, dat, ofschoon
het convocatie-biljet verkondigd had, dat er gesproken zou
worden over „de nationaliteit van personen en goederen
naar het oorlogsrecht," dit onderwerp dien avond slechts
gedeeltelijk behandeld zou worden. Zijn doel was om zoo
goed mogelijk te trachten de eischen van het buitrecht, en
de wijze waarop het moet worden toegepast, uiteen te
zetten. De werken over internationaal recht behandelen
dit onderwerp niet op een wijze, die den officier in staat
stelt wordt hij in ooxdogstijd tot dezen specialen dienst
geroepen de noodige aanwijzingen te putten hoe hij in
de meest voorkomende gevallen zal hebben te handelen.
Om nut te stichten moest de spreker dus volledig zijn, en
ging het niet aan zich tot algemeene waarheden te bepalen,
die in gebreke blijven in bijzondere gevallen het gevraagde
licht te schenken. Zoodoende had zijn arbeid een uitbreiding
verkregen, die het onmogelijk maakte er in een paar uren
een totaal indruk van te geven. Een volledig overzicht
zal eerst mogelijk zijn als later, na de behandeling van
het Engelsche stelsel, de spreker de som zijner conclusiën
zal mogen aanbieden.
Achtereenvolgens werden nu behandeldhet staatsburger
schap, de naturalisatie, en de gevolgen van het staats
burgerschap de nationaliteit der personen naar het volken
recht en het buitrecht, voorheen en thans. Speciaal werd
gewezen op het gewicht der Prijsgerechtshoven. De uit
spraken dezer recbtscollegiën behooren den eerbied af te
dwingen van alle beschaafde natiën. Dc beslissingen moeten
niet alleen verheven zijn boven eiken schimp of blaam
want dan zou zulk een hof geen instelling zijn, die het
kenmerk draagt van humaniteit maar zelfs boven elke
rechtvaardige en redelijke verdenking. Van een overwegend
belang is het, dat de personen, die met die rechtspraak
belast worden, bekwame juristen zijn. Vooral Engeland
en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika hebben er
steeds voor gezorgd, dat aan het hoofd dier rechtspraak
mannen stonden, die de eerste plaats onder de rechtsge
leerden innamen en wier rechtschapenheid boven allen
twijfel verheven was.
Zeer is het te bejammeren, dat de brand in het ministerie
van Marine te 's Gravenhage, op 8 Januari 1844, waarbij
het archief in zake de Nederlandsche jurisprudentie in
prijszaken voor het aanzienlijkste deel verloren is gegaan,
belet heeft een monument te stichten voor die rechtspraak,
zooals dat het geval is met de Engelsche, Amerikaansche
en Fransche, door de rapporten die daaromtrent ver
zameld zijn.
Door het gemis van juiste en zekere bronnen zal door
den spreker van de vaderlandsche rechtspraak geen gewag
worden gemaakt. Slechts de Fransche en Engelsche zal
worden besproken, omdat de Amerikanen zich steeds homo
geen hebben betoond met de Engelsche jurisprudentie. De
overige Staten hebben in het verleden nooit dat langdurig
overwicht ter zee gehad als het deel is geweest van Neder
land, Engeland en Frankrijk, tenzij men zou willen op
klimmen tot het bloeitijdperk van Phenicië, Carthago, Rome
en de latere Italiaansche republieken.
De bron van het buitrecht, zoo langen tijd in Europa
toegepast, is het welbekende werk „Consolate del Mare,"
ook wel genaamd „de wet van Barcelona," omdat de eerste
gedrukte uitgaaf in 1494 aldaar het licht zag. Dit receuil,
voornamelijk gewijd aan de beschrijving van de handels
gebruiken en wetten van koophandel, sedert overoude tijden
in de oeverstaten der Middellandsche Zee van kracht, is de
eenige compilatie van oude handelswetten, die tevens melding
maakt van de wederzijdsche plichten van oorlogvoerenden
en onzijdigen.
Daarna behandelde de spreker het Fransche stelsel op
j een uitvoerige wijze, en verrijkte zijne voordracht met een
aantal uitspraken van procedures over prijszaken.
De discussiën betreffende deze hoogst belangrijke voor
dracht bepaalden zich tot het vragen van inlichtingen door
den luitenant ter zee le klasse D. A. Mensert, over de
kwestie hoe men handelen moet met een vijandelijk schip,
dat met een neutrale lading bevracht is.
Bij afwezigheid van den Voorzitter, leidde de luitenant
ter zee le klasse Z. J. Cambier de vergadering, en dankte
ten slotte den inleider voor zijne lezing, waarvan het ge
drukte verslag met bijzondere belangstelling door alle leden
ontvangen zal worden, te meer daar dit verslag veel zal
bevatten, wat in de voordracht achterwege gelaten is, om
deze niet te lang te doen worden. De toezegging, dat het
volgende jaar een voortzetting der voordracht zal plaats
hebben, was allen leden ook zeer welkom.
Buitenland.
De aardbevingen in het Zuiden. Nog steeds
komen er berichten omtrent de noodlottige uitwerkselen
der aardbeving, vooral in het noorden van Italië. Het
stadje Diano Marina, dat 2200 inwoners telt, en het niet
ver van daar gelegen Cervo zijn zoo goed als geheel
verwoest; te Final Marina is de kazerne ingestort; het
paleis van den Hertog van Genua heeft veel geleden. Te
Monte-Carlo was de ontsteltenis zóó groot, dat de speelzaal
twee dagen lang heeft leeggestaan. Volgens een bericht
uit Rome beweerde men, dat het aantal dooden meer dan
2000 bedroeg. Verscheidene schepen hebben in volle zee
zulke schokken ondervonden, dat de bemanning waande op
klippen te stooten.
Te Nizza zag men des nachts de grilligste tooneelen,
welke eene merkwaardige tegenstellig vormden met het
nauwelijks afgeloopen carnaval en den vroolijken „bloemen-
slag." In de open lucht, naast eigen rijtuigen met brandende
lantaarns, zag men arme lieden op hunne matrassen en
met een wiegje. Op sommige plaatsen had men vuren
ontstoken, waarom groepjes mannen en vrouwen, die,
in witte lakens en dekens gewikkeld, rondwarende
geesten geleken. Velen hadden zware sommen betaald
voor een onderkomen in verhuiswagens of op stoombooten
en visschersvaartuigen. Niet weinigen zochten eene schuil
plaats in het Casino. Spekslagers en handelaars in eet
waren deden voortreffelijke zaken en de koetsiers schenen
op weg om vermogende lieden te worden. Doch voor het
overige werd de bevolking tot wanhoop gebracht door het
„sauve qui peut" der vreemdelingen.
Een zonderling geval had met zekeren Frederik Roux
plaats, die zich juist stond te scheren en zich tengevolge
van den hevigen schok zulk eene diepe snede in den hals
toebracht, dat men voor zijn leven vreest.
Te Vence is een jongentje van zes jaar onder het instortende
plafond in zijn bedje verpletterd.
Omtrent de ramp te Bajardo wordt gemeld, dat de 300
onder de puinhoopen der kerk begraven personen er in
hun schrik gemeend hadden juist eene veilige toevlucht te
vinden.
Volgens een telegram uit Catanië, op Sicilië, is aldaar
den 19 Februari jl. omstreeks half elf in den morgen eene
golvende beweging van den grond waargenomen.