i;\ HELDERSCHË NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1887. N° 37. Jaargang45. Zondag 27 Maart. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnen lan d. Officieel kan thans vermeld worden dat de Koning, de Koningin en het Prinsesje 12 April a. s. de hoofdstad zullen bezoeken. De Koning betoonde groote ingenomenheid met de feesten, die voorbereid worden. De eerewacht zal 45 leden tellen. Den 14 April, 's morgens om 9 uur, zal door 4000 kin deren den Koning een aubade gebracht worden. Van besloten feesten is afgezien. Het getal buurtcomitcs bedraagt thans 150. Het nieuwe grondwetsartikel in zake het kiesrecht, gelijk liet door de Tweede Kamer is aangenomen, luidt nu aldus: „De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks ge kozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, „die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van ge schiktheid en maatschappelijken welstand bezitten en den „door die wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden „23 jaren mag zijn, hebben bereikt. „De wet bepaalt in hoeverre de uitoefening van het „kiesrecht wordt geschorst voor de militairen beneden den „rang van officier bij de zee- en landmacht, voor den tijd „gedurende welken zij zich onder de wapenen bevinden. „Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten „zij, wien dat recht bij rechterlijke uitspraak is ontzegd „zij die in gevangenschap of hechtenis zijnzij die hij „rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over „hunne goederen hebben verloren; zij die in het burgerlijk „jaar, voorafgaande aan de vaststelling der kiezerslijsten, „van een instelling van weldadigheid of van een gemeente- „bestuur onderstand hebben genoten, en voor zoover de „kieswet, hetzij zeker bedrag van den aanslag in een of „meer Rijks directe belastingen, hetzij het bezit van een of „meer grondslagen van zoodanigen aanslag als vereischte „van kiesbevoegdheid stelt, zij die hun aanslag in die „belasting of belastingen niet hebben voldaan." Door den Gemeenteraad van Hoorn is besloten een bijdrage van f 1000 toe te staan aan het hoofdbestuur der Hollandsche Maatschappij van Landbouw voor de in dit jaar aldaar te houden Landbouwtentoonstelling. SINT-MICHAËL. Door E. WERNER. Johan Wehlau oogstte dien avond enkel roem en lof. De voorstellingen, die hij niet naar voorhanden schilderijen, maar naar zijn eigen idee, volgens bekende overleveringen of ge dichten gerangschikt had, deden zijn talent als kunstenaar alle eer aan. Ieder was een meesterstuk op zichzelf, cn zoo dikwijls het gordijn werd opgehaald, was er iets nieuws en verrassends te zien. De meeste loftuitingen vielen nochthans freule Hertha Stein- ruck ten deel, die in een prachtig fantastisch kostuum als Loreley op een rots troonde. Johan wist best wat hij deed, toen hij dit tableau voor het laatste bewaarde en de jonge gravin alleen en zonder gezellinnen op het tooneel liet verschijnen. Een algemeen „O!" van bewondering ging onder de toeschouwers op alles wat men tot dusver gezien had, werd hierdoor in de schaduw gesteld. Het was werkelijk, alsof de gestalte uit de sage levend was geworden en daar in al hare wegsleepende bekoorlijkheid zat. Zelfs professor Wehlau vergat voor eenige oogenblikken zijn ergernis, die hij gedurende de geheele voorstelling had moeten verkroppen, en was één cn al aandacht en bewondering; maar toen het gordijn nu voor goed was gevallen en de jonge regisseur met al de medewerkers in do zaal verscheen, liep de gal hem weêr over en trachtte hij zijn zoon cn erfgenaam te lijf te komen. Dit ging echter niet zoo gemakkelijk, daar Johan van alle kanten in beslag genomen en met lof en dankbetuigingen overstelpt werd met freule Hertha deelde hij den triomf van den avond. Het duurde dan ook wel een kwartier, eer het don professor gelukte zich van hem meester te maken. „Ik moet je spreken," zeide hij met onheilspellend gelaat, terwijl hij den jongen man naar denzelfden hoek en achter dezelfde gordijn medevoerdc, waar Gerlinde van Eberstein straks had gestaan. „Met pleizier, papa!" antwoordde Johan, die zelf blonk van plezier. Dit vermeerderde nog de ergernis van zijn vader, die zich niet lang met een inleiding ophield, maar aanstonds met de deur in huis viel. „Is het waar, wat ik zoo even van mevrouw Steinruck hoor, dat het stuk, dat gy geschilderd hebt, een heilige voorstelt?" „Ja, papa," stemde de jonge kunstenaar niets kwaads vermoe dende toe. „En is het ook waar, dat ge Michaël daarvoor als model hebt gebruikt?" „Ja, papa." „Is dit tóch waar! Zijt ge dan beiden krankzinnig geworden? Michaël als heilige! Dat zal wel een karikatuur zijn geworden!" „Integendeel! Hij voldoet best als vertoornden aartsengel. Het stuk stelt namelijk Sint-Michaël voor „Voor myn part mag het den duivel voorstellenviel Wehlau hier verwoed in. „Die is er ook bij, zelfs levensgroot. Maar wat kan u eigenlijk het onderwerp van mijn schilderij schelen?" „Wat het mij kan schelen," barstte de professor uit, blijkbaar moeite doende zijn stem in bedwang te houden, wat met het oog op het omringend gezelschap dringend noodzakelijk was. „Gij kent mijne positie immers tegenover de kerkelijke partij! Ge weet dat ik daarom door de roomsch-katholieke geestelijkheid in den ban ben gedaan, en nu schildert gij beelden van heiligen Thans is ingediend een wetsontwerp tot verlenging van den diensttijd voor ingelijfden hij de landmilitie, lichting 1882, en bij de zeemilitie, lichting 1883, voor den tijd van hoogstens één jaar. De Regeering licht dit toe als voorzorgsmaatregel. De Regeering hoopt ook thans op behoud van den vrede in Europa, maar bij de groote wapeningen van verschillende mogendheden moet zij letten op de mogelijkheid van verwikkelingen, waarvan de ge volgen het verwijt op haar zouden kunnen laden van niet bijtijds gereed te zijn geweest. Eene geheime nota, ter griffie nedergelegd, behelst mede- deelingen nopens de legersterkte en de bediening der vloot. Het voornemen is, van de voorgestelde bevoegdheid niet langer gebruik te maken dan door den drang der omstan digheden zal worden gevorderd en om de miliciens-verlof gangers der oudste lichting niet dan in de uiterste nood zakelijkheid en in geen geval vóór de overige lichtingen in werkelijken dienst te roepen. De heer E. Colonna oppert in het Handelsblad het denkbeeld, dat aan den Atjeh-oorlog een einde gemaakt worde met medewerking van Engeland. Dit Rijk heeft er ook belang bij, zoowel uit een politiek als een commer cieel oogpunt, dat aan dien oorlog een einde kome. Natuurlijk zou Engelands steun alleen van diplomatieken aard moeten zijn; het zou bemiddelend moeten optreden. Wanneer daarbij Toeankoe Daoed door de nog vrije zoowel als door de door ons onderworpene Atjehers als Sultan erkend, als Leenvorst van Nederland door ons op den troon werd hersteld, zou de zaak in orde en het land tot rust kunnen komen. De medewerking van Engeland zou veel afdoen, meent de schrijver. De zedelijke invloed toch van Engeland is in Noord- Sumatra zeer groot. Dat het schade zou doen aan onzen invloed of onze macht, wanneer de Atjehers overtuigd werden, dat Engeland geheel met ons samen, de onder werping van hun land aan Nederland zou wenschen, kan de heer C. niet inzien. Thans is de Noord-Sumatraan ouder den indruk, dat men aan den overkant der Straat Malakka niet zonder eenig leedvermaak ons tobben op Atjeh volgt, en al ware liet alleen, dat die indruk vol komen werd weggenomen, dan zou dit reeds in ons voordeel voor hunne kerken! Dat verkies ik niet, dat laat ik niet toe, dat verbied ik je!" „Dat kunt ge niet, papa!" zeide Johan onversaagd. „Dat schilderstuk is het eigendom van de gravin Steinruck en bovendien al te Sint-Michaël van hoogerhand beloofd." „Waar het natuurlijk met alle kerkelijke pracht en praal in ontvangst zal worden genomen." „Ja, papa. Op het Sint-Michaëlsfeest." „Johan, go maakt mij nog dol met je ecuwig: ja, papa! Dus op Sint-Michaëlis, als de mcnschcn uit bergen en dalen samen- stroomen 't wordt hoe langer hoe mooier! De klerikale bladen zullen die zaak natuurlijk wijd en zijd verkondigen en geheele kolommen vullen met de beschrijving van de processie, de mis, de vromo gemeente, en zoo voort, en dan figureert de naam van Johan Wehlau, m ij n naam, onophoudelijk daar- tusschen „Met uw verlof, dat's mijn naam!" kwam de jonge schilder hiertegen met kracht cn klem op. „Ik wilde, dat ik je Pankratius of Blasius had laten doopen, zoodat de menschen ons van elkaar konden onderscheiden!" riep de professor in wanhoop. „Maak u toch niet zoo driftig, papa!" hernam Johan met volkomen zielsrust. „Eigenlijk moest gij mij dankbaar zijn, dat ik de schoone taak op mij heb genomen om u met uwe vij anden te verzoenen, en bovendien is mijn schilderstuk ook geen heiligenbeeld in de gewone beteekenis van het woord. Het is do strijd van het licht met de duisternis. Onder het beeld van den aartsengel heb ik mij natuurlijk de verlichting, de wetenschap voorgesteld, en onder dat van den Satan het bijgeloof, 't Is geheel in u w geest papa eigenlijk niets anders dan de verheerlijking van uwe leer. Ik zou het even goed in het academiegebouw, in uw collegezaal kunnen ophangen, want 't is de illustratie van u w denken en gevoelen. Ik hoop, dat gij mij daarvoor dankbaar zult zijn en „Jongen, zwijg! Ge brengt mij nog in het graf!" kermde de professor, wien het zweet uitbrak bij deze wonderbare bewijs voering. „Ver van daar! We zullen nog recht tevreden met elkaar leven. Maar nu ga ik heen. Ik moet weer naar de zaal." Hiermede keerde de jonge man onbekommerd naar het gezel schap terug, met het plan om Michaël op te zoeken. In een klein kabinet, dat aan de zaal grensde, maar op het oogenblik geheel leeg was, zat freule van Eberstein eenzaam en verlaten. Toen de voorstellingen waren afgeloopen en de gasten zich weer verspreidden, werd de gravin van alle kanten in beslag genomen. Ieder wenschte haar een vleiend woordje over hare schoone dochter toe te voegen, en zoo zag Gerlinde zich weldra van hare beschermster gescheiden. Beschroomd als zij was en geheel vreemd in dien kring, had zij de wijk naar de naaste kamer genomen en wachtte hier nu geduldig af, dat iemand zich harer herinnerde. Het jonge meisje was eerst sedert een week in de stad. De baron had eindelijk aan het verlangen van de gravin voldaan, voornamelijk ten gevolge van haar aandringen, dat Gerlinde de groote wereld moest worden binnengeleid, om haar althans inde gelegenheid te stellen een goede partij te doen. Met het oog hierop had haar vader eindelijk toegegeven. Zyne gezondheid was zeer achteruitgegaan, en ingeval hij kwam te sterven, wist hij maar al te goed, dat Berkheim de eenige toevlucht van zijn verlaten kind zou zyn; maar hoe lief eu vriendelijk de gravin ziju. De medewerking van Engeland zou eveinvel gepaard moeten gaan met een zeer krachtig actief optreden van onze zijde. Op 30 dezer zal in het Grand Théfitre t& Amsterdam eene feest voorstelling plaats hebben ter herdenking van de 40jarige tooneelloopbaan des heeren L. J. Veltman. Hij treedt op in Victor Hogo's „Ruy Bias." De Rechtbank te 's Hage veroordeelde jl. Donderdag den chef van beweging der Haagsche Tramway-Maat- schappij E., wegens verduistering, tot 3 maanden gevange nisstraf. De wachtmeester der veld-artillerie L., die de vorige week te Amersfoort uitging om leveranciers van menages te betalen, aan welke opdracht hij geen gevolg gaf, heeft, naar gemeld wordt, de ongerustheid die over hem bestond doen ophouden, door aan een zijner kameraden een schrijven uit Berlijn te richten, waarin hij zijn voornemen te kennen geeft niet weder terug te keeren. De kas der onderofficiers menage lijdt een schade van p. m. f 30. L. heeft een erfenis groot f 300 ontvangen en is, volgens zijn schrijven, van plan binnen eenige dagen naar Parijs te vertrekken. Te Putten (Noordbrabant) bestaan sedert eenigen tijd twee partijen, die in alle zaken vijandig tegenover elkander staan en een feilen strijd voeren om de meerderheid in den gemeenteraad. De onderliggende partij heeft thans het volgend middel aangewend om weêr op het kussen te komen. Zij heeft zich versterkt met een aantal nieuwe kiezers, die dit geworden zijn door het nemen van patent. Een koekbakker te Leeuwarden hfceft een nieuw soort banket in den handel gebracht, „doleerkoekjes" genaamd. Het is een soort van bitterkoekjes. Een opgeschoten jongen te 's Hage had jl. Maandag met een tweewieligen wagen, waarvoor een ezel gespannen was, een vrachtje weggebracht en nam er toen een poosje van om op de Markt een gerookten bokking te koopen en hem uit het vuistje op te eten, zijn wagen zoo lang onbeheerd latende. Een andere snuiter, dit in de gaten hebbende, wist ongemerkt bij een der wielen de lens uit de as te trekken, welke hij toen in de kar wierp, om daar na op den uitkijk te gaan staan. Weldra had de jeugdige voerman weer plaats genomen en liet zich door grauwtje ook gezegd had, dat na het huwelijk harer dochter, Gerlinde de plaats van deze bij haar zou vervangen, kwam de trots van den ouden Eberstein tegen die hoe kiescli ook aangeboden wel daad in verzet. Om deze reden scheen een goede partij, overeenkomstig haar stand, hem voor zijne dochter zeer wenschelijk toe. Het .begrip „overeenkomstig haar stand" bestond voor hem natuurlijk uit sluitend in een reeks van voorouders, zoo lang en zoo oud als slechts mogelyk was, van den aanstaanden schoonzoon, en de streng aristocratische grondbeginselen van de familie Steinruck stelden hem in dit opzicht volkomen gerust. Hij liet Gerlinde dus nog eens den geheelen stamboom en de geheele geslachts kroniek opzeggen, vermaande haar nooit te vergeten, dat zij uit de tiende eeuw afstamde en liet haar met de kamenier, die de gravin had gezonden, naar de hoofdstad vertrekken, waar zij nog eenige weken met de familie Steinruck vertoeven en deze vervolgens naar Berkheim vergezellen zou. De kleine „burgfreule" wist natuurlijk niets van al deze plannen en overleggingen en had slechts half tegenstrevend aan de uit- noodiging voldaan. Het drukke leven in de groote wereld, waarvan zij tijdens haar kort bezoek op Steinruck een voorproefje had gehad en dat zij hier nu in al zijn omvang leerde kennen, benauwde haar meer dan dat het haar verheugde. Zoo zat zij ook thans schuw en angstig als een verschrikt vogeltje op de causeuse en was blij een paar minuten alleen te zijn. Daar werd de portiére, die den ingang half bedekte, haastig weggeschoven en een jong man, die iemand scheen te zoeken, wierp een vluchtigen blik door het kabinet, maar bleef eensklaps als aan den grond vastgenageld staan. „Freule van Eberstein!" Gerlinde ontstelde op het geluid van die stem. Nu herkende zij ook den spreker. „Mijnheer van Wehlau Wehlenbergl" Johan was al aan hare zijde. Hy had volstrekt niet geweten dat zij tot de gasten behoorde, zelfs niet dat zij in de stad was zijne bezigheden als regissélir hadden hem eerst op het tooneel weerhouden, en toen hij later in de zaal kwam, had Gerlinde deze al verlaten. Dit weerzien was een verrassing voor beide partijen, maar geen onaangename: dat verrieden de schitterende oogen van den jongen man en de verhoogde blos op de wangen van de kleine burgfreule. „Ik meende dat gij ver hier vandaan, tusschen uw eigen bergen zat," zeide Johan, terwijl hij ijlings nevens haar plaats nam. „Hoe gaat het met uw vader?" „Mijn arme papa is dezen wintor erg ziek geweest," deelde Gerlinde hem mede. „Maar in het voorjaar is hy weer wat her steld, zoodat ik zonder zorg op reis kon gaan." „En de geit? Hoe maakt Sikje het?" De berichten omtrent Sikje's toestand luidden zeer bevredigend. Zy was nog even vroolijk en wild als in het najaar en haar jonge meesteres liet bij het verhaal daarvan allengs iets van hare verlegenheid varen. Zij was zoo blij eens over „thuis" te kunnen spreken, en Johan liet haar ongestoord begaan en kon de oogen niet van haar gelaat afwenden. Hij had freule Hertha nog zoo even in al den glans en luister van hare schoonheid gezien en als kunstenaar in dien aanblik gczwelgd als het ware. Hier zag hij slechts een teer, kinderlijk wezentje, dat zich in de versie verte niet met die fiere schoonheid kon meten, en wier zachte, bruine gazellenoogen half beschroomd, half vertrouwelijk tot hem waren opgeheven. Nochthans kwam

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1