Gemeenteraad van Texel. worden, dat ze zoo oud zijn als de weg naar Jeruzalem. Menig argeloos voorbijganger wordt te goeder trouw de dupe van de bedriegerij dezer lieden, die sensatie-nieuwtjes van een week geleden uit de kranten knippen, op een stuk gemeen papier laten drukken, en deze persproducten dan aan den man brengen met een vertoon, alsof zij agenten van Reuter in eigen persoon waren. Er kan niet ernstig genoeg tegen deze oplichters gewaarschuwd worden, vooral nu er eerstdaags weer veel „buitenlui" in de stad verwacht worden. Het wordt hoog tijd, dat politie of justitie wien van beiden het aangaat een stokje voor deze onhebbelijkheden steken. Men vervolgt valsche munters en vervalschers van levensmiddelen welwaarom zou men dan ook niet handelend kunnen of mogen optreden tegen deze vervalschers van nieuwstijdingen, een der belangrijkste artikelen op de tegenwoordige markt van ons maatschap pelijk leven? Er is al stof genoeg tot spijt of ergernis op onze straten. Of wie zou het geen leed doen, dat er weer een onzer prachtigste magazijnen in de Kal verstraat gaat liquideeren, een van die, zooals er in korten tijd nu reeds een drie- of viertal voorgingen? Thans is het magazijn van kunst en beeldwerken der firma Erven Grisanti aan de beurt, welke zaak een paar jaar geleden onder de leiding is ge komen van den heer Van Duyl, na zijn aftreden als hoofd redacteur van het Handelsblad. Het zou zeer te betreuren zijn, als er meer van dien aard moesten volgen, want zulke winkels, die men nergens elders in Amsterdam aan treft, zijn het juist, die de Kal verstraat tot de meest gezochte straat der gansche stad maakt. Intusschen blijft er ook daarbuiten nog zeer veel beziens waardigs over. Een heerlijk kunstgenot wordt ons de laatste weken in Arti bereid, waar de meesterlijke, karak teristieke stukken van den Russischen schilder Wereschagin tegen een buitengewoon lagen toegangsprijs ter bezichtiging zijn gesteld. En in het Panorama ook een zeer beziens waardige collectie van den kunstschilder Felix Possart, een broeder van den genialen tooneelspeler Ernst Possart, die hier in Amsterdam zulke schitterende lauweren oogstte. Deze broeders staan, schoon op geheel verschillend gebied, op de ladder der kunst even hoog, schoon de door Ernst gemaakte indruk wel altijd de machtigste zal blijven. Am stelaar. Binnenland. Voor de op 1 April a. s. te Alkmaar te houden Paasch- tentoonstelling van rijstieren, melkvee en vet rundvee zijn ongeveer 150 beesten aangegeven, waaronder meer dan de helft fokvee. Een aanzienlijke collectie dus, die de belangstelling verdient van een ieder, wien de bevordering der veeteelt ter harte gaat en eene leerschool kan zijn voor den vakman, die zijne sporen nog in de richting eener rationeele fokkerij verdienen moet. De verzameling vet rundvee biedt bovendien voor den koopman eene zeld zaam ruime en schoone keuze aan. De Tweede Kamer heeft gisteren het amendement van den heer De Beaufort (om de keuze der leden van de Eerste Kamer uit de hoogstaangeslagenen te doen ver vallen) aangenomen. Daar het Regeerings-artikel in de Tweede Kamer is aangenomen in een zin, strijdig met het verlangen der Regeering, heeft zij schorsing van de verdere behandeling van het hoofdstuk verzocht. f Men schrijft ons van Texel, dd. 28 dezer: „Als aanvulling van het bericht in 't vorig nummer dezer courant, kan nog worden vermeld, dat de avond- bestelling van brieven, enz. aan de Waal en Oosterend alhier, op 1 April a. s. tot stand komt, ingevolge de voorstellen tot wijziging van den postdienst, indertijd door den heer Van de Velde, destijds postdirecteur te Texel, thans te Oosterbeek, gedaan." „De voorraad wol van het vorige jaar is nu opgeruimd. Gisteren werden de laatste partijtjes van de hand gedaan, tegen 95 cents per kilogram. In het begin van den herfst gold de wol 67 cents per kilogram, zoodat de prijzen steeds zijn gestegen. Het rijzen der wolprijzen geeft weêr eenige hoop, dat de wol in den aanstaanden scheertijd nog zal stijgen." „Ik heb het genoegen niet gehad mevrouw te ontmoeten," antwoordde Montigny met een koelheid, die zelfs zijne zuster trof. „Mijn bezoek gold dan ook uitsluitend haar broeder, met wien ik een belangrijke zaak te bespreken had. Ge hebt immers mijn verzoek niét vergeten, mijnheer de Clermont?" Henri drukte krampachtig de hand in de fluweelcn kussens van den stoel, waarby hij stond, maar antwoordde, schijnbaar bedaard „Neen, mijnheer de Montigny zulke dingen vergeet men niet." „Dat doet mij genoegen. Ik reken er op, dat aan die zaak een eind wordt gemaakt. Mag ik u verzoeken, Hortense? De andere gasten zijn ons al naar het buffet voorgegaan." Hij bood zijne zuster den arm, boog even voor mevrouw de Nérac en voerde de gravin met zich mede. Toen. zij het vertrek verlieten, boog Henri zich tot de jonge vrouw over en zeide met fluisterende stem, die nochtans zijn geweldige ontroering verried „Goede hemel, Heloïse, ge weet immers waarom Montigny bij mij kwam, ge hebt zelve in de zijkamer ons geheele gesprek mede aangehoord hoe durfdet ge daarop dan nog eens terug komen Heloïse plooide den mond tot een minachtenden trek, maar ook zij liet hare stem dalen, toen zij antwoordde: „Gij schynt wèl bang voor dien Montigny te zijn!" „En gij zijt vermetel genoeg om hem te tergen. Ik dacht, dat gij zijn woorden even goed verstaan hadt als ik, en ge kent zijn dreigementen „Die bij niet ten uitvoer zal brengen." Henri zag de kamer rondalles om hem heen was leeg en stil geworden, ieder had zich naar de eetzaal begeven. Nochtans bleef hij fluisterend spreken, toen hij voortging: „Vergeet ge dan, dat wij in zijne macht zijn?" Hy behoeft immers maar één woord te zeggen „Maar dat mag hij niet zeggen, 't Kon hem duur te staan komenAls hij ons prijsgeeft, stelt hy zichzelf evenzeer bloot en brengt zaken aan het licht, waarvoor hy alle reden heeft om geheim te houden. Ge zijt wel dwaas, Henri, je door zulke bedreigingen schrik te laten aanjagen. Montigny moet wel zwijgenhij zet zijn eigen positie op het spel, als hy de onze durft aantasten. Men zou hem zulk een onthulling nooit vergeven." „Om het even, dan kan hij ons bij den gezant in een kwaad daglicht plaatsen; wij staan toch al slecht genoeg bij dezen aan geschreven. We moeten althans schijnbaar toegeven en voor- loopig Raoul's bezoeken niet meer afwachten." „Denkt ge dan, dat hij die bezoeken zal staken?" vroeg Heloïse tuin of meer spottend. Het bestuur der afdeeling Noordholland van het Nederlandsch Paardenstamboek heeft zich geconstitueerd. De heer J. Breebaart Klz., te Winkel, is benoemd tot voorzitter; de heer Herman F. Bultman; te Haarlemmer meer, tot 2de voorzitter; de heer C. De Goede Hz., te Purmerende, tot secretax-is-penningmeester. Leden van het bestuur zijn verder de heeren: Jhr. Mr. P. Van Foreest, J. Zijp Kz., C. Swager, F. W. Baron Van Tuyll van Serooskerken, Jhr. W. A. L. Mock, P. B. I. Ferf en D. Schoen. Door den burgemeester van Hoorn is aan de dienst doende schutterij aldaar een nieuw vaandel uitgereikt, zijnde een geschenk van verscheidene jonge dames. Het goudbor duursel op de zijden banen in de stadskleuren maakt het tot een fraai geheel. Van de 11,000 miliciens der lichting van 1887, die in de maand Mei a. s. in dienst zullen treden, zullen 600 voor de zeemilitie worden bestemd en voorts worden inge deeld: bij de infanterie 7695, bij de cavalerie 375, bij de artillerie 2240 en bij het corps genietroepen 160. De gepensioneerde luitenant-generaal Jhr. Verspyck is jl. Zaterdag van zijne zending naar Berlijn te 's Hage teruggekeerd. De heer Verspyck ontving van den Duit- schen Keizer een zeer kostbare gouden doos, waarin des Keizers portret met diamanten omzet. (V.) Op de werf van den heer C. Van Heemstede Obelt, te Amsterdam, ligt een vaartuigje gereed, bestemd voor Prinses Wilhelmina. Het is een di'iemans wherry, keurig afgewerkt en koninklijk ingericht. De Vgreeniging van medicinae doctores te Rotterdam, besloot aan de dagbladen aldaar te verzoeken, om geen dankbetuigingen aan geneeskundigen meer op te nemen, daar deze dikwijls voorkomen naast opgeschroefde adver- tentiën van erkentelijkheid aan magnetiseurs, likdoornver zorgers, enz. en omdat het is beneden de waardigheid van den geneeskundigen stand. Een adres, geteekend door 75 doctoren, is aan de redactiën der verschillende dagbladen gericht. Op de paardenmarkt in het groothertogdom Olden- burg was het vertier in den laatsten tijd vrij levendig. Ter hengstenmarkt van Rodenkirchen, waar van de aange bodene 42 hengsten 14 goed- en 28 afgekeurd werden, werd tot 5000 mark voor een paard betaald en zelfs 6000 mark voor een exemplaar, bestemd voor het groothertogelijk domein te Eutin. De handel in koeien was slap. Tweejarige „frühtiedige" konden niet meer dan 140 mark opbrengen. Behalve dat de lijnkoeken op allerlei wijze vervalscht worden door er opzettelijk vreemde en schadelijke bestand- deelen in te werken zijn die koeken meermalen ook van nature, zonder vervalscht te zijn, zeer onzuiver, als bevattende dikwijls te veel zetmeel, dederzaad en wilde boekweit, welke onzuiverheid meer als een gevolg van onvol doende ï'einiging van het zaad te beschouwen is. Met het oog daarop zijn door de Landbouwvereeniging te Borger en Tripscompagnie proeven van lijnkoeken aan het oordeel van het proefstation te Wageningen onderworpen. De heer Van Calcai', van Hoogezand, bood aan de Ver- eeniging koeken aan onder controle van het proefstation, met een gehalte van 32 pet. eiwit all£, en de raapkoeken met 30 pet. eiwit voor f 8. Inmiddels voederen velen hun vee, in plaats van met lijnkoeken, met maïsmeel, vermengd met roggemeel, lijnzaad en water: 1 hectoliter maïs op hectoliter roggemeel, vermengd met 21 liter lijnzaad en 210 liter water al hetwelk tot een nieuw soort koek gekneed en gebakken wordt en welk voedsel zich moet aanbevelen door voedzaamheid en lagen prijs. Zitting van 26 Maart 1887. Afwezig de heeren A. Dros Az. en G. Klz. Brouwer. Na opening der vergadering worden de notulen der vorige zitting gelezen en met eene kleine wijziging goed gekeurd. 1. De Voorzitter doet mededeeling van eenige ingekomen provinciale bladen en eirculaii'es. Aangenomen voor kennisgeving. 2. Ter tafel wordt gebracht het proces-verbaal van opname „Dat hangt alleen van u af. Ge behoeft slechts een tooneel uit te lokken, dat hem voor eenigen tijd van ons verwijderd houdt en dat moet ge doen." „Op bevel van mijnheer de Montigny neen!" „Heloïse, luister naar goeden raad! Gij moet hier je persoonlijk gevoel tot zwijgen brengen; ik ga u daarin voor." „Ja tot overdryvens toe! Ik had mij nooit laten zeggen, wat Montigny tegen u in den mond durfde nemen en wat gy voor lief naamt!" „Denkt ge, dat ik hem dit niet betaald zal zetten?" vroeg Clermont wrevelig. „Ik wacht mijn tijd af. Wc zullen nog met elkander afrekenen. Maar ga nu mede; 't zou licht in het oog vallen, als wij ons zoolang van de andere gasten afzonderen. En nog iets: De jonge Wehlau zal je zijn aangenomen broeder voorstellen, den kapitein Rodenberg." „Zoo?" zeide Heloïse onverschillig, terwijl zij opstond en den arm van haar broeder nam, die er veelbeteekenend bijvoegde: „Van den generalen staf!" „O zoo!" „Doe je best hem over te halen, Wehlau te vergezellen, als deze by ons komt ik reken op je, Heloïse." Broeder en zuster traden gearmd de eetzaal binnen, waar het geheele gezelschap vergaderd was. Johan Wehlau, die de nabijheid van zijn vader dien avond op merkwaardige wijze ontweek, had zich van Michaël meester gemaakt en luisterde met blijkbare belangstelling naar iets, dat deze hem kortelijk mededeelde. „En hebt ge haar dus gezien en gesproken?" vroeg hij in gespannen verwachting. „Gezien, ja maar niet gesproken. De gravin stelde mij natuurlijk aan freule van Eberstein voor, maar ik kreeg geen antwoord, toen ik haar aansprak, alleen een allercurieus knikje met het hoofd. Ze is ook haast nog een kind en veel te jong om al mee op partijen te gaan." „Maar op haar zestiende jaar is een jong meisje toch geen kind meer," kwam Johan knorrig hiertegen op. „En hoe beviel ze u anders?" u't Is een lief gezichtje, moet ik zeggen. Maar hare oogen heb ik niet gezien, daar zij ze hardnekkig hield neergeslagen, en 't was ook niet mogelijk haar aan het praten te krygen. De kleine burgfreule, zooals gij haar noemt, schijnt geen overvliegster te zijn." De jonge schilder zag zijn vriend met diepe minachting aan. „Michaël, ik heb altijd getwijfeld aan je smaak, maar nu twijfel ik ook aan je gezond oordeel. Denkt ge dat Gerlinde van Eber stein niet praten kan, als ze wil? Ik zeg je dan, dat ze ver der boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, over het lste kwartaal 1887. Na mededeeling door den Voorzitter, wordt hetzelve voor kennisgeving aangenomen. 3. Er wordt gelezen eene missive van HH. Gedeputeerde Staten, waarbij wordt bericht, dat door de provincie eene subsidie ad f 150 zal worden verleend voor eene te benoemen veearts, mits zulks telkenjare wordt aange vraagd. 4. De Voorzitter doet mededeeling van een achttal inge komen missives, inlichtingen vragende betreffende den te benoemen veearts alhier, en zegt, dat aan verscheidene dier sollicitanten inlichtingen zijn verschaft, doch tot heden geene stukken zijn ingekomen, en alzoo eene benoeming alsnog niet kan geschieden. 5. Er wordt gelezen eene missive van den heer G. Tiel- rooij, onderwijzer aan den Burg alhier, verzoekende eervol ontslag uit zijne betrekking tegen 1 Mei a. s., hetgeen wordt verleend. 6. Ter tafel wordt gebracht een schrijven van den onderwijzer C. Schaap, aan de Waal, verzoekende, tenge volge het te verleenen eervol ontslag aan den heer G. Tielrooij, overplaatsing van de Waal naar den Burg. De Voorzitter zegt, dat bij het Dag. Bestuur geen be zwaar bestaat om het verzoek in te willigen, maar dat het wenschelijk is, om alsnog geen besluit tot overplaatsing le nemen. Van het hoofd der school aan den Burg, die vóór de verplaatsing is, wordt nog een schriftelijk advies ver wacht, terwijl de Ari'ondissements^Schoolopziener spreker heeft geadviseerd, om nog eenige dagen te wachten. Ook met het oog op de vacature, die te Waal zou ontstaan, schijnt het onraadzaam, nu reeds definitief te besluiten. Verschillende leden verklaren zich vóór de verplaatsing. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van het Dag. Bestuur besloten. 7. De Voorzitter brengt ter tafel eenige stukken, in zake de plannen tot droogmaking van de Zuiderzee. Hij zou aan den Raad willen voorstellen, om terug te komen van zijn vroeger besluit tot geheele onthouding en om nog, namens de gemeente, lid te worden der Vereeniging, waarvan de jaarlijksche contributie f 5 bedraagt. De heer C. Pz. Keijser is tegen de toetreding. Hij be schouwt het geheele onderzoek als noodeloos en overtollig. Van de droogmaking zal wel nooit iets komen, en voor Texel zou het ook wel niet wenschelijk zijn, want eene verhooging der vloeden en vermeerdering van gevaar zou daarvan het gevolg wezen. Hij is daarom tegen het voorstel. Ook de heer Boon is er om dezelfde reden tegen. De heer Bakker vraagt, of het lidmaatschap slechts voor één jaar geldt, wat de Voorzitter toestemmend beant woordt. De Voorzitter zegt, dat hij wel gelooft, dat de droog making van het noordelijk deel der Zuiderzee groote bezwaren, vooral van geldelijken aard, zal opleveren, omdat de uitvoering onder de tegenwoordige omstandigheden daarom wel vooreerst achterwege zal blijven. Dit belet echter niet, dat een volledig grondig onderzoek, als men beoogt, in velerlei opzicht wenschelijk mag worden geacht. De vrees van den heer C. Keijser Pz., voor meerder gevaar voor Texel, ingeval de Zuiderzee werd drooggemaakt, is mdei'daad denkbeeldig. Mocht tot uitvoering van het gi-oote werk worden besloten, dan zou daardoor deze gemeente belangrijk winnen, door hare ligging tegenover de nieuwe provincie. De vrees voor meerder gevaar van doorbraak, zoo die bleek gegrond te zijn, zou natuurlijk worden weg genomen door versterking en verhooging van de zeedijken. Bij een werk van zoo grooten omvang, zou dit uit den aard der zaak geen beletsel opleveren. Het voorstel, in stemming gebracht, wordt hierop aan genomen. 8. De Voorzitter zegt, dat er aanzoek is gedaan tot plaatsing van een urinoir op het Marktplein aan den Burg. Er wordt besloten, alvorens hieromtrent te beslissen, een nader onderzoek in te stellen. 9. De Voorzitter zegt, dat er een besluit moet genomen worden voor eene geldleening, ad f 7000, ter voorziening in de kosten van den school bouw en van den Koogerweg. Na eenige discussie wordt hiertoe besloten. standiger is dan alle andere meisjes samen „Dat's een vrij gewaagd gezegde," hernam Michaël droogjes. „Ge schijnt het bepaald kwalijk te nemen, als men een woord ten qadeele van de jonge dame zegt. Zijt ge weêr eens verliefd? Voor de hoeveelste maal?" „Daarvan is ditmaal geen kwestie mijn belangstelling voor dat mooie, jonge schepseltje is geheel onbaatzuchtig." „Zoo?" „Michaël, ik verzoek je dien spottenden toon te laten varen!" zeide Johan wrevelig. „Maar ik zou heel vergeten, je aan mevrouw Nérac voor te stellen en Clermont heeft mij dit toch uitdrukkelijk verzocht." „Clermont? O ja, die jonge Franschman, bij wien gij dikwijls aan huis komt. Ge hebt er al meer op aangedrongen, dat ik zou méégaan." „En gij hebt dat altijd afgeslagen. „Omdat ik tijd noch lust voor zulk een groote conversatie heb, vooral niet dezen winter. Voor u als artist is dat iets anders. Kent ge dien Clermont al lang?" „Neen, ik heb hem eerst in den loop van den winter leeren kennen en kreeg toen terstond een invitatie. Hij en zijno zuster hebben mij al een paar malen verzocht, je mede te brengen. Bij deze laatste woorden zag Rodenberg verwonderd op. „Mij? Dat's vreemd! Zij kennen mij in het geheel niet." „Om het even het zal misschien beleefdheid voor mij zijn geweest. In elk geval zult gij in die jonge weduwe een interessante vrouw loeren kennen mogelijk wel een gevaarlijke vrouw." „Is 't waar?" Deze vraag werd op zeer onverschilligen toon geuit. „Nu ja, natuurlijk niet voor u!" ging Johan spottend voort. „Iemand, met zoo'n koude natuur als de uwe, beweegt zich zelfs in den omtrek van de sehobne freulo Steinruck, zonder weg te smelten, en van Heloïse de Nérac kan men niet eens zeggen dat ze schoon ismaar toch kon zé haar nog wel eens de loef af steken en de trotsche Hertha tot haar groote ergernis uit het hart van zeker iemand verdringen. Ik heb je, meen ik, al eens mijn vermoedens medegedeeld, dat graaf Raoul niet alleen geboeid wordt door zyne aanstaande hy komt dagelijks bij Clermont aan huis." „En denkt ge dat mevrouw de Nérac de aanleiding daartoe is?" vroeg Michaël, eensklaps opmerkzaam geworden. „Zeer waarschijnlijk. In elk geval maakt de graaf haar meer het hof, dan hij tegenover zijne verloofde kan verantwoorden. Hoever hij die zaak al heeft gepousseerd, weet ik natuurlijk niet sst, daar is hij zelf!" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2