ESI
IIELDERSCHE
i\IEUWEUIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°40.
Jaargang 45.
Zondag 3 April.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Brieven uit de Hoofdstad.
SINT'MICHAEL.
„Wij huldigen
hei goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plnatsrnimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
31 Maart.
Morgen de eerste van Feestmaand, rekenen wij, Amster
dammers, in gedachten. De „feesten" hebben zich nu lang
zamerhand met ons maatschappelijk leven heel en al ver
eenzelvigd, zoodat er op 't oogcnblik bijna voor niets anders
meer aandacht of belangstelling is. Wie onze attentie vraagt
voor de gewone onderwerpen van den dag, krijgt ten
bescheid, dat hij na 17 April nog maar eens terug moet
komen. De dood geboren crisis, het aanblijven of aftreden
van Minister Heemskerk c. s.? ja bet hooge woord
moet er uit de lotsbestemming van het zoo jammerlijk
gestrande en onverhoeds vlot geworden huikje der Grond
wetsherziening?.... wij namen er ternauwernood notitie van,
of spraken er althans niet over. Evenmin als over „den
aanstaanden grooten oorlog," over de ongesteldheid van
Keizer Wilhelm of de aanslagen op den Russischen Czar.
Men beleeft soms verrassende avonturen in dit opzicht.
Gisteren ontmoette ik een stadgenoot, die anders tot de
vocalen op het gebied van ons maatschappelijk en gemeen
telijk leven behoort en die nog niet eens wist, dat er
een crisis dreigende wasde man had in geen vier dagen
de courant gelezen. Laat ik er dadelijk zooal niet ter
verontwaardiging, dan toch ter verklaring van het feit
bijvoegen, dat deze witte raaf de onderscheiding geniet van
president der versierings-commissie in zijne wijk te zijn, en
dat zijne mede-leden (gelijk medeleden plegen te doen) hem
voor de hoofdzaak, voor de regeling en het beheer der
zaak, laten //opdraaien," om zichzelf met de uitvoering der
onbeteekenende details te belasten. Geen wonder dus, dat
er zich bij den goeden man verschijnselen van //feestmanic"
vertoonen, een kwaal van den dag, waaraan wel meer lijders
zullen volgen en die bier eigenlijk hoe langer hoe besmet
telijker begint te worden.
Wie dit verschijnsel onverklaarbaar mocht vinden, behoeft
thans, nu April voor de deur staat en reeds de deur
binnen is, als deze regelen in druk verschijnen slechts
even een vluchtig kijkje in Amsterdam te komen nemen,
om voldoende ingelicht te worden. Overal is men druk bezig
met het uitvoeren van de beraamde versieringsplannen. Het
zal aanstaanden Zondag werkelijk Pa/m-Zondag in de hoofd-
31)
Door E. WERNER.
Michaël zweeg. Hy zag dat ontkennen liier niet langer zou
l aten.
,,'t Heeft al zeer ongelukkig getroffen, dat gij juist getuige
van ons gesprek zijt geweest," zeide hij eindelijk. „Dit zal
graaf lïaoul zeker niet minder spijten dan mij, maar er is nu
ééns niets aan te veranderen, evenmin als. aan het geval zelf,
en ik verzoek u dus uit ons beider naam er over te zwijgen en
te vergeten, wat niet ter uwer kennis had moeten komen 1"
//Vergeten! Als ik weet, dat gy beiden misschien morgen
vecht op leven en doodkwam Iiertha driftig hiertegen op.
Rodenberg zag haar verwonderd vragend aan.
;/Wij beiden? Gij behoeft u immers maar alleen over uw
aanstaande te bekommeren? 't Is natuurlijk, dat ge voor zijn
leven beeft en siddert; mijn dood zal de gravin Steinruck al
bitter weinig kunnen schelen. Zij moet dien zelfs wenschen en
hopen, daar hy immers het leven van mijn tegenstander in zich
sluit."
Hertha antwoordde niet; zy hief 'slechts langzaam de oogen
naar hem op. Het was een zonderlinge blik: daar lag iets ver-
wijtends, ja, meer nog, iets angstigs in. Maar Michaël had de
kunst verleerd, in die oogen te lezen, of wilde dit niet meer
deen. Zou het oude spel opnieuw beginnen? Hij richtte zich
plotseling op, .en zijne houding werd zoo stijf en ongenaakbaar,
alsof bij reeds voor zijn tegenstander stond.
De jonge freule las die gedachten waarschijnlijk op zijn voor
hoofd, daar een donkere blos hapr naar het gelaat steeghaastig
week zy een paar schreden zywaarts, alsof ook zij uiterlijk den
afstand tusschen hem en haar wilde bewaren, en nam evenzeer
een koele en afgepaste houding aan.
„Is er dan geen minnelijke schikking mogelijk?" vroeg zij
terwijl ze haar bevende stem trachtte te beheerschen.
„Neen."
„Ook niet, als ik met mijn aanstaande spreek, als ik hem
verzoek
„Gij krijgt toch niets gedaan. De graaf zal zich bezwaarlijk
laten overhalen zijn woorden in te trekken, en ik blijf ook
natuurlijk bij mijn eisch. Ik verzoek u dus de zaak haar loop
to laten; de inmenging van een vrouw is bij dergelyke gelegen
heden altyd minder gewenscht."
„Maar een vrouw was toch de aanleiding daartoe, en zou ze
dan niet eens een poging tot verzoening mogen aanwenden?"
hernam Hertha op bitteren toon. Zie mij maar niet zoo verbaasd,
zoo vragend aan; :ik weet waarom gij dien twist hebt gezocht,
welk voorwendsel ge daartoe ook te baat moogt nemen. Gij
vergeet nooit een beleediging, kapitein Rodenberg! Nooit
dat heb ik ondervonden, en nu wreekt ge u daarover op die
manier."
„Michaël's gelaat betrok en bits en scherp was zijn ant
woord
„Acht ge my wezenlijk in staat tot zulk een lage, geraeene
wraak? Dat had ik niet verdiend, dunkt mij!"
„En toch haat ge Raoul! Ik weet maar al te goed de
reden
„Die weet ge niet!" viel hij nadrukkelijk in. „Daarin ver-
gist ge u ten eenenmale! Ik heb ook dien twist niet gezocht;
stad zijn, want in tal van buurten liggen reeds stapels
groen op schuiten en karren gereed, om ter bestemder
plaatse te worden aangebracht. In de volkswijken gaat de
versiering liet levendigst, bet aardigst en het hartelijkst toe,
want daar zetten de bewoners natuurlijk geen betaalde
arbeiders aan 't werk, maar steken ze zelf de banden uit
den mouw. Gelijk van zelf spreekt, geeft dit dus reeds
een soort van voorpret, waarbij menige gulle lach weerklinkt
en zich ook dikwijls een vroolijk liedje doet hooren ter
eere van Vaderland of Vorst. Op sommige punten van
den Jordaan is het werk al 7op een oor na gevild," en
laat zich uit het reeds voltooide genoegzaam opmaken, hoe
aantrekkelijk het geheel er uit zal zien. Reusachtige
hoeveelheden palen, latten, planken en balkjes worden naar
alle oorden van de stad vervoenj, en met een spoed, die
voor den oningewijde iets tooverachtigs heeft, verrijzen
weldra uit het aangevoerde de geraamten van eerepoorten,
bloemguirlandes, versierde masten, enz. Elders is men
nog aan 't collecteeren: manslui met oranjekleurige jassen
en hoeden, op idyllische wijze begeleid door in 't wit ge
hulde dames, wier smetteloos gewaad slechts met het sober
sieraad van een enkele blauwe of roode sjerp prijkt, han-
teeren dapper de traditioneele blikken bus en laten geen
poging onbeproefd om den inhoud zooveel mogelijk te
verrijken.... met de bijdragen van anderen.
Een minder aangename verrassing schoon ze wel
eenigszins voorzien kon worden was het bericht, dat
de Koning bedankt heeft voor de aanbieding van een eere
wacht, die Z. M. bij zijne komst hier ter stede en op
zijne verdere tochten door Amsterdam zou begeleiden.
Deze teleurstelling is in tweeërlei opzichten te betreuren.
Vooreerst levert zij geen gunstig bewijs van 's Konings
gezondheidstoestand, daar juist deze Z. M. noopt om zich
voortdurend in acht te nemen tegen drukte en vermoeienis
en zich ook zoo min mogelijk in het openbaar te vertoonen.
En ten andere is deze mededeeling niet zeer aangenaam
voor den talrijken ruiterstoet, die zich reeds met groote
geestdrift voor het lidmaatschap van deze eerewacht bad
aangemeld. Doch wij moeten in het onvermijdelijke berus
ten en hopen nu slechts dat 's Konings kwaal niet den
geheelen voorgenomen tocht naar Amsterdam doet misluk
ken. Uit de vensters van het Paleis zal Z. M. een prachtig
als ik genoodzaakt was den graaf rekenschap te vragen, heeft
zijn gedrag mij daartoe aanleiding gegeven. Van liera ging de
vijandschap uit, die ik wel is waar deel, maar zij wortelt in
omstandigheden, waarvan gij niets weet, en heeft met dat uur
te Sint-Michaël niets te maken."
Het was de eerste maal, dat hij dit punt weder aanroerde,
maar zijn straffe toon, zijn stugge houding verzachtten zich niet,
terwijl hij dien naam uitsprak zc schenen integendeel nóg
straffer en stugger te worden. Alleen bleven zijne oogen onafgewend
op de jonge gravin gevestigd, die dezen avond werkelijk ten volle
beantwoordde aan den naam, dien Johan haar had gegeven: een
toovernimf, door tooverachtig licht omstraald.
Zij- stond vlak onder de lamp, die het vertrek verlichtte, en
in dat licht blonk en flikkerde haar half middeleeuwsch, half
phantastisch kostuum, sa&mgesteld uit brocaat met goudborduursel,
glinsterend fluweel en dunne sluiers, overal met kostbare steenen
en schitterende kleinooden bezet. Maar van haar hoold, waarop
een diadeem in den vorm van een ster prijkte, viel nog een
andere sluier neêr, die een roodachtig gouden glans verspreidde:
het loshangende haar, dat haar bij deze gelegenheid in al zijn
natuurlijke pracht vrij en onbedwongen over de schouders gollde
en als een gloriekroon het schoone gelaat omgaf.
Michaël stond buiten dien stralenkrans, buiten dien tooverkring,
maar toch dwaalde zijn blik telkens daarheen af. Zóó had hij
haar straks in het tableau vivant gezien, op een steile, ontoe
gankelijke rots gezeten, en zóó stond ze nu vóór hem, de schoone
verleidster uit de sage. Ook hem had immers eens dat zoete,
verlokkende lied in de ooren geklonken, en wat hem afschrikte,
dat was niet de rots en niet het gevaar, dat was de prijs zelf
geweest! Hij wilde leven en toekomst niet in de waagschaal
stellen, om ten slotte misschien een sirene in de armen te
sluiten. Met inspanning van al zijne wilskracht had hij zich
losgerukt. En toch maakte zich op dit oogen blik weer hetzelfde
gevoel van hem meester, dat destijds bij hem ontwaakt was
het gevoel, alsof dat ééne zalige oogenblik zou opwegen tegen
leven en geluk en toekomst, alsol hij zelfs den verpletterenden val
niet vreesde, indien hij slechts één enkele maal een onuitspreke
lijk geluk het zijne mocht noemen!
Maar terwijl het zoo in zijn binnenste kampte en gistte, stond
hij als een steenen beeld vóór haar. Hertha zag slechts dat koel.
onbeweeglijk gelaat, hoorde slechts zijn norsche woorden en sloeg
dus bij haar antwoord ook denzeliden toon aan
„Van dat uur af zijn wij vijanden geworden! Ontken het
maar niet, mijnheer Rodenberg! Wij behoeven de waarheid niet
voor elkander te verzwijgen. Van alles wat ge mij toen zoo
ruw en onbewimpeld meedeeltet, is alleen de haat overgebleven,
en dit bad ik moeten bedenken, eer ik mij op uwe verzoenlijkheid
beriep op de edelmoedigheid van een verbitterden vijand mag
men niet rekenen."
Michaël liet zich dit verwijt zwijgend welgevallen, zonder
een enkel woord hiertegen in tc brengenhij balde slechts
de vuist en weer vertoonde zich die bleekheid op zijn aange
zicht, die bij hem steeds het teeken van de grootste ontroering
was.
„En jegens wien zou ik edelmoedig moeten zijn?" vroeg hij
eindelijk. „Moet ik den graaf soms ontzien, terwyl ik weet, dat
hy zonder eenige verschooning met mij te werk zal gaan? Ik
heb geen martelaarsbloed in de aderen. Maar nog eens, freule
Steinruck, ge beoordeelt mij verkeerd, als ge mij van kleingeestige,
uitzicht hebben op den rijk versierden Dam, die werkelijk
in een reusachti^en feesttempel zal worden herschapen.
Men heeft de goede gedachte gehad, het niet zeer ooglijke
monument, dat midden op het Damplein „prijkt," achter
allerlei sierlijke decoratiën te maskeeren, zoodat dit „gedenk-
teeken" het middelpunt der versiering uitmaakt, maar een
middenpunt dat niemand in 't oog valt.
Is de afbestelling der eerewacht een tegenslag voor de
hoofdstad in het algemeen, de bewoners van het ge
dempte Damrak hebben in het bijzonder een geduchte
streep door de rekening gekregen. Van het plan om de
onbehagelijke zand- en moddervlakte voor hunne huizen
in een bevallig plantsoen met versieringenen verlichting te
herscheppen, kan niets komen, daar het stedelijk bestuur
zich met dit plan niet heeft kunnen vereenigen. Wat zal
ik u zeggen? Ons stedelijk bestuur is voorzichtig en wil
in de Beursquaestie liefst de handen zoo rein en zoo vrij
mogelijk houden. Maar wat hebben de versieringen voor
de Aprilfeesten met de Beursquastie te maken? zalmen
vragen. In dit geval zeer veel. Burg. en Weth. vreezen
(misschien niet geheel ten onrechte) dat, wanneer het aan
geplempte stuk gronds eenmaal goed en wel in een mooi
parkje is herschapen geheel en al op kosten der buurt-
genooten de „gedempte Damrakkers" hemel en aarde in
beweging zullen brengen, om het ook nk de feesten, en
liefst voor altijd, in dien toestand te doen blijven.
Natuurlijk ziet zulk een plantsoen er veel aantrekkelijker
uit dan de leege, kale vlakte; er zouden dus gemakkelijk
voorstanders voor het plansoen-plan te winnen zijn, en...
de onverkwikkelijke strijd over het terrein tot plaatsing van
de Beurs zou opnieuw weer van meet af ontbranden. Ook
zonder een helderziend profeet te zijn, laat die loop van
zaken zich zeer gevoegelijk voorspellen, en om nu het
kwaad bij den wortel af te snijden, hebben Burg. en Weth.
het ontworpen plantsoen eenvoudig geschrapt en geweigerd.
Het is hard, zeer hard, maar men moet de dingen
van beide kanten bezien, en dan zijn er voor de weigering
van het stedelijk bestuur wel aannemelijke argumenten aan
te voeren. Intusschen is men thans benieuwd, hoe het nu
met de veelbesproken zandwoestijn zal gaan; de bewoners
der buurt zullen er in dezen stand van zaken niets aan
doen, en aan den anderen kant kan men in de onmiddellijke
laaghartige wraakzucht verdenkt. Doe mij de mogelykheid aan
de hand om de zaak bij te leggen, zonder dat mijne eer daar
onder lijdt, en ik zal mij laten vinden. Maar ik geloof niet aan
die mogelijkheid, en hoe die zaak zich ten slotte ook moge ont
wikkelen, ons zou ze tot vijanden maken, als we dit al niet
waren en misschien is*'t zóó wel het best!"
Hij wierp nog één blik op dien lichtenden kring, op dat om
sluierde hoofd; toen boog hy en verwijderde zich.
Het feest had intusschen voortgang gehad, maar enkele gasten
maakten reeds aanstalten om te vertrekken, onder anderen de
familie Steinruck, die altijd gewoon was laat te komen en vroeg
te gaan. De dames namen al afscheid van mevrouw de Reval,
toen Michaël, die juist alleen de zaal doorkwam, zich eensklaps
bij den naam hoorde roepen.
„Kapitein Rodenberg een enkel woord
De jonge officier keerde zich verrast om; het was de eerste
maal, dat generaal Steinruck zich dien avond verwaardigde hem
toe tc spreken.
„Tot uw dienst, Excellentie!"
De graaf gaf hem een wenk en voerde hem eenigszins ter
zijde.
„Ik wensch u te spreken," zeide hij kortaf. „Morgen vroeg
te negen uur bij mij aan huis."
Michaël zag verwonderd op. Hij begreep niet hoe hij dit ge
zegde moest opvatten.
„Is dat een dienstorder, Excellentie?"
„Beschouw het als zoodanig. In elk geval laat ik geen ver
hindering, van welken aard ook, gelden en reken onvoorwaarde
lijk op uw komst."
Rodenberg boog zwijgend. De generaal trad hem nog een
schrede nader en liet zijn stem dalen, terwyl hij voortging:
„En als ge toevallig in de aanleiding mocht zijn van een
besluit tc moeten nemen, verzoek ik u dit tot na ons gesprek
uit te stellen. Ik zal zorgen dat dit ook door door de tegen
partij geschiedt."
„Mijn besluit is genomen," zeide Michaël koel, „maar ik zal
gehoorzamen."
„Goedl Dan tot morgen!"
Steinruck keerde zich om en de kapitein zag, dat hij op Hertha
toestapte, die hem schielijk tegemoetkwam. Zij had dus gebabbeld,
cn toen hare bemoeiing zonder gevolg bleef, een andere autoriteit
te hulp geroepen, die men niet zoo terstond kon afwijzen; maar
de uitdrukking op Michaëls gelaat, toen de samenhang hem duide
lijk werd, verried, dat hij niet voornemens was, zich aan die
autoriteit te onderwerpen.
De generaal had onderwijl den arm van de jonge dame
genomen, om haar naar hare moeder te geleiden. Zij vroeg
niets, maar hare oogen waren des te angstiger naar hem opge
heven.
„Houd je maar bedaard, kind!" zeido hij halfluid. „Ik heb de
zaak in handen genomengij behoeft je niet verder ongerust te
maken. Maar vergeet niet, dat alles een geheim moet blijvenik
verzoek je onvoorwaardelijk daarover te zwygen."
Hertha haalde diep aden en dwong den mond tot een glim
lach.
„Dank voor uw hulp, oom Michaël! Ik vertrouw u in
alle opzichten gy zult wel zorgen dat er geen ongeluk ge
beurt l"
l (Wordt vervolgd).