UELDERSCHE NIEITWEDIEPER COURANT. - en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier. 1887. N° 41. Jaargang 45. Woensdag 6 April. Uitgever A. A. BAKKER Gz. BEKENDMAKING. Tweede zitting van den Militieraad. POSTKANTOOR HELDER. SINT-MICHAEL. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elko regel meer 15 ceuts. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. VERSLAG omtrent LICHTSTERKTE, DRUK en ZUIVERHEID van het LICHTGAS der gemeente HELDER, gedurende de maand Maart 1887. Datum. Licht sterkte in kaarsen. Zwavel in 100 kub. voet pas in grains. Zwavel water stof. Ammonia in 100 kub. voet gas in grains. Druk. 27 16.8 3.6 Niet aanwe zig. 7.4 Toestel defect. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder geven bij deze kennis, dat de Militieraad van het derde District in Noord- Holland do tweede zitting zal houden te Hoorn, en wel voor zoo verre deze gemeente betreft op Woensdag^den 13 April 1887, des namiddags ten één ure. Volgens artikel 88, in verband met artikel 92 der wet op de Nationale Militie, moet voor die zitting verschijnen hij, die voor een loteling als plaatsvervanger of als nummerverwisselaar ver langt op te treden. In die zitting wordt tevens uitspraak gedaan omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken. Helder, den 25 Maart 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste belft der maand Maart 1887. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. Mej. SandersAmsterdam. J. W. KareiArnhem. Door E. WERNER. Het was in de morgenuren van den volgenden dag. Gravin Hortcnse was juist opgestaan en zat aan het ontbijt, toen de markies de Montigny binnentrad. alk kom vandaag al vroeg, maar ik moest uw huis voorbij," zeide hij, zijne zuster begroetend. „Zijt ge alleen? Ik dacht dat hier gezamenlijk werd ontbeten." Hortense haalde de schouders op. «Dat zou moeilijk gaan. Mijn schoonvader staat gewoonlijk met het aanbreken van den dag op en heeft doorgaans al drie uren gewerkt, eer ik voor den dag kom. 't Is iets vrecselijks, zoo'n sterk, rusteloos gestel, dat nooit van eenige vermoeidheid weet!" „Ik vind dat benijdenswaardig, vooral op den leeftijd van den generaal," merkte Montigny aan. Misschien voor hem, maar hij meent dat ook van anderen te kunnen vergen. Alles moet hier aan huis zoo ordelijk en stipt toegaan alsof we in een kazerne wonen, alles gaat op militair commando en wee den knecht, die zich aan de eene of andere onnauwkeurigheid schuldig maakt! Het heeft mij strijd genoeg gekost, my althans mijn persoonlijke vrijheid voor te behouden en ik heb het eindelijk zoover gebracht; maar die arme Raoul wordt met de grootste gestrengheid gedwongen, zich aan al die schoolmeesterachtige voorschriften te onderwerpen. „Ik vrees dat die gestrengheid van tijd tot tijd noodzakelijk is," zeide Montigny onbeschroomd. „Raoul is niet gemakkelijk in toom te houden. Als vrouw en moeder weet gij weinig van dingen, die ik al gedurende mijn kort verblijf hier heb vernomen en die den generaal natuurlijk niet onbekend zijn. Het wordt tijd, dat je zoon trouwt, Hortense!" „Nu ja, laat hy zijn jeugd maar genieten!" hernam de gravin op verontschuldigenden toon. „Hij is nu ééns overmoedig en op gewonden van aard en kan zich niet aan regels en wetten onder werpen. Zijn huwelyk zal een eind maken aan al die jeug dige dwaasheden en Hertha is schoon genoeg om hem op den duur te boeien. Vondt gy haar gisteren avond ook niet allerbe koorlijkst „Wel zekerZij was de schoonste der schoonen. Maar propos, Hortense, hoe kwamen die Clermonts gisteren ook op die partij Bestaat er eenige betrekking tusschen hen en de Re vals „Zooveel ik weet, heeft Raoul hen daar geïntroduceerd. Als men wil meedoen, moet men bij de familie Reval aan huis komen. „ZooIs Raoul dan bijzonder bevriend met den jongen Clermont?" „O ja, en ik zou hem en zijne zuster gaarne en veel by ons zien, maar daar hebt ge weer een nieuw bewijs van de onge looflijke tirannie van mijn schoonvaderhij verbiedt mij dat ronduit. Al eens heb ik een uitnoodiging, die ik hen op Raoul's verzoek had gezonden, onder het nietigste voorwendsel moeten herroepen; met een onbegrijpelijke hardnekkigheid blijft hy de Clermonts uit onzen kring weren.» De markies was plotseling opmerkzaam geworden. „Dat's vreemd! Welke redenen geeft de generaal daar voor op?" „Zou by mij ooit zijn redenen opgeven? Daartoe verwaardigt hij zich nooit. Hy beveelt of verbiedt eenvoudig, en dan moet ik my maar schikken.» flik geloof, dat ge in dit geval verstandig doet met je te schikken," B. v. d. Weide's Gravenhage. P. Van der Lee Briefkaarten: Mej. Van der Heide Amsterdam. Brieven, verzonden geweest naar Duitschland: T. SchiottzHamburg. De Directeur van het Postkantoor te Helder P O L V L I E T. Binnenland. Jl. Zaterdagnamiddag ten 2 ure had in de Raadzaal te Haarlem de eerste bijeenkomst plaats van het bestuur voor het 40ste Landhuishoudkundig Congres, dat den 28, 29 en 30 Juni a. s. aldaar zal worden gehouden. De vergadering werd bijgewoond door de heeren Herman F. Bultman, C. F. Cremer, A. J. C. Daamen en J. Breebaart Kzn., leden van de vaste commissie van bijstand voor de Neder- landsche Landhuishoudkundige Congressen. Het bestuur voornoemd constitueerde zich als volgt: jhr. rar. J. W. M. Schorer, Commissaris des Konings in Noordholland, en rar. E. A. Jordens, burgemeester van Haarlem, eere-voor- zitters; F. Lieftinck, voorzitter; jhr. mr. A. V. Teding van Berkhout, jhr. J. W. G. Boreel van Hogelanden, J. T. Cremer, II. Van Wickevoort Crommelin, J. Dolleman, L. E. Gerdessen, J. H. Ivrelage, W. Meijer, jhr. J. W. Van de Pol, Cornelis Prins Szn., A. Van Rossum, mr. E. A. Baron Sloet tot Oldhuis, F. W. Baron Van Tuyll van Serooskerken, mr. S. J. A. Van Walcheren, mr. J. De Clercq van Weel, C. J. M. De Wilde, J. R. Wüste, W. K. Loeff, 1ste secretaris en mr. L. C. Kronenburg, 2de secretrris. Door het bestuur der Vereeniging tot ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier is eene uitnoodiging gericht tot de leden dier Vereeniging, zoomede tot verschillende belangstellenden, tot bijwoning van een drietal voordrachten over de noodzakelijkheid en de ver- eischten van een meer doelmatig hoefbeslag. Deze voordrachten, waartoe de heer II. J. Hengeveld, districts-veearts te Alkmaar, zich bereid verklaarde, en waarbij de smid van 's Rijks Veeartsenijschool het besprokene zeide Montigny op zulk een veclbeteekenenden toon, dat zijne zuster hem verrast cn vragend aanzag. „Waarom? Hebt gij ook al iets tegen de Clermonts't Is waar, ze schijnen niet gefortuneerd te zijn, maar ze kwamen hier met de beste recommandaties en behooren tot een oud, adellijk Fransch geslacht. „Ja, dat is ontegensprekelijk." „Nu, wat wilt ge dan meer? Ik begrijp je niet, Leon!" De markies schoof zijn stoel wat naderbij en legde de hand op den arm der gravin. „Hortense, ik ben verplicht je de oogen te openen, daar ge op dit punt totaal blind schijnt te zijn. Ge wenscht immers dat huwelijk van Raoul met Hertha?" „Of ik dat wcnsch? Al mijn hoop is daarop gevestigd. Van dat huwelyk verwacht ik voor Raoul glans en rijkdom, voor mijzelve de zoo vurig begeerde vrijheid. Hoe kunt ge dat nog vragen?" „Nu, dan raad ik je, den omgang van je zoon met die Cler monts niet aan te moedigen. Ik hoor dat hij er dagelijks aan huis komt, mevrouw de Nérac is weduwe." Hortense zag verbaasd op, maar plooide den mond tevens tot een ongeloovig glimlachje. „Hcloïse de Nérac? Ze is niet eens mooi „Maar ze is gevaarlijk!" „Toch niet voor Hertha! Een meisje als zij behoeft niet be vreesd te zijn, dat haar verloofde haar afvallig wordt." „Als zij hem ten minste wil behouden maar ze schijnt dat niet te willen. De jonge freule springt wonderlijk met haar galant om; ze i9 zeer geretireerd mevrouw de Nérac zal des te voorkomender zijn." „Onmogelijk!" riep Hortense, die thans ook ongerust begon te worden. „Raoul's huwelijk zal immers binnen kort doorgaan, en hij zal toch niet zoo dwaas, zoo krankzinnig wezen, zijn geheele toekomst ter wille van die Heloïse te grabbel te gooien." „Hij zou niet de eerste man zijn, wiens hartstocht hem in het ongeluk hielp. Doch ik heb je maar willen waar schuwen, niet schrik aanjagen, 't Is voorshands nog slechts een vermoedenop u rust de taak je zekerheid te verschaffen. Maar wees voorzichtig een verkeerde stap zou alles kunnen bederven." De gravin was bleek geworden; de mogelijkheid van datgene, wat zij had vernomen, bracht haar al in de grootste spanning: 't zou immers al hare plannen doen mislukken. „Ge hebt gelijk dat zou onheil genoeg kunnen stichten," zeide zij gejaagd. „Ik dank u voor dien wenk en zal hem op volgen." Montigny stond op, tamelijk tevreden met den uitslag van het gesprek. De diplomaat had zijn doel bereikt, zonder zich iets meer te laten ontvallen dan hij mocht of wilde. Hij wist, dat Hortense thans al haar moederlijk gezag zou aanwenden om haar zoon aan dien omgang te onttrekken, en hij meende voldoende gezorgd te hebben, dat ook Clermont zich in die noodzakelijkheid schikte. Of het door hem geuit vermoeden al dan niet was ge grond, hierover bekommerde de markies zich minder; het was hem alleen te doen om zijn neef vrij te maken van zekere banden en betrekkingen, die hij maar al te goed als verderfelyk kende. Hij drukte zijne zuster nog eens op het hart, die zaak toch vooral voorzichtig te behandelen, en nam daarop afscheid en vertrok. Ondertusschen had in de studeerkamer van den generaal een ander onderhoud plaats, waarbij het minder vreedzaam toeging. Steinruck was den vorigen avond niet verder gegaan, dan zyn practisch zal toelichten, zullen worden gehouden den 6 April e. k., ten 10£ ure, bij Pels te Wognum, den 13 April, ten 10 ure, bij C. Kos Pz. te Schagen, en den 14 April, ten 10ure, in den Doelen te Purmerende. De toegang is vrij voor allen, die in het onderwerp belang stellen, onder wie de hoefsmeden wel de eerste plaats zullen innemen. Blijkens de thans verschenen XHIde aflevering van het Friesche Rundvee-Stamboek zijn tot dusver ingeschreven 978 zwartbonte stieren, 4774 dito koeien, 26 roodbonte stieren, 18 gemengdkleurige stieren en 196 dito koeien. Aan deze opgave is toegevoegd eene uitvoerige mededee- ling van de melkopbrengst van het stamboekvee, behoo- rende tot de beslagen van een achttal veehouders. De voorgestelde verlenging van den diensttijd voor de militie te land der lichting van 1882 en de zeemilitie der lichting 1883 werd in de Afdeelingen der Tweede Kamer besproken, in verband met de vraag, of de tegen woordige politieke toestand van Europa eene tijdelijke uit breiding onzer levende strijdkrachten wettigt. Een aantal leden achtten de buitengewone omstandigheden niet aan wezig, althans het bestaan daarvan door de Regeering niet behoorlijk gemotiveerd. Andere ontveinsden niet de moeielijkheid voor leden der Kamer om den politieken toestand volledig te beoor- deelen. Vele meenden, dat wij niets mochten verzuimen ter eventuëele handhaving onzer neutraliteit, doch wilden de aanneming van dit ontwerp niet beschouwd zien als een votum van vertrouwen in het regeeringsbeleid, omdat de Kamer niet licht de in 's lands belang noodig geoordeelde middelen aan eene Regeering zal onthouden. Eenige leden, wegens den politieken toestand in Europa vóór dit voorstel, zagen daarin ongaarne een antecedent voor eene jaarlijksche versterking onzer levende strijd krachten. Naar aanleiding van dit wetsvoorstel werd voorts nog de bedenking geopperd, dat wel degelijk bij aanneming van dit outwerp nadeel wordt geleden, voornamelijk door kleinzoon voorloopig eiken verderen stap te verbieden. Eerst dien morgen had hy hem laten roepen, en nu goot hy al de fiolen van zijn toorn over den jongen graaf uit. „Hebt go dan alle bedachtzaamheid, alle bezinning ver loren, dat ge juist met Michaël Rodenberg twist moet zoeken?" knorde hij. „Als het nog een beleediging was, die je in op gewondenheid, in overyling ontsnapt was, liet het zich be- grypen; maar na alles wat ik van Hertha hoor, schijnt gy hem met opzet en met voorbedachten rade zoo lomp behandeld te hebben." „Het trof al heel ongelukkig, dat Hertha juist in de zykamer was," zeide Raoul, terwijl hij norsch en weerspannig voor zijn grootvader stond. „En dat zij 't nu bovendien ia haar hoofd heeft gekregen het u te vertellen „Was het beste en verstandigste, wat ze ooit had kunnen doen," viel de graaf hem in de rede. „Ieder ander zou je met tranen en smeekbeden bestormd hebben, zonder daarmede iets verder te komen, want nadat die zaak ééns zoover is gedreven, kunt gij alleen je niet meer terugtrekken. Je aanstaande wendde zich dus tot mij, in de zeer jui3te onderstelling, dat ikalleen hier handelend kon optreden, en dat zal ook geschieden. Dat duel mag in geen geval voortgang hebben.» „Het is een zaak van eer, en buitendien gaat ze mij persoon lijk aan!» riep Raoul driftig. „Niemand behoeft zich. daarmee te bemoeien." „Neen, ze gaat je helaas niet persoonlijk aan, anders zou ik alles op zijn beloop laten, want ge zijt geen kind meer en moet de gevolgen van je handelingen dragen. Maar onze geheele familie is op zeer onaangename wijze bij dien twist geïnteresseerd. Hebt gij nog in het geheel niet bedacht, dat daardoor een betrekking publiek wordt, die wy ten koste van eiken prijs geheim willen houden?" De jonge graaf zag zijn grootvader onthutst aan. Neen, dat had hij niet bedacht, en eenigazins neerslachtig antwoord de hij: „Ik geloof niet, dat dit een noodzakelyk gevolg daarvan is.» „Maar het is een zeer waarschijnlijk gevolg! Wat de uitslag van het duel moge wezen, de algemeenc opmerkzaamheid wordt daardoor in elk geval op u beiden gevestigdmen zal vragen en vorschen, wat de aanleiding is, en dan zal de naam Rodenberg de gewenschte verklaring leveren. Tot hiertoe hechtte men daaraan weinig gewicht, wijl deze dikwijls onder de militairen voorkomt en de kapitein zich als een volslagen vreemdeling tegen over ons gedroeg; maar dan zal men schielijk gewaar worden dat hy dit niet'is, en zoodra-zijn kameraden of zijn chefs hem iets daaromtrent op den man af vragen, moet hy voor de waarheid uitkomen. Indertijd waart ge zóó benauwd, alleen bij de gedachte aan zulk een ontdekking, en nu zyt gy het, die haar moedwillig uitlokt." Dit verwijt was zoo waar en gegrond, dat zelfs Raoul daarin moest berusten. „Ik heb aan al die bijkomende omstandigheden natuurlyk niet gedacht," zeide hij wrevelig. „Men heeft zijn stemming niet altijd in zyn macht en de aanmatiging van dien Rodenberg kan ik niet uitstaan. Hij stelt zich aan alsof hij mijn gelijke is!" „Ik vrees dat die aanmatiging niet van hem, maar van u uitging," hernam Steinruck streng. „Eens heb ik dat bijge woond, toen gy hier Michaël tegenkwaamt; hij moest je toen rechtstreeks dwingen hem de eenvoudigste beleefdheid te be wijzen, en bij je latere ontmoetingen zal er wel iets dergelyks zijn voorgevallen. Hebt gij de uitdaging uitgelokt of niet? Ant woord Raoul hield zich echter, alsof hij deze vraag niet hoorde en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1