heuschheid aangeboden Paaschei, al beeft die heusch
heid, op den keper bezien, wel iets van een gedwongen
fraaiigheid. Dochschwamm d'rüberAlle veeten en grieven
zetten wij thans voor een poosje op zijde, om ons enkel
en alleen te verlustigen in de tot plantsoen gepromoveerde
Damrak-woestenij. De vraag of het plantsoen blijven zal,
dan of het weêr tot woestenij gedegradeerd zal worden,
komt later weêr aan do orde. Twistappelen van dezen en
anderen aard zijn thans contrabande in de hoofdstad, die
zich gereed maakt om haren Koning te begroeten.
Natuurlijk schijnt het of alles nog wel eens zoo lustig
en vlot van de hand gaat, sedert we de officiëele zekerheid
ontvangen hebben, dat de Koning werkelijk komt. Te
meer nu het blijkt, dat de afwimpeling der eerewacht alleen
geschied is als maatregel van voorzorg, om Z. M. in zijne
plannen en bewegingen de meest mogelijke vrijheid te
kunnen laten. Het spreekt van zelf, dat die zekerheid
aangaande 's Konings komst ook zeer veel zal medewerken
tot den toevloed van bezoekers naar onze jubileerende
veste. In afwachting van dien menschenstroom is ook zelfs
onze „Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingen
verkeer" eindelijk en ten laatste uit haren winterslaap
ontwaakt en stelde zij gratis haar tusschenkomst beschik
baar voor hen, die nog logies zochten in de reeds overvolle
hotels of bij particulieren. Onhandigheid schijnt nu een
maal de onverbeterlijke karaktertrek van deze instelling te
zijn, want als zij drie weken vroeger opgetreden was, zou
iemand nog eenig pi-ofijt kunnen gehad hebben van haar
aanbod, dat thans zoo tijdig kwam als mosterd na den
maaltijd. Voor Woensdag, den dag van de volksspelen en
de illuminatie, zijn de extra-treinen een ware weldaad,
waardoor de buitensteedsche gasten tot elf uur 's avonds
in Amsterdam kunnen blijven. De maatregel der huur
koetsiers, om dien avond niet te rijden, vindt algemeene
goedkeuring; men zal in de leemte nu voorzien door overal
schuitjes en sloepen beschikbaar te stellen, zoodat wij, de
eigenaardige hebbelijkheden onzer Amsterdamsche gracht
wateren daargelaten, ons te midden van een Venetiaansch
lagunenfeest verplaatst kunnen wanen.
De prachtige bloemententoonstelling, in het nieuwe gebouw
achter het Rijksmuseum gehouden, die Zaterdag geopend
en heden gesloten werd, trok lang niet de aandacht die
zij verdiende en die haar in andere omstandigheden voor
zeker zou zijn te beurt gevallen. Maar wij leiden thans
een abnormaal leven, waarin /alles zoo heel anders is dan
anders", gelijk ik gisteren een dametje hoorde zeggen.
Zelfs de schoolhoofden (en dat wil iets zeggen) raken van
liet normale punt af en verblijden de feestvierende jeugd
èn zichzelven met een dubbele dosis Paaschvacantie. En
de flinke jongens en meisjes klappen alvast van blijdschap
in de handen, bij het vooruitzicht van de prettige volks
spelen op a. s. Woensdag. Die Woensdag zal me een
dagje zijn. Om te besluiten: Sol Oraniae, illustra nos!
hetwelk overgezet zijnde beteekent: Oranjezonnetje, doe je
best eens en laat ons niet in den steek!
Binnenland.
Als de natuur de knellende banden slaakt en begint te
herleven, het veld zich tooit met een zacht donzig groen,
de boomknoppen zwellen onder de aanraking der koesterende
zonnestralen en dra een rijkdom van bloesems ten toon
spreiden, het vogelenheir blij tjilpend zich nestjes bouwen
gaat als alles om ons heen spreekt van nieuw en
gelukkig leven, dan komt de blijde Paaschdag ons ver
kondigen, dat ook in de geestelijke wereld het leven volgt
op den dood.
Vriendelijke Paaschdag, wij loven u (zoo lezen wij o. a.
in het Maandblad der Evang. Maatschappij), dat gij ons
deze dingen weder aan het harte legt. Hoe velen zijt gij
reeds ten zegen geweest, wezenlijk een mijlpaal op hun
levensweg, waarbij zij inkeerden tot zich zeiven en nieuwe
kracht en moed ontvingen.
Mocht gij het ook voor ons zijn!
Och, al behooren wij niet tot hen die het godsdienstig-
zedelijke leven hangen aan doode vormen en verbleekt
letterschrift, al weten we ons niet koud en onverschillig
voor het bovenzinnelijke, het hoogere, het ideale, al klopt
ons hart soms van geestdrift voor hetgeen schoon en heilig
is, we gevoelen toch zoo diep dat we veel te weinig deel
hebben aan het ware leven, waarvan de Paaschdag spreekt.
Is niet vaak de macht der gewoonte het graf waarin ons
ideaal sluimert, waaruit het rnaar niet kan opstaan? Ligt
niet menigmaal op ons eigen gemoed een zware steen, die
de kiemen van nieuw leven, de heilige voornemens belet
naar buiten te treden? Kennen we niet die oogenblikken
van moedeloosheid, waarin het ons toeschijnt dat het maai
bij het oude moet blijven, dat de poging om ons zeiven te
vernieuwen ijdel is?
Maar dien ban te verbreken, uit dien dood op te staan,
daartoe roept en roept ons altijd weder de Paaschdag. En
wat reeds in zoo velen geschied en tot stand gekomen is,
dat, verzekert hij ons, zal ook in ons plaats grijpen, als
we maar ons zeiven recht vatbaar en ontvankelijk houden
voor de goede indrukken die het rijke leven ons biedt, als
we het geloof in het goede en in de kracht van het goede
bewaren, aankweeken en versterken, als we ten voorbeeld
nemen die edelen van ons geslacht, die strijdend zich de
kroon hebben verworven.
HH. MM. dc Koning en de Koningin, woonden gisteren
de voorbereiding tot het Avondmaal bij in de Kloosterkerk
te 's Hage, onder het gehoor van ds. Raderaaker.
De eerste versche grasboter is gisteren Z. M. den
Koning aangeboden door den heer P. J. Smeele, Heeren
straat te 's Hage. De boter was afkomstig van den land
bouwer Pieter Huisman te Maasland. (Vad.)
De Staatcommissie, bij koninklijk besluit van den
18 September 1886 benoemd tot onderzoek naar de midde
len om den landbouw uit den gedrukten toestand op te
heffen en deswege aan de Regeering voorstellen te doen
of adviezen te geven, was deze week te 's Hage bijeen.
De Maandag aangevangen zittingen zijn Donderdag voor-
loopig geëindigd, om over vier of vijf weken te worden
hervat.
Ter gelegener tijd zullen de verslagen der commissie
zeker worden bekend gemaakt, doch voorloopig is omtrent
de werkzaamheid van de commissie aan de leden het stil
zwijgen opgelegd.
Door de Gedeputeerde Staten van Noordholland is
bij hun besluit van 30 Maart jl. vergunning verleend, om
op het werkspoor van de Sint-Maartensvlotbrug, in de
gemeente Zijpe, naar het strand bij Petten, als trekkracht,
in plaats van paarden, stoom te gebruiken.
De aanhoudende koude en droge noorden- en oosten
winden berokkenen veel nadeel aandeTexelsche veehouders. De
weiden zijn en blijven dor en schraal en de jonge lammeren,
die dagelijksch bij menigte geboren worden, hebben het
zeer koud. Van lammerenprijzen verneemt men niets; de
lust tot opkoopen is uitermate gering.
In de jl. Dinsdag bij den heer W. Roggeveen te
Schagen gehouden jaarlijksche algemeene vergadering van
de Harddraverij-Vereeniging bleek de rekening over 1886
in ontvangst te bedragen f 594.50, in uitgaaf f 577.39,
alzop te sluiten met een voordeelig saldo van f 17.11.
Het bestuur werd samengesteld uit de heerenE. G. O. J.
Heyligers, voorzitter, \V. Roggeveen, secretaris, C. Asjes,
penningmeester, J. De Veer en J. Winkel. Er werd
besloten ook dit jaar weder eene harddraverij te houden
en den datum voorloopig vasttestellen op Dinsdag 6 Sept. a. s.
In eene jl. Dinsdag te Schagen gehouden vergadering
van aandeelhouders in de naamlooze vennootschap „de Land
bouw-sociëteit Cérès," werd besloten de benoeming van
eenen directeur-secretaris, in plaats van den heer J. Keet Cz.,
die bedankt had, uit te stellen tot de Juli-vergadering en
den heer Jn. Groot Tz. gekozen, om die betrekking tijdelijk
waar te nemen. De rekening over 1886 sloot, in ontvangst
met f945.04, in uitgaaf met f614.06, en aldus met een batig
saldo van f 330.98. Op voorstel van het bestuur werd echter
besloten geen dividend uit te keeren, met het oog op de
betaling van de halfjaarlijksche rente der hypotheek van f 7000,
ad f 175, terwijl het restant moet strekken voor onderhoud
van gebouwen en inventaris.
Te Kolhorn is terrein aangekocht voor het bouwen
van eene Christelijk-Gereformeerde kerk. Tot dusver
werden de godsdienstoefeningen gehouden in den Groet
polder te Winkel.
De thans in druk verschenen stukken betreffende
den toestand van en de jongste voorvallen op het land
Tjioma8 zijn:
1. een missive van den assistent-resident van Buitenzorg,
Lantier, dd. 15 Maart 1885 waarin hij den onwettigen
toestand op het land Tjiotnas, de willekeur en afpersingen
waarvan de bevolking het slachtoffer is tengevolge van de
tyrannie van den landheer, jhr. J. W. E. De Sturler, uiteen
zet. Hij ontraadt een strafrechterlijke vervolging ten sterkste,
maar geeft in overweging dien eigenaar het persoonlijk
verblijf op zijn land te verbieden;
2. een nota betreffende de door den landeigenaar ge
voerde processen voor den landraad te Buitenzorg en
verschillende missives van den assistent-resident van Buiten
zorg;
3. verslag der resultaten van het onderzoek in zake het
voorgevallene op Tjiomas op 22, 23, 24 Eebruari 1886
(ongeregeldheden ten gevolge van den meer dan onhoud-
baren toestand cp dat land);
4. missive van den ass.-resident van Buitenzorg, Von
Czernicki, van 26 Juni 1886, met rapport en bijlagen
omtrent het door hem ingesteld onderzoek naar gezegde
ongeregeldheden, die hun ontstaan te danken hadden aan
ontevredenheid jegens den landheer en de onder hem die
nende beambten. Daarna wordt er op gewezen, dat de
landheer in 1886 het cultuurstelsel op Tjiomas invoerde
in zijn meest hatelijken vorm, het stelsel van koffiecultuur
dreef op de erven, niettegenstaande hij wist of weten moest
dat de grond op Tjiomas voor koffie niet geschikt was,
zware heerendiensten eischte, welke tengevolge van de
hooge prijzen, schier niet waren af te doen.
Men schrijft uit Vlieland:
„Drie mannen van beteekenis onder onze kleine bevolking,
vierden op den 1 dezer feest. Onze waardige burgemeester,
de heer K. Reedeker, herdacht den dag waarop hij vóór
30 jaren werd benoemd tot hoofd van het station der
Noord- en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij. De heer
P. Noordberg, secretaris van Vlieland, herdacht zijne
35jarige loopbaan als gemeente-ontvanger, en de heer Blom
mocht dien dag terugzien op een verloop van 50 jaren,
gedurende welken tijd hij zich onafgebroken belast zag
met het brievenvervoer van hier naar het posthuis.
Onder vele bijken van belangstelling werd den jubilarissen
geluk gewenscht. Uit vele woningen wapperde de nationale
driekleur.
Met hooge ingenomenheid werd door de ingezetenen
vernomen, dat het hoofdbestuur der Noord- en Zuidhol
landsche Maatschappij tot redding van schipbreukelingen aan
den heer K. Reedeker een gouden medaille heeft toegekend,
als blijk van waardeering. Van een zeer vleiend schrijven
was deze kennisgeving vergezeld."
De rekening der stedelijke gasfabriek te Leiden over
1886 sluit met een batig saldo van f 72,813.67^.
Bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd door het
hoofdbestuur het initiatief genomen voor de stichting van
een kweekschool voor bewaarschoolhóuderessen. De alge
meene vergadering schonk aan het plan hare goedkeuring
en reeds werd te Utrecht een groot huis met tuin aange
kocht, dat voor bedoelde school zou worden ingericht.
Intusschen rezen in den boezem van eenige afdeelingen
tegen de uitvoering van het plan financiëele bezwaren,
waarvan het gevolg was, dat de zaak in een volgende alge
meene vergadering opnieuw aan de orde werd gesteld.
Een nieuwe commissie werd benoemd om na te gaan of
het mogelijk was zonder te groote financiëele opofferingen
een dergelijk plan te verwezenlijken en of misschien aan
een andere vestigingsplaats dan Utrecht de voorkeur moest
worden gegeven. Bij den thans rondgedeelden beschrijvings-
brief is dus ook het advies van die commissie gevoegd,
welke voorstelt om vast te houden aan het oorspronkelijk
plan, dat de school te Utrecht zal worden gevestigd, maar
een kweekschool te stichten op meer bescheiden voet. Het
hoofdbestuur is echter van meening, dat door het volgen
van het advies der commissie het denkbeeld om een model
school te stichten niet zou verwezenlijkt worden, en in
den stand waarin de zaak thans verkeert geeft het hoofd
bestuur in overweging, liever van het geheele plan af te
zien en het te Utrecht aangekochte huis weder te ver-
koopen. Het is dus zeer wel mogelijk, dat er in het geheel
geen Nutskweekschool zal gesticht worden.
Op Zaterdag 30 dezer zal de algemeene vergadering
van het Nederlandsch Tooneel verbond te Amsterdam worden
gehouden. In behandeling komt o. a. 't volgende voorstel
„Het Nederlandsch Tooneel verbond, met belangstelling
kennis genomen hebbende van de eerste opvoeringen van
een Nederlandsch opera-gezelschap, spreekt den wensch uit,
dat deze nationale onderneming door alle belangstellenden
in het Yaderlandsch tooneel moge gesteund worden, opdat
zij zich ontwilckele als een blijvende instelling tot het
geregeld geven van zangspelen in de voornaamste steden
van ons land; en besluit bij het hoofdbestuur opnieuw aan
te dringen op het doen van pogingen om, ter bereiking
van dat doel, samenwerking te verkrijgen met de besturen
der voornaamste instellingen voor muziekaal onderwijs in
Nederland."
Nog zal worden besproken het „Proeftooneel," naar de
plannen van mej. Betsy Perk, (in te leiden door den heer
L. Simons Mz.).
Men schrijft uit Oosterbeek:
„Dank .zij den grooten voorraad van vet vee en weinig
vraag voor binnenlandsch gebruik, wordt op verschillende
plaatsen door landbouwers met goed succes eerste kwaliteit
vee geslacht. Jl. Donderdag werden de ingezetenen weder
in de gelegenheid gesteld, puik vleesch te verkrijgen voor
25 cents per half kilogram."
Een in de beide laatste jaren in oostelijk-Drente sterk
in gebruik toenemend varkens-voedingsmiddel zijn de distelen,
die in de groenlanden groeien. Het toedienen van gekookt
groenvoedsel aan varkens werd daar sinds langen tijd des
zomers met goed gevolg gedaan. Thans doet men dit ook
in het voorjaar, en de distels, die elk landbouwer gaarne
uit zijn land verwijderd ziet, omdat zij den grasgroei
belemmeren, blijken een zeer gezond en voedzaam middel
te zijn. De gekookte distelsaus wordt meestal met aard
appelen en een weinig karnemelk aangevuld."
Onder Eibergen is een boerderij afgebrand. Twee
kinderen van 2 en 7 jaren, benevens al het vee, kwamen
in de vlammen om.
Een klein, doch op de werving voor het Nederl.-
Indische leger diep ingrijpend bericht, wordt als zoodanig
door het Bat. Hld. meegedeeld. Er is namelijk door de
hooge heeren verordend, dat de naar hier uitgezonden
suppletietroepen der landmacht, aan boord der mailbooten,
hun dagelijkschen borrel oftewel oorlam ('t was er maar
één per dag) niet langer zullen krijgen. Voor de mili
tairen der zeemacht, de mariniers b. v., is hij echter
gehandhaafd. Aan boord van een en hetzelfde schip, geeft
dit natuurlijk haken en oogen.
En het ergste is nog, dat het verbod aan mindere mili
tairen, om zich op de reis voor eigen rekening een matige
hoeveelheid sterken drank aan te schaffen, sedert de onlangs
uitgevaardigde order, aan boord der meeste stoomschepen
streng gehandhaafd wordt. Het kwartfleschje wijn, dat
thans in de plaats verstrekt wordt, vinden de meesten
ondrinkbaar.
Rijsselberghe heeft een toestel uitgevonden, waarmede
tegelijkertijd 8 tot 24 telegrammen kunnen worden over
gebracht.
Het Kinderziekenhuis te Amsterdam. Aan
het 22ste jaarverslag van deze nuttige instelling zijn de
volgende regelen ontleend:
„Mogen wij op uwe vriendelijke belangstelling rekenen,
wanneer wij u het beeld schetsen van twee patiëntjes, die
zich op geheel eigenaardige wijze van de gewone omgeving
onderscheiden? Nog zien wij hem voor ons, de arme Jan,
zooals hij daar voor het eerst in zijn bedje werd gelegd,
zoo ellendig, zoo verwaarloosd, zoo bedekt met wonden,
dat het arme kind voorover op de knietjes moest liggen,
daar elke andere houding hem ondragelijk pijnlijk was.
„Blijf van me af, of ik zal je....Dat waren de eerste
woorden, waarmede hij de pogingen aanmoedigde, die de
verpleegster in het werk stelde om hem te helpen; maar
een oogenblik later streek het magere handje zacht over
haar gelaat en volgde het: „Ik heb het zoo niet gemeend,
ga je gang maar," en wie zou er aan gedacht hebben, zelfs
maar een onvriendelijk woord te spreken tot het ongeluk
kige kind, dat uit de diepst gezonken omgeving hier was
gebracht, door een oudere zuster, een meisje van omstreeks
zestien jaar, voor wie hij het eenige voorwerp van liefde
scheen te zijn, dat zij ooit had gekend.
Een paar dagen waren verloopen en Jan had zich geheel
aan ons gewend; trouw kwam zijn zuster Anna hem be
zoeken, en telkens waren de verpleegsters getroffen door
den droevigen toestand, waarin het arme meisje zelve ver
keerde.
Onder het opgeschikte en verflenste hoedje, kwam het
teringachtig gezicht te pijnlijker uit; de holle hoest, het
brandend blosje op de ingezonken wangen, alles verraadde
de kwaal, die het tengere lichaam ondermijnde.
Kuchend stond zij daar eens bij Jantje's krib, en zacht
hoorden wij haar zeggen: „Jij hebt het goed, Jan; maar
ik ben zoo moe, ochkon ik daar maar naast je liggen,
in die heerlijke krib!"
Wel was zij eigenlijk te oud voor ons Kinderziekenhuis,
maar was zij niet als het ware tot ons gezonden in hare
ellende en mochten wij haar op dien kouden Maartschen
dag terug laten gaan naar de woning, waar zij, zonder
moeder, voor een meest altijd dronken vader en ruwe
broeders, het zwaarste werk moest verrichten?
Zoo bleef zij dau bij ons en lang, weken achtereen, op
het plaatsje, dat haar zoo begeerlijk had toegeschenen. Wat
genoot zij eerst van de rust, van de zindelijkheid en de
versterkende spijzen, maar boven alles van de ongestoorde
nabijheid vap het arme, knorrige schaap, dat zij zoo innig
liefhad.
Ook zij was zóó ruw en onbeschaafd als wij het maar
zelden ontmoetten; toch hielden wij allen van haar, want
onder die ruwe vormen had zij een hart vol trouw en liefde,
hoe vreemd zij die ook somtijds te kennen gaf.
Langzamerhand namen de zwakke krachten af, en haar
einde naderde. Nog bleef Jantje het voorwerp van haar
levendigste belangstelling; van elke kleine versnapering,
die wij haar brachten, moest hij zijn deel hebben, telkens
vroeg zij hoe het hem ging en trachtte met hare vermagerde
hand zijn handje te liefkozen.
Eindelijk neigde zij het moede hoofd ter ruste; als een
schoon marmerbeeld lag zij daar met de zware blonde
vlechten om haar kalm gelaat.
Tusschen haar krib en die van haar broertje, was in de
scheidingsure een schutje geplaatst, zoodat hij haar heengaan
niet kon zien.
Wat bewoog het arme kind, om op dat oogenblik, op
eene voor hem geheel ongewone wijze, zijne armen te
slaan om den hals der verpleegster, die naast zijn bedje
gezeten was, en haar een hartelijke kus te geven?
Wat ging er om in dien schijnbaar zoo verstompten
geest? Wie zal het zeggen?
Nooit heeft hij in de korte dagen, die hij nog op aarde
doorbracht, den naam van Anna meer genoemd; nooit
vroeg hij meer om de anders zoo gewenschte lekkernijen;