HELDERSCKE
EN NIELWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°53.
Woensdag 4 Mei.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
NATIONALE MILITIE.
SINT-MICHAËL.
„Wij huldigen
hei goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elk*
regel meer 15 cents. Groote letters naar plnatsrnimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.]
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen,
tengevolge eener ontvangen aanschrijving van den Heer Commis
saris des Konings in deze provincie, ter algeraeene kennis, dat
de bekendmaking van de tijdvakken, waarop de verlofgangers
der Militie te land, behoorende tot de lichtingen 1884 en 1885,
tot den werkelijken dienst zullen worden opgeroepen, heden op de
gebruikelijke wijze is afgekondigd en aangeplakt.
Helder, 30 April 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
Onder den titel: ^Onze veehandel op Engeland/
doet de Nieuwe Rott. Courant uitkomen, dat wij meer
belang hebben bij dien handel op Engeland dan wel bij
dien op Duitschland. 't Blad voert eenige cijfers aan,
waaruit zulks, naar het meent, blijkt. Gedurende de jaren
1869/1886, zegt het, werden gemiddeld jaarlijks uitgevoerd:
naar Groot-Brittannië 22,052 en naar Pruisen 10,171 van
de 90,312 stieren, ossen en koeien, die uit Nederland uit
gevoerd werden, terwijl die cijfers voor de hokkelingen en
kalveren bedroegen respectievelijk 34,147 en 15,368 van de
66,140, voor de varkens 22,097 en 40,607 van de 96,942
en voor de schapen 269,685 en 2318 van de 323,764.
Het blad is van oordeel, dat vrees voor represaille-maat
regelen van Duitschland onze Regeering niet mag weer
houden om den doorvoer van Duitsche schapen te verbieden,
omdat alleen daardoor Engeland weder voor ons vee zal
worden opengesteld. Bovendien heeft Pruisen, volgens de
meening van het blad, ons vee te veel noodig, dan dat het
den invoer daarvan belemmeren zou.
De meening is uitgesproken, dat de heropening der vrije
markten in Engeland ons geen voordeel zal brengen, omdat,
tengevolge van de sedert 1877 verbazend toegenomen in
voeren in Engeland van versch vleesch uit Amerika en
44)
Door E. WERNER.
De oude heer had de eerste minuut spraak en bezinning ver
loren. Met wijd opengespalkte oogen staarde hij de groep aan
en vervolgens de zoldering, alsof hy niets minder verwachtte,
dan dat de muren zouden instorten en den snoodaard verpletteren.
Het kasteel Steinruck scheen echter van oordeel te zijn, dat deze
zaak eigenlijk alleen den Ebersburg aanging, die op dit zelfde
oogenblik ongetwijfeld met een dof gerommel en gekraak in puin
viel, en bleef staan. De baron merkte dus tot zijn groote ver
bazing, dat het wereldgericht de schuldigen niet strafte en dat
hjj die rol op zich moest nemen. Nu wilde hij opspringen,
maar zelfs zijn jicht scheen met die beiden in verband te zijn
en hield hem onmeedoogend vast. In plaats van als een wraak
engel op hen toe te schieten en hen met geweld van elkaar te
rukken, kon bij slechts een droevig spartelende beweging maken
en viel daarop machteloos en hulpeloos achterover in zijn fauteuil.
„Gerlinde!" riep hij met heesche stem. //Ontaard kind! Kom
hier kom oogenblikkeljjk hier bij mij!"
Gerlinde wendde eene, hoewel niet zeer krachtige poging aan
om te gehoorzamen; maar toen Joban haar hierin verhinderde
en haar vasthield, liet zij zich ook zeer geduldig vasthouden en
herhaalde slechts snikkend:
z/Och, papa ik houd zooveel van hem!"
„Mynheer Wehlau!" gilde Eberstein, die thans alle zelfbe-
heersching had verloren. „Laat mijn dochter los Onmiddellijk!
Ik beveel het je. Ga oogenblikkelijk heen?"
„Aanstonds, mijnheer van Eberstein," stelde Johan hem gerust.
z/Maar sta mij eerst toe afscheid van myne aanstaande te nemen!"
en met deze woorden kuste hy Gerlinde opnieuw, wat weer
een krampachtig gespartel ten gevolge had.
z/Ik roep om hulp! Ik roep al de dienstboden hier! Ik luid de
alarmklok 1" riep hy, terwijl hij zich tevergeefs inspande om de
tafelschel te bereiken, die niet ver van hem af stond. Daar werd
de deur geopend en stond Hertha op den drempel, die door het
rumoer hierheen was gelokt.
«Freule Hertha!" riep Eberstein, bij haar gezicht als met
nieuwen moed bezield. Red mijn kind, dat door dien man
betooverd en behekst is! Wijs gij hem de deur en stuur hem
weg nit uw kasteel!"
Hertha stond onthutst te kijken. Zij zag Gerlinde in de armen
van Joban Wehlau, die nog altyd bezig was met afscheid te
nemen, en den ouden baron jammerend en spartelend in zijn
leunstoel. De toedracht van de zaak was haar geheel onbegrijpelijk.
Eindelijk voelde Johan zich gedreven het bevel van den baron
te gehoorzamen, maar eerst leidde hy zyne aanstaande niet naar
hem, doch naar de jonge gravin en zeide op smeekenden toon
«Ik stel mijne verloofde onder uwe bescherming, freule Stein
ruck. Mijnheer van Eberstein wijst voorloopig nog mijn aanzoek
af en ik moet voor het oogenblik dus het veld ruimen, daar ik
myni aanstaanden schoonvader
//Brutale vent!" riep Eberstein, die nu letterlijk stuiptrekkingen
scheen te krijgen.
noch op een onbeleefde wijs wil behandelen, noch zelf dien
bëleedigenden toon langer kan verdragen," ging de jonge man
bedaard voort. //Draag zorg voor mijne Gerlinde! Ik verzoek u
dit vriendelyk en kom terug, zoodra mynheer van Eberstein wat
kalmer is geworden."
Hierop kuste hij met volkomen zielsrust zijne Gerlinde voor
de vierde maal, drukte even de lippen op de hand van de jonge
gravin, maakte een beleefde buiging voor den baron en ging de
deur uit.
Australië, tle prijzen in Engeland dermate daalden, dat
onze veefokkers niet meer in staat zijn mede te dingen.
Het tegendeel wordt, gaat de N. Rott. Crt. voort, o. i.
bewezen door het feit, dat Nederlandsche veehandelaars nog
vee naar Engeland zenden, en meer nog door de jaarlijks
toenemende uitvoer van geslacht naar Groot-Brittannië.
Kon ons vee niet meer mededingen, dan zou ons geslacht
daartoe ook niet in staat zijn. En volgens de statistiek
bedroeg de uitvoer van versch schapen- en varkens vleesch
in de laatste 8 jaren ruim 137£ percent meer dan in het
daaraan voorafgaande negenjarig tijdvak. Ondanks de
Amerikaansche en Australische concurrentie zijn wij dus
toch vooruitgegaan
Op de jaarlijksche algemeene vergadering van deVer-
eeniging ter bevordering van de Nederlandsche Visscherij/
te houden op Woensdag 25 dezer in een der lokalen van
Artis te Amsterdam, zullen o. a. worden behandeld:
Het in de vorige algemeene vergadering aangehoudene
voorstel van de afdeeling Volendam, omtrent het verbod
van de artt. 7 en 8 der wet van 21 Juni 1881 (Staatsblad
No. 76).
Voorstellen van de afdeeling der beide Katwijken en
omstreken.
1. De Vereen iging trachte te bewerken dat van Regeerings-
wege maatregelen worden genomen om het vangen van
voor de consumptie ongeschikte visch geleidelijk tegen
te gaan.
2. De Vereeniging richte zich tot de Regeering met het
verzoek dat zij trachte te bewerken, dat de reeders ten
behoeve van de statistiek opgave zullen doen van de
iedere reis gevangen visch.
3. De Vereeniging dringe bij de Regeering aan: a. dat
het politietoezicht in de Noordzee verscherpt worde,
door toe te zien dat de nummers der schepen duidelijk
zichtbaar blijven, ook bij het vallen der plek en het geien
van het groote zeil; b. dat onze visschersvloot beter
beschermd worde.
Voorstel van de afdeeling Volendam: De Vereeniging
Professor Wehlau was ondertusschen zijn verstoordheid te boven
gekomen en had zijne correspondenties geëindigd. Wat kon die
krankzinnige baron uit de tiende eeuw hem ook eigenlijk schelen
De man verkeerde blijkbaar niet in normalen toestand, en daarom
was Wehlau dan ook geneigd den dollen streek van zijn zoon
wat zachter te beoordeelen, dan hij anders wellicht zou gedaan
hebben. Het idéé van dat Vorschenstein vond hij zelfs kostelyk,
maar niettemin besloot hy zijn overmoedigen spruit eens ernstig
onderhanden te nemen, en had daartoe weldra gelegenheid, daar
Johan juist bij hem binnentrad.
«Ik heb weêr allerlei dwaasheden van je moeten hooren,"
begroette zijn vader hem. //Welke guitenstukken hebt ge daar
nu op den Ebersburg uitgevoerd? Gij jonker van den Vorschen
stein
z/Was dat geen lumineuse inval, papa?" vroeg de jonge man
lachend. //Ik heb juist gehoord, dat die zaak tusschen u en den
baron ter sprake is gekomen. Hij wilde u zeker raad vragen
voor zijn jicht?"
wDat is wel mogelyk. Ik heb zijn ongesteldheid aan krank
zinnigheid toegeschreven," zeide Wehlau droogjes. «De yskompres-
sen, die ik hem verordineerd heb, zullen wel niet veel helpen,
daar de ziekte al te ver is gevorderd, maar hem in elk geval
wat kalmeeren, en dat is hoog noodig."
wHoe zoo? Zijt ge soms aan het plukharen geweest?"
«Ja, en niet minnetjes ook! Ik hond er niet van, zulke idees
Jixes te ontzien, zooals de meesten van mijne collega's. Ik ga
van het beginsel uit, de patiënten uit hun waan wakker te schudden,
en toen die Udo van Eberstein daar geheele kroniekboeken begon
op te dreunen, heb ik hem ronduit gezegd, hoe ik over al dien
middeleeuwschen onzin denk."
«O weezuchtte Johan, «dan hebt ge hem juist in zijn teere
punt getroffen! Dat vergeeft hij u en mij nooit!"
i,Enfin! Wat hebt gy en ik verder met dien ouden nachtuil
van den Ebersburg te maken?"
tfZeer veel daar ik met zyne dochter verloofd ben."
De professor zag zijn zoon één oogenblik strak aan. Daarop
fronste hij het voorhoofd en zeide knorrig:
/Scheid toch uit met die gekheid! We hebben er nu waarlijk
genoeg van!"
„Maar ik spreek in vollen ernst, papa. Zoo even heeft Gerlinde
van Eberstein beloofd mijne vrouw te worden. Gij hebt haar
immers ook als ziekenverpleegster van de gravin leeren kennen
en zult u zeker verheugen, dat zoo'n mooi, lief meisje uwe dochter
wordt."
Jongen, zyt ge bezeten?" barstte Wehlau uit. „De dochter
van zoo'n verklaarden gek! Dat kan erfelyk zyn in de familie!
Het meisje heeft toch al zoo iets schuws en vreemds in haar
uiterlijk, en de vader is totaal krankzinnig."
//Zéé erg is het nog niet," zeide Johan. „Hij stamt maar uit
de tiende eeuw en dientengevolge kan men hem eenige ab
normale verschijnselen in de hersens niet kwalijk nemen. Maar
overigens heeft myn aanstaande schoonvader best zijn verstand."
„Je schoonvader?" herhaalde de professor driftig. „Ik heb
toch ook nog een woord mee te spreken, dunkt mij. Als gij jo
werkelijk dat dwaze denkbeeld in het hoofd hebt gezet, verklaar
ik je dan kort en bondig, dat daarvan niets komt en dat ik het
je verbied!"
„Dat kunt ge niet, papa. De baron heeft het Gerlinde ook
verboden; hij kreeg zelfs stuipen en trekkingen, toen ik met myn
aanzoek voor den dag kwam; maar het helpt u beiden niemendal
wij trouwen toch samen."
Wehlau, die thans eindelijk tot besef kwam, dat de zaak
meenens was, hief wanhopig de handen op.
„Maar hebt gy 't dan nu ook in het hoofd gekregen? De oud
wende zich tot de Regeering inet het verzoek tonnen te
plaatsen op de wrakken in de Zuiderzee of die wrakken
te doen opruimen.
Bespreking van het wenschelijke om een ondersteu
ningsfonds voor oude visschers en nagelaten betrek
kingen van visschers op te richten.
Bespreking van het wenschelijke om eene verzekering
tegen zeegevaar voor vischschepen in het leven te roepen.
Voorstel om der Regeering te verzoeken het oprichten
van een zoölogisch station te willen bevorderen of
tot de benoeming van een deskundige te willen overgaan,
aan wien het doen van zoölogische onderzoekingen in het
belang der visscherij worde opgedragen.
De Gasfabriek te Middelburg heeft over 1886 een
batig saldo van f 21,157.63^ opgeleverd, die in de gemeente
kas gestort worden.
Als een bewijs dat de volbloed Poland-China-varkens
wel een zwaar gewicht kunnen bereiken en zeer weinig
slachtverlies hebben, deelt men mede, dat een varken van
den heer L. Wiersum, fokker van volbloed Poland-China-
varkens te Kantens, provincie Groningen, levend woog
694 en schoon aan de haak 629 kilo's, dus slechts een
slachtverlies van 9£ pet.
Een knecht te Hulsberg, die een paar jaren geleden
bij het verrichten van veldarbeid het ongeluk had een been
te verliezen, ontving jl. Vrijdag een slag van een paard,
waardoor ook zijn andere been zoodanig gekwetst werd,
dat het moet ,..amputeerd worden.
De jaarlijksche verpachting van het grasgewas langs
de dijken en wegen in het Hoogheemraadschap Rijnland
heeft f 5160 opgebracht, zijnde ongeveer 8 pet. minder
dan het vorige jaar. In 1882 was de opbrengst f 8316,
en deze was reeds 20 pet. minder dan in 1881. Van jaar
tot jaar brengt deze verhuring minder op.
Den 11 dezer wordt uit de strafgevangenis te Leeu
warden ontslagen J. De K., uit Antwerpenhij is ongeveer
63 jaren oud en heeft, wegens het plegen van verschillende
diefstallen, ruim 40 jaren in de gevangenis doorgebracht.
man lijdt aan verstandsverbijstering, daaraan valt niet te twyfelen,
en ik zeg je alB geneesheer, dat de kiem van die ongesteldheid
erfelijk is. Wilt ge dan allerlei rampen en ellenden in onze familie
brengen Wilt ge een geheel geslacht ongelukkig maken. Bedenk
je toch, eer het te laat is!"
Deze sombere voorstelling van de toekomst maakte ongelukkig
niet den minsten indruk op den jongen man. Hy antwoordde
bedaard
„'t Is toch al zeer merkwaardig, papa, dat wij altyd moeten
kibbelen! Nu stonden wij juist op zulk een goeden voet met
elkaar! Ge hadt u met mijn „kladschilderen" verzoend en waart
al zoo aardig op weg zelfs trotsch daarop te worden en nu
ia mijn engagement u weer niet naar den zin. Eigenlijk moest
ge er veeleer trotsch op zyn. Bij u komt de oude aristocratie
niet anders dan als ze aan rheumatiek lijdt; ik verbindt mij met
de jonge aristocratie, door een huwelijk met haar aan te gaan.
Dat is toch een groote vooruitgang, zou ik denken!"
„'t Is de onzinnigste van al je onzinnige streken!" riep de
professor verwoed. „Eens voor altijd
Hier werd het gesprek gestoord door een bediende, die den
professor op diens bevel kwam verwittigen, dat de gravin uit
haar slaap was ontwaakt. Als nauwgezet arts gaf hij ook thans
aan die oproeping gehoor, maar gelastte zyn zoon te blyven, daar
hij binnen een kwartier hoopte terng te zijn.
In het vertrek, dat hij moest doorgaan, om in de slaapkamer
van de gravin te komen, ontmoette hy onverwachts Gerlinde,
die het als een uitkomst beschouwd had, dat de gravin naar
haar verlangde en ijlings aan dien wensch voldeed. Hierdoor
ontsnapte zij althans voorloopig aan dc verwyten van haar
vader, dien Hertha op zich had genomen eenigermate te zullen
kalmeeren.
Zoodra Wehlau het jonge meisje gewaar werd, schoot hy als
een roofvogel op haar toe.
„Freule van Eberstein, ik zou u gaarne even onder vier oogen
willen spreken! Mag ik u een paar vragen doen?"
„Ja wel, professor!" antwoordde Gerlinde, min of meer ont
hutst by dezen aanhef. Zy koesterde een onoverwinnelyken
angst voor den vreemden geneesheer, die tot hiertoe nog nooit
eenige notitie van haar had genomen, en zijn korte, gebiedende
wys van spreken, zelfs aan het ziekbed, was allesbehalve geschikt
om haar wat meer vertrouwd met hem te maken. Ze kreeg
hartkloppingen bij de gedachte, dat juist die man de vader was
van haar Johan, en nu kwam bij vlak bij haar en begon haar
allerlei wonderlijke vragen te doen, waarvan ze letterlyk niets
begreep. En daarbij keek hij haar zoo strak, zoo onophoudelijk
aan, dat ze er benauwd van werd. Het arme kind begreep
natunrlijk niet, dat ze een examen in gezond verstand moest
ondergaan, en gaf in haar ang3t en verwarring geheel verkeerde
antwoorden, waardoor Wehlau natuurlijk in zyne eens opgevatte
meening versterkt werd.
Eindelijk bracht hij het gesprek op de familielegenden, waarby
het idee fixe van den ouden baron zich had geopenbaard. Tydens
haar verblijf in de stad en te Berkheim had Gerlinde zich haar
kroniekstijl vrij wel afgewend; de gravin en Hertha hadden een
heilzamen invloed in dat opzicht op haar uitgeoefend. Maar nu
wa dat alles vergeten. Die starende blik betooverde haar
lett '.rlyk, zooals de blik eener slang een sidderenden vogel. Ze
beijverde zich slechts dien vraagal tevreden te stellen, en toen
het hem nu ongelukkig inviel te zeggen: „De familie heet eigen
lijk Eberstein-Ortenau, niet waar? Of Ortenau-Eberstein?" vouwde
zij weer de handen en begon:
„In het jaar onzes Heeren dertienhonderdzeventig was er een
twist uitgebroken tusschen Koenraad van Eberstein en Baldewinus
van Ortenau» dewijl en nu was er geen houden meer aanl