HELDERSOHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°60.
Vrijdag 20 Mei.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Nationale Militie.
INSPECTIE YOOR DE YERLOFGiNGERS.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plnatsrnimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Hélder
brengen ter openbare kennis:
Dat het ONDERZOEK OVER DE VERLOFGANGERS
van de Militie te land, bedoeld bij art. 138 der wet op de
Nationale Militie, voor deze gemeente is bepaald op Donderdag
den 16 Juni 1887, des voormiddags ten 10 ure, in de Bouwzaal
achter het Bureau voor Gemeentewerken, naast het Weeshuis alhier.
Aan dat onderzoek moeten deelnemen alle verlofgangers der
Militie te land, die vóór den lsten April 1887 in het genot van
onbepaald verlof zijn gesteld, onverschillig tot welke lichting zij
behooren.
De belanghebbenden worden herinnerd aan de volgende wets
bepalingen
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in
uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrusting
stukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn
zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest
van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen
provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door
den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger:
1. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt:,
2. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet
voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde voorwerpen
3. wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet in
voldoenden staat worden bevonden4. die kleeding- of uitrusting
stukken, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand
artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan
kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de
hem opgelegde straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van
den militie-commissaris, te richten aan den Burgemeester der
woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerd
geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde
huis van bewaring of arrest overgebracht.
61) SINT-MICHAËL.
Door E. WERNER.
Even innig en teeder als dit weerzien was, even kort was het
ook. Rodenberg hield zijne aanstaande nog tegen zijn hart ge
klemd, maar het eerste woord, dat hij tot haar sprak, was tevens
een woord van afscheid.
«Ik kan niet blijven. Ik wilde je alleen maar even zien, vliegens
één oogenblik geluk genieten ik moet weg!"
«Weg?" herhaalde Hertha, terwijl zij zich, nog half be
dwelmd van schrik en - blijdschap tegen hem aanvlijde. «Nu,
in dezelfde minuut dat we elkaar weerzien? Dat kunt ge niet
meener.
«Ik moet," verzekerde hy. //Misschien zien we elkander over
morgen nog terug."
//Misschien maar En als dat nu in de drukte er bij inschiet
Hebt ge dan niet eens een kwartier over om mij goedendag te
zeggen?"
z/Hertha, ge begrijpt niet hoe hard het my valt je thans te
verlaten; maar de plicht gebiedt ik moet gehoorzamen."
De plichtHertha had dit onmeedoogende woord zoo menig
maal van den generaal gehoord en wist wat het beteckende. Een
paar gloeiende tranen rolden haar over de wangen, maar ze
wendde verder geen poging aan om haar vriend te weerhouden.
Nog eens drukte hij zijne lippen op dc haren.
//Vaarwel! En nog iets Raoul is hier! Hij mocht eens,
ondanks alles, moeite doen om u te zien en te spreken, als hij
hoort dat ge hier zijt beloof my dan hem niet te woord te
staan 1"
Een minachtende uitdrukking verspreidde zich over de wezens
trekken der jonge gravin.
z/Hij zal 't niet wagen met haar in de nabijheid!"
z/Met wie in de nabijheid?" Wat meent ge?" vroeg Michaël,
vreemd hiervan ophoorende.
„Heloïse de Nerac!"
//Is zij hier? En Clermont
„Hy ook!"
//Goddank! Waar waar zijn ze?"
«Hier in huis, op de zolderkamer maar zeg mij dan
toch
„Dat mag ik niet! Vraag mij niets, volg mij niet! Alles
hangt er van af of ik hen vind, en dan dan mag ik ook bij
u blijven!"
Hij snelde heen, den pastoor voorbij, die hem was gevolgd en
nu in stomme verbazing achterbleef. Ook Hertha begreep er
niets van en klampte zich slechts aan de laatste woorden van
den wegsnellenden man vast: „Dan mag ik bij u blijven."
De zolderkamer, waar een enkele kaars brandde, was nog
eenvoudiger gemeubeld dan de andere vertrekkenmaar de vreemde
lingen, die dien middag waren aangekomen, hadden zonder lange
beraadslagingen genomen wat ze krijgen konden, daar zij slechts
tot 's avonds dachten te blijven. Ze waren beiden in reiskostuum
en hielden zich blykbaar elk oogenblik gereed om te vertrekken.
Henri de Clermont liep onrustig de kamer op en neer, terwijl
Heloïse in den ouden leunstoel zat, die bier de plaats van sofa
bekleedde.
«Alweer twee uur uitstel!" zeide zij op half wanhopigen toon.
zr't Is alsof we nooit verder zullen komenMorgen vroeg hoopten
we al op do grenzen te zijn, maar daaraan is geen denken meer."
wEn dat is heel alleen uw schuld I" viel Henri verstoord in.
#'t Was ontzettend onvoorzichtig vap je, Fransch te spreken, toen
we van coupé moesten verwisselen en weer wilden instijgen. Ge
kondt toch begrypen, dat een opgewonden menigte op het perron
Art. 143. Onverminderd dc straf, in art. 141 vermeld, is de
verlofganger verplicht, op den daartoe door den militie-commissaris
te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven
wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het feit, sub. 4. vau art. 141 bedoeld, of niet over
eenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris verschijnt, of
aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert, sub. 2 en 3 van
art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van 3
tot 6 maanden gehouden.
Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan
eene oproeping voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur
behandeld.
Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van
krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschappen
der militie te land, die zich onder de wapenen bevinden, van
toepassing en met opzicht tot de verschillende gevallen van desertie
op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn
1. zoolang zij zich bij hun corps bevinden; 2. gedurende
den tijd, dien het in art. 143 bedoeld onderzoek duurt; 3. in
het algemeen, wanneer zij in uniform zyn gekleed.
Helder, den 16 Mei 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
Als men in alle deelen kon afgaan, zegt „De Tijd/op de
beschouwingen, door den Minister Sprenger van Eijk in
zijne nota gegeven, dan zou het ej in de Oost beter uitzien
dan schier ooit te voren.
Jammer maar, meent het blad, dat eene aandachtige
lezing der nota den aanvankelijk gunstigen indruk niet
geheel bevestigt.
Een juist oordeel omtrent de slagvaardigheid van het
Indische leger kan, naar „De Tijd" beweert, slechts ver
kregen worden door de beantwoording der volgende vragen
a. Hoeveel man ontbreken er op een gegeven tijdstip
dit als een uitdaging opvatten en ons beleedigen zou."
z/Kon ik weten dat het Duitsche volk zoo lichtgeraakt is? Het
waren toch ook maar enkele schreeuwers; het publiek kwam
zelf tusschenbeide en nam ons in beschermingtoen de beambten
zich later met de zaak bemoeiden, was 't niet eens meer noodig."
z/Dat's waar, maar onder al dat beschermen en bemoeien ver
trok de trein, terwijl wij, van alle kanten omringd, niet tot de
waggons konden doordringen. We hebben een halven dag
verloren, en dit nu, terwijl onze veiligheid van elke minuut afhangt
Bovendien hebben we de algemeene aandacht op ons gevestigd
en moeten bly zijn, dat we in dit kleine, ellendige logement
ongemerkt konden verdwijnen. Eerst even vóór ons vertrek
mogen we ons weer aan het station laten zienondanks alle
voorzorgen zou men ons al op het spoor kunnen zijn."
//Onmogelijk! Zelfs in geval de zaak al ontdekt is, zal Raoul
wel zwygen."
„Raoul heeft zich bespottelyk aangesteld!" zeide Clermont
driftig. „Het scheelde niet veel, dat hy het huis bij elkander
riep en my aan de kaak stelde. Had ik hem niet in het oor
gefluisterd: „Denk aan Heloïse! Mót my geeft ge ook haar prijs!"
dan had hij my verraden."
„En nu zal alles op hém neerkomen als wij in veiligheid
zijn
Heloïse's stem beefde min of meer bij deze woorden, maar
Clermont haalde ongeduldig de schouders op.
„Daar is niets aan te doen. Ik of Raoul! Er bleef geen andere
keus over, nadat de zaak zoover was gekomen."
Dit gesprek was natuurlijk in het Fransch, maar ook op zulk
een zachten toon gevoerd, dat men bniten de kamer geen woord
kon verstaan. Nu ging Henri's stem echter tot fluisteren over,
terwijl hij op zyne zuster toetrad:
„Het heeft je moeite gekost hem te laten varen, dat weet ik
maar de prys is het offer waard. Wat ik hier bij mij draag,
verzekert ons een onbezorgde toekomst. Daarmede kunnen we
elke voorwaarde stellen, niets zal ons geweigerd
Eensklaps brak hij af en wendde zich naar de denr, die geopend
werd, en ook Heloïse sprong op met een uitroep van schrik. Op
het zelfde oogenblik dat zij den man gewaar werd, die daar
op den drempel stond, wist zij ook dat het gedaan was
met alle plannen en berekeningen. Zij had die „koele, strakke
oogen" niet tevergeefs geducht; ze kondigden thans haar en haar
broeder den ondergang aan. Rodenberg sloot de deur en naderde
het tweetal.
„Mijnheer dc Clermont, ik behoef u zeker niet te zeggen,
waarom ik hier ben. Ik hoop, dat gij my niet zult noodzaken
in bijzonderheden te treden, dan kunnen wij die zaak in vijf
minuten afhandelen."
Clermont was doodsbleek geworden, maar deed nochtans zijn
best om zich goed te houden.
„Wat bedoelt ge, kapitein? Ik begrijp u niet."
„Dan moet ik my duidelijker uitdrukken. Ik wil de papieren
terughebben, die uit de schryftafel van den generaal gestolen
zijn Steek de band maar niet in den zak, ge ziet dat ik hier
ook een pistool heb, en denkelyk schiet ik beter dan gij. Overi
gens zou het voor u zeer onaangenaam zyn, als er schoten werden
gewisseldhet station is vlak bij en het wemelt er van militairen,
zoodat 't u onmogelijk zou zyn te ontvluchten. Voldoe dus aan
mijn verlangen!"
Clermont liet inderdaad de hand zinken, die hy naar den zak
vóór in zijn jas had uitgestrekt.
„En als ik weiger?" vroeg hy tandenknarsend.
„Dan moet ge de gevolgen dragen. De oorlog is verklaard,
en de krijgsraad maakt gewoonlijk zeer korte metten met
spionnen. Ik laat u de keus. Eén woord van my, en ge zyt
bijv. op 30 Juni 1887 aan elk der gamizoens-en veld-
batailjons? b. Zijn, speciaal wat het veldleger betreft, de
aanwezige manschappen physiek geschikt voor den dienst
en voldoende geoefend, en, zoo neen, hoeveel recruten en
hoeveel zoogenaamd herstelde berri-berri-lijders worden
daaronder aangetroffen? c. Hoeveel militairen rekent men
noodig te hebben voor Atjeh, niet alleen dus voor de
bezetting van dat gewest, maar ook met het oog op de
vervanging van alle zieken of ongeschikten aldaar? Eerst
wanneer zal blijken, dat, behalve hetgeen Atjeh direct en
indirect aan soldaten noodig heeft, en nog tenminste even
veel geoefende en physiek geschikte manschappen aanwezig
zijn als vóór 1 Januari 1873, zal men den toestand der
landmacht in Oost-Indië bevredigend kunnen noemen.
Overigens wil het blad niet ontkennen, dat er in den
laatsten tijd van Regeeringswege ernstig gestreefd wordt
naar eene verbooging onzer weerbaarheid in Indië. De
uitbreiding van het inlandsche en vooral van het Amboi-
neesche element in het leger kan het slechts toejuichen.
Yooral deed het „de Tijd" genoegen, dat de Minister als
zijn gevoelen heeft medegedeeld, dat versterking van het
Europeesche element in het Indische leger, zoo noodig,
te verkrijgen is door gebruik te maken van een deel der
mariniers.
Het blad hoopt, dat de Regeering op den ingeslagen
weg zal voortgaan. Indien nog in den loop van dit jaar
de sterkte van het Indische leger kon worden gebracht op
14,287 Europeanen, 2182 Amboineezen en 16,125 inlanders,
welke cijfers de Minister genoemd heeft, en tevens vol
doende gelet werd op de validiteit der manschappen, dan
zou men, ten minste voorloopig, redenen hebben om tevre
den te zijn.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
„Het eene jaar verschilt niet veel bij het andere. Als
men meent dat de langgerekte winter voorbij is en de lente
aanbreekt, ontstaat er, bij zoelte van enkele uren, onweer,
en de koude, die men vergeten achtte, neemt weêr de
verloren."
„Maar go zult dat woord niet spreken," zeide Clermont
hoonend. „Want dan spreek ik ook, en wat ik te zoggen heb,
zou allesbehalve aangenaam zijn voor een der kommandeerende
generaals van het leger."
Met deze bedreiging roerde hij een teêr punt aan, maar
Michaël behield zijne tegenwoordigheid van geest en maakte haar
aanstonds krachteloos.
„Ge vergist u," antwoordde hij koel. „Graaf Raoul Stein-
ruck is hier, is mét mij u op het spoor, en ter wille van die
ontdekking zal hem licht vergeven worden, dat hy zyn hoofd
één oogenblik kwijt is geweest. En nu verder geen onnoodige
praatjesMoet ik geweld gebruiken Mijn schot roept al de huis-
genooten hier!"
Daar stond hij, de rechterhand met het pistool opgeheven,
den blik onafgewend op zijn tegenstander gevestigd, die nu wel
begreep dat zyn spel verloren was. Clermont was geen lafaard
in den gewonen zin van het woord, maar hij wist, dat hij tegen
dien man niet was opgewassen, en zijn laatste wapen, Raoul's
medeplichtigheid aan het verraad, werd hem nu ook ontnomen.
Hy geloofde werkelijk, dat Raoul zelf aanleiding had gegeven,
dat men hem op het spoor was gekomen. Na een korte aarze
ling haalde hij langzaam dc papieren te voorschijn, die hij op
zijn borst had verborgen, en overhandigde ze aan den kapitein,
die ze in ontvangst nam, zonder zyn dreigende houding op te
geven.
„Ga daar bij het venster staan!" beval hy. „Ik zal onder
zoeken of het pakket ongeschonden is."
Clermont gehoorzaamde en begaf zich naar het venster, waar
heen Heloïse reeds lang de wijk had genomen. Michaël ver
scheurde het couvert, dat aan den generaal geadresseerd en blyk
baar geopend geweest was. Het opschrift van de papieren
vermeldde den inhoud; maar de zegels zelf waren ongeschonden,
en na een kc-t, doch nauwkeurig onderzoek, stak hy ze by
zich.
Henri had onderwijl zijne zuster iets in het oor gefluisterd,
die thans beschroomd en aarzelend op den jongen officier toe
trad.
„Mijnheer Rodenberg wij zyn in uwe handen."
Deze woorden klonken smeekend, angstig, en toen zij vóór den
kapitein stond en de oogen tot hem ophief, trof ook hem die
eigenaardige tinteling, die zoo gevaarlyk was voor de mannen en
die Raonl in het verderf had gevoerdmaar hier stuitte zij af op
een ijskouden blik.
„De weg naar het station staat voor u en nw broeder open,"
antwoordde hij koel. „Ik zal uw afreis niet meer verhinderen,
maar ik hoop, mevrouw, dat ge in het vervolg een ander land
dan Duitschland met uwe diensten zult bevoorrechten.
Heloïse kromp ineen. Een bedreiging had haar minder diep
gekwetst dan die onbeschrijfelijk minachtende toon.
Toen Rodenberg de trap afging, kwam zijn oude leermeester
hem tegemoet, die hem hier bad opgewacht. „In 's hemels naam,
Michaël, wat gebeurt er toch daar boven? Freule Hertha is in
doodelijken angst en ik niet minder; maar wij durfden u niet
volgen.
„Stel Hertha maar gerust en zeg haar dat ik dadelijk kom.
Ik moet nog even iets afdoen en ben in vyf minuten by
haar."
Hij riep den pastoor dit vluchtig en in het voorbygaan toe,
en begaf zich vervolgens door de gelagkamer naar het kleine
vertrek, waar hy Raoul nog aantrof.
De jonge graaf zat aan de tafel met de armen onder het hoofd
en uiterlijk geheel verslagen. Hij zag wel op, toen de kapitein
binnentrad, maar zyn gelaatstrekkon waren zonderling strak en